Aangepast zoeken

Naar beginpagina
Naar overzicht VD AMOKs

VD AMOK
tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
jaargang 7, nummer 4, 1998


Inhoudsopgave



Colofon

VD AMOK
Tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
Jaargang 7, nummer 4, 1998

VD AMOK
Verschijnt 5 maal per jaar en wordt uitgegeven door Vereniging Dienstweigeraars (VD) en het Antimilitaristies Onderzoekskollektief AMOK.
Voor de inhoud van met naam ondertekende stukken zijn de auteurs verantwoordelijk.

Copyright
Overname van artikelen uit het lopende nummer is uitsluitend toegestaan na toestemming van de redactie. Overname van artikelen uit eerder verschenen nummers is toegestaan onder bronvermelding en toezending van een bewijsexemplaar aan de redactie. Deze artikelen staan op onze website www.vdamok.nl

Adres redactie en abonnementenadministratie
VD AMOK
Obrechtstraat 43
3572 EC Utrecht
tel. 06-14127779
e-mail vdamok"at"antenna.nl

Redactie
Kasper Heijting, Sylvester Hoogmoed (fotoredactie), Kees Kalkman, Karel Koster, Guido van Leemput, Stijn van der Putte

Fotografen en illustratoren
Joop Blom, Rob Huibers (HH), Serge Ligtenberg, Bert Verhoeff (HH).

Vormgeving
René Oudshoorn

Drukker
Drukkerij De Dageraad, Den Haag

Verder werkten aan dit nummer mee
Martin Broek, Jos van Dijk, David Jan Donner, Eveline Lubbers, Theo Roncken, Wil van der Schans, Louis Sévèke, Fred van der Spek, Giliam de Valk, Willem Wagenaar.

Abonnementen
Een abonnement is minimaal € 14,- per jaar.
Een steunabonnement is minimaal € 18,-.
Over te maken op giro 5567607 t.n.v. VD AMOK, Utrecht.
Nieuwe abonnementen schriftelijk aanmelden. Wacht met betaling op toezending acceptgiro.
Opzegging uitsluitend schriftelijk vóór aanvang van het kalenderjaar.
Losse nummers kosten € 3,- (€ 4,- inclusief porto).

Advertenties
Tarieven en opgave bij de redactie.



Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Redactioneel -

Themanummer inlichtingen- en veiligheidsdiensten

Enkele maanden geleden ontving de Tweede Kamer de nieuwe Wet Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV). Dit wetsvoorstel vormde de aanleiding voor redactie van VD AMOK onder de titel Dossier WIV het themanummer uit te brengen dat nu voor u ligt. In dit themanummer wordt de nieuwe WIV uitgebreid besproken, wordt ingegaan op de achtergronden van inlichtingen- en veiligheidsdiensten en komen enkele bijzondere problemen aan de orde.

Wat is de kern van de veiligheids- en inlichtingendienstenproblematiek? De officiële doelstelling voor de geheime diensten omvat de bescherming van de democratische rechtsorde, staatsbelangen en strategische gegevens en het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken. De inzet van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten levert problemen op.
Het eerste probleem wordt veroorzaakt door de methoden die deze diensten hanteren. Mensen en groepen die volgens de geheime diensten een gevaar kunnen vormen, krijgen te maken met bijvoorbeeld geopende brieven, afgeluisterde telefoons, observatie en afgeluisterde gesprekken. De gevolgen van de onderzoeksmethoden worden door velen op ongeveer dezelfde wijze ervaren als de dienstplicht en de identificatieplicht. Van staatswege wordt het leven van een burger gecontroleerd en worden de vrijheid en privacy aangetast.
Het tweede probleem is de controle door de onderzochte personen en groepen. Zij worden geconfronteerd met acties die tegen hen worden ondernomen op basis van de resultaten van het onderzoek door de veiligheidsdienst. Ook wanneer de veiligheidsdienst fouten heeft gemaakt. Zij kunnen slechts met moeite erachter komen of zij gevolgd zijn, welke methoden zijn gebruikt en welke conclusies aan de verzamelde gegevens zijn verbonden.
Het derde probleem is de democratische controle. Informatie over de activiteiten van de geheime diensten bereikt het parlement slechts mondjesmaat. Zo geven de jaarverslagen slechts een globaal overzicht en wordt de meeste informatie in een besloten Kamercommissie behandeld. Aan de diensten wordt dan ook alle ruimte geboden ver buiten het boekje te gaan. Of en in hoeverre dit gebeurt: daar kom je nooit achter.

De nieuwe WIV is opgesteld omdat zich daadwerkelijk problemen voordeden. De oude wet bleek wegens de schending van de privacy en de gebrekkige inzageregeling in strijd te zijn met het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. Verder had de parlementaire enquêtecommissie-Van Traa aanmerkingen op de informatie-uitwisseling tussen de BVD en de politie. De nieuwe WIV beoogt deze problemen op te lossen.
Het openingsartikel van dit themanummer De oude en de nieuwe WIV bespreekt de belangrijkste wijzigingen die zijn voorgesteld in de nieuwe WIV. In de drie volgende artikelen — Kabinet koerst op continuïteit, Geen garanties tegen misbruik bevoegdheden en Spioneren en opsporen in de regio — worden enkele belangrijke knelpunten in de nieuwe wet uitgebreid besproken. Uit deze eerste vier artikelen blijkt dat de situatie, anders dan men gezien de aanleidingen voor de geheel nieuwe WIV zou verwachten, er niet beter op wordt.
De artikelen die op de bespreking en beoordelingen van de nieuwe WIV volgen, gaan dieper in op de aandachtsgebieden van veiligheidsdiensten. Blinde vlek of doorn in het oog beschrijft de activiteiten die de BVD door de jaren heen tegen extreem-rechtse personen en organisaties heeft ontplooid. De aandacht die BVD aan extreem-rechts besteedde is in verhouding tot die voor linkse organisaties gering. Dit kwam doordat de BVD geen grote bedreiging zag vanuit extreem-rechtse hoek.
De aandacht van de BVD voor links georiënteerde organisaties en personen is echter lange tijd groot geweest. Zij werden in verband gebracht met de communistische vijand. In BVD en georganiseerde misdaad wordt vervolgens verklaard hoe de taakopvatting van de BVD sinds het einde van de Koude Oorlog is veranderd. De BVD verschuift haar aandacht steeds meer naar het bestrijden van georganiseerde misdaad en corruptie.
Het artikel Duitse veiligheidsdienst loopt in eigen val beschrijft het schandaal rond de bestrijding èn het uitlokken van plutoniumsmokkel door de Duitse Bundesnachrichtendienst. Dit artikel en de korte berichten, waarmee dit themanummer afsluit, geven een idee wat mis kan gaan bij de inzet van geheime diensten.

Het kernprobleem van de inzet van inlichtingen- en veiligheidsdiensten is een akelige paradox. De geheime diensten schaden de democratie die zij moeten beschermen. De beschermingstaken kunnen daarom beter worden overgenomen door opsporingsorganen als de politie, waarbij de onderzoeksmethoden geen aantasting van grondrechten veroorzaken, waarbij inzage door individuen mogelijk is en waarbij democratische controle niet door overmatige geheimhouding belemmerd wordt. Ook moeten alle activiteiten door de rechter gecontroleerd kunnen worden. De nieuwe WIV voldoet aan geen van deze criteria.

De redactie



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Nieuwe wet -

DE OUDE EN DE NIEUWE WIV

De nu bij de Tweede Kamer ingediende 'Regels met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alsmede wijziging van enkele wetten (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987) oftewel de 'nieuwe WIV' vindt zijn ontstaan in enkele schandalen. In 1984 bracht een inbraak van de actiegroep Onkruit aan het licht dat de Militaire Inlichtingendienst op grote schaal burgers bespiedde. Een door enkele van deze burgers vervolgens aanhangig gemaakte procedure leidde tot een veroordeling van de Nederlandse staat bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Geconstateerd werd dat de Nederlandse wetgeving over de diensten onvoldoende garantie bood voor de privacy van de Nederlanders. Tien jaar later werd de Inlichtingendienst Buitenland (IDB) opgeheven nadat medewerkers van de dienst via het Financieel Dagblad een complete mestvaalt van schandalen op straat hadden gekieperd. Tenslotte constateerde de parlementaire Enquêtecommissie over de opsporingsmethoden dat informatie van de inlichtingendiensten regelmatig op ongecontroleerde wijze in het opsporingsproces van justitie terecht kwam.
Deze ontwikkelingen maakten een nieuwe wet onvermijdelijk. Het lijkt er nu echter op dat men van de nood een deugd maakt door de diensten een gigantische uitbreiding van bevoegdheden te geven en de bestaande bescheiden openbaarheid rond hun reilen en zeilen nog verder te beperken. Een overwegend geheim werkende controlecommissie zal daar weinig tegenin kunnen brengen.
In het onderstaande overzicht wordt per wetsartikel vastgesteld wat er gaat veranderen als de voorstellen van de regering worden aangenomen. De tekst van de wetsartikelen zelf is cursief gedrukt.

1. De diensten en hun taken

Artikel 6
1. Er is een Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.
2. Deze heeft tot taak:
a. het verrichten van onderzoek met betrekking tot organisaties en personen die door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat;
b. het verrichten van veiligheidsonderzoeken als bedoeld in de Wet veiligheidsonderzoeken;
c. het bevorderen van maatregelen ter bescherming van de onder a genoemde belangen, waaronder begrepen maatregelen ter beveiliging van gegevens waarvan de geheimhouding door het belang van de staat wordt geboden en van die onderdelen van de overheidsdienst en van het bedrijfsleven die naar het oordeel van Onze ter zake verantwoordelijke Ministers van vitaal belang zijn voor de instandhouding van het maatschappelijk leven;
d. het verrichten van onderzoek betreffende andere landen, ten aanzien van onderwerpen met een overwegend niet-militaire relevantie die door Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, in overeenstemming met Onze betrokken Ministers, met het oog op het belang van de staat zijn aangewezen.

Artikel 7
1. Er is een Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.
2. Deze heeft tot taak:
a. het verrichten van onderzoek:
1e. omtrent het potentieel en de strijdkrachten van andere mogendheden, ten behoeve van een juiste opbouw en een doeltreffend gebruik van de krijgsmacht;
2e. naar factoren die van invloed zijn of kunnen zijn op de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde voor zover de krijgsmacht daarbij is betrokken of naar verwachting betrokken kan worden;
b. het verrichten van veiligheidsonderzoeken als bedoeld in de Wet veiligheidsonderzoeken;
c. het verrichten van onderzoek dat nodig is voor het treffen van maatregelen:
1e. ter voorkoming van activiteiten die ten doel hebben de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht te schaden;
2e. ter bevordering van een juist verloop van mobilisatie en concentratie der strijdkrachten;
3e. ten behoeve van een ongestoorde voorbereiding en inzet van de krijgsmacht als bedoeld in onderdeel a, onder 2e.
d. het bevorderen van maatregelen ter bescherming van de onder c genoemde belangen, waaronder begrepen maatregelen ter beveiliging van gegevens betreffende de krijgsmacht waarvan de geheimhouding is geboden;
e. het verrichten van onderzoek betreffende andere landen, ten aanzien van onderwerpen met een overwegend militaire relevantie die door Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, in overeenstemming met Onze betrokken Ministers, met het oog op het belang van de staat zijn aangewezen.

Artikel 8.1 en 2
1. Onze betrokken Minister brengt jaarlijks voor 1 mei aan beide kamers der Staten-Generaal een openbaar verslag uit van de wijze waarop de dienst zijn taken in het afgelopen jaar heeft verricht.
2. In het verslag wordt in ieder geval inzicht gegeven in:
a. de aandachtsgebieden waarop de dienst zijn activiteiten in het afgelopen jaar heeft gericht;
b. de aandachtsgebieden waarop de dienst zijn activiteiten in het lopende jaar in iedere geval zal richten.

Artikel 12.4
De gegevens die in het kader van de taakuitvoering van de diensten worden verwerkt, zijn voorzien van een aanduiding omtrent de mate van betrouwbaarheid dan wel een verwijzing naar het document of de bron waaraan de gegevens zijn ontleend.

Artikel 13.1-4
1. De verwerking van persoonsgegevens door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst kan slechts betrekking hebben op personen:
a. die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of voor andere gewichtige belangen van de staat;
b. die toestemming hebben verleend voor een veiligheidsonderzoek;
c. omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van onderzoek betreffende andere landen;
d. over wie door een andere inlichtingen- of veiligheidsdienst gegevens zijn ingewonnen;
e. wier gegevens noodzakelijk zijn ter ondersteuning van een goede taakuitvoering door de dienst;
f. die werkzaam zijn of zijn geweest voor een dienst.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst met dien verstande dat voor onderdeel a wordt gelezen: die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zijn een gevaar vormen voor de veiligheid of de paraatheid van de krijgsmacht.
3. De verwerking van persoonsgegevens wegens iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, gezondheid en seksuele leven vindt niet plaats.
4. De verwerking van persoonsgegevens die betrekking hebben op de in het derde lid bedoelde kenmerken vindt slechts plaats in aanvulling op de verwerking van andere gegevens en slechts voor zover dat voor het doel van de gegevensverwerking onvermijdelijk is.

2. Bevoegdheden, methoden en technieken

Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen zullen de mogelijkheden van de diensten enorm worden uitgebreid. In het al genoemde verslag verbazen de kamerleden van GroenLinks zich over 'de presentatie van de nieuwe bevoegdhedencatalogus, alsof het hier om een eenvoudig herformuleren van bestaande of vanzelfsprekende bevoegdheden gaat. (..) De omschrijving van de bevoegdheden in dit voorstel oogt als een tamelijk complete vertaling van de wensenlijstjes die de diensten ongetwijfeld zullen hebben.' In het kader van de regeling van nieuwe bevoegdheden constateert zelfs de VVD-fractie dat 'vooralsnog alles mag, ook als het niet mag.' (noot 2)

Artikel 17.1
De diensten zijn bevoegd zich bij de uitvoering van hun taak voor het verzamelen van gegevens te wenden tot:
a. bestuursorganen, ambtenaren en voorts een ieder die geacht wordt de benodigde gegevens te kunnen verstrekken.
b. de houder van een verzameling van persoonsgegevens.

Artikel 20.1
De diensten zijn bevoegd tot:
a. het observeren en in het kader daarvan vastleggen van gegevens betreffende gedragingen van natuurlijke personen of gegevens betreffende zaken, al dan niet met behulp van observatie- en registratiemiddelen;
b. het volgen en in het kader daarvan vastleggen van gegevens betreffende natuurlijke personen of zaken, al dan niet met behulp van volgmiddelen, plaatsbepalingapparatuur en registratiemiddelen.

Artikel 21.1-3
1. De diensten zijn bevoegd tot;
a. de inzet van natuurlijke personen, al dan niet onder dekmantel van een aangenomen identiteit of hoedanigheid, die onder verantwoordelijkheid en onder instructie van een dienst zijn belast met:
1e. het gericht gegevens verzamelen omtrent personen en organisaties die voor de taakuitvoering van een dienst van belang kunnen zijn;
2e. het bevorderen of het treffen van maatregelen ter bescherming van door een dienst te behartigen belangen.
b. het oprichten en de inzet van rechtspersonen ter ondersteuning van operationele activiteiten.
2. Onze betrokken Minister kan daarvoor in aanmerking komende bestuursorganen schriftelijk opdragen die medewerking te verlenen die noodzakelijk is om een natuurlijke persoon als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, van een aan te nemen identiteit te voorzien (..).
3. De natuurlijke persoon, bedoeld in het eerste lid, onder a, kan bij instructie van de dienst tevens worden belast met het verrichten van handelingen die tot gevolg kunnen hebben dat medewerking wordt verleend aan het plegen van een strafbaar feit, dan wel een strafbaar feit wordt gepleegd. Een instructie als bedoeld in de eerste volzin wordt slechts gegeven, indien een goede taakuitvoering van de dienst dan wel de veiligheid van de betrokken natuurlijke persoon daartoe noodzaakt.

Artikel 22.1 en 3
1. De diensten zijn bevoegd tot het, al dan niet met behulp van een technisch hulpmiddel:
a. doorzoeken van besloten plaatsen;
b. doorzoeken van gesloten voorwerpen;
c. verrichten van onderzoek aan voorwerpen gericht op het vaststellen van de identiteit van een persoon.
(..)
3. Indien dit noodzakelijk is voor het onderzoek van een dienst, kan een bij de toepassing van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, aangetroffen voorwerp voor een beperkte tijd door de desbetreffende dienst worden meegenomen, voorzover onderzoek van het desbetreffende voorwerp ter plaatse van de doorzoeking onmogelijk is en de daarmee beoogde verzameling van gegevens niet op een andere, minder ingrijpende wijze kan worden bewerkstelligd. De desbetreffende voorwerpen worden zo spoedig mogelijk teruggeplaatst, tenzij het belang van een goede taakuitoefening van de dienst zich daartegen verzet of met terugplaatsing geen redelijk belang wordt gediend.

Artikel 23.1
De diensten zijn bevoegd tot het openen van brieven en andere geadresseerde zendingen, zonder goedvinden van de afzender of de geadresseerde, indien de rechtbank te Den Haag daartoe, op verzoek van het hoofd van de dienst, een last heeft afgegeven.<
p>

Artikel 24.1
De diensten zijn bevoegd tot het al dan niet met gebruikmaking van technische hulpmiddelen, valse signalen, valse sleutels of valse hoedanigheid, binnendringen in een geautomatiseerd werk. (..)

Artikel 25.1
De diensten zijn bevoegd tot het met een technisch hulpmiddel gericht aftappen, opnemen en afluisteren van elke vorm van gesprek, telecommunicatie of gegevensoverdracht door middel van een geautomatiseerd werk, ongeacht waar een en ander plaatsvindt. Tot de bevoegdheid, bedoeld in de eerste volzin, behoort tevens de bevoegdheid tot het aanwenden van technische voorzieningen om versleuteling van de gesprekken, telecommunicatie of gegevensoverdracht ongedaan te maken
.

Artikel 26.1, 3 en 7
1. De diensten zijn bevoegd tot het met een technisch hulpmiddel ongericht ontvangen van niet kabelgebonden telecommunicatie. Tot de bevoegdheid, bedoeld in de eerste volzin, behoort tevens de bevoegdheid tot het aanwenden van technische hulpmiddelen om versleuteling van de telecommunicatie ongedaan te maken.
(..)
3. De gegevens die (..) zijn verzameld kunnen door de diensten worden geselecteerd aan de hand van:
a. gegevens betreffende de identiteit van een persoon dan wel de hoedanigheid van een organisatie;
b. een nummer als bedoeld in artikel 1, onder cc, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, dan wel enig technisch kenmerk;
c. aan een nader omschreven onderwerp gerelateerde trefwoorden.
(..)
7. Voor zover de selectie, bedoeld in het derde lid, geschiedt door de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst ten aanzien van telecommunicatie die haar oorsprong en bestemming in Nederland vindt, wordt de toestemming daarvoor verleend in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

Artikel 27

Artikel 28

3. Inzage

Artikel 45.1 en 2
1. Onze betrokken Minister deelt een ieder op diens aanvraag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden mede of en, zo ja, welke hem betreffende persoonsgegevens door of ten behoeve van een dienst zijn verwerkt (..).
2. Voor zover een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt ingewilligd, stelt Onze betrokken Minister de aanvrager zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na bekendmaking van zijn besluit in de gelegenheid van zijn gegevens kennis te nemen. De gegevens worden door de aanvrager bij gelegenheid van de kennisneming op generlei wijze vastgelegd.

Artikel 48.1
Onze betrokken Minister deelt een ieder op diens aanvraag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden mede of kennis kan worden genomen van andere dan persoonsgegevens betreffende de in de aanvraag vermelde bestuurlijke aangelegenheid. (..)

Artikel 49.2
2. Bij het kiezen tussen de vormen van inkennisstelling houdt onze betrokken Minister rekening met de voorkeur van de aanvrager en het belang van de dienst.

4. Controle

Artikel 59
1. Er is een commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
2. De Commissie is belast met:
a. het toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering van hetgeen bij of krachtens deze wet en de Wet veiligheidsonderzoeken is gesteld.
b. het adviseren van Onze betrokken Ministers terzake van het onderzoeken en beoordelen van klachten.

Artikel 60.1 en 2
1. De commissie van toezicht bestaat uit drie leden, onder wie de voorzitter.
2. De leden worden benoemd bij koninklijk besluit op voordracht van Onze betrokken Ministers gezamenlijk voor een tijdvak van zes jaar en kunnen slechts eenmaal worden herbenoemd. Voor de benoeming van de voorzitter wordt door de vice-president van de Raad van State, de president van de Hoge Raad der Nederlanden en de Nationale ombudsman gezamenlijk een aanbeveling gedaan van drie personen.

Artikel 67
De vergaderingen van de commissie van toezicht zijn niet openbaar.

Artikel 75.1
De commissie van toezicht stelt naar aanleiding van het door haar verrichte onderzoek een toezichtsrapport op. Het toezichtsrapport is niet openbaar.

Kees Kalkman
met dank aan Giliam de Valk en Roger Vleugels



Noten:

  1. Giliam de Valk, De BVD en inlichtingenrapportages, Nijmegen 1996, p. 86
    Terug naar tekst
  2. Tweede Kamer 1997-1998 25877 Nr. 5
    Terug naar tekst



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Nieuwe WIV -

Kabinet koerst op continuïteit met nieuwe WIV

De nieuwe WIV maakt geen schoon schip met de dubieuze praktijken waaraan de inlichtingendiensten zich in het verleden schuldig hebben gemaakt. De aanpassing aan de behoeften van de veiligheidsdiensten van grondwetsartikelen die de privacy van burgers moeten beschermen, lijkt een opmaat voor de nieuwe wetgeving. De bescherming van de burgerrechten en de democratische controle leggen het andermaal af tegen het belang van deze diensten.

Een nieuwe Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV) biedt de Nederlandse overheid een kans om te breken met een zwarte bladzijde uit de geschiedenis van onze democratische rechtsstaat. Die zwarte bladzijde gaat over de BVD, de MID en verwante diensten. Zwart is die bladzijde omdat deze instellingen onder de ideologische dekmantel van de Koude Oorlog hebben geopereerd als een staat in de staat. Zonder enige democratische controle zijn duizenden mensen bespioneerd, in hun privacy aangetast en in hun loopbaan gehinderd. Er is afgeluisterd, ingebroken, gestolen. Roddels zijn gedocumenteerd, brieven geopend, namenlijsten gekopieerd. En dat alles op een schaal waarbij de IRT-affaire in het niet verzinkt. En dit gebeurde bovendien niet bij zware criminelen maar bij heel gewone burgers, uitsluitend vanwege hun politieke opvattingen.

Nieuwe start?

Nu de Koude Oorlog voorbij is wordt het zo langzamerhand tijd dat de overheid een nieuwe start maakt en duidelijk breekt met alle kwalijke praktijken uit het verleden. Een nieuwe WIV zou naar mijn mening eigenlijk niet ingevoerd mogen worden als niet eerst schoon schip gemaakt is. Mijns inziens is de eerste taak van het parlement bij dit onderwerp om duidelijk en in het openbaar afstand te nemen van het verleden en op basis daarvan heldere grenzen te trekken voor het functioneren van nieuwe inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Indien deze tenminste echt niet gemist kunnen worden. Voor mij staat dat nog in het geheel niet vast. Het lijkt mij beslist het overwegen waard om de bescherming van de democratische rechtsorde in handen te geven van (een deel van) het politie-apparaat. Als je ziet hoe in het verleden het werk van aparte, nauwelijks gecontroleerde diensten uit de hand is gelopen en als je kijkt naar de nieuwe, internationale en nationale politieke verhoudingen dan is een wat meer principiële discussie over de noodzaak van aparte inlichtingen- en veiligheidsdiensten in elk geval geen overbodige luxe.

Het is de vraag of dat er van komen zal bij de behandeling van de nieuwe WIV. Het wetsontwerp ziet er op het eerste gezicht bepaald niet revolutionair uit. Het lijkt de BVD en de MID de kans te geven op oude voet verder te gaan, nu meer gelegaliseerd, maar verder geen spat veranderd. De doelen zijn zo vaag mogelijk geformuleerd, de bevoegdheden zijn ruimhartig omschreven en er is nog steeds geen sprake van enige werkelijk democratische controle. Het is ook onwaarschijnlijk dat een meerderheid in het parlement afstand zal nemen van de behoudende koers die de paarse coalitie bij dit ontwerp heeft ingezet. Een grote meerderheid van het parlement heeft immers de afgelopen decennia de geheime diensten hun gang laten gaan zonder enige daadwerkelijke controle, enkel op goed vertrouwen en met slechts af en toe wat vage informatie van de verantwoordelijke bewindspersoon, die er trouwens ook niet veel meer van wist. De manier waarop de grote partijen tot nu toe zijn omgegaan met de manipulatie van informatie over de val van Srebrenica is tekenend. Zullen dezelfde politici, die jarenlang - weliswaar onwetend, maar toch - verantwoordelijkheid hebben gedragen voor het optreden van BVD en MID, nu ineens bereid zijn tot openheid van zaken en een principieel debat? Voortzetting van het huidige beleid voorkomt principiële vragen en het oprakelen van het Koude Oorlogsverleden. Daar zitten de grote partijen, die nog zo nauw met de recente geschiedenis verbonden zijn, bepaald niet op te wachten. Vanuit dit gezichtspunt zou men kunnen stellen dat de nieuwe WIV te vroeg komt.

Grondwetswijzigingen

Dat er op continuïteit gekoerst wordt bleek dit voorjaar al bij de behandeling van enkele belangrijke grondwetswijzigingen die moeten voorkomen dat de ruime bevoegdheden van de geheime diensten in strijd zijn met grondrechten. Het gaat met name om de artikelen 12 en 13 over respectievelijk het `binnentreden van de woning' en het `briefgeheim'. Deze artikelen beschermen het privé-terrein en de privacy van de burger in het algemeen tegen ongewenst binnendringen. Uitzonderingsbepalingen zijn er voor de politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Hoe deze uitzonderingspbepalingen precies geformuleerd zouden moeten worden was onderwerp van discussie in de Tweede Kamer in januari van dit jaar.

Belangrijke vraag bij de discussie over artikel 12 was of een burger bij wie de politie huiszoeking doet daarvan ook, onmiddellijk of na verloop van tijd, op de hoogte gesteld moet worden (zodat ook bezwaar gemaakt kan worden etc.). De regering stelde zich daarbij op het standpunt dat dat niet zou hoeven te gelden voor de BVD. Tot nu toe was het wel mogelijk berichtgeving over huiszoekingen uit te stellen, maar afstel was volgens de wet niet mogelijk, ook niet voor de BVD. Dat wilde men nu graag veranderen. Een geheime dienst moet in het geheim kunnen opereren, daar mag kennelijk niets aan veranderd worden. Terecht noemde M. Rabbae (GroenLinks) de benadering van de regering "te absoluut". "Het betekent eigenlijk dat elke keer dat de BVD een woning binnentreedt, dat per definitie goed is en nooit een vergissing kan zijn." Dit is precies de gedachte op grond waarvan de geheime diensten tot nu toe geheel vrij en naar willekeur hebben kunnen opereren, een vrijbrief die moeilijk te rijmen is met de principes van onze rechtsstaat.

Typerend was de opstelling van minister Dijkstal toen hem gevraagd werd waarom de Grondwetswijziging nu noodzakelijk was en welke problemen de huidige formulering met zich meebracht voor het werk van de BVD. Dijkstal erkende dat het handelen van de BVD op dit punt (kennisgeving van het binnendringen van een woning) vermoedelijk niet in overeenstemming is (geweest) met de tot nu toe geldende tekst van artikel 12 van de Grondwet. "Dat punt moeten wij dus nader regelen". Let wel: de BVD hoeft zijn praktijken niet te veranderen, de Grondwet moet aangepast worden aan de behoefte van de dienst.

Ook bij artikel 13 over het briefgeheim, en meer in het algemeen het `communicatie-geheim', want ook telefoon, fax, e-mail en gesprek zijn hier aan de orde, wil de regering een uitzondering maken voor de BVD. Dat leidt volgens Prof. E. Dommering, hoogleraar informatierecht in de NRC van 13 januari, tot formuleringen die aanvechtbaar zijn volgens het Europees recht. Dommering meent dat de regering, ook in bijvoorbeeld de Telecommunicatiewet, de prioriteit legt bij de openbare orde ten koste van de bescherming van vrije en ongestoorde communicatie. Anders gezegd: de regering ziet deze problematiek meer door de ogen van de BVD dan vanuit de belangen van de burgers. Deze opstelling van de paarse coalitie, die ook bij de nieuwe WIV te verwachten is, vraagt natuurlijk om een harde oppositie vanuit het parlement. Maar of dat er van zal komen is gezien de huidige politieke verhoudingen twijfelachtig.

Dat paars eerder op uitbreiding dan op inperking van de bevoegdheden van de BVD uit is blijkt ook uit de discussies in de Eerste Kamer over de grondwetswijzigingen. De Grondwet moet volgens Dijkstal de mogelijkheid open houden operaties geheim te houden vanwege de bronbescherming (infiltranten moet veiligheid gegarandeerd kunnen worden), goede buitenlandse betrekkingen (stel je voor dat openlijk bekend wordt dat we de ambassade van Rusland afluisteren), en vanwege de bescherming van de manier van werken (moet geheim blijven, kan niet anders, want het is een geheime dienst, etc.). Daarbij merkt de minister op dat het aantal operaties waarop de vereiste vrijwaring van kennisgeving betrekking heeft de komende tijd waarschijnlijk groter zal worden vanwege de versleuteling van berichten. Daarvoor zal het nodig zijn dat de diensten ook langs een andere weg dan via telefoon- of e-mailtaps aan de vereiste informatie kunnen komen. Dus ze zullen vaker moeten inbreken. En terwijl er vroeger alleen afluisterapparatuur mocht worden geplaatst mag er nu van alles volgens artikel 29 van de nieuwe wet. Daarin is ook bepaald dat voor de uitoefening van deze bevoegdheid geen speciale toestemming vereist is.

Kritische vragen

Voor wie alleen de opgefokte verhalen over terrorisme en extremisme tellen kan geen maatregel ver genoeg gaan. Maar de volksvertegenwoordiging heeft bij haar wetgevende taak ook tegenwicht nodig. Tijdens de Koude Oorlog is er niet of nauwelijks tegenwicht geboden. De vraag is wie er nu de kritische vragen gaat stellen (buiten GroenLinks en de SP).

Vorig jaar heb ik aan een aantal Tweede Kamerleden een uittreksel gestuurd van mijn BVD-dossier. Dat zit vol met berichten over doodgewone politieke activiteiten: vergaderingen, bestuurslidmaatschappen, commissies, verkiezingen enz. De enige onwettige activiteit waarvan melding wordt gemaakt betrof een kraakactie. Verder blijk ik dus jarenlang in de uitoefening van mijn politieke rechten te zijn bespioneerd alleen vanwege het feit dat ik koos voor de CPN. Ik heb de (merendeels wat langer zittende) kamerleden de vraag voorgelegd: Was dat nou de bedoeling van de BVD? Heeft u dit voor ogen gehad toen u als volksvertegenwoordiger elk jaar weer opnieuw accoord ging met de begroting van Binnenlandse Zaken?

Als ik af moet gaan op de antwoorden die ik heb gekregen kan ik tot geen andere conclusie komen dan dat er voor dergelijke vragen nauwelijks interesse bestaat in het parlement. De meesten reageerden helemaal niet, enkelen verwezen naar de speciale woordvoerder van hun fractie inzake de BVD, die vervolgens niets meer liet horen, en slechts een paar namen de moeite het standpunt van hun partij in zeer algemene termen op te schrijven. Niemand ging rechtstreeks in op de vragen die ik heb gesteld.

De brief die de PvdA'er Van Oven schreef bevatte nog de meest interessante informatie met het oog op de nieuwe WIV. De PvdA, schreef Van Oven, meent dat in de huidige WIV niet voldoende duidelijk is omschreven wanneer de BVD persoonsonderzoeken zou mogen doen en met welke middelen. Bovendien heeft de burger naar wie een onderzoek is gedaan geen enkel rechtsmiddel om inzage in verzamelde gegevens af te kunnen dwingen. De Vaste Kamercommissie en de Nationale Ombudsman bieden de burger volgens de PvdA geen daadwerkelijk rechtsmiddel. Tenslotte zou de PvdA ook de controle op de BVD willen uitbreiden door middel van een bredere Kamercommissie. Van Oven kondigt aan de nieuwe wetgeving zeer kritisch te zullen bekijken. Dat kan spannend worden.

Zo valt er bijvoorbeeld het een en ander aan te merken op de taakomschrijving van de veiligheidsdiensten in de nieuwe wet (artikel 6). Er moet onderzoek gedaan worden "met betrekking tot organisaties en personen die door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde". Ik ben benieuwd of dit voor de PvdA voldoende duidelijk is. In de Eerste Kamer heeft GroenLinks woordvoerster Coby Schoondergang vorig jaar naar aanleiding van een - overigens op verzoek van Van Oven - verstrekt overzicht van buitenlandse diensten gewezen op het voorbeeld van Canada. Daar zijn alle niet gewelddadige politieke activiteiten gevrijwaard van bemoeienis. Dat is een benadering die naar mijn mening beter past in de huidige tijd en die in elk geval een einde zou kunnen maken aan de ideologisch getinte controle van de Koude Oorlogsdiensten.

Verder mag op grond van de stellingname van Van Oven verwacht worden dat de PvdA het wetsontwerp zal afwijzen vanwege het ontbreken van rechtsmiddelen voor de burger. De nieuwe WIV heeft immers slechts de Nationale Ombudsman als klachtenkanaal te bieden. Echt verweer is er niet en zal er ook niet komen. De BVD kan z'n gang blijven gaan zonder de dreiging van enige rechterlijke bemoeienis.

Ook ten aanzien van de bevoegdheden die in de nieuwe wet worden beschreven en de controle op de uitvoering van het werk kan ik me niet voorstellen dat de PvdA het wetsontwerp kritiekloos zal laten passeren. De bevoegdheden van de diensten zijn namelijk bijzonder ruimhartig omschreven. Een voorbeeld ter illustratie. De dienst mag inbreken en stelen staat - in mooiere woorden - in artikel 22. Wat gestolen wordt moet worden teruggeplaatst, "tenzij het belang van een goede taakuitoefening van de dienst zich daartegen verzet" (punt 3).

Maar het belangrijkste is misschien nog wel dat er van democratische controle nauwelijks sprake is. Naast de (ongewijzigde) Vaste Kamercommissie komt er een Commissie van Toezicht van drie mensen op persoonlijke titel. Deze opereert echter in het geheim en maakt slechts globale, gekuiste verslagen. Nu zal iedereen wel kunnen begrijpen dat inlichtingendiensten niet kunnen werken zonder geheimhouding ten aanzien van concrete onderzoeken. Maar dat hoeft een normale vorm van kwaliteitszorg met een soort visitatie of inspectie vanuit het parlement toch niet in de weg te staan. Als het doel de handhaving van de democratische rechtsorde is moet er ten aanzien van de middelen toch het uiterste worden gedaan om de diensten op democratische wijze te kunnen controleren. We mogen hopen dat Van Oven op dit punt de rug recht houdt en geen genoegen neemt met het voortbestaan van een in feite oncontroleerbare overheidsdienst.

Burgerrechten en democratische controle lijken het ook in de nieuwe WIV te moeten afleggen tegen het streven de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alles te laten doen wat `in het belang van de dienst' noodzakelijk wordt geacht. Dat zou betekenen dat Nederland met een in wezen vooroorlogse en niet in een democratisch bestel passende `geheime dienst' de nieuwe eeuw ingaat. Tenzij onze volksvertegenwoordigers in staat zijn voldoende tegenwicht te bieden.

Jos van Dijk



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Nieuwe WIV -

Geen garanties tegen misbruik bevoegdheden

Het nieuwe wetsvoorstel moet in de eerste plaats adequate en effectieve garanties bieden tegen het misbruik van bijzondere bevoegdheden door inlichtingendiensten. Bij nadere beschouwing van de wet blijkt dat een kader dat de toetsing van de rechtmatigheid van de inzet van bijzondere bevoegdheden mogelijk moet maken, ontbreekt. Het lijkt slechts een kwestie van tijd dat burgers deze wetgeving zullen aanvechten bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Volgens de nieuwe wet moet een Commissie van Toezicht toetsen of de inzet van bijzondere bevoegdheden rechtmatig is. Ze is daarvoor aangewezen binnen het kader dat de nieuwe wet daarvoor biedt. De wet introduceert weliswaar twee criteria, van `subsidiariteit' en `proportionaliteit', maar geeft er geen invulling aan. Ook de taken waarvoor de bevoegdheden mogen worden ingezet, zijn niet duidelijk omschreven. De wet (en de bijbehorende Memorie van Toelichting) is een puur beleidsmatig stuk dat geen aanknopingspunten biedt voor de toetsing van de rechtmatigheid van de inzet van bevoegdheden.

Beginselen

De BVD hanteert sinds vele jaren de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit bij de inzet van bijzondere bevoegdheden. (noot 1) Deze beginselen zijn ook in het wetsvoorstel terug te vinden.
Wat houden deze begrippen in? In spreektaal betekent subsidiariteit: indien je de keuze uit verschillende middelen hebt, dien je het lichtste middel in te zetten. Proportionaliteit betekent dat het gebruikte middel in relatie tot het doel moet staan. Telkens moet aan beide voorwaarden worden voldaan.
Voorbeeld 1: Stel dat je in huis een mug wilt bestrijden en daarvoor slechts een atoombom en een kanon ter beschikking hebt. Als je met het kanon op een mug gaat schieten, is voldaan aan de voorwaarde van subsidiariteit: het is het lichtste middel. Echter, het middel mag niet worden ingezet, want het middel van een kanon is te zwaar in verhouding tot het te bereiken doel: het is niet proportioneel.
Voorbeeld 2: Stel je hebt naast bovengenoemde middelen ook een vliegenmepper ter beschikking. De vliegenmepper mag wel worden gebruikt: het is het lichtste middel (subsidiariteit) en het gebruik ervan staat bovendien in relatie tot het te bereiken doel (proportionaliteit).
In relatie met het wetsvoorstel wordt niet over middelen gesproken, maar over bijzondere bevoegdheden die mogen worden uitgeoefend. De inzet hiervan moet steeds zowel subsidiair als proportioneel zijn. Dit staat omschreven in de artikelen 31 en 32, met een impliciete verwijzing in art. 29, lid 1.

Begripsverwarring

In de Memorie van Toelichting wordt tientallen malen verwezen naar subsidiariteit en proportionaliteit. Het is gezien het belang van deze begrippen merkwaardig dat ze in de Memorie van Toelichting (MvT) door elkaar gehaald worden:
"De concrete uitoefening van een bijzondere bevoegdheid dient vervolgens evenredig te zijn aan het daarmee beoogde doel. Deze proportionaliteitseis is neergelegd in artikel 31, vierde lid [art 31, lid 4: `De uitoefening van een bevoegdheid dient evenredig te zijn aan het daarmee beoogde doel.' - GdV]. Ter illustratie: indien het beoogde doel, bijvoorbeeld gegevens [sic] omtrent personen die bepaalde woningen bezoeken, kan worden bereikt door plaatsing van een videocamera voor die woning dan is de inzet van een videocamera in de betreffende woning een vorm van onevenredige toepassing." (MvT, 53) De illustratie betreft niet de proportionaliteit, maar de subsidiariteit. De ingreep kan namelijk wel degelijk proportioneel zijn, dat hangt namelijk af van de aard van de dreiging. Die dreiging kan zodanig groot zijn dat op zich het plaatsen van een camera in de woning gerechtvaardigd is. De illustratie gaat over subsidiariteit, omdat voor het bereiken van het gewenste doel die bevoegdheid wordt gebruikt die de lichtste ingreep inhoudt.
Deze verwarring lijkt tekenend voor het gebrek aan concrete invulling van deze voor de rechtmatigheidstoetsing zo cruciale begrippen. Het lijkt alsof de vele verwijzingen ernaar moeten verhullen dat er op dit punt bitter weinig is geregeld.

Subsidiariteit

Het wetsvoorstel hanteert bij het beginsel van subsidiariteit een nadrukkelijk onderscheid tussen enerzijds informatie uit openbare bron of bronnen waarover de dienst recht op kennisneming is verleend (zoals de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en politieregisters) en anderzijds niet-openbare bronnen. Indien een dienst informatie uit de eerste groep (openbare) bronnen kan verkrijgen, mag geen bijzondere bevoegdheid worden gebruikt (art. 31, lid 1).
Ten aanzien van de bijzondere bevoegdheden onderling wordt geen onderscheid gemaakt. Er wordt slechts gesteld dat in elk geval gekeken moet worden wat voor de betrokkene het minste nadeel oplevert (art. 31, lid 2). In de Memorie van Toelichting wordt ten aanzien van de bijzondere bevoegdheden slechts herhaald dat een verdere uitsplitsing geen zin heeft, omdat er voor een concrete situatie geen rangorde valt te maken tussen deze bevoegdheden (MvT, 51-52).
Dit is opmerkelijk omdat in het wetsvoorstel zelf wel degelijk een onderscheid wordt gemaakt tussen de bijzondere bevoegdheden. Dit onderscheid komt tot uiting in: 1) wie toestemming moet geven voor de inzet van een specifieke bevoegdheid; 2) de duur van de periode dat deze bevoegdheid mag worden uitgeoefend.
Indien de regering dat had gewild, had er nog een verder onderscheid kunnen worden gemaakt. Leidraad hierbij had kunnen zijn: 3a) Verschillen in bescherming die in het verleden zijn gemaakt. Bijvoorbeeld de post werd met een rechterlijke toetsing beter beschermd dan het telefoonverkeer (handtekening ministers); 3b) Inperkingen die zijn opgelegd aan de politie, bijvoorbeeld met betrekking tot het plegen van misdrijven door agenten; 4) de mate waarin de privacy van betrokkenen wordt aangetast.
In de tabel heb ik een aanzet tot rangorde gegeven. De indeling is in de eerste plaats gebaseerd op de status van degene die toestemming moet verlenen voor de uitoefening van de bevoegdheid (kolom 1), vervolgens op de duur van de uitoefening (kolom 2). De onderverdeling met hoofdletters is een verfijning die gebaseerd is op criterium 3 (de wetgeving in het verleden of in vergelijkbare situaties) en criterium 4 (de zwaarte van de inbreuk op de privacy).
Het is opvallend dat de inzet van agenten die eventueel strafbare handelingen plegen, in deze rangorde als minder zwaar beoordeeld wordt dan het plaatsen van taps, terwijl het middel tijdens de IRT-debatten juist als zeer zwaar was aangemerkt.


1 en 2 3 en 4 Omschrijving bevoegdheid Toestemming verlening Periode uitoefening
I A Nieuwe bijzondere bevoegdheid Minister + wetsvoorstel Drie maanden + verlenging
II B Doorzoeken woning Minister Drie dagen
III C Openen brieven Rechterlijke toetsing; wordt minister Drie maanden
IV D Tap telecommunicatie en geautomatiseerd werk Minister Drie maanden + verlenging
IV E Ontvangen niet-kabelgebonden telecommunicatie, o.g.v. selectie identiteit/nummer Minister Drie maanden + verlenging
V F Ontvangen niet-kabelgebonden telecommunicatie, o.g.v. selectie trefwoorden Minister Een jaar + verlenging
VI G Inzet agenten, die eventueel strafbare handelingen plegen Minister, Hoofd IVD, submandaat Drie maanden + verlenging
VI H Oprichten rechtspersoon Minister, Hoofd IVD, submandaat Drie maanden + verlenging
VI H Doorzoeken besloten plaatsen (niet zijnde woningen) Minister, Hoofd IVD, submandaat Drie maanden + verlenging
VI H Binnendringen geautomatiseerd werk Minister, Hoofd IVD, submandaat Drie maanden + verlenging
VI H Doorzoeken gestolen voorwerpen + tijdelijk meenemen Minister, Hoofd IVD, submandaat Drie maanden + verlenging
VI H Onderzoek voorwerp voor vaststellen identiteit Minister, Hoofd IVD, submandaat Drie maanden + verlenging
VI I Observeren natuurlijke personen en zaken Minister, Hoofd IVD, submandaat Drie maanden + verlenging
VI I Volgen natuurlijke personen en zaken Minister, Hoofd IVD, submandaat Drie maanden + verlenging
VII J Opvragen verkeersgegevens Geen toestemming vereist als bedoeld in art. 19 Periode van verzoek
VII J Opvragen abonneegegevens Geen toestemming vereist als bedoeld in art. 19 Eenmalig
VIII K Ongericht ontvangen niet-kabelgebonden telecommunicatie Geen toestemming vereist Onbeperkt


Het is, met name ten aanzien van de eerste twee punten — toestemming en duur —, zonder meer opmerkelijk dat er volgens de MvT geen rangorde valt te maken. Waarom wordt er uitdrukkelijk onderscheid gemaakt tussen wie er toestemming mag verlenen en de duur, en wordt dit vervolgens compleet genegeerd als het maken van een rangorde ter sprake komt? Er wordt in de MvT niet eens de moeite genomen toe te lichten waarom duur en toestemmingsverlening geen criteria voor een rangorde zouden kunnen zijn. Het kan zijn dat in bepaalde gevallen wenselijk is om van een gegeven rangorde af te wijken, gezien bijzondere omstandigheden. De wetgever kan deze gevallen bijvoorbeeld geclausuleerd toelaten. Zo zou een clausule kunnen zijn dat deze gevallen actief en gemotiveerd aan de Commissie van Toezicht moeten worden gemeld.
Het ontbreken van een invulling van de subsidiariteit van de bijzondere middelen heeft tot gevolg dat de rechtmatigheidstoetsing op dit punt niet goed mogelijk is. Men kan immers moeilijk een rechtmatigheidstoetsing uitvoeren indien de criteria voor deze toetsing afwezig zijn.

Proportionaliteit

In de wet wordt op twee manieren de proportionaliteit aan de orde gesteld. Ten eerste mag een bijzondere bevoegdheid alleen worden gebruikt indien het — in relatie met het te bereiken doel — de betrokkene geen onevenredig nadeel oplevert (art. 31, lid 3). Verder moet de inzet van de bijzondere bevoegdheid evenredig zijn aan het beoogde doel (art. 31, lid 4).
Wie op zoek gaat hoe deze proportionaliteit is uitgewerkt in de MvT, komt slechts de definiëring ervan tegen: als het nadeel voor de betrokkene in onevenredige verhouding staat tot het beoogde doel, dan dient de uitoefening van een bevoegdheid achterwege te blijven (MvT, 53). Wie op zoek gaat naar criteria, die een nadere invulling kunnen zijn voor een rechtmatigheidstoetsing, blijft met lege handen achter. Slechts de definitie zelf is het toetsingskader.

In het strafrecht is dit volstrekt anders geregeld. Daar is de uitoefening van bevoegdheden zoals huiszoeking of voorarrest, uitdrukkelijk aan de zwaarte van delicten gekoppeld en geregeld in het Wetboek van Strafvordering. Bij lichte vergrijpen mogen deze bevoegdheden niet worden uitgeoefend. Dit dient de rechtsbescherming van burgers.
Hier volgt een illustratie van hoe het criterium van proportionaliteit kan worden ingevuld: bij een militaire oefening is zodanig met traangas omgesprongen dat moeders van in de buurt spelende kinderen hierover klagen. Stel nu dat deze moeders de situatie zodanig beu zijn, dat zij een zitblokkade op de weg organiseren. Het betreft hier een tijdelijke en op de publiciteit gerichte protestactie. De betreffende militaire oefening op zijn beurt was gericht op het testen van de mobilisatiecapaciteit. De MIVD mag dan op grond van art. 7, lid 2c, onderzoek verrichten. Mag de MIVD — uit het oogpunt van proportionaliteit — een woning doorzoeken? Nee, dat zal hopelijk duidelijk zijn. Anders ligt het natuurlijk indien een mobilisatie wordt bedreigd door een mogendheid, die overweegt biologische wapens in te zetten. Kortom, de zwaarte van de dreiging staat in relatie tot de inzet van de bevoegdheden waarvan gebruik mag worden gemaakt.

In het huidige wetsvoorstel is echter geen kader gegeven voor situaties waarin burgers zich gevrijwaard weten van de inzet van ingrijpende bevoegdheden. Het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) eist echter adequate en effectieve garanties tegen misbruik van bevoegdheden. (noot 2) De genoemde afwezigheid van de invulling van het beginsel van proportionaliteit is hieraan niet dienend. Indien een procedure wordt gestart naar aanleiding van een klacht van een burger, zal de overheid door genoemde vaagheden en rekbare begrippen nog wel eens een harde dobber aan een klacht kunnen hebben.

Wettelijke taakstelling

De inzet van bevoegdheden kan slechts geschieden op grond van de wettelijke taakstelling. Deze biedt geen duidelijkheid over situaties waarin de bijzondere bevoegdheden mogen worden ingezet. De algemene taakstelling bevat containerbegrippen: rekbare begrippen waarin van alles past. Deze rekbare begrippen worden niet afgebakend in de Memorie van Toelichting. Dit komt de bescherming van burgerrechten niet ten goede.
Het is curieus dat deze begrippen juist in een wetsvoorstel staan dat onder verantwoordelijkheid van minister Hans Dijkstal tot stand kwam. In het vergaderjaar van 1990-1991 had Dijkstal als kamerlid tijdens een zitting van de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken kritiek op de vage criteria : "Samenvattend stelde de heer Dijkstal dat de doelmatigheid en de doeltreffendheid van inlichtingen- en veiligheidsdiensten [...] groter wordt naarmate de begrippen `veiligheid van de staat', `democratische rechtsorde', `andere gewichtige belangen van de staat', `instandhouding van het maatschappelijk leven' enz. duidelijker worden omschreven." (noot 3) Dijkstal diende daarom een motie in waarin hij de regering verzocht nauwkeuriger aan te geven wat de taken en aandachtsgebieden van de BVD zijn. (noot 4) In het wetsvoorstel (art. 6, lid 2, a en c) blijken deze begrippen echter op volstrekt dezelfde manier als in de oude wet te zijn geformuleerd.
Noch in de wet noch in de Memorie van Toelichting zijn activiteiten opgenomen die uitdrukkelijk gevrijwaard zijn van bemoeienis van inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de mogelijkheid om protest dat zowel geweldloos als legaal is. Een vreedzame picketline in combinatie met folders uitdelen tijdens een opening van een defensiekantoor zou dan niet meer tot het onderzoeksterrein van de MIVD behoren. (noot 5)

Puur beleidsmatig

De begrippen subsidiariteit en proportionaliteit, die uitgangspunt zouden kunnen zijn voor een toetsing van rechtmatigheid, worden in de Memorie van Toelichting slechts in verband gebracht met een beleidsmatige toetsing (MvT, 15 en 51). De dienst stelt eerst vast of er een noodzaak is om in actie te komen. Het veiligheidsrisico wordt vastgesteld, en dit leidt tot een dreigingsanalyse. Op grond van deze dreigingsanalyse wordt vervolgens vastgesteld welke bijzondere bevoegdheden worden ingezet om de gewenste informatie te verkrijgen.
In de Memorie van Toelichting wordt geen verband gelegd met een rechtmatigheidstoetsing voor de bescherming van burgerrechten. Of iets beleidsmatig door de beugel kan, is in een rechtstaat echter niet meer interessant zodra iets onrechtmatig is. Indien op de Eurotop arrestanten worden opgepakt op grond van 140 Str., dan is dit een actie op grond van een beleidsmatige afweging. Dit betekent nog niet dat deze ook rechtmatig is.
De keuze om geen rangorde aan te brengen tussen de bijzondere bevoegdheden lijkt vooral te zijn ingegeven om de diensten een zo maximaal mogelijke beleidsmatige vrijheid te geven. Dat levert spanning op met adequate en effectieve garanties tegen misbruik van bevoegdheden.

Rechtmatigheidstoetsing

Het nieuwe wetsvoorstel is ingediend omdat het oude niet voldeed aan het EVRM (MvT, 1). Een inbreuk op de privacy moet in overeenstemming met de wet zijn. Deze moet — aldus de MvT — zodanig zijn geregeld dat deze voldoende duidelijk is opdat de burger zijn gedrag daarop af kan stemmen en redelijkerwijs kan voorzien welke handelwijze tot welke gevolgen kan leiden. Daaronder vallen ook de omstandigheden waaronder inlichtingen mogen worden verzameld en de daarbij behorende bijzondere bevoegdheden (MvT, 2). Met andere woorden: er moet worden voldaan aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
In dit verband is een toereikend stelsel van toezicht nodig, voor zowel toezicht als klachten. Dit in verband met artikelen 8 en 13 EVRM. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) eist adequate en effectieve garanties tegen misbruik (MvT, 76-77). De instantie die volgens het wetsvoorstel moet zorgen voor deze toetsing — een rechtmatigheidstoetsing — is de nieuw in te stellen Commissie van Toezicht. De toezichthoudende taak van de Commissie is expliciet beperkt tot de rechtmatigheid en niet de beleidsmatige kant (MvT, 81).
In het bovenstaande is duidelijk geworden dat de Commissie van Toezicht geen kader heeft om de rechtmatigheid van de inzet van bijzondere bevoegdheden te toetsen. Indien het tot een procedure komt, zal het verdedigen van deze wet voor het EHRM dan ook een harde dobber worden voor de overheid.

Giliam de Valk



Noten

  1. Zie bijvoorbeeld: BVD, Jaarverslag 1991, 85.
    Terug naar tekst
  2. Bijvoorbeeld: Advies van de Raad van State, 4.
    Terug naar tekst
  3. Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 819, nrs. 3, 7.
    Terug naar tekst
  4. Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 819, nr. 6.
    Terug naar tekst
  5. Een dergelijke actie is gerapporteerd in: Koninklijke Landmacht, Maandrapport incidenten militaire veiligheid, november 1983, 5.
    Terug naar tekst



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Regionale inlichtingendienst -

Spioneren en opsporen in de regio

Na de Tweede Wereldoorlog is er, met de Gestapo in het achterhoofd, beslist dat de bevoegdheid tot opsporing door de politie en het inwinnen van inlichtingen strikt gescheiden moeten zijn. Toch kreeg ieder politiekorps in Nederland een aantal agenten in dienst die behalve het opsporen van wetsovertreders ook inlichtingen moeten verzamelen. Wat was in de laatste 50 jaar de praktijk en wat regelt de nieuwe wet over dit onderwerp.

In een aantal artikelen van het ontwerp voor de nieuwe Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV) is de samenwerking van de nieuwe BVD, de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), met andere instanties geregeld. (noot 1) De tekst van artikel 55 is hetzelfde als die van artikel 18 van de huidige wet. noot 2 In het artikel wordt het werk van politieambtenaren voor AIVD geregeld. Die politiemensen houden door het artikel hun meervoudige taak. Naast hun politiewerk een taak voor het Nederlandse inlichtingenwezen. Zo vanzelfsprekend als het artikel in het wetsontwerp is opgenomen is het allerminst. Niet alleen wordt het personeelsbestand van de AIVD er behoorlijk groter door. Ook de actieradius en bevoegdheden breidt het danig uit. De artikel 55-AIVD'er is zowel politieambtenaar als AIVD'er.

Dienst met twee petten

De samenwerking tussen politie en de BVD liep tot 1994 via de Plaatselijke Inlichtingendiensten (PID) die onderdeel waren van de 148 gemeentelijke politiekorpsen. De PID's zijn bij de regionalisering van de politie in 1994 samengegaan met de Districts Inlichtingendiensten (DID's, van de voormalige Rijkspolitie) in 25 Regionale Inlichtingendiensten (RID's). noot 3 De RID's behielden dezelfde taken als de voormalige PID's. Momenteel zijn zo'n 130 fulltime RID-medewerkers werkzaam. AIVD-medewerkers krijgen volgens artikel 9 van het wetsontwerp geen opsporingsbevoegdheid. noot 4 Daarmee wordt de lijn van de huidige wet gevolgd. Al direct na de Tweede Wereldoorlog is er, met de Gestapo in het achterhoofd, beslist om een dergelijke bevoegdheid niet aan de geheime dienst toe te kennen. Ook RID-medewerkers hebben op basis van het artikel, op het moment dat zij AIVD-werk doen, geen opsporingsbevoegdheid. Die RID'ers verrichten echter ook werkzaamheden op grond van de Politiewet. Het betreft werkzaamheden ten behoeve van het regionale openbare ordebeleid. Als zij dergelijke werkzaamheden verrichten, beschikken ze wel degelijk over opsporingsbevoegdheden.

Artikel 14 van het ontwerp voor een nieuwe WIV schrijft voor dat een strikte scheiding dient te bestaan tussen bij de RID's aangehouden AIVD-gegevens en gegevens voor de openbare orde. Ook dit voorschrift is overgenomen uit de huidige WIV. De aanwijzing van politieagenten als AIVD-ambtenaren zadelt hen met een onmogelijke taak op. Zij zullen een zeer nauwkeurige scheiding dienen aan te brengen in organisatorisch opzicht en feitelijk handelen. Dit om vermenging van bevoegdheden en registraties tegen te gaan en de duidelijkheid voor de burger te garanderen. Tijdens de parlementaire behandeling van de huidige WIV, in de jaren tachtig, is door de regering gesteld dat de RID'ers het verzamelen en registreren van gegevens strikt gescheiden dienen te houden van de overige politietaken. noot 5 Benadrukt werd dat de strikte scheiding tussen werkzaamheden in het kader van de WIV en de Politiewet ook in personele zin doorgetrokken was. De praktijk blijkt echter anders. noot 6

Uit een in 1995 door de Vereniging SIP-Nijmegen gehouden enquête onder de 25 politieregio's blijkt dat bij alle RID's eenzelfde praktijk bestaat. Alle RID-medewerkers hebben een algemene taakstelling. Zij verrichten zowel WIV-werkzaamheden als politiewerkzaamheden. Zij doen dat bovendien onder leiding van een hoofd RID. Bovendien blijkt in de praktijk dat informanten of agenten benaderd en gerund worden ten behoeve van beide taken. noot 7 Gegevens verwisselen, naar eigen behoefte en inzicht van de RID'er, van kast of computer. Dit schuiven met gegevens werd in 1993 vastgesteld door een medewerker van de Registratiekamer. Deze verrichtte toen op verzoek van de rechtbank in Arnhem onderzoek naar de gegevensbestanden bij de RID in Nijmegen. In een gegevensbestand met betrekking tot extreem-rechts, dat was aangelegd ten behoeve van het openbare ordewerk, vielen de onderzoeker de nodige hiaten op. Een RID-medewerker vertelde hem dat het voorkwam dat gegevens, op het moment dat men dat nodig achtte, verhuisden naar de BVD-bestanden.

Taakstelling

Ook de ruime taakstelling uit de WIV maakt de scheiding tussen AIVD-werk en politiewerk schimmig. Een RID'er houdt zich op basis van de Politiewet bezig met informatievergaring over (dreigende) openbare ordeverstoringen met een regionaal karakter. Op grond van de WIV houdt hij zich bezig met bedreigingen van 'het voortbestaan van de democratische rechtsorde', 'de veiligheid van de staat' en 'andere gewichtige belangen van de staat'. Als gevolg van kritiek van de Tweede Kamer tijdens de totstandkoming van de huidige WIV, is met name het laatste begrip door de regering ingeperkt. Zo zou eventuele bemoeienis van de BVD met plaatselijke openbare zaken zich moeten beperken tot ernstige openbare ordeverstoringen, die heimelijk voorbereid zijn en een politiek oogmerk hebben. Met dit 'politieke oogmerk' wordt bedoeld dat de openbare ordeverstoring gericht dient te zijn op het 'veroorzaken van politieke instabiliteit'. noot 8 Ook tijdens de mondelinge behandeling van de huidige wet werd door de regering benadrukt dat BVD-bemoeienis met plaatselijke kwesties zeer beperkt moet worden gezien. noot 9

Na deze, op nadrukkelijk verzoek van het parlement, restrictieve omschrijving van het begrip 'andere gewichtige belangen van de Staat', heeft zich een ware wildgroei voorgedaan in taken die de BVD zich heeft toegeëigend. In de afgelopen twee jaar is in Nijmegen gebleken dat de RID zich ten behoeve van de BVD heeft beziggehouden met het buurtverzet tegen een omstreden nieuwbouwproject, de bezoekers van een gekraakt eetcafé, lokale kraakacties, de leden van een voedselcoöperatie. Het betreft grotendeels onderwerpen waar de RID zich ook mee bezighoudt ten behoeve van het regionale openbare ordebeleid. Door de brede taakstelling van de AIVD en de wijze waarop de RID's zijn georganiseerd en hun dubbele taakstelling, blijkt iedere scheiding een academische.

Voortgang twee-petten-model

Uit de Tweede Kamer is al vaker kritiek gekomen op de samenwerking van de BVD met de politie. Tijdens de plenaire behandeling van de huidige WIV noemde het PvdA-kamerlid Hummel het werk van politieagenten voor de BVD "onverteerbaar, onbegrijpelijk en uitzonderlijk onverstandig...". noot 10 De fractie van de D66 vreesde verwarring bij de burgers en prefereerde plaatselijke BVD'ers, naast het politieapparaat. noot 11 Pleidooien voor regionale BVD-afdelingen zijn wel vaker gehouden. Voor de duidelijkheid zou het een stuk beter zijn. Je weet wie je voor je neus hebt en welke bevoegdheden de betreffende persoon heeft. Toch is telkens de voorkeur gegeven aan de inlichtingenambtenaren bij de politie.

Ook in het nu voorliggende ontwerp van een nieuwe wet is het twee-petten-model weer opgenomen. Het werk van politieagenten voor de AIVD is misschien gebruikelijk maar, zeker gezien andere bepalingen in de WIV, niet nodig. Op basis van die andere artikelen kan de AIVD immers al over alle gegevens beschikken waar de politie over beschikt of die politieagenten ter ore komen. Zo was en wordt in de wet voorgeschreven dat de AIVD zich tot iedereen kan wenden om gegevens te verkrijgen (art. 17.1 WIV-nieuw). In het bijzonder worden genoemd, bestuursorganen, ambtenaren en houders van persoonsregistraties. noot 12 De artikelen 56 en 57 WIV-nieuw gaan nog verder. Zij verplichten leden van het openbaar ministerie en politiemensen mededeling te doen aan de AIVD en MIVD van alle verkregen gegevens die voor de diensten van belang kunnen zijn. Door deze twee artikelen zijn de diensten verzekerd van alle 'nuttige' informatie die bij de politie voorhanden is. Geconcludeerd moet daarom worden dat de staat het werk van politieagenten voor de AIVD handhaaft omdat de vermenging van bevoegdheden goed uitkomt. Het ontwerp van een nieuwe WIV hinkt, net als de huidige wet, op twee gedachten. Of men dient te erkennen dat men een vermenging van bevoegdheden wenst en de artikelen 9 (geen opsporingsbevoegdheden voor AIVD-medewerkers) en 14 (scheiding van gegevens en werkzaamheden t.b.v. AIVD en politie) te schrappen. Of men stelt juist de scheiding voorop en schrapt artikel 55 (werk politieambtenaren t.b.v. de AIVD). In dat laatste geval bieden andere artikelen voldoende mogelijkheden om aan de 'benodigde' informatie te komen.

Louis Sévèke
Louis Sévèke werkt bij het Onderzoeksbureau Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (OBIV). Tevens is hij voorzitter van de Vereniging Steunpunt Inzage PID-Nijmegen. Zowel het SIP als het OBIV zijn te bereiken via Postbus 1501, 6501 BM Nijmegen. Tel 024 - 3233586.



Het OBIV is in de zomer van 1993 opgericht en doet onderzoek naar het functioneren van geheime diensten in de regio Nijmegen. Het OBIV verzamelt documentatie en literatuur over inlichtingen- en veiligheidsdiensten, interviewt betrokkenen en ondersteunt personen en organisaties, die geconfronteerd worden met die diensten.



Noten:

  1. Ondermeer de art. 9, 14, 17.1 onder a en b, 35-40 en 55-58.
    Terug naar tekst
  2. Het artikel luidt, voor zover hier relevant:
    lid 1. De korpschef van een politiekorps, de commandant van de Koninklijke marechaussee, het hoofd van de directie douane-aangelegenheden van het Ministerie van Financiën verrichten werkzaamheden ten behoeve van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.
    lid 2. Onze Ministers onder wie de bij of krachtens het eerste lid bedoelde ambtenaren ressorteren, onderscheidenlijk de korpsbeheerders van een regionaal politiekorps wijzen in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken ondergeschikten van deze ambtenaren aan tot de feitelijke uitvoering van en het toezicht op de aldaar bedoelde werkzaamheden.
    Terug naar tekst
  3. Volgens resultaten van een enquête onder de 25 politieregio's door de Vereniging Steunpunt Inzage PID-Nijmegen uit 1995.
    Terug naar tekst
  4. TK 1983-1984, 17 363, nrs. 6 en 7, pp. 13-15.
    Terug naar tekst
  5. TK 1984-1985, 17 363, nr. 12, p. 6.
    Terug naar tekst
  6. De Vereniging Steunpunt Inzage PID-Nijmegen is in februari 1992 opgericht en voert voor haar leden, zeventig organisaties en personen, procedures ter verkrijging van zelfbeschikkings- en inzagerecht m.b.t. dossiers bij politie- en inlichtingendiensten (met name RID, BVD en MID).
    Terug naar tekst
  7. Agenten zijn burgers die ten behoeve van een inlichtingendienst infiltreren in (actie)groepen en actief informatie verzamelen. Zij worden begeleid (gerund in het jargon) door medewerkers van de dienst. Informanten bevinden over het algemeen al in een informatiepositie en worden eenmalig, of zo nu en dan benaderd door een medewerker van een inlichtingendienst. Zij worden niet zo intensief begeleid als de agenten. Beiden worden in de volksmond informant of infiltrant genoemd.
    Terug naar tekst
  8. TK 1984-1985, 17 363, nr. 12, p.6.
    Terug naar tekst
  9. Vgl. ondermeer: Handelingen Tweede Kamer, 6 november 1985, p. 1133; Handelingen Eerste Kamer, 1 december 1987, p. 8-219.
    Terug naar tekst
  10. Handelingen Tweede Kamer, 30 oktober 1985, p. 946.
    Terug naar tekst
  11. TK 1982-1983, 17 363, nr. 5, p. 9.
    Terug naar tekst
  12. Hoe makkelijk gegevens worden verstrekt valt te lezen in de zaak uit een rapport van de Nationale Ombudsman (NO) van 21 april 1997 (nr. 97/155). In de betreffende zaak werden door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), volgens vast beleid van de staatssecretaris van Justitie, aan de BVD gegevens verstrekt over een Palestijnse asielzoeker. Die gedraging werd door de NO als behoorlijk beoordeeld.
    Terug naar tekst



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- De Nederlandse inlichtingendienst en extreem-rechts -

Blinde vlek of doorn in het oog

De Nederlandse inlichtingendiensten infiltreren, luisteren af, volgen, liegen en bedriegen. Dat is algemeen bekend. Publikaties over de bezigheden van de dienst beschrijven echter vooral haar aandacht voor linkse politieke groepen en personen. Toch is ook extreem-rechts onderwerp van aandacht. Welke extreem-rechtse groepen zijn door de BVD geobserveerd en waarom?

Het is moeilijk met zekerheid te zeggen wat de belangrijkste motivatie voor de BVD is om extreem-rechts in de gaten te houden. Vier overwegingen spelen een rol:

  1. De BVD is geïnteresseerd in de ontwikkeling van extreem-rechts. Het behoort tot haar taak om anti-democratische organisaties in de gaten te houden. Een deel van extreem-rechts dient daar zeker toe gerekend te worden.
  2. Daarnaast oefent de Tweede Kamer regelmatig druk uit op de BVD om extreem-rechts in de gaten te houden. Deze druk volgt meestal na een extreem-rechtse actie of verkiezingssucces dat voor onrust zorgt. De BVD is niet erg gecharmeerd van deze druk. De BVD vindt dat gezien de geringe dreiging die van extreem-rechts uitgaat, ze gedwongen wordt teveel tijd aan extreem-rechts te besteden. In de sinds 1991 gepubliceerde jaarverslagen en de onderzoeken die in opdracht van de BVD gedaan worden, wordt de dreiging van extreem-rechts min of meer als een probleem gezien. De informatie is zeer beperkt en oppervlakkig. Uit de jaarverslagen blijkt wel welke organisaties de BVD interessant vindt.
  3. De derde reden om extreem-rechts te volgen is ter legitimatie van het eigen bestaan. Dat is misschien enigszins gezocht. En toegegeven, het zal niet de reden zijn om onderzoek naar extreem-rechts te doen, maar het heeft wel degelijk een rol gespeeld. Op het moment dat in 1989 de Berlijnse Muur valt en vlak daarna het Warschaupact in elkaar stort, zou het niet verrassend zijn geweest als in de publieke opinie of de Tweede Kamer het bestaansrecht van de Nederlandse inlichtingendiensten ter discussie wordt gesteld. Dat gebeurt niet, maar de nieuwe BVD-chef Docters van Leeuwen lanceert toch een media-offensief dat de BVD een nieuw bestaansrecht moet verlenen. Hij geeft een lang televisie-interview en gaat uitgebreid in op het ANS (Aktiefront Nationale Socialisten). (Noot 1) Hij laat een video zien van een ANS-bijeenkomst die door de politie in beslag genomen is en gebruikt het ANS als voorbeeld om het belang van het bestaan van zijn dienst te illustreren. Door de algemeen gedragen afkeer van organisaties als het ANS, probeert Docters hiermee begrip te kweken voor de aanwezigheid van een inlichtingendienst in de Nederlandse samenleving. Dit is vergelijkbaar met de publiciteit die de BVD al jaren geeft aan haar activiteiten op het gebied van non-proliferatie. Wie is immers voor de verspreiding van technologie op het gebied van massavernietigingswapens?
  4. De interesse van buitenlandse diensten voor Nederlands extreem-rechts is ook een reden om extreem-rechts in de gaten te houden. Met name vanuit Duitsland is belangstelling over de contacten tussen Nederlandse en Duitse nazi's. (Noot 2) Het ANS en dan vooral haar leider Eite Homan zijn een belangrijke schakel binnen de Duitse neo-nazistructuren en zodoende is de Verfassungsschutz (VfS, Duitse BVD) erg in hem geïnteresseerd. Homan is in ieder geval vanaf begin jaren negentig een terugkerend hoofdstuk in de jaaroverzichten van de VfS. Ook blijkt uit de Duitse jaaroverzichten dat de dienst vrij nauwkeurig bijhoudt dat Duitse nazi's zich op Nederlands grondgebied bevinden en andersom. In 1996 wordt de samenwerking tussen Duitse en Nederlandse inlichtingendiensten in de praktijk gebracht. Eite Homan besluit dan de coördinatie van het verzamelen van persoonlijke gegevens van medewerkers van justitie en inlichtingendiensten in Duitsland en Nederland op zich te nemen. De bedoeling is om deze gegevens te publiceren. Een reactie laat niet lang op zich wachten en op 15 september 1996 doet de BVD een opmerkelijke stap. Op ten minste zes plaatsen in Nederland bezoeken medewerkers ANS-activisten. De bezochte personen krijgen in duidelijke bewoordingen te horen dat ze hun samenwerking met Eite Homan moeten stoppen. Homan zelf krijgt overigens geen bezoek. Tegelijkertijd doet de VfS hetzelfde, ze brengt een huisbezoek aan een aantal leidinggevende figuren binnen de Duitse neo-nazi-scene. Ook een andere actie van Homan weet de nodige aandacht van de VfS teweeg te brengen. Hij brengt een speciale editie van het nazistische blad NS-Kampfruf uit waarin wordt opgeroepen de gewapende strijd in Duitsland te beginnen.

Spook van de inlichtingendiensten

De rol van de inlichtingendiensten in extreem-rechtse organisaties kent nog een opmerkelijk (maar niet zo verrassend) neveneffect. Vanaf medio jaren tachtig is met name Janmaat ervan overtuigd dat de BVD er alles aan doet om zijn partij kapot te maken. Hij ziet hij in allerlei negatieve ontwikkelingen binnen de Centrumpartij en de Centrumdemocraten de hand van deze inlichtingendienst. Met enige regelmaat worden dan ook 'infiltranten' ontmaskerd en uit de partij gegooid. Janmaat komt zelden of nooit met bewijzen dat het hier om infiltranten gaat. Het is dan ook goed mogelijk dat hij niet alleen handelt uit angst voor infiltratie, maar ook om hem onwelgevallige partijleden te lozen en hen met het stempel 'infiltrant' een trap na te geven. Overigens is Janmaat niet de enige die er deze praktijk op na houdt. Ook in het ANS is het goed gebruik regelmatig infiltranten te ontmaskeren. Een opmerkelijk geval is Roel de Boer. Roel de Boer wordt rond de gemeenteraadsverkiezingen in 1994 actief binnen de CP'86 en het ANS en wordt lid van de CD, het Nederlands Blok, Voorpost en het Vlaams Blok. Hij voert onder andere in februari 1994 een racistische kladactie uit in zijn woonplaats Tiel. Daarnaast helpt hij het Nederlands Blok met folderen en verzamelt hij ondersteunende handtekeningen voor de CP'86. (Noot 3) Eind 1994 wordt door het ANS een folder over Roel de Boer verspreid waarin hij als BVD-agent wordt bestempeld. Hij kan hierna nog een tijdje functioneren binnen de CP'86, maar verdwijnt in de loop van 1995 uit het extreem-rechtse circuit.

Genoeg, te veel, te weinig?

De aandacht voor extreem-rechts door de BVD bestaat, maar het is niet met zekerheid te zeggen in welke mate. De rol van de BVD bij de bestrijding van extreem-rechts lijkt zich veelal te beperken tot radicale organisaties als het ANS. Informatie over individuele daders uit extreem-rechtse hoek wordt, voor zover dat is na te gaan, zelden doorgegeven aan justitie en ook de rol van de BVD bij bestrijding van partijen als CD, CP'86 en Nederlands Blok lijkt minimaal. Deze organisaties worden wel oppervlakkig in de gaten gehouden, maar niet actief bestreden.

Door de jaren heen is altijd in sterke mate gesuggereerd dat de BVD alleen oog had voor linkse activiteit in Nederland. Dit lijkt voor de jaren veertig, vijftig en zestig inderdaad te kloppen. Het gros van de tijd, geld en menskracht gaat in het onderzoek naar links en dan met name in de CPN en verwante groepen zitten. Dit is niet echt verrassend, aangezien de extreem-rechtse organisaties in de eerste twintig jaar na de oorlog erg klein waren. Het is onwaarschijnlijk dat in de jaren zeventig een cultuuromslag heeft plaatsgevonden. Extreem-rechtse partijen kwamen en gingen, maar hadden geen grote rol van betekenis binnen het politieke krachtenveld. Dit in tegenstelling tot de linkse politiek, die in die jaren een behoorlijk grote invloed wist te ontwikkelen.

In de jaren tachtig verandert dit en groeit de aanhang van extreem-rechts flink. De Centrumpartij weet een parlementszetel te winnen. Ook wordt het een en ander duidelijk over BVD-activiteit in extreem-rechtse kringen, maar wederom staat dit in geen verhouding tot de bekend geworden activiteiten van de inlichtingendienst binnen links. Na de val van de Muur lijkt de BVD haar taak op het gebied van extreem-rechts enigszins uit te breiden. Het wordt een terugkerend hoofdstuk in de jaarverslagen van de dienst, die sinds 1991 verschijnen, en steeds vaker bereiken activiteiten van de dienst op dit gebied de publiciteit. Zoals hierboven al aangehaald valt echter te betwijfelen of de blinde vlek aan de rechterkant echt verdwenen is. De profilering op extreem-rechts gebied door de BVD wordt in ieder geval gebruikt om haar eigen bestaan te legitimeren.

Beeldvorming en werkelijkheid

Waarom de BVD zich zo opstelt is een grote vraag. Hier zijn drie redenen voor aan te voeren.
Ten eerste is de BVD van mening dat er nooit echt dreiging is uitgegaan van extreem-rechts. Minimale aandacht moet wel aan het onderwerp geschonken worden, maar het een en ander moet niet overdreven worden. Mogelijk speelt de lange anti-linkse traditie van de BVD hier een rol in.

Ten tweede maakt de BVD zich druk over het beeld dat in de maatschappij en politiek bestaat van extreem-rechts. In haar ogen wordt het gevaar van extreem-rechts overdreven. De BVD ziet het als haar taak om dat beeld te corrigeren. Blijkens de door de BVD zelf gegeven informatie neigt dit corrigeren regelmatig tot bagatelliseren. Een verschijnsel dat in het jaarverslag van 1998 als volgt wordt verwoord: "In het publieke debat over extreem-rechts wordt de omvang van het verschijnsel wel eens overschat. De BVD gaf ook in 1997 voorlichting aan politici, bestuurders en andere betrokkenen om verkeerde beeldvorming tegen te gaan".

Ten derde is de BVD vaak niet in staat de structuur van extreem-rechts echt te doorgronden. Er wordt klaarblijkelijk gezocht naar structuren die er niet zijn. Binnen de extreem-rechtse cultuur wordt zeer veel afgesproken en georganiseerd door kleine groepjes aan de borreltafel. Dit wordt door de BVD niet als een vorm van organisatie gezien, waardoor met name geweld vanuit extreem-rechtse hoek als niet-georganiseerd en dus als minder serieus wordt gekwalificeerd.

Extreem-rechts wordt door de BVD dus wel in de gaten gehouden, maar het is onduidelijk in welke mate. Gezien de moeite die de dienst voor de correctie van de politieke beeldvorming over extreem-rechts doet, kan vermoed worden dat de heersende opinie de BVD een doorn in het oog is. Door bezorgdheid in de Tweede Kamer en commotie in de maatschappij moet de dienst aandacht aan extreem-rechts besteden die de BVD kennelijk liever in andere onderwerpen investeert.

Zo er al een taak is voor de BVD in haar huidige vorm om politieke groeperingen in de gaten te houden, is het niet aan deze dienst om aan beeldvorming te doen, aangezien dergelijke beeldvorming met name bedoeld is om eigen politiek te maken en niet om een reëel beeld van extreem-rechts te geven.

Willem Wagenaar van buro Jansen & Janssen
met dank aan anti-fascistische onderzoeksgroep Kafka

Jansen en Janssen is te bereiken via postbus 10591, 1001 EN Amsterdam of via info"at"burojansen.nl
website: www.burojansen.nl
Kafka is te bereiken via postbus 14710, 1001 LE Amsterdam, tel. 06-51682822 of via kafkanet"at"xs4all.nl.
website: http://kafka.antifa.net



Noten

  1. Hij schat de aanhang van het ANS tijdens deze uitzending overigens op enkele honderden personen, wat een grove overschatting is en duidt op een gebrek aan kennis van de materie.
    Terug naar tekst
  2. Doordat de repressie ten opzichte van neo-nazigroeperingen in Duitsland veel harder is dan in Nederland, dient Nederland vaak als uitwijkplaats voor logistieke structuren. Het ANS-Nederland voorziet de Duitse beweging bijvoorbeeld van postbussen, telefoonnummers en ruimtes om bijeenkomsten te houden.
    Terug naar tekst
  3. Bron: Nieuwe Revu, 1 juni 1994. Saillant detail is dat ook zijn stiefvader Joop de Boer zich bereid verklaart een handtekening te zetten. Joop de Boer heeft jarenlang voor de BVD geïnfiltreerd in de anti-kernenergiebeweging tot aan zijn ontmaskering in 1990.
    Terug naar tekst



De Centrumpartij, Rost van Tonningen en de NVU krijgen in de jaren 80 alle drie aandacht van de BVD. Dit gebeurt aantoonbaar in de persoon van Eric de Jong. De Jong verzamelt bij alle drie de organisaties informatie en geeft die door aan de BVD. Ook weet De Jong bij te dragen aan de onderlinge haat en nijd in extreem-rechts door Joop Glimmerveen tot twee keer toe binnen te laten op het secretariaat van de Centrumpartij, wanneer hij deze beheert. Glimmerveen kan de gehele ledenadministratie van de concurrerende partij rustig doornemen. Deze ledenadministratie speelt Eric de Jong ook door aan Rost van Tonningen en de BVD.
Bron: Nieuwe Revu, 18 oktober 1984.



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Nieuwe taken -

BVD en georganiseerde misdaad

Tot de negentiger jaren opereerde de BVD vooral als schimmige geheime dienst die communisten, spionnen en linkse activisten in de gaten hield. Tegenwoordig is dat anders. Arthur Docters van Leeuwen, hoofd van de BVD van 1989 tot 1994 wist zowel verstokte BVD'ers als de toenmalige minister van binnenlandse zaken Ien Dales te overtuigen van de noodzaak van een koerswijziging in plaats van een afslanking van de inlichtingendienst. Het terrein dat Docters zag braakliggen was het grensvlak van de onderwereld met de bovenwereld: de corrupte ambtenaar, de door criminelen beïnvloedde politicus.

In die jaren komen de verschillende opsporings- en inlichtingendiensten elkaar op de werkvloer al regelmatig tegen. Drugshandel vindt bij uitstek plaats vanuit die gebieden waar politieke spanning heerst. Suriname is natuurlijk het bekendste voorbeeld, maar wat te denken van Afghanistan, Pakistan of Columbia. Grootscheepse drugshandel wordt op dat moment door Docters van Leeuwen niet voor niets omschreven als de 'aantasting van vitale belangen van de staat'. Mooi meegenomen is daarbij dat de BVD meer mag dan de politie. "We weten dat er in Nederland personen rondlopen met een hele staf om zich heen, die moet voorkomen dat men een bewijsbaar strafbaar feit pleegt. Daar kan de reguliere opsporing dus niet bijkomen. Niettemin hebben die mensen het niet echt goed voor met de Nederlandse samenleving. En dan kom je op de vraag of het interessant zou zijn iets van hun strategieën en doelstellingen af te weten. Ik vind uiteraard van wel," aldus Docters van Leeuwen in 1990 in het Algemeen Dagblad. Overheid en samenleving vormen in zijn vertoog een organisch geheel. Aantasting van de samenleving is in die zin een aantasting van de overheid, en valt daarmee onder het werkterrein van de BVD.

De koerswijziging van de BVD wordt door de politiek in eerste instantie met argusogen bekeken. De parlementariërs hebben de principiële scheiding tussen opsporings- en inlichtingenwerk hoog in het vaandel. De BVD heeft nooit opsporingsbevoegdheden gekregen, omdat men bang is dat een soort Gestapo zou ontstaan; de manier waarop de inlichtingendienst informatie verzamelt is oncontroleerbaar en staat daarmee een eerlijk proces in de weg, was tot voor kort de gedachte. Dales zet echter door, en geeft de BVD in 1992 opdracht tot een inventariserend onderzoek naar de gevoeligheid van overheidssectoren voor infiltratie door de georganiseerde misdaad. Met grote nadruk op het belang van de staatsveiligheid weerstaat Dales kritiek van vooral D66, dat zich verbaast over de vanzelfsprekendheid waarmee de BVD te hulp wordt geroepen. Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en Ed Nijpels (oud-fractievoorzitter VVD en burgemeester van Breda) keren zich tegen de bemoeienis van de BVD.

De BVD krijgt in 1993 onverwacht steun in de rug van de hoofdcommissaris van Amsterdam. Erik Nordholt maakt zich ernstige zorgen over infiltratie van de georganiseerde criminaliteit in politieke partijen. Hij stapt naar BVD-hoofd Docters en vindt daar een gewillig oor. Er komt permanent een BVD'er bij de Amsterdamse politie: "hij krijgt inzage in alle onderzoeken en zal daar ook aan mee doen," vertelt Nordholt het Parool.
Achteraf blijkt het nogal mee te vallen met de ongeoorloofde infiltratie van de politiek. Een lid van een Turkse criminele organisatie had gepoogd zich verkiesbaar te stellen voor een Amsterdamse stadsdeelraad, maar komt niet ver.

Sindsdien is de BVD wel hét aanspreekpunt geworden als het gaat om de aantasting van de integriteit van politieke partijen. In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen 1998 blijkt dat de PvdA inlichtingen inwint bij de BVD als er verdenkingen bestaan. Minister van Binnenlandse Zaken (in het vorige kabinet) Hans Dijkstal organiseert sinds kort regelmatig overleg met de partijvoorzitters en draagt de BVD op alert te zijn op dit terrein.

Bestuurlijke integriteit

Uit het BVD-jaarverslag van 1993 blijkt dat de BVD de bescherming van bestuurlijke integriteit als kerntaak opvat. In dat jaar start de BVD het 'Meldpunt voor aantastingen van bestuurlijke integriteit'. De Dienst participeert in corruptie-onderzoek, waarbij in samenwerking met politie en bijzondere opsporingsdiensten, "zonodig bijzondere opsporingsmiddelen worden ingezet."
De vraag waarom juist de BVD deze taak krijgt — en niet een ander controleerbare en open afdeling van het ministerie van binnenlandse zaken — wordt in het parlement niet gesteld. Terwijl minister Dales de Tweede Kamer in januari 1993 voorhoudt dat de BVD niet zelf op pad hoeft te gaan in kringen van de georganiseerde misdaad omdat de CRI dit op zich neemt, wordt er binnen de BVD wel degelijk gewerkt aan actieve infiltratie in kringen van georganiseerde misdaad (zie Peter Klerks in Opening van Zaken, blz. 22).

De politiek maakt zich in de daaropvolgende jaren weinig zorgen over dit onderwerp. In januari 1994 doet Prof. mr. Th.W. van Veen wat stof opwaaien met de suggestie dat de BVD voortaan de dienst moet worden die de zogenaamde 'pro-actieve' opsporing voor z'n rekening neemt. "De BVD heeft alles in huis om die criminele bolwerken bloot te leggen," aldus van Veen in onder meer het Algemeen Dagblad. In de affaire die er rondom het opheffen van het IRT is losgebroken krijgt Van Veens idee weinig aandacht.

IRT-affaire

De IRT-affaire leidt in 1994 tot een parlementair onderzoek naar opsporingsmethoden door de commissie-Van Traa. De onderzoekers concluderen dat de BVD op verschillende manieren betrokken is bij de opsporing van de georganiseerde misdaad. Sinds 1992 kan BVD-informatie (op grond van 'de verboden vruchten brief' van de ministers van binnenlandse zaken en justitie) worden gebruikt in een strafrechtelijk onderzoek.

De commissie-Van Traa maakt zich zorgen om de wettelijke basis van deze informatiestroom richting politie. De met BVD-zaken belaste officier van justitie Van der Molen-Maessen stelt zich op het standpunt dat de BVD in feite dezelfde positie heeft als een informant, maar dan wel een 'superinformant'. Dat de BVD andere methoden gebruikt dan een informant of de politie, doet volgens Van der Molen-Maessen niet ter zake, het is uiteindelijk aan de rechter om de rechtmatigheid van de opsporingsmethoden te beoordelen.

Ook op beleidsniveau blijkt de BVD betrokken te zijn bij de Interregionale Kernteams. De Dienst heeft een vaste liaison bij het COPA-team in Den Haag (dat de rol van Bouterse bij drugshandel uit Suriname onderzoekt) en verder 'parttime' BVD'ers bij de andere teams. Volgens Van der Molen-Maessen zitten zij er vooral als 'oog en oor', maar uit eigen onderzoek weet de commissie-Van Traa dat er op de werkvloer wel degelijk informatie wordt uitgewisseld. De BVD'ers gaan na "welke informatie van de BVD mogelijk relevant is voor strafrechtelijk onderzoek."

Tijdens het verhoor van Nico van Helten (directeur democratische rechtsorde van de BVD) blijkt de dienst ook op praktisch niveau betrokken te zijn bij opsporingswerk. Al jaren functioneert de BVD als een soort uitzendbureau als het de politie ontbreekt aan technische hoogstandjes, zoals het plaatsen van camera's. Tot 1991 werd er niet stilgestaan bij de wettigheid van dit soort acties. Sindsdien legt de BVD volgens van Helten de verantwoordelijkheid volledig bij de politie.

De commissie-Van Traa constateert dat de BVD in feite regelmatig 'vooronderzoek' verricht voor de politie, met opsporingsmiddelen die de politie zelf niet mag gebruiken. Omdat de BVD geen verantwoording hoeft af te leggen over de herkomst van hun informatie, kan een advocaat of een rechter nooit inzicht krijgen in de rechtmatigheid van de opsporingsmethoden. Controle die essentieel is voor de rechten van een verdachte op een eerlijk proces.

Super Procureur-Generaal

Nu de feiten zo uitgebreid gedocumenteerd zijn, lijkt de Tweede Kamer weer wat alerter over de veranderende werkzaamheden van de BVD. In het debat over het jaarverslag van 1995 op 27 augustus 1996 stelt de VVD nog eens duidelijk dat "wij niet willen dat de BVD een verlengstuk van de politie wordt. (...) De enige taak die de BVD met betrekking tot de politie behoort te hebben is te waarborgen dat de integriteit van de politie groot en goed blijft." D'66 vindt dat de activiteiten van de BVD zo beperkt mogelijk moeten zijn, en constateert hiaten in de wetgeving wat betreft het grensvlak van samenwerking politie en de BVD. Ondanks deze protesten in het parlement breidt de BVD haar activiteiten verder uit. Gaat het tot 1995 over de bescherming van bestuurlijke integriteit, in het jaarverslag van 1996 is het doel "een integrale aanpak van de georganiseerde misdaad." Het zou goed kunnen dat de overstap van Docters van Leeuwen naar het openbaar ministerie een grote rol speelt in deze verschuiving. Begin 1995 verruilt Docters zijn functie als hoofd van de BVD voor die van super procureur-generaal. Docters is altijd een groot voorstander geweest van een taak van de BVD bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad, bij het OM werd hij verantwoordelijk voor de reorganisatie en had hij een belangrijke stem in het kapittel. Hij kende de capaciteiten en mogelijkheden van de BVD als geen ander, en heeft zich naar alle waarschijnlijkheid in zijn nieuwe positie sterk gemaakt voor de uitwerking van de nieuwe taken van de BVD.

Doorbraak

In 1996 vindt een grote doorbraak plaats. Naar aanleiding van bij justitie gestolen floppies en bedreiging van leden van het OM wordt het Contra-strategieën project op de rails gezet. Ter bescherming van de bestuurlijke integriteit worden nu ook 'operationele' middelen ingezet en de BVD krijgt een vaste plek in het eerste landelijke rechercheteam, het landelijke XTC-team. Opmerkelijk is de parlementaire stilte rondom deze toch fikse uitbreiding richting opsporing. Alleen het CDA roept nog iets over de gewenste strikte scheiding van politie- en inlichtingentaken.

Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de tendens zich in 1997 voortzet. De Unit Synthetische Drugs krijgt van de BVD strategische informatie over de produktie van synthetische drugs in het buitenland en de aanvoer van grondstoffen naar Nederland. In oktober 1997 kondigt minister-president Kok de oprichting van een 'Taskforce Mensensmokkel' aan. Ook hierin krijgt de BVD een plaats: "We gaan daar gericht informatie inbrengen. Bijvoorbeeld als uit inlichtingen van onze zusterdiensten, vooral uit de landen van herkomst, blijkt dat er sprake is van georganiseerde mensensmokkel. We hebben al liaisons in Istanbul en Singapore," aldus BVD-woordvoerder Van Steen. Maar ook informatie uit Nederlandse bronnen zal worden gebruikt, uit vreemdelingendossiers, van vluchtelingen die geworven zijn als informant en natuurlijk uit eigen onderzoek. Niet alleen in de landelijke teams heeft de BVD definitief een plaats veroverd, ook op regionaal niveau is steeds nauwere samenwerking, zo blijkt uit het jaarverslag 1997. Op tactisch en strategisch niveau zijn de relaties met de politie verder aangehaald.
Last but not least is de BVD in 1997 met een verkennend onderzoek begonnen naar de Russische georganiseerde misdaad.

Wil van der Schans
Buro Jansen & Janssen



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Plutioniumsmokkel -

Duitse veiligheidsdienst loopt in eigen val

10 augustus 1994: op het vliegveld van München worden twee nucleaire smokkelaars gearresteerd, vlak nadat ze met lijndienst 3369 van Lufthansa uit Moskou waren geland. Later die dag werd in een hotel nog een handlanger opgepakt. In hun bagage werd een aanzienlijke hoeveelheid plutonium en lithium ontdekt. Wereldwijd werd geschokt hierop gereageerd. De Bundesnachrichtendienst (BND, de Duitse veiligheidsdienst) had het spoor naar de smokkelaars ontdekt en beschouwde de arrestatie als een triomf. Maar uiteindelijk zou deze triomf leiden tot een politiek schandaal van grote omvang, waarin de BND het trieste middelpunt vormde. Wat was er misgegaan?

De triomf

Vijf dagen na de arrestaties in München maakte het Duitse weekblad Der Spiegel het nieuws van de spectaculaire smokkel wereldkundig. Uit analyses van de onderschepte bagage zou later blijken dat de smokkelaars 363,4 gram plutonium-239 en 201 gram lithium-6 bij zich hadden. Het plutonium was verrijkt tot 87 procent en dus geschikt voor kernwapens. Lithium is nodig voor de produktie van waterstofbommen. Der Spiegel concludeerde: "De Bondsrepubliek is het knooppunt geworden van de handel in dodelijke stoffen uit het uiteengevallen Sovjetimperium."

Dankzij het speurwerk van de BND was het mogelijk geweest de smokkelaars en een koffer met gevaarlijk materiaal tegen te houden. De veiligheidsdienst had aangetoond dat zelfs na het einde van de Koude Oorlog vanuit Oost-Europa het onheil op de loer lag. Onderbetaalde wetenschappers zouden het materiaal op professionele wijze via Duitsland verhandelen naar landen als Irak, Libië en Iran.

Helmut Kohl reageerde krachtdadig: er waren immers verkiezingen op komst. Hij stuurde ogenblikkelijk de voor de veiligheidsdiensten verantwoordelijke minister Bernd Schmidbauer — bijnaam: '008' — naar Moskou om met Jeltsin over veiligheidsmaatregelen te spreken. Aan de 'grootscheepse smokkel' moest een einde komen. Op Europees niveau moest gezorgd worden voor een alarmsysteem. Ook vanuit de VS werd verontrust gereageerd.

Moskou betwijfelde echter dat het plutonium uit de voormalige Sovjetunie afkomstig was - de herkomst van het materiaal was nog niet definitief vastgesteld. Ook vanuit de VS werd hierop gewezen. Rusland's vice-minister voor atoomzaken Mikerin verklaarde dat een plutonium diefstal onmogelijk was. Hij zag de affaire als een hetze tegen Rusland. Toch pleiten alle aanwijzingen tegen dit officiële standpunt. Het vliegtuig met het plutonium was immers afkomstig uit Moskou. Verder zou uit latere onderzoekingen blijken dat de smokkelaars hun waar via een Russische tussenpersoon hadden verkregen.

De herkomst van het plutonium zou echter niet het belangrijkste discussiepunt blijken te zijn. Door nieuwe onthullingen in Der Spiegel zou de rol die de BND bij de voorbereiding van de triomf gespeeld had, uiteindelijk de meeste aandacht opeisen.

Operatie Hades

Hoe was de BND er achter gekomen dat het plutonium transport naar München zou plaatsvinden? Aanvankelijk werd gewezen op een tip van de Moskouse politie. De redactie van Der Spiegel nam met deze verklaring geen genoegen en verdiepte zich in de identiteit van de gearresteerden: de Colombiaan Justitiano Torres Benítez en de Spanjaarden Julio Oroz Eguia en Xabier Bengoetchea Arratíbel. De journalisten kregen toegang tot informatie afkomstig van de advocaten van de verdachten en kregen een tip uit de burelen van de BND in Pullach. Daaruit maakten ze op dat de arrestaties onder de codenaam 'Operatie Hades' door de BND zorgvuldig was voorbereid. In april 1995 had Der Spiegel het verhaal grotendeels rond en opende met de titel: 'De bommenhandel van de BND'.

Het spoor leidde terug tot de chef van de BND-afdeling in Madrid, Peter Fischer-Hollweg. Hij had al regelmatig tegen betaling tips over illegale handel ontvangen van 'Rafael' ('Rafa') en 'Roberto', die beiden goed waren ingevoerd in het criminele milieu. Zij lichtten Fischer-Hollweg in dat zij mensen hadden ontmoet die vanuit de voormalige Sovjetunie wapens konden leveren. Korte tijd later, in het voorjaar van 1994, dook in Madrid een Duitser op die zei dat hij in München iemand wist die plutonium-239 wilde kopen. Deze Duitser bleek later in opdracht van de BND te handelen.
Rafa zorgde ervoor dat de Duitse plutoniumbestelling bekend werd in de Moskouse onderwereld, waar Oroz en Torres zich ophielden. Oroz en Torres regelden een monster van enkele grammen plutonium-239 en reisden naar München.
Zodra Rafa in Madrid het bericht doorkreeg dat het tweetal zich in München bevond, lichtte hij Fischer-Hollweg in, die de boodschap weer doorgaf aan de Münchense BND-afdeling. De BND besloot de plutonium deal voort te zetten, na overleg met de procureur-generaal, die eerst twijfelde aan de actie. Rafa reisde daarop naar München om op te treden als tussenpersoon.

Enkele dagen later meldde Walter Boeden zich bij Torres en Oroz als de koper. In werkelijkheid was Boeden, uitgerust met een verborgen microfoon, gestuurd door het Landeskriminalamt (LKA, de recherche). Hij nam het plutoniummonster mee voor nader onderzoek. Dit bleek tot 87,7 procent verrijkt plutonium-239 te zijn. De volgende dag bestelde Boeden vier kilo plutonium, nadat Torres had verklaard dat nog 11 kilo in Moskou verkrijgbaar zou zijn. Boeden overhandigde de smokkelaars zelfs smeergeld voor de Russische veiligheidsdienst en zorgde voor een bankgarantie van 276 miljoen dollar. Omdat de BND de smokkelaars nauwkeurig in de gaten hield, wist men wanneer de smokkelaars met het materiaal zouden arriveren: op 10 augustus 1994 met vlucht 3369 van Lufthansa uit Moskou.

Parlementaire enquête

Uit deze onthullingen bleek dat het om veel meer dan 'een tip van de Russische politie ging.' De smokkel was van het begin af aan door de BND uitgelokt. In Madrid was door een BND-contactpersoon het gespreksonderwerp op plutonium gebracht, terwijl aanvankelijk slechts sprake was van 'gewone' wapensmokkel. Voortdurend had Rafa ervoor gezorgd dat de deal doorgang zou vinden. Hij had daar belang bij, omdat hij flink wat tipgeld kon verdienen. Uiteindelijk zou Fischer-Hollmann aan Rafa meer dan 100.000 Duitse Mark uitbetalen.
Nadat gebleken was dat het plutonium daadwerkelijk geleverd kon worden, heeft de BND de deal ook goedgekeurd, hoewel men op de hoogte was van het transport door de lucht. Daarmee werden enorme risico's genomen. Als het vliegtuig was neergestort, zou dat immers reusachtige schade aan de volksgezondheid en het milieu hebben toegebracht.

De Duitse politici reageerden geschokt. Tot op welk (politiek) niveau en vanaf welk moment was men op de hoogte geweest van het op handen zijnde transport? Wie zijn aan te wijzen als verantwoordelijken voor de beslissing het gevaarlijke plutoniumtransport doorgang te laten vinden? De controlecommissie van het parlement had natuurlijk niet stilgezeten sinds de arrestatie van 10 augustus 1994, maar de feiten die Der Spiegel nu presenteerde, wierpen een nieuw licht op de zaak. Had minister Schmidbauer de commissie wel goed ingelicht toen hij deze in september 1994 uitleg van zaken gaf? Het Duitse parlement besloot tot een parlementaire enquête.

Sindsdien is het relatief stil in Der Spiegel en andere media. Zo nu en dan verschijnen berichten over de rechtszaak tegen de drie in München gearresteerde smokkelaars. Zij werden veroordeeld tot straffen van drie jaar (Bengoechea), drie jaar en negen maanden (Oroz) en vier jaar en tien maanden (Torres), waarbij de rechter wel opmerkte dat er sprake was van uitlokking door Rafa. De rechtbank zei niets over de rol van de Duitser die in Madrid de belangstelling voor het plutonium uitte.

De verslagen van de getuigenissen voor de parlementaire onderzoekscommissie bevatten hoofdzakelijk herhalingen van reeds bekende feiten. Wel valt op dat minister Schmidbauer en BND-chef Porzner hun betrokkenheid zoveel mogelijk ontkennen. Zij beweerden niet te weten dat het plutonium vanuit Moskou zou komen en zij zouden pas in een laat stadium van de handel op de hoogte zijn geweest.

Vooral de getuigenis die Rafa voor de enquêtecommissie aflegde, zorgde voor veel opschudding. Hij zou door de BND aangezet zijn tot liegen bij zijn getuigenis in het proces tegen de gearresteerde smokkelaars. Rafa meldde dat men, anders dan hij in de rechtszaak had verklaard, al wel in een vroeg stadium wist dat het plutonium uit Moskou zou komen. Ook wees hij erop dat de operatie op politiek niveau werd ondersteund, wat samen hing met de Landestagsverkiezingen in Beieren en de Bundestagsverkiezingen die op stapel stonden. Voor de CDU/CSU zou de arrestatie van de smokkelaars namelijk de mogelijkheid bieden een politiek succes te boeken. Verder wees Rafa op de sturende rol die de tolk 'Adrian' speelde bij de onderhandelingen in München. Deze tolk was in dienst van het Beierse LKA, maar werkte ook voor de BND.

Uit wat inmiddels over de onderzoekingen van het parlement bekend is, kan afgeleid worden dat Schmidbauer, Porzner en het Beierse LKA in ieder geval al in de laatste week van juli 1994 van de plutoniumhandel op de hoogte waren en wisten dat het materiaal per vliegtuig vanuit Moskou aangevoerd zou worden. Helmut Kohl was door Schmidbauer in algemene termen over de kwestie ingelicht. Porzner heeft inmiddels moeten aftreden wegens een vertrouwenscrisis tussen hem en Schmidbauer. De parlementaire onderzoekscommissie heeft nog geen eindrapport uitgebracht.

De val

De BND was door het einde van de Koude Oorlog een belangrijke vijand kwijt geraakt: de Sovjetunie. De dienst zocht naar nieuwe taken en bestrijding van smokkel leek een goede optie. Toen in 1994 de gelegenheid zich voordeed te laten zien hoe succesvol de BND kon zijn bij smokkelbestrijding, zette de BND enthousiast een val uit. Daarbij nam de dienst veel risico's door in zee te gaan met contactpersonen als Rafa. Dat dit uiteindelijk tot het uitlokken van plutoniumsmokkel leidde, kon de BND niets deren. Ook het vervoer door de lucht kon de BND'ers geen echte zorgen baren. Het lijkt er vooralsnog op dat de enige fout die verantwoordelijke politici, bestuurders en de recherche gemaakt hebben, is dat zij niet hebben ingegrepen.
Het is onwaarschijnlijk dat de affaire volledig door de parlementaire enquêtecommissie aan het licht gebracht zal worden. Veel heeft zich immers in het verborgene en in samenwerking met duistere contactpersonen afgespeeld. Verder is het onmogelijk precies te controleren welke pogingen zijn ondernomen een en ander in de doofpot te stoppen.

Ondanks alle commotie lijkt iets van de Münchense BND-triomf overeind te blijven. De Duitse veiligheidsdienst heeft overtuigend aangetoond dat plutoniumsmokkel vanuit de voormalige Sovjetunie mogelijk is. Daarom zou geconcludeerd kunnen worden dat een veiligheidsdienst een belangrijke rol zou kunnen spelen in het blootleggen van smokkelnetwerken.
Deze conclusie is echter overhaast. Een veiligheidsdienst die enorme risico's neemt, is geen veiligheidsdienst. De plutoniumaffaire heeft laten zien dat 'Operatie Hades' door de werkwijze van de BND flink uit de hand liep en dat controle achteraf moeilijk is.
Investeren in een dienst als de BND is daarom niet verstandig. Investeringen in betere bescherming van nucleair materiaal zullen meer bijdragen aan de (inter)nationale veiligheid, zodat zelfs de BND geen plutonium meer kan kopen. Uiteindelijk is de BND in een zelf gezette val gelopen.

Kasper Heijting

Dit artikel is gebaseerd op artikelen uit Der Spiegel, Frankfurter Allgemeine Zeitung, Frankfurter Rundschau, NRC Handelsblad, De Morgen, Die Tageszeitung en de Volkskrant.



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Column -

Spektakel

Door zijn aard is het militaire apparaat vol met geheimen, erg gesloten en buitengewoon wantrouwend. En natuurlijk vormen de gedragingen van de militaire inlichtingendiensten het toppunt van de geheimhoudingsgekte. Eigenlijk geldt dat ook voor die andere inlichtingen- en veiligheidsdiensten die te maken hebben met de zogenaamde veiligheid van de staat. Hun doelstelling, hun werkwijze en hun personeelsbezetting verschillen dan ook weinig van die van de militaire diensten.

De laatste tijd is er weer heel wat naar buiten gekomen dat illustratief is voor bovengenoemde gekte. Een interessant aspect daarvan is de belofte om te zwijgen, die door medewerkers van deze diensten bij hun indiensttreding wordt afgelegd. Breek je die belofte, ook al is het na het verlaten van de dienst, dan ben je nog niet jarig. Dat ondervindt David Shayler die vorig jaar, als ex-lid van de Britse geheime dienst MI-5, flink uit de school klapte en daarna naar Frankrijk vluchtte. De Britse Labour-regering eist nu zijn uitlevering om hem te kunnen berechten. De Labour Party, twee jaar geleden fel tegen de geheimhoudingswet, is als regeringspartij ook op dit punt niet te onderscheiden van Thatcher.

Ook is er weer iets te melden over het neerstorten, in 1980 in Italië, van een vliegtuig van Alitalia. De dood van alle 81 inzittenden is bijna zeker veroorzaakt doordat een NAVO-vliegtuig de DC-9 met een raket neerschoot. Een onderzoekscommissie heeft nu vastgesteld dat de politiek en de openbare mening al die tijd zijn voorgelogen door de top van de Italiaanse luchtmacht. Bovendien werd het onderzoek naar de oorzaak door die kringen tegengewerkt en werden onderzoekers door hen misleid. Uiteraard behoren ook de NAVO zelf en dus ook de regeringen van de 16 lidstaten, inclusief de Nederlandse, tot de medeplichtigen.

En over Nederland gesproken: het derde voorbeeld is het nieuwe schandaal rondom Srebrenica. Bij de Militaire Inlichtingen Dienst zijn destijds twee filmrolletjes van teruggekeerde Nederlandse militairen ontwikkeld. Het ene, met voor het gedrag van Dutchbat compromitterende beelden, bleek na afloop volkomen leeg. Van het tweede rolletje waren de meeste afdrukken helder, maar die waarop oorlogsmisdaden te zien waren nauwelijks te ontcijferen. Het ligt voor de hand dat hier sprake is van een speciaal geval van het in acht nemen van de geheimhoudingsplicht!

Fred van der Spek



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina





Wapenhandel
Samenstelling: Martin Broek

Voor meer informatie over Nederlandse wapenhandel en -industrie: ga naar www.stopwapenhandel.org



Martelwerktuigen in Londen

Wapenbeurzen zijn er in soorten en maten. Het lijkt wel alsof er voor ieder wapensysteem een beurs is. Een speciale categorie zijn de beurzen voor speciale operaties. In Engeland is dit de COPEX beurs. COPEX staat voor Contingency (voorheen: Covert) & Operational Procurement Exhibition. De bezoekers die voor COPEX uitgenodigd zijn, komen uit de Verenigde Staten: de CIA, DEA en FBI. Verder hebben speciale troepen, inlichtingendiensten, veiligheidsdiensten, geheime diensten en dergelijke uit tal van landen een uitnodiging gehad. Een mooi zootje bij elkaar dat zich bezig houdt met: speciale operaties en low intensity conflict, vrede bewaren, contraguerrilla, survival, relbestrijding, ordehandhaving, interne veiligheid, anti-terrorisme, drugsbestrijding en internationale misdaad.

Als je niet tot deze 'elite' behoort is het binnenkomen bij COPEX niet zo gemakkelijk, de pers moet daarvoor eerst door een screening heen. COPEX heeft de afgelopen jaren dan ook flink onder vuur gelegen, waarbij een documentaire van Channel 4 uit 1994, The Torture Trail en vervolgprogramma's een doorslaggevende rol spelen. Er worden geen lijsten van bezoekers en exposanten (of de landen waar ze vandaan komen) vrijgegeven.

COPEX wordt overigens niet alleen in Engeland georganiseerd. Vorig jaar juli was er een COPEX-beurs in Tel Aviv als onderdeel van de Security Israel Exhibition; in december was COPEX in Miami, gericht op het Caribisch gebied en Zuid-Amerika; in april 1998 werd COPEX georganiseerd in Amman onder hoede van de speciale troepen van Jordanië en het wakend oog van prins Abdullah bin Al-Hoessein. In Oktober 1998 zal er een COPEX-beurs worden georganiseerd in San Diego en in mei 1999 in Washington. Het programma van de laatste beurs is nog niet bekend, maar je kunt je al wel opgeven voor de praktische lessen in speciale operaties en zeer risicovolle operationele vaardigheden onder leiding van ervaren instructeurs. Tenslotte is er dan nog dichter bij huis de beurs in het Wembley conferentiecentrum in Londen in september 1998. Vorig jaar was de beurs uitgeweken naar een terrein van het Britse ministerie van Defensie, wegens de steeds heviger protesten bij het conferentieoord in Esher, waar de beurs tot 1996 werd georganiseerd.

De Campaign Against Arms Trade (CAAT) protesteert al sinds 1985 tegen de COPEX wapenbeurs. In aanloop naar de beurs van 1998 kondigt CAAT een drie-daags protest aan tegen de "markt voor martel wapens." Vorig jaar maakte CAAT bekend dat 50 landen de beurs bezocht hadden waaronder Turkije, Indonesië, Iran, Saoedi-Arabië en China.

Het Internet bevat inmiddels verschillende Web-sites waar mensen hun kritiek op COPEX spuien. Er is ook een brief van COPEX zelf te vinden waar ze alles, maar dan ook alles ontkennen wat tot nu toe over COPEX naar buiten is gekomen en waar ze de protestindustrie onder de loep nemen: "De huidige situatie is als volgt: de 'demonstranten' zijn geharde politieke activisten, goed getraind en gesubsidieerd en ze zoeken aan de ene kant naar zoveel mogelijk confrontatie met de autoriteiten en aan de andere kant willen ze zoveel mogelijk economische schade veroorzaken. Dit is economisch terrorisme dat zich richt op banken, de cosmetica-industrie en de defensie-industrie; ze richten zich in feite op iedere vorm van economische activiteiten die kan worden gedestabiliseerd." Bekende taal van de organisatie. Toen in 1995 COPEX in Duitsland, na aanhoudende protesten en de bekendmaking van het nieuws dat de plaatselijke organisator banden met extreem-rechts had, niet doorging stelde COPEX dat de activisten "rood-groene extremisten" waren die "hun machtswellust verbergen achter het masker van sociaal bewustzijn."

Bron: www.copex.com, zie verder CAAT News 149 en 150, VD AMOK nr. 5, 1995 en nr. 1, 1996.




MILIPOL het Franse alternatief

Ook Frankrijk heeft een dergelijke beurs, MILIPOL, die wordt georganiseerd door Sofremi (SOcieté FRançaise for Exports of equipment, systems and services connected with the Ministry of Interior), dat voor 35% in handen is van de Franse staat. De rest is in handen van 22 Franse bedrijven. MILIPOL is opgezet, omdat in de jaren zeventig bleek dat de contacten van de Franse bedrijven die politiewapens leverden nogal beperkt waren. In 1984 werd de eerste MILIPOL beurs georganiseerd. De beurs was gericht op mensen werkzaam op het veiligheidsterrein: producenten, gebruikers en kopers van alle nationaliteiten. Ze kreeg in de loop der jaren ook meer toeloop van veiligheidsdiensten. Overigens beperkt ook MILIPOL zich niet tot een beurs in het land waar de organisatie is gevestigd en organiseert een twee-jaarlijkse beurs in Qatar.

MILIPOL is minder gesloten dan COPEX. Het publiceert lijsten van exposanten, geeft schematisch weer welke produkten verkocht worden en geeft wat informatie over bezoekersaantallen en origine. In 1997 stelden 443 bedrijven uit 37 landen hun produkten ten toon (1993: 301 uit 19 landen, 1995: 411 uit 23). De bezoekers kwamen in 1997 uit 112 verschillende landen (1993: 89, 1995: 95). De deelnemers variëren van de Parijse brandweer, via het Russische Ministerie van Binnenlandse Zaken tot een bedrijf dat zich tooit met de naam STOP STICK International uit de VS. Meer dan de helft van de bezoekers komt uit het bedrijfsleven, de rest werkt bij overheidsdiensten, zoals defensie, justitie, en in de diplomatieke dienst.

Op de lijst van exposanten in Parijs in 1997, prijken een paar Nederlandse bedrijven: AKZO-Nobel, DSM en Ten Cate. In Qatar waren in 1996 aanwezig: GATSO (*) en wederom AKZO-Nobel. Over GATSO is weinig bekend, de andere drie bedrijven produceren speciale vezels die gebruikt kunnen worden voor kogelwerende vesten, helmen en schuilplaatsen, wat waarschijnlijk de reden is dat ze op deze beurs staan.

MILIPOL is in kringen van activisten tegen wapenhandel veel onbekender dan COPEX, wat vooral te maken zal hebben met het feit dat er geen campagne tegen loopt, zoals in Groot-Brittannië. MILIPOL kan evenwel gezien worden als de Franse tegenhanger van COPEX. Franse dienstweigeraars overwegen acties tegen de volgende MILIPOL-beurs in November 1999 te ondernemen.

*: GATSO wordt door MILIPOL vermeld als Nederlands bedrijf, maar is volgens een snel onderzoekje Brits en houdt zich bezig met radarapparatuur voor voertuigen (navigatie en opsporing).
Bron: www.milipol.com



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina





Kort bericht
Samenstelling: Kees Kalkman



Inlichtingendiensten in de War on Drugs in Bolivia

De geheim agent werkt vooralsnog illegaal in de Boliviaanse oorlog tegen drugs. Dat is niet handig bij de berechting van drugshandelaren, want op de rechtszitting moet het onrechtmatig verkregen bewijs via allerlei omwegen worden gepresenteerd. Het kwam dan ook niet als een verrassing toen afgelopen juli de minister van Binnenlandse Zaken een voorstel indiende om undercoveractiviteiten in de strijd tegen de 'georganiseerde misdaad' te wettigen. "Als het toch gebeurt, kan het maar beter legaal gebeuren", zo redeneerde de minister. Vertegenwoordigers van de ambassade van de VS hadden deze kwestie vorig jaar al aan de orde gesteld. Het is allang geen geheim meer dat de CIA haar aantal in het buitenland gestationeerde agenten aan het verdubbelen is, terwijl in het budget van de spooks de strijd tegen drugs een hoofdthema is geworden.

Toen in september 1995 in Lima (Peru) een Boliviaans vliegtuig werd aangehouden met meer dan 4 kilo cocaïne bracht parlementair onderzoek aan het licht dat bepaalde secties van de Boliviaanse drugsinlichtingendienst op hun eigen houtje opereren, maar wel in nauwe samenwerking met agenten uit de VS. Bovendien bleken deze agenten perfect op de hoogte te zijn geweest van het reilen en zeilen van de betrokken drugshandelaren. Onder druk van de toenmalige minister van Binnenlandse zaken werd het onderzoek afgesloten voordat het leidde tot ophelderingen over de 'echte kopstukken' achter de drugslading. Tot op heden speculeert men in besloten kring over de mogelijke betrokkenheid van de CIA bij de vracht.

Er mag op dit vlak dan nooit iets bewezen zijn, het is voor Bolivia niet nieuw dat buitenlandse agenten de dienst uitmaken in de inlichtingenwereld aan zowel leger- als politiezijde. Steeds weer blijken hun Boliviaanse partners parallelle structuren op te zetten, die door geen nationale instantie of hiërarchie meer gecontroleerd worden. En eens in de zoveel tijd is er dan een schandaal over een drugsvangst of over mensenrechtenschendingen waarbij deze agenten betrokken blijken te zijn. De hele handel wordt dan voor het publiek geschoond, een aantal subofficieren berecht, hun chefs overgeplaatst naar niet in het oog lopende functies (overigens vaak in de VS), en het verhaal begint weer van voren af aan. Het publiek krijgt geen inzicht in wat er nou eigenlijk allemaal aan de hand was. In drugszaken is het nooit voorgekomen dat de VS-agenten verantwoording hebben afgelegd voor Boliviaanse instanties of commissies.

De constructie lijkt te simpel om stand te kunnen houden. Maar Bolivia is financieel te afhankelijk van de VS om haar poot stijf te kunnen houden. Voor de buitenwereld ligt de verklaring voor de eeuwige mislukkingen in de War on Drugs in Latijnsamerikaanse corruptie en de ongelimiteerde macht van de drugsmaffia; argumenten die goed blijken te werken als alibi om de inlichtingendiensten vrij spel te geven. In de strijd tegen drugs is alles geoorloofd.
(TR)



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Bibliografie inlichtingendiensten -


KORTE BIBLIOGRAFIE VAN RECENTE PUBLIKATIES OVER NEDERLANDSE INLICHTINGENDIENSTEN
Samenstelling: Kees Kalkman



T. Barkhuysen
Artikel 8 juncto 13 EVRM: De sleutel die past op het slot van de BVD-dossierkast?
De uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 juni 1994 in de zaken Van Baggem en Valkenier tegen de Minister van Binnenlandse Zaken.
In: Nederlands Tijdschrift voor Mensenrechten NJCM-Bulletin december 1994 blz. 966.

Binnenlandse Veiligheidsdienst
De politieke Islam in Nederland
Leidschendam 1998, 20 blz. met een overzicht van politieke islamgroeperingen in Nederland.

Binnenlandse Veiligheidsdienst
Jaarverslag 1997
Den Haag 1998, 65 blz.
Sinds 1991 publiceert de BVD een Jaarverslag dat enig inzicht biedt in een aantal aandachtsgebieden van de dienst, de samenwerking met andere diensten en klachten en inzageverzoeken.

D. Engelen
Geschiedenis van de Binnenlandse Veiligheidsdienst
Sdu Den Haag 1995, 476 blz. met bronnenoverzicht en register.
Officiële geschiedschrijving van de BVD tot de jaren zestig.

D. Engelen
Oorzaken, aard en omvang van de oneigenlijke vernietiging van archiefmateriaal van de MID in de periode 1993-1998
(Den Haag 1998), 10 blz. met als bijlage een kort historisch overzicht over de MID.

B. de Graaff
Ongelukkige poging tot rehabilitatie van de geheime diensten
NISA Nieuwsbrief 1998/2 blz. 15.
Beschouwing over het nieuwe wetsontwerp dat de activiteiten van de diensten moet regelen. Het is de vraag of het voldoet aan de eisen van het Europese hof.

A.J. van Hulst
De Russen komen niet meer. Inlichtingendiensten wat nu?
In: Militaire Spectator 1994/1 blz. 29.
Gevolgen van de ontbinding van het Warschaupakt en het verdwijnen van de IDB voor de militaire dienst.

Jansen & Janssen
Opening van zaken. Een ander BVD-verslag.
Ravijn Amsterdam 1993, 160 blz. met index.
Alternatief jaarverslag met artikelen over BVD, IDB, affaires, RARA, Suriname.

Jansen en Janssen
Welingelichte kringen. Inlichtingenjaarboek 1995.
Ravijn Amsterdam 1995, 148 blz. met index.
Kritisch jaarboek met artikelen over Opstand, RID, MID, de 'speciale dienst' van de Marechaussee en affaires.

M.W. Jensen en G.J. Platje
De MARID - De Marine Inlichtingendienst van binnenuit belicht
Sdu Den Haag 1997, 422 blz. met overzicht van MARID-functionarissen en namenregister.
Sterk door persoonlijke herinneringen gekleurd, weinig echte onthullingen, wel vrijwel de enige publikatie over het onderwerp.

K. Kalkman
Nederlandse wapens en opleiding spionnen Bouterse. Transporten gingen door na decembermoorden
In: VD AMOK 1996 nr. 3 blz. 13.

F.A.C. Kluiters
De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten
Sdu Den Haag 1993, 460 blz. met index van inlichtingendienstpersoneel, uitgebreid bronnenoverzicht en register.
Het standaardwerk over dit onderwerp, met veel organisatorische en biografische gegevens, minder over activiteiten.

F.A.C. Kluiters
De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Supplement
Sdu Den Haag 1995, 255 blz. met bronnenoverzicht en register.
Vooral over afluisteren, de MID en de Nederlandse dienst in Suriname.

F.A.C. Kluiters
Een nieuw wettelijk kader voor de inlichtingendienst: echte openheid?
Staatscourant van 27 februari 1998. (ook gepubliceerd in NISA-nieuwsbrief 1998/1).
Het nieuwe wetsontwerp ademt de geest van de opstellers: de inlichtingendiensten zelf. Het doet weinig recht aan de optiek van buitenstaanders.

Militaire Inlichtingendienst
Jaarverslag 1997
Den Haag 1998, 38 blz. met organisatieschema.
Het eerste jaarverslag van de MID waarin onder meer wordt ingegaan op de verschillende taken, het verzamelen van gegevens, Wob-verzoeken en de archieven.

Ministerie van Defensie, Defensie archieven-, registratie- en informatiecentrum (DARIC)
Rapportage inventarisatie archieven MID, november 1995-juni 1996
Den Haag 1996.
Rapport over de archiefvernietiging bij de MID met gegevens over de opbouw van de archieven.

NISA Nieuwsbrief, Postbus 18210 1001 ZC Amsterdam.
Huisorgaan van de Netherlands Intelligence Studies Association, waarin vier keer per jaar nieuws, een lopende bibliografie en relevante tijdschriftenoverzichten en internetpagina's worden gepubliceerd.
www.nisa-intelligence.nl

J.F.M. Pouw
Naar een 'Europees binnenlands veiligheidsbeleid'? Europese samenwerking en de 'autonomie' van nationale veiligheidsdiensten.
Clingendael Den Haag 1995, 173 blz. met literatuuroverzicht.
Grondig overzicht van Europese samenwerking op het gebied van binnenlandse veiligheid en politie. Enkele hoofdstukken behandelen de plaats van de BVD hierin.

S.J.G. Reyn en F.M. Bazen
Inlichtingen in een nieuwe veiligheidssituatie. Naar een nieuwe vorm van inlichtingenstudies in de KL
In: Militaire Spectator 1993/9 blz. 397.
Veranderde militaire inlichtingenbehoefte als gevolg van VN-taken.

Rijksarchiefdienst/PIVOT
Inlichtingendienst Buitenland. Een institutioneel onderzoek naar de Buitenlandse Inlichtingendienst/Inlichtingendienst Buitenland (1946-1996).
PIVOT-rapport nr. 30, Den Haag 1996, 86 blz. met organisatieschema's. Tekst: D. Engelen.
Het resultaat van een zogeheten institutioneel onderzoek naar het handelen van de BID/IDB is een overzichtelijk compendium over deze dienst.

De Rode Oortjes: Wie niet weg is, is gezien. De marechaussee bespioneert anti-militaristen.
Ravijn Amsterdam 1993, 76 blz.
Activiteiten van marechaussee en BVD en een beschouwing over de inlichtingendienst van de marechaussee.

F. van der Spek
Een kwalijk gezwel
In: VD AMOK 1998 nr. 1 blz. 12.
Binnen de Nederlandse staatsrechtelijke structuur is voor de BVD en andere diensten geen plaats.

Stichting Backslash, Buro Jansen & Janssen en Stichting Hacktic
De muren hebben oren.... Een gids tegen afluisteren.
Technische invalshoek. Het afluisteren door de diensten komt ter sprake.

De tragiek van een geheime dienst. Een onderzoek naar de BVD in Nijmegen.
1990, 221 blz.
Verslag van een contra-observatie door de Nijmeegse linkse beweging. Ook informatie over PID, CRI en CID.

Tweede Kamer
Beheren en beweren. Rapport van de werkgroep Onderzoek archieven van de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten
Den Haag 1998, 224 blz. met bijlagen en de weergave van de gevoerde gesprekken (TK 1997-1998, 25809, nrs. 4-5).

G. de Valk
De BVD en inlichtingenrapportages
Studiecentrum voor Vredesvraagstukken, KU Nijmegen 1996, 280 blz. met index.
Kritisch onderzoek naar de manier waarop de BVD met de feiten omgaat met als case-study een uitgelekt kwartaaloverzicht van de BVD over de anti-kernenergiebeweging.

G. de Valk
Frustratie en koudwatervrees. De 'linkse' discussie over de BVD
In: VD AMOK 1997 nr. 5 blz. 12.
Pleidooi voor een controleerbare inlichtingendienst.

Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten
Activiteitenverslag 1997
Brussel 288 blz.
Een onderdeel van dit verslag van de Belgische parlementaire controlecommissie is een 40 blz. tellende samenvatting van de situatie in Nederland wat betreft wetgeving, bevoegdheden, werkwijze en controle.

G. Zoutendijk, J. de Ruiter en S. Miedema,
Rapport van de Commissie van Drie
Den Haag 1995, 27 blz.
Rapport in opdracht van de Tweede Kamercommissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten over de archiefvernietiging. Bevat informatie over opbouw van het BVD-archief.



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Berichten van de basis -

Berichten van de basis

Anti-oorlogsmuseum

Het Anti-oorlogsmuseum zal volgend jaar mei (1999) een serie van tien tentoonstellingen verzorgen in het Congresgebouw in Den Haag tijdens The Hague Appeal for Peace. Op het moment loopt er een tentoonstelling in Rotterdam; vanaf 1 oktober (1998) in het gemeentehuis van Zuid-Laren.

Eind 1999 wordt een begin gemaakt met de opzet van een eigen museum. Indien er mensen zijn die affiches, foto's, folders of boeken in hun bezit hebben die zij nu of later willen schenken, worden dringend verzocht een briefje te schrijven aan Hein van der Kroon, Minahassastraat 1, 1094 RS Amsterdam. U moet ons nog geen stukken sturen.

Wie meer wil weten, donateur wil worden of abonnee op ons berichtenblad "De Vredesboot," kan contact opnemen met Chris Geerse, Vlamingstraat 82, 2611 LA Delft, tel. 015-2121694.

Wie mee wil helpen donateurs te werven, te fotograferen of foto's te ontwikkelen en/of af te drukken, tentoonstellingen te maken of museumobjecten te ontwerpen e.d. kan zich wenden tot Nico Faber, Violaduin 5, 2318 XG Leiden, tel en fax 071-5211472.




Steun ontwapeningsactie nucleaire onderzeeërs in Schotland

Op 27 augustus werden drie activistes, waaronder de Nederlandse Krista van Velzen, afgevoerd naar de Schotse vrouwengevangenis Cornton Vale in Stirling. Ze worden daar in hechtenis gehouden totdat hun zaak op 29 september bij de rechtbank voorkomt. De drie vrouwen waren voor de vierde keer binnengedrongen in de zwaar beveiligde marinebasis in Faslane (Schotland), waar Britse nucleaire onderzeeboten liggen.

De actie is onderdeel van de campagne Trident Ploughshares 2000. Deze campagne van de Ploegscharenbeweging protesteert, door middel van geweldloze ontwapeningsacties, tegen de nucleaire wapens waarmee de Trident-onderzeeërs op de marinebases in Coulport en Faslane (in Schotland), zijn toegerust. De campagne baseert zich op de uitspraak van het Internationale Hof van Justitie in Den Haag op 8 juli 1996, die nucleaire wapens illegaal verklaarde.



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina