Aangepast zoeken

Naar beginpagina
Naar overzicht VD AMOKs

VD AMOK
tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
jaargang 10, nummer 2, 2001


Inhoudsopgave




Colofon

VD AMOK
tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
jaargang 10, nummer 2, 2001

VD AMOK
verschijnt vijf maal per jaar en wordt uitgegeven door de Vereniging Dienstweigeraars (VD) en het Antimilitaristies Onderzoekskollektief (AMOK). Voor de inhoud van met naam ondertekende stukken zijn de auteurs verantwoordelijk.

Copyright
Overname van artikelen uit het lopende nummer is uitsluitend toegestaan na toestemming van de redactie. Overname van artikelen uit eerder verschenen nummers is toegestaan onder bronvermelding en toezending van een bewijsexemplaar aan de redactie.

Adres redactie en abonnementenadministratie
VD AMOK
Obrechtstraat 43
3572 EC Utrecht
tel. 06-14127779
e-mail: vdamok"at"antenna.nl

Redactie
Hans Christian Bouton (fotoredactie), Kees Kalkman, Karel Koster, Guido van Leemput, Tjark Reininga, Egbert Wever

Fotografen en illustratoren
Joop Blom, Karel van de Borre, Sandra de la Combé, Caroline Dossche, Marleen Daniëls, Marije Lieuwens, Moluks Historisch Museum, Jan van der Pouw, Thomas Schlijper, Sven Torfinn/HH, Teun Voeten/HH

Vormgeving
René Oudshoorn

Drukker
Drukkerij De Dageraad, Den Haag

Verder werkten aan dit nummer mee
David Jan Donner, Hans Feddema, Huub Jaspers, Martin Jelsma, Sam Pormes, Jan Schaake, Frank Slijper, Fred van der Spek

Abonnementen Een abonnement is minimaal fl. 30,- per jaar.
Een steunabonnement is minimaal fl. 40,-.
Over te maken op giro 1308126 t.n.v. Vereniging Dienstweigeraars, Utrecht.
Nieuwe abonnementen schriftelijk aanmelden. Wacht met betaling op toezending acceptgiro.
Opzegging uitsluitend schriftelijk vóór aanvang van het kalenderjaar.
Losse nummers kosten fl. 6,50 (fl. 8,90 inclusief porto).

Advertenties
Tarieven en opgave bij de redactie.

Sluitingsdatum volgend nummer
15 juni 2001

Foto voorpagina:
Caroline Bossche



Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Redactioneel -

De NAVO en het nationalisme op de Balkan

NAVO-militairen worden beschoten in Macedonië en trekken zich terug. Dat de Duitse militaire garagemonteurs niet terugsloegen toen Albanese separatisten hen in Tetovo onder vuur namen, is niet zo opmerkelijk. Opvallend was dat de NAVO verklaarde niets te kunnen doen aan de strijd in Macedonië omdat ze er geen mandaat hebben. Voor NAVO was een mandaat niet nodig toen men in 1999 ingreep in Kosovo. Waarom zegt men dat in Macedonië wel nodig te hebben?

Een antwoord kunnen we wellicht vinden in de opzienbarende alliantie die de NAVO met het Albanese-Kosovaarse nationalistische UCK heeft gesloten nadat in Rambouillet Joegoslavië niet akkoord ging met de NAVO de soevereiniteit te geven over alle Joegoslavische havens, vliegvelden en wegen. Het kon niet zo zijn dat een internationale paria de machtigste militaire organisatie in de wereldgeschiedenis ongestraft kon trotseren. De luchtmacht zou het verzet van het regime Milosevic wel breken. Echter na enige dagen bleek, geheel volgens de waarschuwingen van de CIA, dat de bombardementen de strijd in Kosovo alleen maar lieten escaleren. Grondtroepen waren nodig. Slachtoffers in de eigen gelederen kon men echter niet gebruiken, dus was voor die gevaarlijke klus het UCK nodig. Voorheen stond het UCK bij de Westerse inlichtingendiensten te boek als een terroristische organisatie, actief in de drugssmokkel. Nu werden het heldhaftige beschermers van de Kosovaren die het opnamen tegen de Servische moordmachine.

Toen de NAVO eind 1999 Kosovo moest gaan besturen, kon men die heldhaftige strijders voor democratie en mensenrechten natuurlijk niet zomaar aan de kant schuiven. Overal werden UCK-ers benoemd in leidinggevende posities. Ook kon het UCK haar veto uitspreken over alle civiele kandidaten voor het burgerlijk bestuur. Tegelijk met de terugkeer van circa een miljoen vluchtelingen (op twee miljoen inwoners) vertrok het overgrote deel van de niet-Albanese bevolking uit Kosovo. Zij die bleven, kwamen onder bescherming van KFOR (grotendeels bestaande uit NAVO-troepen) in getto's te wonen. Niettemin bleven die burgers doelwit van wraakacties.

De smokkelroutes van drugs zijn wat verlegd, de strijd ook. In de Presovo-vallei ten oosten van Kosovo werden Albanese vrijheidsstrijders actief in de gedemilitariseerde vijf kilometer zone langs de Kosovaars-Servische grens. Inmiddels is in Servië het regime Milosevic gevallen: Kostunica, een Servische nationalist, kwam met Westerse steun aan de macht. Zijn regering streeft naar het normaliseren van de betrekkingen met het Westen en wil het Westerse kapitaal vrijbaan geven. De NAVO heeft haar vijanden op de Balkan verslagen. Alleen het nationalisme verstoort de rust.

De NAVO heeft dit aan zichzelf te wijten. Zij heeft in de strijd op de Balkan telkens partij getrokken: voor Kroatië, Bosnië en de Albanese Kosovaren. Dat ook daar nationalisten de dienst uitmaakten, werd voor het gemak genegeerd. De NAVO kon de verschillende nationalistische groepen immers goed gebruiken in de strijd tegen Milosevic. Na het wegvallen van de Servische dreiging richtten deze nationalistische facties zich echter weer volledig tegen elkaar (zoals Kroaten en Moslims in Bosnië). Het eerder gesteunde nationalisme wordt ineens gezien als bedreiging voor de stabiliteit in de regio. Zo ook in Montenegro. Terwijl de NAVO twee jaar geleden nog achter de zelfstandigheid van Montenegro stond, wil het Westen afscheiding nu voorkomen. Want zelfstandigheid van Montenegro zou het begin kunnen zijn van de afscheiding van vele andere gebieden in de regio, zoals in Bosnië, Kosovo, Macedonië (waar de Albanezen nu al om afscheiding roepen), Servië en op langere termijn ook in Albanië, Bulgarije, Griekenland, Hongarije en Roemenië.

De nationalistische geest moet terug in de fles. De NAVO heeft bewezen hier niet toe in staat te zijn. Het is dan ook zaak dat de burgers op de Balkan zullen inzien dat nationalisme hun welzijn en welvaart in de weg staat en dat de bevolking er daarom zelf een einde aan maakt, net zoals ze eerder zelf het staatscommunisme heeft opgeruimd.


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Kernwapens: acties en debat -

Kernwapens: acties en debat

De laatste maanden is er veel gebeurd rond kernwapens. Terwijl in België en Schotland de acties steeds intensiever worden, wordt er zowel in het Nederlandse als het Belgische parlement een discussie gevoerd over het verwijderen van de NAVO atoombommen. In dit katern staan verslagen van de acties en signaleringen van belangwekkende ontwikkelingen.


- Kernwapens: acties en debat -

Nucleair ontwapeningsmoeras

Wie afgaat op de ontwikkelingen van de laatste maanden moet helaas erkennen dat het nog lang zal duren voor de kernwapens de wereld uit zijn. In Nederland is de campagne om de atoombommen uit Volkel te verwijderen er niet in geslaagd om te bewerkstelligen dat een meerderheid van de Tweede Kamer er een punt van maakt.

Dat bleek op 21 februari van dit jaar toen minister Van Aartsen tijdens een Algemeen Overleg ongevoelig bleek voor de tegenstrijdigheid van het door hem gesteunde nucleaire beleid van de NAVO. Het zogenaamde Paragraaf 32 rapport, dat door die organisatie in december (deels) was gepubliceerd, wil aan de ene kant vasthouden aan het nucleaire beleid van de NAVO en bepleit tegelijkertijd een heel werkprogramma gericht op de afschaffing van kernwapens. Dat laatste was overgenomen uit de slotverklaring van de toetsingsconferentie van het Non Proliferatie Verdrag (NPV) die vorig voorjaar in New York plaatsvond. Daar was ook door bijna de hele wereld de wens voor nucleaire ontwapening (andermaal) uitgesproken.
Tijdens de kamervergadering (waaraan voorafgaand de vredesbeweging een anti-kernwapenmanifest presenteerde aan de Kamercommissie voor buitenlandse zaken) spraken een aantal kamerleden met enige ontevredenheid over het NAVO-rapport. Naast de heren Koenders, Hoekema, Harrewijn en Van Bommel erkende ook Mevrouw van Ardenne van het CDA "een bepaalde spanning" (noot 1) tussen het vasthouden aan het nucleaire NAVO beleid en de maatregelen in de sfeer van ontwapening.
In zijn antwoord stelde de minister dat de verwijzing naar het NPV slotdocument betekent "dat in alle overlegkaders die er de komende jaren zullen zijn uitbanning van kernwapens het doel blijft. In de huidige veiligheidsstrategie handhaaft de NAVO echter de nucleaire afschrikking op een minimale basis" (noot 2). De verklaring voor zijn verzet tegen verdergaande stappen is duidelijk. Er is nog steeds geen kamermeerderheid voor het verwijderen van de kernwapens op Volkel. Om zo'n meerderheid te vormen is grote druk op de politici vereist en die is alleen mogelijk via de media en in de aanloop naar de verkiezingen. Om die reden is het dan ook van groot belang dat de kwestie Volkel gaat spelen in de programmacommissies die nu bezig zijn de partijprogramma's voor de komende verkiezingen (in principe in mei 2002, als het kabinet niet eerder valt) te schrijven.

Raketschild

Daarbij moet ook het raketschild aan de orde komen. Het Amerikaanse plan voor een National Missile Defense kwam ook in het kamerdebat ter sprake. Aangezien er nogal wat vragen waren over dit wapensysteem dat de VS wil aanleggen om Noord-Amerika te beschermen, kwam de minister er in een later schrijven op terug. Een bij veel Europese leiders levend bezwaar is dat het raketschild een ontkoppeling van de veiligheid van Noord-Amerika en Europa teweeg zou brengen. Om daaraan tegemoet te komen heeft de Amerikaans regering "aangegeven dat zij over alle aspecten van een raketverdedigingssyteem met de NAVO bondgenoten wenst te consulteren" (noot 3) aldus minister Van Aartsen. Een ander cruciaal punt betrof het anti-ballistisch raketverdrag (ABM) dat in 1972 door de Sovjet Unie en de VS werd afgesloten. De minister herhaalde in navolging van zijn Europese collega's dat "unilaterale opzegging door de Verenigde Staten van het ABM verdrag in dit verband ernstige consequenties [zou] kunnen hebben en derhalve vermeden moet worden" (noot 4). De grote vraag voor de komende maanden is, of de nieuwe Amerikaanse regering ondanks de gedane verkiezingsbeloftes (om hoe dan ook een schild aan te leggen, met of zonder Russische goedkeuring) toch een compromis zal sluiten waardoor het ABM-verdrag in stand blijft, terwijl bijvoorbeeld onderzoek en ontwikkeling van het systeem (de totale kosten worden op zo'n 100 miljard dollar geraamd) gewoon doorgaat. De meeste binnenlandse kritiek in de VS is immers op het feit gebaseerd dat de anti-raket technologie zo goed als niet werkt. Een paar jaar onderzoek, terwijl er verder onderhandeld wordt met zowel Rusland als de Europese dwarsliggers, ligt dan zelfs voor de regering van Bush voor de hand.
Daarbuiten valt echter het plan voor een Theatre Missile Defense, dat eigenlijk al in uitvoering is. Het gaat daarbij om raketten die middellange afstand raketten kunnen neerschieten. Er lopen een aantal onderzoeksprogramma's en verscheidene wapensystemen zoals de Patriot PAC3 en het Standard Missile zijn al operationeel. Door deze en andere systemen, die niet strijdig zijn met het ABM, verder uit te bouwen is het mogelijk, om 'van onderop' tot een anti-raketschild te komen (noot 5). Nederland, Duitsland en de VS werken al samen in zo'n ontwikkelingsprogramma. De NAVO heeft vorig jaar tot een onderzoek ernaar besloten, waardoor plaatsing van een beperkt systeem in 2010 mogelijk wordt.
Vanuit Amerikaanse kant komt dit proces vermoedelijk over een paar maanden verder onder druk te staan, als de basiselementen van het evaluatieprogramma van de Amerikaanse kernmacht (de Nuclear Posture Review) worden vastgelegd. Een belangrijk element daarin kan zijn dat de VS eenzijdig substantiële aantallen strategische kernwapens gaan afschaffen. Tegelijkertijd zullen ze verklaren dat het anti-raketschild daadwerkelijk wordt aangelegd.
Het wordt dan voor de oppositie cruciaal om te benadrukken dat alle kernwapens moeten worden afgeschaft, het liefst via verdragen die niet eenzijdig weer kunnen worden teruggedraaid. Bovendien is het van groot belang om de discussie over het concept van het anti-raketschild aan te gaan. Het gaat immers om het aanleggen van een schild waarachter nog steeds een gepantserde nucleaire vuist schuilgaat. En dat was nooit de bedoeling van degenen die de verklaringen voor nucleaire ontwapening opstelden.


Karel Koster

NOTEN
1 en 2: Tweede Kamer 27400 V "Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2001" en Tweede Kamer 26348 nr. 58 "Ministerile Noord-Atlantische Raad. Verslag van een Algemeen Overleg" vastgesteld 12 maart 2001.
Terug naar tekst
3 en 4: Tweede Kamer 27400 V "Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2001", nr 68 Brief van de minister van Buitenlandse Zaken 17 April 2001.
Terug naar tekst
5. Zie het binnenkort te publiceren paper: Theatre Missile Defence / First step towards Global Missile Defence (PENN/Nederland)
Terug naar tekst


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Kernwapens: acties en debat -

Bomspotting

Op Paasmaandag, 16 april 2001, hebben Forum voor Vredesactie - de Belgische tak van War Resisters International (WRI) - en For Mother Earth een massale geweldloze actie gehouden. Zonder geweld te gebruiken betraden 850 activisten - wederrechtelijk - de Belgische NAVO-basis in Kleine Brogel, waar tien Amerikaanse atoomwapens gestationeerd zijn. De activisten bezetten de startbaan om het functioneren van de basis te verhinderen.

Binnen enkele weken zal het groene Belgische parlementslid Peter Vanhoutte, een van de vijftien parlementariërs die bij dit geweldloze protest aanwezig waren, in het Belgische parlement een resolutie indienen die vraagt om nucleaire ontwapening. Na de opvallende en positief getoonzette berichtgeving over dit anti-kernwapen-protest lijkt deze resolutie de gehoopte, maar niet verwachte, steun te krijgen van liberalen en sociaal-democraten.

Spotters

De actie begon kort na één uur met een kleurrijke optocht van het dorp Kleine Brogel naar het spotters veld aan het eind van de startbaan. Hoewel de autoriteiten op de basis zich al enige tijd op de actie hadden voorbereid wachtten aan deze kant niet meer dan dertig soldaten. Een groot stuk van het hekwerk werd snel verwijderd en enkele honderden activisten stormden de basis op. Ongeveer 150 van hen werden door politie en militairen aangehouden voordat zij de startbaan konden bereiken, maar veel van de aangehoudenen wisten zich van de handboeien te ontdoen en zich bij de overige actievoerders te voegen.
Binnen enkele minuten hadden de activisten de startbaan onder controle. Vervolgens werd een serie korte toespraken gehouden door activisten uit de groeiende anti-kernwapen beweging in België, Nederland, Groot-Brittannië en Finland. Ook waren er sprekers namens de Campagne tegen Verarmd Uranium, Trident, Ploegscharen en de campagne tegen de NAVO-interventie op de Balkan.
In een uitdagende stemming zongen de actievoerders: "Wij zijn binnen, weg met de bommen." Het kostte de militairen meer dan twee uur om de startbanen vrij te maken, en terwijl sommige activisten naar de wachtende arrestantenbussen liepen verzetten velen zich geweldloos, door te gaan zitten en de armen in elkaar te haken.
Zoals bij voorgaande gelegenheden werd bij de arrestaties onnodig veel geweld gebruikt. Ook viel er een aantal gewonden door het optreden van politiepaarden en -honden. Er worden formele aanklachten ingediend over de omstandigheden waaronder de actievoerders na hun aanhouding werden vastgehouden, waarbij sommige actievoerders tot vier uur buiten moesten blijven staan in tijdelijke, door NAVO-draad omgeven, hokken en in gevaarlijk overvolle gebouwen.
Een woordvoerder van For Mother Earth zei: "Dit is waarschijnlijk de grootste gerichte actie die ooit op een kernwapenbasis heeft plaatsgevonden. Het is een geweldige ervaring, dat mensen uit heel Europa bij elkaar kwamen om een duidelijke boodschap af te geven: wij willen een atoomwapenvrij België en een atoomwapenvrije wereld."
In totaal werden ongeveer 850 actievoerders onder 'administratief arrest' vastgehouden, de laatste activisten werden kort voor elf uur 's avonds vrijgelaten.

Steun

De actie betekent een belangrijke publieke en politieke steun voor de resolutie over nucleaire ontwapening, die de groene, sociaal-democratische en liberale fracties voor behandeling in het Belgische parlement voorbereiden. Op dit moment lijken alleen de Franstalige liberalen zich tegen deze historische resolutie te verzetten.
Gaat België binnenkort NAVO-partner Griekenland volgen, die in januari zijn 'geheime' voorraad Amerikaanse B-61 atoomwapens ontmantelde? Zal dit, op zijn beurt, nieuwe kansen bieden voor de Nederlandse, Duitse, Italiaanse en Britse vredesbewegingen, die zich verzetten tegen de Amerikaanse kernwapens, die illegaal in hun gebied gestationeerd zijn?


Peter Vanhoutte
Peter Vanhoutte is bereikbaar via peter.vanhoutte"at"agalev.be. Meer foto's en verhalen van de actie (merendeels Frans- en Nederlandstalig) zijn te vinden op http://belgium.indymedia.org. Informatie over de bases en de Belgische anti-kernwapen campagne is te vinden op de website van For Mother Earth: www.motherearth.org.


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Kernwapens: acties en debat -

Vrouwen, verenigt u voor een wereld zonder oorlog...

Het eerste vrouwenkamp in twee jaar in Schotland vond plaats in het weekend na Internationale Vrouwendag van 9 tot 11 maart. Alhoewel oorspronkelijk gepland voor Coulport (de basis waar alle Britse kernkoppen liggen), moest wegens mond- en klauwzeer worden uitgeweken naar het permanente Faslane Peace Camp. Het permanente vredeskamp bij de Britse kernonderzeeërbasis viert dit jaar zijn negentiende verjaardag en bestaat normaal gesproken uit zowel vrouwen als mannen.

De zaterdag begon met een zogenaamde onderzeeër-uitkijk; we reden naar de andere kant van het water (Faslane ligt aan het einde van een zeearm) en konden met behulp van verrekijkers de basis zien. Een Trident, een buitenlands schip (Nederlands!), en drie hunter/killer onderzeeërs, en dan nog verscheidene andere schepen, zoals mijnenvegers, fregatten, en enkele destroyers.
Later op de dag hebben we de slogan: "vrouwen verenigt u voor een wereld zonder oorlog' in het hek van de zwaar beveiligde basis geweven. De tien dagen oude Tabitha was ook aanwezig en daarmee werd het grootste leeftijdsverschil tussen de vrouwen op 56 jaar gebracht! In de avond werden diverse ideeën voor de actie de volgende dag besproken.

Vroeg in de ochtend stonden we op; negen vrouwen reden weg in de bus zonder gezien te worden door de politie. Een gat werd geknipt in het hek, en zeven vrouwen waagden zich in het hol van de leeuw.... Een ren naar de destroyer en we waren aan boord! Een verraste engineer en wat matrozen zagen ons aankomen en probeerden ons tegen te houden; de meeste vrouwen werden vastgegrepen, de rest begon met het beklimmen van de ladders. Dan, ineens: drie vrouwen trekken zich los en beginnen ook te klimmen.
Na de eerste hectische minuten, kon de balans opgemaakt worden: drie vrouwen gearresteerd, de vier anderen op strategische plaatsen op het schip. Het duo dat zich op het middendek bevond speelde het klaar een spandoek te ontrollen en op te hangen. De militaire politie (soort van Luchtmachtbewakers) waren hen echter achterna gekomen, en trokken het doek na een paar minuten los. Toen we alle vier weigerden naar beneden te gaan, hadden we wat tijd om op adem te komen, en te genieten van de prachtige heuvels op de achtergrond.
Ongeveer honderd matrozen hadden zich intussen aan dek verzameld en bekeken ons met interesse. Een vrouw onderhandelde met de politie en kwam omlaag na een half uur, en toen waren er nog maar drie ... Maar deze drie hadden zich vastgeketend en weigerden ook maar iets aan die situatie te doen, dus de Fransen probeerden wat tactieken: de waterkanonnen werden gevuld, de dokter liep rond met tranquillizers-injecties en een vrouw kreeg een touw om haar middel waaraan ze haar omlaag wilden laten zakken!
De militaire politie sprak met de kapitein om duidelijk te maken dat zij het niet eens was met deze methodes, en dat ze moest kiezen wie de operatie van het omlaaghalen zou uitvoeren. Gelukkig voor ons was het de Britse politie, die zelfs een nieuw - pas opgeleid - klimmersteam klaar had staan!

Langzaam maar zeker werd er gestart: de vrouw die het laagste zat ging eerst. Haar slot werd hydraulisch opengeknipt, ze werd in een klimmersharnas gehangen, en naar beneden gebracht alwaar ze werd afgevoerd. Hetzelfde gebeurde met de andere twee vrouwen, die 17 meter hoog zaten, waardoor we in totaal het schip voor 5 uur bezet hebben kunnen houden! We zijn allemaal beschuldigd van ordeverstoring en overtreding van bylaws (wetten speciaal voor deze basis), en de drie die zich hadden vastgeketend ook nog met resisting arrest (verzet bij arrestatie). Na een paar uur in de cel te zijn verbleven, werden we teruggebracht naar het kamp.
Alle vrouwen waren blij met het verloop van de actie, en allen voelden zich erg geïnspireerd. Van de actie werd verslag gedaan in radio-nieuwsberichten, nationale en Schotse kranten en TV.

Het bovenstaande is een doorgestuurd verslag van de acties in Faslane (Schotland), afkomstig van Marjan Willemsen

Marjan
Faslane Peace Camp
81 Shandon, near Helensburgh
G84 8NT Scotland
Tel: 01436-820901
www.faslanepeacecamp.org

COME AND JOIN:
* WEEK OF ACTION AND EMPOWERMENT;
from 2-10th of June at Faslane Peace Camp.
The camp's 19th birthday party on Saturday the 9th and workshops + actions on the days in between.
Faslane eeuwfeest vanaf 28 april met een boel onderzeeërs!


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Molukken -

Meer dan internationale interventie

Ondanks het feit dat het de laatste maanden wat stiller is geworden met berichten over de oorlog in de Molukken, is de discussie over de interventie, onafhankelijkheid of verzoening geenszins verstomd. Moluks activist Sam Pormes analyseert de bestaande problemen en bepleit het versterken van de verzoening van onderop.

Regelmatig worden vanuit Nederland en de Molukse gemeenschap in Nederland oplossingen aangedragen om het geweld op Maluku te doen beëindigen. Drie opvattingen krijgen in het publieke debat aandacht. De eerste is het idee om zich van de Republiek Indonesië, af te scheiden. Deze wordt voornamelijk voorgestaan door aanhangers van de RMS (de in 1950 geproclameerde Republiek der Zuid-Molukken). De tweede optie, pleit voor een militaire interventie op grond van humanitaire overwegingen (VN). Deze is bijna een jaar geleden gelanceerd door de Protestantse- en Rooms Katholieke Kerkleiders in Indonesië en kan rekenen op een zeker draagvlak onder de Moluks-Christelijke bevolking. Ook een enkele politicus in Nederland spreekt zich hiervoor uit (Wallage tijdens de stille tocht in Westerbork op tweede kerstdag). De derde oplossingsrichting wordt aangedragen door progressieve Molukse groepen in Nederland. Zij pleiten voor een selectief politiek sanctiebeleid, inschakelen van onafhankelijke waarnemers en een forse investering in de civiele samenleving. Daarmee sluit zij aan op de wensen van vertegenwoordigers van lokale en landelijke NGO's en grass-root organisaties op Maluku en Indonesië.

Conflictgebieden

Het geweld op de Molukken duurt al ruim 2 jaar. 500.000 mensen hebben hun woningen verlaten en hebben hun heil elders gezocht. 8.000 doden, meer dan 20.000 gewonden, 50.000 woningen, 2000 winkels, 500 gebouwen zijn met de grond gelijk gemaakt. Het conflict beperkt zich niet tot het hoofdeiland Ambon. Met uitzondering van de Zuidwestereilanden is de hele archipel besmet door het geweldvirus. Maluku kent drie grote conflictgebieden: Zuidoost-Molukken (Kei-eilanden), Noord-Molukken (Halmahera, Tidore, Ternate en Bacan) en Centraal-Molukken (Ambon, Saparua, Haruku, Buru en Ceram). In het kort de stand van zaken.
Op de Kei-eilanden gaat het al ruim 18 maanden goed. 45 Dorpen zijn geheel of gedeeltelijk vernield, hiervan zijn ruim 90% islamitische dorpen. Mede door initiatieven van NGO's en vertegenwoordigers van de Masyarakat Adat (traditionele inheemse rechtsgemeenschap, verder af te korten als MA) keren de mensen weer terug naar de dorpen en is men gestart met de wederopbouw.
Op de Noord-Molukken lijken de verzoeningsinitiatieven te slagen. 80% van de Noord-Molukken is relatief veilig. Mondjesmaat keren de mensen weer terug. Een belangrijke rol is weggelegd voor de Masyarakat Adat (MA).
Op Ambon gaat het beter, maar er zijn nog geen verzoeningsperspectieven, kleine schermutselingen zijn nog aan de orde van de dag. Veilig is het zeker niet. Waarom het op Ambon niet lukt een einde toe te roepen aan het geweld, heeft te maken met een aantal specifieke omstandigheden. Deze gelden niet of in veel mindere mate voor de Zuidoost- en Noord-Molukken.

Specifieke omstandigheden

Ambon is het centrum van bestuur. Politieke strategische belangen en politieke belangengroepen zijn hier gevestigd. De provincie Maluku, kent een sterk centralistisch geleid bestuur. Nagenoeg de hele publieke dienstverlening wordt vanuit Ambon geregeld. In het kader van de hervormingen heeft het parlement in Jakarta besloten over te gaan tot verregaande decentralisatie. Dit beleidsvoornemen wordt door de Suhartoclan ondermijnd.
Ambon is ook het centrum van economische belangengroepen met directe banden met de Suhartoclan. Zij beheersen de financiële markten, profiteren van de corruptie en hebben sinds het uitbreken van het conflict in 1999 uitstel van betaling gekregen die voortvloeien uit de vele afgegeven mijnbouw- en visserijconcessies. Ook lopen een aantal van deze concessies binnenkort af. Deze groepen worden verdacht betrokken te zijn bij het financieren van het geweld.
Tengevolge van het conflict is er een machtsvacuüm ontstaan dat nagenoeg helemaal is overgenomen door 'nieuwe' criminele groepen. Zij beheersen de informele markten, hebben invloed op de besteding en distributie van de noodhulp die langs overheidsdienaren en internationale multilaterale (UNDP) organisaties loopt. Ook hebben zij toegang tot nieuwe, sinds kort opgerichte NGO's.
Bij de aanwezigheid van een paar duizend Jihadstrijders van buiten de Molukken dient te worden aangetekend dat zij niet allemaal strijders zijn. Een deel van hen werkt in de opvangcentra en verricht humanitaire hulp. Het aantal Jihadstrijders is de laatste tijd behoorlijk afgenomen.

Het ontbreken van sociale cohesie en in het bijzonder de adatbinding en de rol van de MA

Het sinds 32 jaar bestaande Orde Baru-systeem van Suharto heeft ertoe bijgedragen dat de rol van de MA is gemarginaliseerd. Kenmerkend aan de Orde Baru is dat het Indonesische leger een sterke positie heeft opgebouwd. Daarbij ging het niet alleen om militaire macht, het leger was ook belast met politiemacht ter bewaking van de binnenlandse veiligheid. Verder speelde het leger een belangrijke rol in het landelijk, regionaal en dorpsbestuur en in de economie kende het tal van privileges. Traditionele dorpshoofden hebben in de afgelopen 30 jaar ook plaats moeten maken voor doorgaans gepensioneerde militairen. Deze militairen hadden weinig respect voor de inheemse rechten en transformeerde deze tot louter ceremonie. Ook de kerken, die zich als loyale partner van het Suhartoregiem beschouwden, lieten zich niet onbetuigd. Zij deden de adat in de ban, kwalificeerden deze als bijgeloof en achtten de adat niet langer in overeenstemming met de Heidelbergse catechismus. Dit betekende een verder uitholling van de adat.
Ambonstad is de laatste decennia behoorlijk gegroeid. Veel groepen (scholieren, studenten, kader, werklozen, ambtenaren) uit Lease, Ceram, Buru en Tenggara trekken naar de stad, maar ook mensen van buiten de Molukken verhuizen naar Ambon op zoek naar werk of vanwege de handel. Deze mensen zijn voornamelijk afkomstig uit de provincie Zuid- en Zuidoost-Sulawesi, de zogenaamde BBM-groepen (Butonnezen, Buginezen en Makasarezen). In tegenstelling tot de groep Javanen behoren zij niet tot de officiële transmigratiegroepen, zoals een rapport van Europese Unie ten onrechte veronderstelt. (Deze transmigranten verblijven op het platteland in de vaak dun bevolkte streken - Buru en Ceram - en waren niet direct betrokken bij het geweld.) Door deze vorm van verstedelijking kent Ambonstad geen homogene etnisch-culturele samenstelling meer.
Het belangrijkste struikelblok tot beëindiging van het conflict is de aanwezigheid van 350-400 zwaar bewapende zgn. 'gedeserteerde militairen'. Deze door de Suhartoclan gefinancierde militairen, zijn direct bij het geweld betrokken in de ambtenarenwijk Poka, de dorpen Waai, Haruku-Sameth, Siri-Sore e.a. Ook is er een verbinding tussen bepaalde fundamentalistische islamgroepen (zoals Rustam Kastor) en deze negatieve militaire krachten.

Oplossingen

Oplossingen voor Ambon liggen in de bovengenoemde knelpunten en omstandigheden opgesloten. Hoofdprobleem is de aanwezigheid van de zogenaamde 'gedeserteerde militairen'. Wil je dit probleem aanpakken dan zal alles in het werk moeten worden gesteld deze gewapende provocateurs op te pakken en voor het gerecht te dagen. Recente gebeurtenissen lijken bemoedigend. Meer dan 36 militairen en politiefunctionarissen zijn in januari van dit jaar opgepakt. Het ziet er naar uit, dat dit beleid zal worden voortgezet.
Het inzetten van een internationale interventiemacht biedt geen oplossing. Het is schieten met een kanon op een luis. Het middel is erger dan de kwaal. Maar er zijn ook andere redenen en omstandigheden te noemen, waardoor pleiten voor internationale interventie getuigt van politieke naïviteit. In de eerste plaats geven de voorstanders van VN-Interventie weinig blijk van kennis over de uitzending van vredesmachten. Het sturen van een vredesmacht hoort thuis bij conflicten tussen staten, die een wapenstilstand hebben afgesloten of een vredesakkoord zijn overeengekomen. De vredesmacht heeft een toezichthoudende rol. De stationering van de vredesmacht (blauwhelmen) in een bufferzone geschiedt met instemming van de Veiligheidsraad en de voormalig strijdende partijen. De Vredesmacht dient verder onpartijdig te zijn en mag alleen geweld gebruiken uit zelfverdediging. Het gaat dus niet om een militaire, maar een politionele actie. Het conflict op Maluku is een intrastatelijk conflict. Bij dit conflict is een ander soort inzet en mandaat nodig. Bovendien wordt beoogd, strijdende groepen gewapenderhand tot de orde te roepen. In dit geval gaat het om de inzet van zogenaamde 'groenhelmen', voorzien van zwaar wapenmaterieel. Het gaat dus om een militaire actie.
Passen wij dit toe op het conflict van Maluku dan komen we tot de volgende obstakels en belemmeringen. Maluku staat, hoe betreurenswaardig, niet hoog of helemaal niet op de internationale politieke agenda. Alleen Nederland lijkt bereid Maluku op de agenda te plaatsen. Zij is echter vooralsnog niet bereid te pleiten voor het stationeren van 'groenhelmen'. Ter overweging waren er in 1998 wereldwijd 27 van dergelijke conflicten. Dit heeft niet geleid tot internationaal ingrijpen.
En dan is het opmerkelijk hoe weinig rekening wordt gehouden met de belangen van de bijna 1 miljoen Molukse christenen die buiten de Molukken verblijven, zoals in Jakarta, Surabaya, Bandung en Yogyakarta. Mochten er ooit 'groenhelmen' op Maluku worden gestationeerd, lopen zij kans slachtoffer te worden van wraakacties.

Wereldorde

Wie herinnert zich niet de Golfoorlog. President Bush sr. sprak over de nieuwe wereldorde waarin de internationale gemeenschap agressie van de Saddam Hoessein van deze wereld niet zou tolereren. Niet lang daarna presenteerde oud-VN baas Bouthros Ghali zijn An Agenda for peace. Wie praat er nu nog over deze nieuwe wereldorde. Naleving van mensenrechten als legitimatie voor interventie wordt vaak genoemd, omdat het veel beter in het gehoor ligt. In werkelijkheid hebben westerse landen niet zo veel over voor mensenrechten, het gaat vooral om nationale belangen van regeerders. Ook in het geval Kosovo zijn die te onderkennen. Alleen Nederland heeft vanwege haar koloniaal verleden en de aanwezigheid van een grote Molukse gemeenschap een zeker nationaal belang. Samen met de grootmachten behoort Nederland tot de vijftien rijkste landen ter wereld en is voor zijn nationale economische belangen voor meer dan de helft afhankelijk van het buitenland. In het bijzonder heeft Nederland groot belang bij de ontwikkelingen in overzeese afzet- en investeringsgebieden, de veiligheid van scheepvaartroutes en gestage toevoer van olie en grondstoffen. De nationale veiligheid en welvaart is dus onlosmakelijk verbonden met het bevorderen van stabiliteit, vrijheid en economische ontwikkeling in de wereld. En daarmee staat het belang van Jakarta (Wahid) hoger dan het belang om tegen de wil van Wahid in te grijpen op Maluku.

RMS-ideaal

Afscheiding van Indonesië is een tweede optie. Deze oplossing wordt aangedragen door aanhangers van de in 1950 geproclameerde Republiek der Zuid-Molukken. Feitelijk beschouwd plaatst zij zich buiten de discussie. In tegenstelling tot het conflict op Aceh en Papua, spelen afscheidingsbewegingen op Maluku geen rol van betekenis. De RMS wordt wel door fundamentalistische islamitische groepen genoemd als veroorzaker van het conflict. Maar niemand neemt deze beschuldiging serieus. Interessanter is de poging van voornamelijk christelijke groepen om de RMS nieuw leven in te blazen. De Front Kedaulatan Maluku op Ambon heeft onlangs op Ambon een pleidooi gehouden voor onafhankelijkheid. De reacties op deze verklaring laat niets aan duidelijkheid over. Meer dan 50 lokale en regionale moslimorganisaties en kerkleiders hebben zich hiervan gedistantieerd. De actie van Front Kedaulatan heeft het tegendeel opgeleverd van wat zij had gehoopt. Afscheiding staat buiten de werkelijkheid, bovendien zal het eerder nieuwe conflicten oogsten dan dat het zal bijdragen tot verzoening.

Versterking van de civiele samenleving

Bij het zoeken naar oplossingen vanuit de Nederlandse situatie spelen vier actoren een rol. De Nederlandse regering, lagere overheden, zoals provincies en gemeenten, de Molukse gemeenschap al dan niet ondersteund door particuliere initiatieven van mondiale-, vredes-, vrouwengroepen, maatschappelijke groepen en kerken, en de medefinancieringsorganisaties (MFO) zoals NOVIB en CORDAID. Ieder vanuit een eigen verantwoordelijkheid. In het ene geval in samenspraak met elkaar, dan weer gescheiden van elkaar. In alle gevallen moet het elkaar versterken. De Nederlandse regering heeft tot op heden zo'n half miljard gulden geïnvesteerd in de hervormingen van de regering van Wahid en Megawati. Deze hulp loopt voornamelijk via de multilaterale kanalen, Internationale Monetaire Fonds, UNDP en Wereldbank. Hier zou meer balans in moeten worden aangebracht, waarbij ruimte wordt geboden voor een selectief sanctiebeleid en een stimulerend beloningsbeleid.
Concreet komt het neer op het nemen van de volgende beleidsmaatregelen: De internationale erkenning (World Alliance of Cities Against Poverty van de UNDP en IULA) voor de intergemeentelijke samenwerking toont aan dat lagere overheden een niet onbelangrijke rol kunnen vervullen bij internationale samenwerking. Er zijn vele voorbeelden in Nederland die het bewijs hiervoor leveren. De meest concrete en laagdrempelige actie die gemeenten kunnen nemen is het aangaan van een project- partnerkoppeling met een van de Medefinancieringsorganisaties. Voor de Molukken is dat Novib en Cordaid. Gemeenten verbinden zich voor een periode van vier jaar aan een partnerorganisatie of project op de Molukken. Zij doen dit door jaarlijks een bepaalde bedrag aan bijvoorbeeld de Novib toe te kennen. Eveneens verstrekken zij aan gemeentelijke particuliere initiatieven (mondiale groepen) middelen om voorlichting en bewustwordingsactiviteiten te organiseren om zodoende het maatschappelijk draagvlak voor hulp aan Maluku stevig te houden. De Novib garandeert o.a. educatieve middelen en communicatie met hun lokale partnerorganisaties. Deze verbintenis is van belang omdat dit voortbouwt op de landelijke Campagne Samen voor de Molukken. Ook deze ingezamelde middelen worden uitgezet via deze partnerorganisaties. Continuïteit is hiermee gewaarborgd.

Gemeentelijke samenwerking

Na een partnerkoppelingsperiode op het proces van democratisering en hervormingen op Maluku kan aansluitend en ook deels gelijktijdig, gewerkt worden aan een gemeentelijke samenwerkingsprogramma met Maluku. Het zou dan moeten gaan om een gezamenlijk programma van de VNG, Novib en TitanE, waarin uitwisselingen en voorlichtingsactiviteiten worden uitgevoerd. Daarbij gaat het om uitwisseling en stageprogramma voor ambtenaren, bestuurders en vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld. Dit kan uitmonden in de meer formele stedenbanden. Dit programma kan worden gefinancierd uit het programma Gemeentelijke Samenwerking Ontwikkelingslanden van de VNG, gemeentelijke en provinciale bijdragen.
Tot slot zouden gemeenten een verdubbelingfonds moeten invoeren ten behoeve van plaatselijke Molukse initiatieven. Vaak gaat het om een fonds van f5.000 - f10.000 op jaarbasis.
Het moet voor de Novib haalbaar zijn om op schaal van gemeenten een aantal projecten te ontwikkelen. In de eerste plaats gaat het om een nadere uitwerking van het partner-projectkoppeling en het educatieve kader. Daarnaast zou zij jaarlijks vertegenwoordigers van de partnerorganisaties kunnen uitnodigen, die kunnen worden ingezet bij voorlichting- en bewustwordingsactiviteiten en bij de dialoog met de Molukse gemeenschap in Nederland. Tenslotte is het van belang dat de MFO's garant staan voor het faciliteren van trainingstrajecten ten behoeve van de obervers c.q. vredesteams.

Transnationale samenwerking

De kracht en meerwaarde van de Molukse gemeenschap in Nederland moet gezocht worden in de relatie met hun dorp van herkomst. Zij kunnen veel betekenen voor de dorpsgemeenschap op Maluku. Ze hebben daar invloed en worden gerespecteerd. Wel dienen bij het bepalen van steun en hulp keuzen te worden gemaakt. Geen ontwikkelingsprojecten behalve op kleinschalig niveau, maar investeringen in de eigen plaatselijke civiele samenleving. Het probleem van de dorpsgemeenschappen is dat er een publiek tekort is, onvoldoende kadervorming en de institutionele opbouw van het maatschappelijk middenveld is onderontwikkeld. De rol van de masyarakat adat is gemarginaliseerd. Concreet betekent dit het volgende: Ook hier geldt de slogan "Denk mondiaal, en handel Lokaal".


Sam Pormes
Directeur van het Centrum voor internationale Samenwerking in Drenthe en voorzitter van de Molukse Ontwikkelingsorganisatie, TitanE. Artikel is ingekort door de redactie.


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Humanitair Imperialisme -

Schurkenstaten of schurkengrootmacht

De term Humanitair Imperialisme werd door Clingendael-medewerker Rob de Wijk geïntroduceerd aan het eind van zijn boek 'Pyrrus in Kosovo'. Een half jaar later, tijdens zijn inaugurele rede als nieuwbakken hoogleraar aan de Koninklijke Militaire Academie, ging De Wijk nog een stap verder en bestempelde, in navolging van Noam Chomsky, de Verenigde Staten als een schurkengrootmacht ('Rogue Superpower'). In samenwerking met het Utrechts debatcentrum TUMULT organiseerden AMOK, Euro's voor Vrede en Kerk en Vrede op 13 maart jl. een bijeenkomst om De Wijk dit maar eens uit te laten leggen.

Nieuwe veiligheidsrisico's

De Wijk betoogt dat er na het einde van de Koude Oorlog wereldwijd gekozen leek te worden voor een multilaterale aanpak inzake internationale veiligheid. Het Westen (Amerika voorop) investeerde in internationale structuren zoals de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), de NAVO (waar de Noord-Atlantische Samenwerkingsraad, de Euro-Atlantische Partnerschapsraad en het Partnerschap voor de Vrede als een gespreksfora met voormalige Oostbloklanden aan werden toegevoegd) en de Verenigde Naties. Al deze inspanningen waren gericht op coöperatieve veiligheid. Op de inschatting dat samenwerking de basis is voor stabiliteit en een vreedzame situatie. Een wereld "zonder scheidslijnen, maar met een geïnstitutionaliseerd mechanisme voor consultaties over vrede, veiligheid en operationale samenwerking bij crisisbeheersoperaties."
In 1998 is die trend plotseling afgebroken en kiest met name de VS voor een unilaterale houding. Dat blijkt onder meer uit de bombardementen op Soedan en Afghanistan in augustus 1998, de operatie Desert Fox boven Irak in december van dat jaar, de toelating van Polen, Tsjechië en Hongarije tot de NAVO, de verhoging van het defensiebudget met 5,6% na een aantal jaren van daling, de bombardementen rond Kosovo vanaf maart 1999, de lancering van de plannen van het National Missile Defence (NMD) in de zomer van dat jaar en de weigering van de Amerikaanse Senaat om het verdrag van het Internationale Strafhof en het kernstopverdrag te ratificeren. Dit alles in het tijdsbestek van nog geen anderhalf jaar en tot verbazing en soms tot protesten van zelfs de eigen Westerse bondgenoten.
Vanwaar deze plotselinge Alleingang? De Wijk heeft daar een paar verklaringen voor. In de eerste plaats kwam de Val van de Muur in 1989 vrij onverwacht. In Washington lag nog geen scenario klaar voor de nieuwe wereldorde, zoals men dat wel voor na de Eerste en de Tweede Wereldoorlog had klaarliggen (Volkenbond en Verenigde Naties). Net als vlak na de Tweede Wereldoorlog koos de Amerikaanse regering vrij impulsief voor de VN, de NAVO en de EU (als opvolger van het Marshallplan). In de tweede plaats bleek het moeilijk om met name de Russen in de post-Koude-Oorlog-structuren te betrekken. De Amerikanen hadden zich verkeken op de vijandsbeelden die in Moskou ten aanzien van het Westen bleken voort te bestaan. In de derde plaats richtte het Amerikaanse Congres zich in toenemende mate op het binnenlands beleid en voelde steeds minder verantwoordelijkheid voor de veiligheid in de rest van de wereld.
De Wijk maakt zich vooral zorgen over de totale veronachtzaming van het beeld dat door deze ontwikkelingen bij met name de niet-Westerse landen wordt opgeroepen. In de niet-Westerse wereld is men geweldig geschrokken van de Westerse overmacht die wel heel erg overtuigend bleek uit het feit dat het Westen er tijdens de Kosovo-oorlog in slaagde een interventie uit te voeren zonder slachtoffers aan eigen kant. Daar komen de schofferingen van Rusland door de uitbreiding van het NAVO-gebied, die van de islamitische wereld door de bombardementen van Soedan en Afghanistan en de dreiging voor Rusland en China van de door het Westen gelanceerde discussie over humaniteit dat boven soevereiniteit zou moeten gaan, nog eens bij. Op het wereldtoneel zien we dat Rusland en China bondgenoten aan het zoeken zijn bij de klassieke vijanden van het Westen om op die manier een tegenmacht te vormen. Op de dag van het debat was de hervatting van wapenleveranties door Rusland aan Iran aan de orde. Volgens De Wijk zijn er elke dag voorbeelden te vinden van hoe de rest van de wereld zich in alle opzichten bewapent tegen de Westerse hegemonie. Zelfs de vorming van een Europese defensie past in het kader van een Europese reactie op de Amerikaanse Alleingang. In onze modieuze benadering van vrede en veiligheid als een morele plicht om wereldwijd kleine binnenbrandjes te helpen blussen verliezen wij deze veel grotere veiligheidsrisico's volledig uit het oog. Niets is gevaarlijker dan de Westerse arrogantie die op dit moment hoogtij viert.

Arrogante Westen

Over deze zienswijze ging De Wijk op 13 maart in discussie met Henriëtte Kraemer (oud-secretaris werkgroep mensenrechten Raad van Kerken), Mohamed Sini (voorzitter stuurgroep Islam en Burgerschap) en Jaap de Wilde (hoogleraar Europese Studies in Amsterdam en Twente).
De Wilde voerde aan dat termen als 'humanitair imperialisme' of 'het arrogante Westen' vooral een kritiek op macht en gebruik van macht inhouden. Macht moet bekritiseerd worden. Maar macht verplicht ook. Als inwoners van het oppermachtige Westen kunnen we ons wel wentelen in de zelfkritiek, maar net zo goed is het om de vraag te stellen of we de macht die we hebben niet moeten aanwenden om de humaniteit te beschermen. Kunnen we het wel maken om vanuit onze machtspositie tegen de mensen die het slachtoffer zijn van oorlog, geweld en mensenrechtenschendingen te zeggen dat we onze macht niet willen gebruiken omdat dat zo arrogant over kan komen? De Wijk kan de uitspraak 'macht verplicht' op zich wel onderschrijven, maar stelt daarna wel de vraag waartoe die macht ons dan verplicht. Als wij echt vanuit onze machtspositie een bijdrage willen leveren aan de stabiliteit en vrede in de wereld, dan moeten we deze macht aanwenden om duurzame stucturen, waarmee langs niet-militaire weg conflicten opgelost kunnen worden, aan te leggen en te versterken. Stucturen zoals de VN en de OVSE. Dan moet het Westen, de VS voorop, zijn contributie aan de VN betalen en het Internationaal Strafhof erkennen. Daartoe zijn wij door onze macht verplicht.
Kraemer vond dat we niet alles van de internationale structuren moeten verwachten, maar vooral van de civiele samenleving. Zij wees erop dat de civiele samenleving in Joegoslavië Milosevic heeft weggekregen, en niet de NAVO. Sini voegde daar aan toe dat de gepresenteerde doelstelling van humanitaire interventies is om de leiders aan te pakken, maar dat de middelen waarmee men dat wil doen, militaire middelen of economische sancties, altijd de bevolking raakt. Het middel zou dus moeten zijn om de mensenrechten- en democratische bewegingen onder de bevolking te versterken en hen in staat te stellen het tegen het onderdrukkende regiem op te nemen.
Maar kan dat wel? De Wijk maakt duidelijk dat de mensenrechten zelf niet ter discussie staan, maar wel onze opvattingen dat wij die te vuur en te zwaard overal moeten verdedigen. Het is in onze ogen ondenkbaar en onbestaanbaar dat de Japanners op een goed moment zouden vaststellen dat de gewapende stijd in Noord-Ierland nu wel lang genoeg heeft gewoed en al genoeg slachtoffers heeft geëist, dat de Engelse regering er geen barst aan doet en dat het nu aan Japan is om daar eens humanitair te gaan interveniëren. De wereld zou te klein zijn!


Jan Schaake


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Toen en nu -

Met een pennenstreek van tafel geveegd

Er is een aantal mooie tradities in de Nederlandse vredesbeweging. De Paasmarsen horen daar zeker bij. Een van de drijvende krachten achter die marsen is Gerard van Alkemade. Voor hem begon het in Latijns-Amerika.

Gerard van Alkemade aarzelt heel lang, als ik hem aan het eind van ons gesprek vraag, wat hem nu eigenlijk drijft. Dan zegt hij "Ik kan het gewoon niet laten. Het ergert me ongelooflijk dat we voor onze consumptie die enorme legermacht nodig hebben. Het is ontzettend mooi in de wereld, maar er wordt ontzettend veel verziekt; dat grijpt me aan. De NAVO staat borg voor de westerse levenswijze, met zijn verslaving aan computers, auto's en andere spullen. Dat eigenbelang maakt het moeilijk om die NAVO af te schaffen, want de NAVO zorgt ervoor, dat het Westen ongelooflijk grote goederenstromen naar zich toe kan halen. Mijn overtuiging is dat we af moeten van het militaire apparaat; van het militarisme."

Beschimpt

Voor die overtuiging is hij sinds de jaren zestig in de weer. Na de middelbare school gaat hij in eerste instantie geografie studeren in Amsterdam. Waarschijnlijk vooral geïnspireerd, zegt hij, door de boekenkasten van zijn vader, die leraar aardrijkskunde was. Maar na twee jaar maakte zijn vader een eind aan die studie. Van Alkemade: "Ik kreeg in Sierra Leone - ik werkte een tijdje op de wilde vaart - een brief van mijn ouders, dat ik weer een vijf had voor mijn hoofdvak. Mijn vader schreef dat hij mijn studie niet langer wilde betalen; ik moest maar in dienst gaan."
"Ik had in 1958 nog niets over pacifisme gehoord. Ik ging in dienst, zo simpel was dat. Pas later ben ik daarover gaan nadenken. Een broer van een vriend had in de laatste maand van zijn diensttijd de militaire dienst geweigerd, en vervolgens elf maanden in Nieuwersluis gezeten. Ik vond dat nogal stom en heb hem daarom beschimpt. Maar toen ik hem later leerde kennen was hij helemaal niet stom. Hij maakte erg veel indruk op me, zoals hij vertelde dat je je leven beter kon besteden dan door mensen te leren doden en in dienst van rijke dames en heren een vijand te bestrijden, die in feite je vriend is."
Dienstweigeren deed Van Alkemade pas veel later, toen hij op herhaling moest. Hij was intussen opnieuw gaan studeren en combineerde dat met werk in de public relations. "Ik was in Leiden sociologie gaan studeren, tot mijn kandidaats westerse en daarna niet-westerse sociologie, omdat ik ontwikkelingswerk wilde doen. Dat wilde ik vanuit een gevoel van solidariteit. En ook omdat ik - het was niet zo gek ver na de Tweede Wereldoorlog - in enige vrede in de wereld wilde leven. Ik vond dat er voor de mensen op aarde een goed leven moest zijn."

Guerrilla

Na zijn studie ging Gerard van Alkemade naar Zuid-Amerika. "Ik had voor mijn studie veel gelezen over de guerrilla daar. Ik vond hun doelstelling - een socialistisch programma - juist. Veel Peruaanse guerrillero's waren vroegere sociaal-democraten, die in Cuba geschoold waren en zich daarna in kleine groepen in de Andes vestigden. Ik wilde begrijpen hoe de guerrilla geopereerd had; of ze geliefd was bij de bevolkingen. Hoewel ik intussen voor het pacifisme gekozen had fascineerde het me, dat jonge mannen hun vaak comfortabele woningen in de hoofdstad Lima verlieten en zich aansloten bij de guerrilla. Dat ze bereid waren ontberingen te ondergaan en zelfs tegenstanders, uit hun eigen volk, te doden. Ik had begrepen dat ze een integere en samenhangende visie had ontwikkeld en wilde daarover met hen spreken."
Hij heeft er inderdaad veel mensen gesproken en ontdekt, dat er onder hen vele idealisten waren, die het verschrikkelijk vonden om te moeten doden en daar een rotgevoel van hadden overgehouden. Maar het heeft zijn stellingname niet beïnvloed.
Hij vertelt ook met een mengeling van bewondering en verwondering, dat dezelfde revolutionairen die de grootgrondbezitters ten gunste van de landloze arbeiders van hun bezittingen verdreven, in hetzelfde patroon vervielen: "Op de grootgrondbezittingen had je knechten en onderknechten, en de onder-onderknechten. Ik merkte dat er in feite een nieuwe hiërarchie was ontstaan, waarin de nieuwe coöperatie, onder leiding van de favorieten van de landheer, op dezelfde manier was doorgegaan."
De gesprekken heeft hij uitgewerkt en deels gebruikt voor artikelen in Nederlandse bladen, zoals Vrij Nederland en de Groene Amsterdammer. Zijn eerste reis werd zo de basis voor diverse filmopdrachten van de Voorlichtingsdienst Ontwikkelingssamenwerking, vooral naar Latijns-Amerika. En voor het F.A.O. (de wereldvoedselorganisatie van de VN) evalueerde hij een videoproject ten dienste van de agrarische sector in Peru.

KKNee

Begin 1983 wordt Gerard van Alkemade, terug in Nederland, actief in het Haagse werkcomité van het Komitee Kruisraketten Nee (KKN). Met zijn ervaring als journalist en PR-man wordt hij lid van de persgroep, die de demonstratie van 23 oktober van dat jaar in Den Haag begeleidt. Tot op de dag van vandaag zorgt hij voor publiciteit en propaganda voor vredesacties.
Enkele dagen nadat ik telefonisch een afspraak gemaakt heb voor het interview valt een dikke envelop in mijn brievenbus. Er zit een essay in met als titel "De ontmanteling van een massabeweging". Daarin beschrijft Van Alkemade de geschiedenis van het Komité Kruisraketten Nee en hij zal er tijdens het interview een aantal keren naar verwijzen.
Het Komité Kruisraketten Nee (KKN) was eind jaren zeventig in het leven geroepen. Vredesorganisaties, (linkse) politieke partijen en vakbonden bundelden in dit KKN hun verzet tegen de instemming van het Kabinet Van Agt-Wiegel (CDA/VVD) met het NAVO-besluit kruis- en Pershingraketten met atoomkoppen in West-Europa te stationeren. Het comité organiseerde massale betogingen in Amsterdam (1981) en Den Haag (1983) en wist in 1985 ruim drieëneenhalf miljoen handtekeningen te verzamelen onder een Volkspetitionnement tegen dit besluit.
Maar het wist de steun van een kamermeerderheid voor het stationeringsbesluit niet te breken. Het NAVO-besluit om alsnog af te zien van plaatsing volgde pas na het optreden van de Russische partijleider Michael Gorbatsjov, die toenadering zocht tot de Republikeinse president Reagan van de Verenigde Staten. Met Glasnost en Perestrojka gaf Gorbatsjov de internationale verhoudingen een nieuw perspectief, dat zou uitlopen op de Val van de Berlijnse Muur en de ontmanteling van het Warschaupact en de Sovjet-Unie.

Demobilisering

Van Alkemade hekelt het afblazen van alle acties door het KKN, hoewel ook het Volkspetitionnement de regering niet van de plaatsing van 48 kruisraketten in Nederland deed afzien. Na het Volkspetitionnement vond een aantal grote organisaties (waaronder IKV, Pax Christi, PvdA en FNV) verzet tegen het eenmaal genomen kamerbesluit ongewenst. De kleinere radicale vredesgroepen wilden het verzet voortzetten en het KKN viel uiteen. Van Alkemade daarover: "De doelstellingen van het KKN waren redelijk okay; ook in de radicale vredesbeweging was de afzwakking van de oorspronkelijke inzet - alle kernwapens de wereld uit - tot het tegenhouden van de plaatsing van nieuwe kernwapens in Europa geaccepteerd. Wij zagen het nut van verbreding en waren het eens met de politiek van voorman Mient-Jan Faber. Althans tot begin 1984. Toen Faber bereid bleek - tijdelijk - 16 kruisraketten op Nederlandse bodem te accepteren op terugtocht naar Amerika voelden we iets dubieus in zijn opstelling."
"Het is pijnlijk, en een bron van zelfverwijt en ergernis, dat Mient-Jan Faber in de media nog steeds het boegbeeld is van de vredesbeweging. Maar het IKV heeft altijd een fundamenteel andere benadering gehad dan de radicalen. Het is NAVO-getrouw en anticommunistisch. En het is jammer dat we het IKV - en Faber - niet van begin af aan meer ter verantwoording geroepen hebben. Dan hadden we misschien nu niet de situatie gehad dat het IKV voor velen nog altijd de Nederlandse vredesbeweging is." Hij verwijst naar de discussie die in Duitsland gevoerd is over het schrappen van het grondwettelijke verbod om Duitse troepen buiten de Bondsrepubliek in te zetten.
Toen de Tweede Kamer na het Volkspetitionnement het NAVO-dubbelbesluit toch aanvaardde ging KKN 'slapen'. Een aantal radicale vredesgroepen had voordien al het initiatief BONK (Burgerlijke Ongehoorzaamheid en Non-Koöperatie) opgericht. "Op vergaderingen zaten we gemiddeld met vijftien, twintig man, maar bij de oprichtingsvergadering op Academie De Horst in Driebergen waren drie- tot vierhonderd mensen. Daar werden tamelijk hemelbestormende plannen besproken. Burgerlijk ongehoorzame acties, blokkades, bezettingen, wellicht zelfs van de Tweede Kamer."
"Ik koos die richting omdat ik er een onversneden geluid hoorde en vertrouwen had in de mensen die er bij betrokken waren. En omdat ik ongelooflijk teleurgesteld was over het opheffen van het KKN. Ik vond dat het ons in de kou liet staan. Wij hadden ons de benen uit het lijf gelopen voor een fantastische beweging, en een ongekende mobilisering tot stand gebracht. En die werd met een pennenstreek van tafel geveegd. Dat er na zoveel inzet een volslagen demobilisering zou plaatsvinden was ongelooflijk en niet te accepteren. Met een aantal vrienden in Den Haag hebben we nog de maandag na het KKN-besluit een actieconferentie gehouden, waar we besloten hoe dan ook de strijd tegen de kruisraketten voort te zetten. Maar we hadden geen middelen, die waren in handen van het IKV, de PvdA, de FNV en de vele vredeswinkels in den lande. Daar was ook geld, maar dat was voor ons verloren."
"Achteraf weet ik, dat de NAVO mede kans heeft gezien zijn pleidooi voor kracht te laten winnen doordat de rechtse krachten in de coalitie chaos vreesden en zich niet tegen de NAVO durfden te verzetten."

Discussiestuk

Sinds 1993 is Gerard van Alkemade betrokken bij de organisatie van de jaarlijkse Paasmarsen voor ontwapening en vrede. ("Eerst ontwapening, dan vrede," beklemtoont hij.) Daarmee werd feitelijke aangesloten bij het actiemodel van de anti-atoombommarsen, dat in de jaren zestig was overgewaaid uit het Engelse Aldermarston. Het initiatief kwam van het Anti-Interventie Komitee, dat was ontstaan naar aanleiding van de Golfoorlog. De eerste mars werd gehouden bij de luchtmachtbasis Deelen (Veluwe), waar de helikopters van de Luchtmobiele Brigade gestationeerd waren en van waaruit de oefeningen op deVeluwe plaats zouden vinden.
Het was, vertelt Van Alkemade, "een poging om ons weer een samenhangend gedachtensysteem te verschaffen, en een middel voor weging en kritisering. Er waren zo'n honderd mensen, vooral uit de linkse politieke en vredesbeweging. De marsen zijn voor ontwapening en anti-imperialisme, tegen de NAVO, tegen de opbouw van interventietroepen. En tegen atoomwapens - we hebben altijd aan de pamfletten toegevoegd dat de kernwapens uit Volkel weg moesten."
"De Paasmarsen zijn in verschillende delen van het land gehouden: Deelen, Assen, Soesterberg, Gilze-Rijen, Den Haag, Volkel, Twenthe. Ik heb altijd de contacten onderhouden met andere groepen. Zo sturen we ieder jaar een discussiestuk rond waarin we onze plannen uiteenzetten, het verzoek om (kritisch) commentaar, suggesties voor verbeteringen en een financiële bijdrage. Elk jaar krijgen op die manier zo'n negentig organisaties - waaronder ook IKV en Pax Christi - onze opvattingen over de vredesstrijd onder ogen. En ik denk dat dit een functie gehad heeft bij de meningsvorming over interventie, militarisering en vredesvraagstukken."
Dit jaar vond de Paasmars plaats in Zuid-Limburg (Heerlen en Brunssum). Het thema was de démilitarisering van de regio. Bij de organisatie wordt samengewerkt met Duitse en Belgische groepen. Bovendien houdt de Belgische vredesbeweging een burgerinspectie bij de basis Kleine Brogel. Maar Van Alkemade vindt het jammer dat deze demonstraties niet gezamenlijk georganiseerd konden worden.
Bij de eerste Paasmars kwamen zo'n honderd deelnemers opdagen. Het aantal demonstranten groeit langzaam, vertelt Van Alkemade. "Maar belangrijker is, dat jonge mensen de organisatie willen overnemen." Voor hemzelf betekent dat, dat hij meer tijd krijgt voor zijn werk als uitvoerend secretaris van het Haags Vredes Platform. Bovendien werkt hij aan een ander project. Voor uitgeverij De Papieren Tijger schrijft hij een biografie van vredesactivist Kees Koning, bekend van zijn heldere antimilitaristische acties. "Kees Koning was een man die het niet fijn vond om te leven naast onrecht. Die vond dat het afwerpen van de eerste atoombom - Hiroshima, 6 augustus 1945 - het beginpunt was van een nieuwe jaartelling." Die biografie moet in het najaar verschijnen.


Tjark Reininga


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Terug naar Racak -

Kritiek op NAVO-acties ontzenuwd?

Op 24 maart twee jaar geleden begon de NAVO-luchtoorlog tegen Servië. Cruciaal in de aanloop naar het NAVO-ingrijpen was het 'bloedbad van Racak' medio januari 1999. En ook in het internationale debat over de rechtvaardiging van de NAVO-bombardementen speelt 'Racak' een centrale rol. De NRC opende de zaterdagkrant van 10 maart jongstleden met de koppen: "Bloedbad Racak niet in scene gezet" en "Kritiek op NAVO-acties ontzenuwd". Argos-redacteur Huub Jaspers van de VPRO-radio beschikt over dezelfde bronnen en feiten als de NRC, maar komt tot andere conclusies. Onderstaand stuk werd geweigerd door de NRC redactie.

Het artikel van Petra de Koning in de NRC van 10 maart is gebaseerd op een interview met Helena Ranta, de Finse die het team van forensische experts leidde dat in opdracht van de Europese Unie en het Joegoslavië Tribunaal 'Racak' onderzocht, en op een interne samenvatting die Ranta vorig jaar maakte van een deel van haar onderzoek. Het verbaasde mij welke vergaande conclusies De Koning trekt op basis van deze bronnen. Te meer daar ik enkele dagen voor verschijnen van het NRC-artikel zelf nog anderhalf uur had gesproken met Ranta over de samenvatting van haar onderzoek die onlangs is vrijgegeven op initiatief van EU-voorzitter Zweden. In dat gesprek benadrukte Ranta dat zij ook na afronding van het onderzoek nog steeds niet weet wat er allemaal is gebeurd in Racak. Ze zei letterlijk: "Ik geloof dat niemand ooit met honderd procent zekerheid kan vertellen wat zich daar precies heeft afgespeeld." Het lijkt erop dat nieuws en opinie in het artikel van De Koning door elkaar verweven zijn.

In de ochtend van 16 januari 1999 ontdekten OVSE-waarnemers in Racak de lijken van 45 Albanezen. Het hoofd van de OVSE-missie in Kosovo, de Amerikaanse diplomaat William Walker, had voor het oog van de camera's meteen zijn conclusie paraat: dit is een bloedbad onder ongewapende burgers, aangericht door Servische veiligheidstroepen.
Meteen na 'Racak' rezen er vragen over wat er gebeurd was in dit dorp en over de wijze waarop Walker optrad en rapporteerde. Ook omdat er journalisten en OVSE-waarnemers aanwezig waren bij de gevechten tussen het Albanese rebellenleger UCK en Servische troepen, die op 15 januari in en rondom Racak plaatsvonden. Hoe kon het dat zij, hoewel zij aanwezig waren totdat de Servische troepen zich tegen de avond terugtrokken uit het dorp, niets hadden gemerkt van een massa-executie? Die vragen leken van tafel toen Helena Ranta op 17 maart 1999 tijdens een persconferentie in Pristina een aantal resultaten bekend maakte van de secties die er waren verricht op 40 slachtoffers. Voornaamste conclusie: er was geen enkel bewijs gevonden dat het bij de slachtoffers niet zou gaan om ongewapende burgers. Toch was de verklaring die Ranta gaf cryptisch en voor meer dan één uitleg vatbaar. Onduidelijk bleef waarom de pathologen slechts 40 lijken te zien hadden gekregen, terwijl de OVSE de vondst van 45 doden had gerapporteerd. Ook was het opvallend dat de resultaten van de secties in de vorm van een persoonlijke verklaring - dus niet namens het team van onderzoekers - door Ranta werden gepresenteerd en dat de autopsie rapporten zelf geheim werden verklaard.

Op 25 februari 2000 zond Argos een interview met Helena Ranta uit. De bewering in de NRC dat zij twee jaar heeft gezwegen over haar onderzoek en opgelucht is dat ze nu eindelijk eens vrijuit hierover kan praten, is onzin. Ranta gaf de afgelopen twee jaar een reeks van interviews, naast Argos ook aan de andere media die in het NRC-artikel worden genoemd: de BBC, de WDR en de Berliner Zeitung. Ranta vertelde in het Argos-interview dat zij de persconferentie op 17 maart 1999 helemaal niet had willen geven en alleen onder zware druk van Duitsland, dat destijds EU-voorzitter was, hiermee had ingestemd. Ook zei ze op basis van haar onderzoek geen antwoord te kunnen geven op de vraag of de slachtoffers van Racak burgers of strijders waren. Er is door haar team geen bewijs gevonden dat deze mensen op het moment waarop ze werden doodgeschoten, uniformen of wapens droegen. Ook hadden ze geen munitie in hun zakken. Maar of zij in de uren of dagen voordat ze werden gedood betrokken waren bij gevechten met Servische troepen, daarover kon Ranta geen uitsluitsel geven. Op de vraag waarom ervoor gekozen is om op dat moment een persconferentie te geven, precies een week voor het begin van de NAVO-luchtaanvallen, terwijl absoluut nog niet duidelijk was wat er in Racak was gebeurd, slaakte Ranta een diepe zucht. Een antwoord op deze vraag moest ze schuldig blijven. Daarvoor moesten we bij toenmalig EU-voorzitter Duitsland zijn, zei ze.

Op 24 maart 2000 maakte Argos, in samenwerking met de Berliner Zeitung, de geheime autopsierapporten van Racak openbaar. Uit deze rapporten, die we ter beoordeling aan verschillende forensisch pathologen in Nederland en Duitsland voorlegden, bleek dat het bij de slachtoffers ging om 38 mannen, 1 vrouw en 1 kind, die allen door schotverwondingen om het leven warengekomen. In 39 van de 40 rapporten wordt uitdrukkelijk gesteld: "Er is geen bewijs gevonden voor contactschoten of schoten van korte afstand." De slachtoffers waren geraakt door een groot aantal kogels en uit alle mogelijke richtingen. Er kon niet worden vastgesteld of ze allemaal op dezelfde dag zijn omgekomen. De verminkingen van de lichamen zijn ontstaan nadat de mensen al dood waren, waarschijnlijk doordat dieren lichamen hebben aangevreten, aldus de rapporten. Deze en andere feiten gingen in tegen de verklaringen van OVSE-missiechef Walker, die bijvoorbeeld had gezegd dat veel slachtoffers "vanaf extreem korte afstand" waren geëxecuteerd en ernstig waren verminkt. Het betekende echter geenszins, zoals Petra de Koning concludeert, "dat de Servische versie klopte, dat de Albanezen in gevecht waren omgekomen". Van Servische zijde was onder meer beweerd dat een deel van de slachtoffers uniformen zouden hebben gedragen die na hun dood zouden zijn verwisseld voor burgerkleding. Dit verhaal kon na de autopsies naar het rijk der fabelen worden verwezen.

Na het NRC-artikel van 10 maart heeft Argos opnieuw uitgebreid gesproken met Helena Ranta (een deel daarvan was te horen in onze uitzending van 16 maart 2001). Dit vooral met de vraag of de beweringen en conclusies in dat artikel gedaan zijn door Ranta of in elk geval gestoeld zijn op haar onderzoek. Ranta ontkent tegenover Argos in het gesprek met de NRC harde conclusies te hebben getrokken over de toedracht van Racak en wijst erop dat slechts heel weinig woorden in het artikel tussen aanhalingstekens staan. Ze kan geen enkele uitspraak doen over de daders. Zelfs de mogelijkheid van een (gedeeltelijke) enscenering kan ze nog steeds niet uitsluiten. Ze kan nooit gezegd hebben, zoals de NRC schrijft, "dat de 45 Albanese slachtoffers ongewapende burgers waren". Haar team heeft immers slechts 40 lijken onder ogen gehad. Wat er met die andere 5 is gebeurd, daarover kan ze geen enkele uitspraak doen. Ook over de onderzochte 40 kan ze slechts zeggen dat ze geen wapens droegen op het moment waarop ze werden doodgeschoten. Dat zij daarvóór mogelijk betrokken waren bij gevechten met Servische troepen kan zij nog steeds niet uitsluiten.

Wel denkt Ranta dat de vondst van kogels en patronenhulzen, waarover in de onlangs op initiatief van EU-voorzitter Zweden vrijgegeven samenvatting van haar onderzoek wordt gerapporteerd, belangrijk bewijsmateriaal is. De wijze waarop deze zijn gevonden duidt er volgens haar op dat de 23 lijken die naast elkaar in een greppel lagen daar ter plekke en van een relatief korte afstand zijn doodgeschoten. Hoewel ze ook op dit punt een slag om de arm moet houden. De vuurwapens, die nodig zijn om met zekerheid te kunnen vaststellen dat de patronenhulzen horen bij de gevonden kogels, zijn immers niet gevonden.

Defensiedeskundige Rob de Wijk van Instituut Clingendael wijst er in de Argos-uitzending van 16 maart jl. op dat steeds meer bewijzen boven water komen, onder andere uit rapporten van inlichtingendiensten, dat het UCK begin 1999 in Kosovo een provocatiestrategie heeft gevolgd om Servische tegenacties uit te lokken en zodoende de NAVO tot ingrijpen te dwingen. Volgens De Wijk moet ook 'Racak' in die context worden geplaatst. Voor NRC-redacteur Petra de Koning valt deze inschatting, die eerder naar voren kwam in een BBC-documentaire waar UCK-strijders trots uitleg gaven over hun geslaagde provocatiestrategie, in de categorie "alle onzin die erover is gezegd en geschreven". Dat mag De Koning vinden. Maar zij legt dit citaat, in dit verband, in de mond van Helena Ranta. En die zegt met Petra de Koning helemaal niet te hebben gesproken over deze theorie, geen enkel onderzoek te hebben gedaan naar de mogelijk provocatieve houding van het UCK en de betreffende BBC-documentaire nooit te hebben gezien. Verder wijst Ranta op het feit dat in de buurt van Racak in de dagen die vooraf gingen aan het bloedbad van 15 januari, vier Servische politieagenten in een hinderlaag werden gelokt en werden vermoord.

Intussen is ook het Duitse weekblad Der Spiegel (uitgave van 19 maart) met een uitgebreid verhaal over Racak gekomen. Het blad zegt inzage te hebben gehad in het dossier bij het Joegoslavië Tribunaal en meldt dat de aanklagers met de handen in het haar te zitten om de zaak, die onderdeel is van de aanklacht tegen Milosevic, rond te krijgen. Er zou door alle betrokken partijen zijn geknoeid met bewijsmateriaal, cruciale getuigen zouden onbetrouwbaar zijn gebleken en er zouden afluisterverslagen boven water zijn gekomen van UCK-communicatie in en rondom Racak die zeer compromitterend zouden zijn voor het UCK. De overlegging van een deel van deze verslagen door de Franse geheime dienst aan aanklaagster Del Ponte zou bij haar en haar medewerkers als een bom zijn ingeslagen.

Conclusie: de vragen over de toedracht van Racak zijn nog lang niet beantwoord en de kritiek op de NAVO die "er als de kippen bij was" (aldus Rob de Wijk) om 'Racak' te gebruiken ter rechtvaardiging van de luchtoorlog is alles behalve ontzenuwd. Het enige nieuwe feit dat de NRC op 10 maart 2001 te melden had was de samenvatting van Ranta's onderzoek. Over de precieze formulering daarvan is volgens Der Spiegel intensief onderhandeld tussen de Amerikanen, de EU en het Joegoslavië Tribunaal. Maar goed, die samenvatting ligt er en het is verdienstelijk dat de NRC erover berichtte. Dat de krant dit nieuwe feit echter heeft willen gebruiken om in een keer alle kritische vragen over 'Racak' van tafel te vegen valt journalistiek niet te verdedigen op basis van de bronnen die in het artikel worden opgevoerd.


Huub Jaspers
redacteur Argos, VPRO-radio


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Geheime diensten -

Magere oogst bij nieuwe wet geheime diensten

Op zijn laatst op 5 januari van dit jaar kon ook het NRC-lezend publiek vermoeden dat er iets mis aan het gaan was met het wetsontwerp op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Op vrijdagavond kwam de krant, zonder dat daar in de berichtgeving van die dag veel aanleiding voor was, plotsklaps met een hoofredactioneel commentaar dat begon met "Wat is er toch aan de hand met wetsvoorstel 25877?

Toen het drie jaar geleden werd ingediend was er al drie jaar aan gewerkt Toch ligt de behandeling, na een uitvoerige nota van de regering eind 1999 stil. De formele reden heet: "afstemming met Brussel over een aantal technische normen." Vervolgens plaatste het commentaar grote vraagtekens bij de voorgestelde combinatie van spionage en contraspionage onder één dak ("In de VS moeten ze er niets van weten, getuige de strikte scheiding tussen FBI en CIA") en vroeg zich af of economische spionage waarvoor de nieuwe wet de mogelijkheid zal openen, tot de staatsveiligheid kan worden gerekend.
De NRC vervolgde: "De nieuwe wet deelt een hele serie nieuwe bevoegdheden toe, of beter gezegd: formaliseert een scala aan inlichtingenmiddelen die tot nu toe voornamelijk met behulp van juridische achterdeurconstructies worden afgedekt." De krant constateerde daarnaast dat ook de traditionele scheiding tussen "inlichtingen en onderzoek" wordt verlegd en dat de verhouding met de inlichtingendiensten van de politie er niet duidelijker op wordt.
De controle op handel en wandel van de geheime diensten valt echter tegen. Die wordt overgeheveld van ministerieel niveau naar de leiding van de dienst. Een parttime commissie van toezicht zonder al te veel status zou volgens de krant weinig tegenwicht kunnen bieden. "Absolute geheimhouding corrumpeert absoluut," besloot het commentaar somber. We hebben de NRC zo uitgebreid aangehaald omdat hiermee een belangrijk deel van de kritiek, die tot nu toe vooral van linkse kant op het wetsontwerp was geuit, door een toonaangevend medium werd overgenomen. Er kon dan ook allerwegen met spanning worden uitgezien naar de volgende zet van de regering. Inmiddels worden de contouren duidelijk van hetgeen zich achter de schermen heeft afgespeeld.

Vernietigend oordeel

Op 19 maart heeft de regering nu voor de tweede keer een gewijzigd wetsontwerp naar de Tweede Kamer gestuurd. Tegelijkertijd meldde de minister van binnenlandse zaken, Klaas de Vries, aan de kamer dat hij een Uitvoerig Gemotiveerde Mening van de Europese Commissie over het eerste wetsontwerp samen met het antwoord van de regering "ter inzage gelegd [heeft] bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer." Deze laatste stukken zijn dus wel openbaar, maar verschijnen om de minister moverende redenen niet op internet of bij de reguliere kamerstukken. De minister zegt er niet bij wat zijn motief is voor deze procedure, maar wie de documenten toch raadpleegt, kan zich hierbij wel het een en ander voorstellen.
Het oordeel van de Europese Commissie, al daterend van eind augustus 2000, over het eerste gewijzigd ontwerp is namelijk ronduit vernietigend. De commissie constateert dat diverse ontwerp-voorschriften als ze in stand blijven "een schending zouden betekenen van de artikelen 43 en 49 van het EG-Verdrag en van de Richtlijnen 95/46/EG en 97/66/EG (..)". De commissie herinnert de Nederlandse regering eraan dat, wanneer een lidstaat van de EU getrakteerd wordt op een uitvoerig gemotiveerde mening met een dergelijke inhoud, deze verplicht is de goedkeuring van de wet met vier maanden uit te stellen en vervolgens gehouden is aan de commissie verslag uit te brengen over welke veranderingen zij van plan is aan te brengen. Wanneer de Nederlandse regering in gebreke zou blijven, dan kan zij juridisch door de commissie worden aangepakt.

Kapstok

Waar is de kritiek van de Europese Commissie nu vooral op gericht?
Ten eerste gaat het over de taakstelling van de inlichtingendiensten. In het eerste gewijzigd wetsontwerp wordt een buitenlandse inlichtingentaak voor zowel de BVD als de MID geformuleerd waarmee in feite de destijds na herhaaldelijke schandalen opgeheven Inlichtingendienst Buitenland (IDB) "via de achterdeur terugkeert" om met de NRC te spreken. De nieuwe taak betreft het verrichten van onderzoek betreffende andere landen in het belang van de nationale veiligheid en met het oog op de vitale economische belangen van Nederland. Economische spionage dus, dit laatste. Dit nu vindt de Europese Commissie veel te ver gaan. Met name leidt zij uit de uitspraken van het Europese Hof van Justitie af dat beperkingen van de fundamentele rechten van de Europeanen alleen geoorloofd zijn op grond van dwingend algemeen belang. En, aldus de commissie, terwijl bij de nationale veiligheid het algemeen belang zeker in het geding is, kan dit beslist niet worden gezegd van de bescherming van economische belangen.
Een vergelijkbaar probleem heeft de commissie met een ander begrip dat in het wetsontwerp voorkomt, namelijk de "andere gewichtige belangen van de staat." Dit kapstokbegrip komt ook al in de tekst van de wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten voor, zoals die nu geldt. Vanouds is dit het begrip waar je door de staat gewenste activiteiten onder kunt laten vallen die op geen enkele manier te rijmen zijn met de taakstelling van de diensten. De commissie valt er vooral over dat de 'gewichtige belangen' in het wetsontwerp onder meer gelden als toetssteen voor afluisteractiviteiten. Omdat de commissie uit de tekst niet kan afleiden wat er allemaal onder kan vallen vindt ze dit veel te ver gaan.
Helemaal te kras vindt de commissie de open einde regeling voor de technieken die de diensten bij hun onderzoeken mogen toepassen. Zoals we al zagen heeft de regering er bij dit wetsontwerp voor gekozen om alle bevoegdheden die de diensten zich tot nu toe hadden toegeëigend in één klap als het ware wit te wassen. En toch wilde ze dan nog elke mogelijke belemmering voor het optreden van de geheime diensten uitsluiten, door ook nog eens een kapstokartikel toe te voegen. In dit artikel 30 kan de minister toestemming verlenen voor het uitvoeren van handelingen die niet gebaseerd kunnen worden op een wettelijke grondslag, mits binnen een jaar een voorstel wordt geformuleerd om een en ander alsnog wettelijk te regelen. Dit is natuurlijk in flagrante strijd met het principe van de voorzienbaarheid van overheidshandelen zoals dat door Europese rechters wordt gehanteerd. Dit principe houdt in dat je als aspirant-wetsovertreder of staatsvijand enigszins moet weten wat je te wachten staat, als je je hobby gaat uitleven.

Slecht rapport

Het moge duidelijk zijn dat de regering met een dergelijk slecht rapport niet thuis kon komen. Hoewel de regering stelt dat de nu voorgestelde wijzigingen vooral op grond van de inbreng van de kamer hebben plaatsgevonden, ligt het ook gezien het lange uitstel voor de hand dat de invloed van Europa uiteindelijk de doorslag heeft gegeven. Vandaar dus nu een tweede gewijzigd wetsontwerp. Op welke punten is de regering nu door de bocht gegaan?
Dat is dan de magere oogst van bijna anderhalf jaar wachten na het vorige wijzigingsvoorstel voor de wet op de geheime diensten.
En wat blijft staan? Een wetstekst waarbij de taken zodanig zijn geformuleerd dat militaire en economische spionage in het buitenland mogelijk wordt.
Waarbij de diensten ruime bevoegdheden krijgen om de meest uitgebreide spionagetechnieken zoals volgen, observeren, inbreken, afluisteren, scannen, searchen en hacken ook tegen lastige burgers in te zetten. Waarbij kan worden geïnfiltreerd en in het kader van deze infiltraties misdrijven kunnen worden gepleegd zonder dat daar op voorhand beperkingen aan zijn gesteld en waarbij de bevoegdheden naar verwachting verregaand zullen worden gedelegeerd naar operationeel niveau.
Waarbij ontbreekt een bepaling dat degene die enkel gebruikt maakt van zijn of haar democratische rechten nooit het voorwerp van onderzoek mag worden.
Waarbij slechts een zwakke controlecommissie door de regering zelf wordt benoemd en de regering uit een voordracht van het parlement steeds de braafste commissieleden kan kiezen, die dan vervolgens in het geheim hun controle gaan uitoefenen en daarover grotendeels in het geheim gaan rapporteren.
Misschien is het lichtelijk overdreven om te stellen dat het paradijs in de 21e eeuw ook voor geheim agenten is weggelegd. Aan Onze Ministers in Den Haag zal het in elk geval niet liggen.


Kees Kalkman

Zie ook in eerdere VD AMOKs:
1998/4 Themanummer nieuwe wet geheime diensten
2000/1 Aftappraktijk herinnert aan koude oorlog


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Joegoslavië en geopolitiek -

Blufpoker van grootmachten

Onlangs hield de Waal Michel Collon zijn boek Blufpoker, de grootmachten, Joegoslavië en de komende oorlogen in ons land ten doop. De Amsterdamse Balie gaf hem daartoe de gelegenheid door hem te laten interviewen door Karel Glastra van Loon en daarna Joeri Boom (De Groene Amsterdammer), en ondergetekende daarop te laten reageren. De zaal was vol. Velen, onder meer ex-secretaris van Pax Christi Jan ter Laak, konden eerst na de pauze worden binnengelaten.

Het boek (EPO, Antwerpen, 2001) is geladen en ontmaskerend. Tegelijk is Collon ook zelf wat eenzijdig. Hij is een gelovige. Hij spreekt nog van "burgerlijke media" of doctrinair van een "systeem, dat niet zonder oorlog kan". Dat hij het socialistische jargon hanteert en nog de "echte socialistische samenleving" zegt voor te staan, is prima, al lijkt het minder slim na het failliet van het reëel bestaande socialisme dit zo expliciet te doen, als je je via een boek richt tot de democratische krachten. Alles tot één oorzaak herleiden of zich te stellig uit te drukken, lijkt ook minder handig. Met gelijk hebben ben je er immers nog niet.

Duitse politiek

Collon's 'gelijk' is dat hij de verborgen agenda's van de grootmachten boven tafel brengt. Op zich positief, omdat we die meestal vergeten, maar moeilijk omdat ze niet altijd hard te maken zijn. Collon slaagt daar nochtans in zijn lijvige boek redelijk in, ook al vind ik zijn gegevens over de VS overtuigender dan die over Duitsland. Over het eerste wisten we trouwens al veel via de geschriften van de Amerikaan Noam Chomsky.
Collon's stelling is dat oorlogen eerder beginnen dan wij als burgers denken. Ik kreeg onlangs een e-mail van een Vlaams kamerlid, die me liet weten van de Belgische inlichtingendienst te hebben vernomen, dat de Amerikaanse CIA reeds in 1997 in Albanië soldaten van het UCK militair zou hebben getraind. Veel van wat de CIA doet is geheim. Maar wel is openlijk toegegeven, dat de Amerikanen vanaf 1994 Bosnische Moslims en Kroaten trainden en wapens leverden ondanks een door de VN afgekondigd wapenembargo.
Collon meent dat inzake het UCK de Duitse geheime dienst hetzelfde deed. Wie weet. Onlangs wees Mient Jan Faber publiekelijk op het gegeven, dat de CIA in drie dorpen in Noord-Macedonië vlak bij de grens met Kosovo reeds vanaf eind 1998 UCK-soldaten trainde. Volgens Chomsky is dat steeds de Amerikaanse strategie, dus partijkiezen voor een groep en deze dan militair bewapenen en trainen. Nu had dat volgens Faber het voordeel, dat door de Amerikaanse invloed op het UCK de recente ongeregeldheden in Macedonië die vanuit die drie dorpen veroorzaakt werden, snel de kop konden worden ingedrukt.
En wat Duitsland betreft, ik stoot me vooral aan de beslissende zo niet fatale rol die dit land speelde bij het doen uiteenspatten van Joegoslavië. In lezingen wijs ik behalve op de politieke blunders van de Joegoslavische leiders Milosevic (opheffen autonomie Kosovo), Tudjman (in 1990 in Kroatië een nieuwe grondwet invoeren zonder het noemen van de Servische minderheid) en Izetbegovic (in 1992 een reeds door hem getekend akkoord herroepen na een geheim bezoek van de Amerikaanse ambassadeur) op het in 1991 door Duitsland doordrukken van de afscheiding van Kroatië.
Collon wijst erop, dat Duitsland een uitweg naar de Middellandse Zee wilde en supermacht wenst te worden. Het eerste is niet ondenkbaar. Via Kroatië, dat ook economisch sterk gelieerd is aan dit land, is er nu zo'n uitweg. Door het Duitse succes inzake Kroatië verschenen in 1992 ook de Amerikanen op het Balkantoneel . Volgens Collon uit rivaliteit met Duitsland. Niet onmogelijk, althans voor een deel. Ernstiger is dat de supermacht meteen op haar eigen wijze haar stempel op de zaak drukte en bijvoorbeeld de oorlog bijna drie jaar onnodig verlengde door in 1992 via druk op Izetbegovic het akkoord van Lissabon van de EU, dat als twee druppels water leek op het latere 'Dayton', te torpederen. Duitsland was niet de enige reden. De VS vonden ook - vooral Chomsky wijst daar op - de Russische invloed in Joegoslavië te groot, welk land bovendien op een strategische route ligt, zeker in verband met de olie- en gastoevoer vanuit de Kaspische regio. Tenslotte leken enkele extra eigen militaire bases op de Balkan, zoals nu in Kroatië en in Kosovo (Bondsteel), hen geen overbodige luxe.

Amerikaanse hoofdlijnen

Collon noemt vijf hoofdlijnen van de VS-strategie, a) verzwakken van Rusland, b) Oost-Europa controleren, c) beletten dat Japan en Duitsland supermachten worden, d) in de Derde Wereld de vorming van onafhankelijke mogendheden voorkomen en e) Noord- en Zuid-Amerika behouden als eigen jachtgebied. Dat de VS overal militaire bases vestigt - Collon geeft daarover veel gegevens - ontglipt vaak aan onze aandacht, kennelijk omdat onze media daaraan nauwelijks aandacht wijden. In het licht van dit alles zou men zich kunnen afvragen of het in 1999 wel primair om Kosovo ging en niet meer om een oorlog tegen Servië uit geopolitieke overwegingen. Ook gezien het dictaat van Rambouillet. Een dictaat dat door vele gezaghebbende mensen fel is bekritiseerd, zoals generaal Michael Rose, ex-bevelhebber van UNPROFOR in Bosnie (zie Jan Marijnissen & Karel Glastra van Loon, De laatste oorlog, 2000).

Dubbele agenda

Ik houd het bij de Amerikanen vooralsnog op een dubbele agenda, zoals tevens bij de NAVO-expansie, tot nu louter gerechtvaardigd vanuit 'solidariteit met de Polen.' Lieten we ons niet te veel sussen door Clintons charme? Ook bij zijn Moral-Politik zat immers heel wat Real-Politik. Het humanitaire aspect negeren, zoals Collon doet, onderschrijf ik niet, maar dat machtsoverwegingen daarnaast een rol spelen ben ik met hem eens. Wat ik miste bij Collon is het procesmatige, dus dat men als grootmacht al handelende geïrriteerd kan raken. Dat de eigen geloofwaardigheid op het spel gaat staan, althans in de eigen perceptie. Je hebt al zo vaak gedreigd en de ander wordt ervaren als koppig. Deze eens een lesje leren, is dan een begrijpelijk psychologische reactie en voor men het weet belandt men in een fuik, waaruit geen weg terug meer is. Zo ging het inzake Kosovo vooral. Het spoorde echter tevens met het geopolitieke belang der Amerikanen. Als het eigen belang op de achtergrond niet mede een rol speelt en zeker als een wereldbrand het gevolg zou zijn, had men zich niet laten irriteren. De verborgen agenda's zijn dan ook wel degelijk van betekenis.
Ik bespeur dat de progressieve krachten zich daar meer van bewust worden, zeker na het aantreden van Bush. Niet onbelangrijk omdat voor 2003 de uitbreiding van de NAVO met de Baltische landen is gepland. Volstrekt onnodig is dat, zeer riskant en vloekend met conflictpreventie, omdat het zich al benard en eingekreisst, omsingeld voelende Rusland dat als een reden tot oorlog zal ervaren. Stampij van Europa en de vredesbeweging om die verdere NAVO-expansie te voorkomen, zal nu reeds moeten voorbereid. Het boek van Collon is daarin functioneel, ook al adviseer ik zijn uitgever daarvan een verkorte en handzame versie op de markt te brengen.


Hans Feddema


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- War on drugs -

Besproeiing & Oorlog

Aan de horizon verschenen onverwacht bewapende helikopters, gevolgd door een sproeivliegtuigje. Binnen tien minuten vernietigde een witte gifwolk wat Bernardo Velásquez in tien jaar met zijn familie had opgebouwd. Indertijd had pure overleving hen indertijd naar dit Amazone gebied in het zuiden van Colombia gedreven. In Cartagena del Chairá aan de Caguán rivier hadden ze drie hectare coca geplant, de basis van de overlevingseconomie in de Caquetá en Putumayo departementen. Maar gestimuleerd door de lokale priester besloten ze negen jaar geleden mee te doen in een omschakelingsprogramma. Ze kregen subsidie om rubberbomen en cacao aan te planten, begonnen een moestuin en legden een viskweekvijver aan.

De rubberbomen waren juist volgroeid genoeg om met tappen te beginnen toen het vliegtuig opeens overkwam. En weg was de droom. Alle cacao werd vernietigd, de meeste rubberbomen verschrompelden en geen vis in de vijver overleefde. De kinderen hadden een week lang diarree en huiduitslag. Een jaar na de besproeiing was alleen die ene hectare coca die ze nog aangehouden hadden, redelijk hersteld. De aandrang was groot om een eindje verderop maar weer een nieuw stuk oerwoud te kappen en weer nieuwe coca aan te planten.

In het afgelopen decennium zijn in Colombia op die manier meer dan 200.000 hectare coca en zo'n 60.000 hectare opiumvelden besproeid met een Roundup glifosaat mengsel van het beruchte bedrijf Monsanto. Grofweg drie miljoen liter herbicide is daarbij in de ecologisch kwetsbare Colombiaanse Amazone en Andes gebieden terecht gekomen. Tienduizenden mensen zijn hierdoor opnieuw op de vlucht gedreven waarvan velen bij gebrek aan andere mogelijkheden hoger de Andes of dieper de Amazone introkken. Ondertussen bleef het aantal hectares coca toenemen, van zo'n 40.000 toen de besproeiingsoperaties begonnen, tot 120.000 nu. De besproeiingen hebben slechts een destructieve vicieuze cirkel in werking gezet van chemische verontreiniging, gezondheidsklachten, ontwrichting van boeren- en inheemse gemeenschappen, gedwongen migratie, verdere ontbossing en nieuwe aanplant die vervolgens weer besproeid wordt, enzovoort, enzovoort. Bovendien vormen deze anti-drugs operaties een ernstige bedreiging voor het moeizame vredesproces in Colombia. De legitimiteit van de overheid wordt voor de bevolking in deze afgelegen streken net zo hard kapot gesproeid, mensenrechten worden geschonden, de steun voor de lokale guerrilla groeit, de oorlog breidt zich uit naar steeds weer nieuwe gebieden en de anti-drugs missie raakt meer en meer verstrengeld met bestrijding van opstand.

Voor januari is in het kader van 'Plan Colombia' een mega-besproeiing van ongekende omvang aangekondigd voor de Putumayo. Vers door Amerikaanse militaire adviseurs getrainde speciale anti-drugs legereenheden zullen die operaties vergezellen in nieuw geschonken helikopters en extra sproeivliegtuigjes. Een aangekondigd drama waar iedereen zich huiverend op voorbereid. De FARC guerrilla door het gebied af te grendelen van de buitenwereld en zich zonder enige scrupules op te maken voor een militaire krachtmeting; de paramilitairen met dagelijkse moordpartijen om al vast een begin te maken met het gebied te zuiveren van verdachte guerrilla sympathisanten. Buurland Ecuador en de VN door voorbereidingen te treffen voor de opvang van tienduizenden vluchtelingen, een stroom die inmiddels al op gang begint te komen.

Behalve het intensiveren van de chemische besproeiingen worden er ook plannen ontwikkeld voor het openen van een biologisch front in de War on Drugs; het opzettelijk creëren van epidemieën van schimmels die de coca, opium en cannabis zouden kunnen uitroeien. Gefrustreerd door de statistieken over de toenemende omvang van de teelt van drugsgewassen, zijn zowel de VS als nota bene het drugscontrole programma van de Verenigde Naties (UNDCP) op zoek gegaan naar potentieel effectievere bestrijdingsmethodes. Colombia zou het testgebied worden -onder VN vlag- voor coca besproeiingen met de Fusarium oxysporum, een uitermate agressieve schimmel waarmee al twintig jaar in VS laboratoria geëxperimenteerd wordt. Wetenschappers, NGO's en inheemse volkeren reageerden met een lawine van kritiek over de potentiële gevolgen voor het milieu, voor de volksgezondheid en de voedselveiligheid. En na een bijzonder effectieve internationale campagne het afgelopen half jaar, hebben zowel de Colombiaanse regering als de UNDCP zich onlangs uit het project teruggetrokken. Ook omringende landen spraken zich in krachtige termen uit over de risico's van het bewust op gang brengen van een dergelijke plaag in het Amazone gebied.

Al eerder waren plannen voor de inzet van Fusarium in Florida tegen illegale cannabisteelt, na vele protesten in de ijskast gezet door de lokale milieu autoriteiten. De eerste dreigingen zijn daarmee gekeerd, maar de plannen van deze biologische oorlogsvoering zijn nog lang niet definitief van tafel. In Oezbekistan is een ander UNDCP programma in volle gang met Britse steun, om een schimmel tegen opium papaver te ontwikkelen en uit te testen. En de Colombiaanse regering overweegt, onder zware druk uit Washington, om alsnog een onderzoeksprogramma te beginnen naar andere biologische middelen die tegen de coca inzetbaar zouden zijn. Amerikaanse beleidsmakers lijken nog geenszins bereid de door hen als de "silver bullet" van de War on Drugs beschouwde schimmel uit hun hoofd te zetten.

Maar ondertussen neemt ook de oppositie tegen al deze waanzin steeds grotere vormen aan. In januari zal een internationaal gecoördineerde campagne van start gaan in een poging een eind te maken aan de chemische en biologische War on Drugs. Een poging om krachten te bundelen van milieu, mensenrechten en ontwikkelingsorganisaties, drugsbeleid hervormers, vredesgroepen, etcetera, om samen met welwillende autoriteiten hier in Europa en in Latijns Amerika een kritische massa te vormen om de destructieve vicieuze cirkel te doorbreken. Ook voor de Nederlandse regering is hierin een duidelijke rol weggelegd. Dit jaar verdriedubbelde Nederland haar bijdrage aan UNDCP en is daarmee nu een van de grotere donoren. In de internationale donorconferenties voor Colombia en in antwoord op Kamervragen heeft Nederland zich nadrukkelijk uitgesproken tegen de chemische besproeiingen en de schimmel-plannen. Een logische stap zou zijn om ook pressie uit te oefenen op UNDCP om zich ondubbelzinnig terug te trekken uit welk programma dan ook om methodes te ontwikkelen voor het gedwongen vernietigen van drugsgewassen.
Stop de chemische en biologische War on Drugs!


Martin Jelsma
Martin Jelsma is betrokken bij Transnational Institute (TNI). Voor uitgebreide achtergrondinformatie zie internetpagina's www.tni.org/drugs

Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 354, 9 maart 2001
www.stelling.nl/kleintje/


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Gewetensbezwaren -

Oplossing voor Turks-Koerdische dienstweigeraars

"Ten overvloede heeft de commissie gewenst haar bezorgdheid uit te spreken omtrent het lot van uitgeprocedeerde Turks-Koerdische dienstweigeraars die terugkeren naar hun land van herkomst." Met deze opmerkelijke uitspraak vraagt de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACV) aandacht voor de situatie van Turks-Koerdische dienstweigeraars. De Nederlandse regering moet een structurele oplossing zoeken voor hun positie. Zo'n oplossing kan gevonden worden in de in Nederland in onbruik geraakte Wet gewetensbezwaren militaire dienst.

In het tv-programma 7 Dagen van zondag 4 maart j.l. werd het Turkse autopsierapport over de dood van Savash Çiçek aan enkele Nederlandse experts voorgelegd. Çiçek was in het voorjaar van 1999 Nederland uit gestuurd en vond enkele maanden daarna de dood in het Turkse leger. Deze experts vonden dat het rapport zoveel vragen open liet dat zij op die basis niet tot de conclusie konden komen, dat Çiçek zelfmoord gepleegd had. De Nederlandse autoriteiten hebben na ruim anderhalf jaar nog geen antwoord op zijn dood weten te geven.
In een radiouitzending van 22 december 2000 liet ook toenmalig staatssecretaris Cohen doorschemeren, dat hij ernstig rekening hield met het feit, dat Çiçek door militairen om het leven is gebracht. Dat is precies wat wij vrezen en wat wij nog steeds denken van de dood van Suleyman Aksoy, een door Nederland uitgezette Turks-Koerdische dienstweigeraar die in de zomer van 1999 hetzelfde lot trof als Çiçek.
Inmiddels heeft Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACV) bij besluit van 6 maart 2001 inzake een andere Turkse Koerd het volgende vastgesteld: "Ten overvloede heeft de commissie gewenst haar bezorgdheid uit te spreken omtrent het lot van uitgeprocedeerde Turks-Koerdische dienstweigeraars die terugkeren naar hun land van herkomst. In tegenstelling van wat hierover staat aangegeven in de algemene ambtsberichten van de minister van Buitenlandse Zaken wordt de commissie in toenemende mate geconfronteerd met berichten over uitgeprocedeerde Turks-Koerdische dienstweigeraars en Turkse Koerden met banden met de PKK." De ACV besluit dan ook deze man asiel te verlenen.
We menen dat de ACV het bij het rechte eind heeft. We wijzen er bovendien op dat diverse leden van de werkgroep Askere Gitme (Ga niet in het leger) positieve rechterlijke uitspraken hebben verkregen in de afgelopen jaren.
Er moet een blijvende regeling voor Turks-Koerdische dienstweigeraars komen.

Hoefijzer

De aanleiding voor de vlucht van Turkse dienstplichtigen naar Nederland ligt in twee ontwikkelingen:
  1. De oorlog in de Koerdische gebieden. Het Turkse leger voert tot op de dag van vandaag operaties uit tegen de eenheden van de PKK in sommige Koerdische provincies in Turkije en in Noord Irak. De dienstweigervluchtelingen weten uit eigen ervaring wat dit betekent en zij voelen er niets voor aan deze operaties als dienstplichtige te moeten deelnemen.
  2. De structureel slechte situatie van de mensenrechten in het Turkse leger.
    Daarbij gaat het niet alleen om de vreemde sterfgevallen die als het topje van de ijsberg kunnen worden beschouwd maar om grootschalig gebruik van lijfstraffen en marteling.
    Daarbij hoeft alleen te worden gewezen op de man die in Vrij Nederland (8 juli 2000) `de hoefijzerman' wordt genoemd. Hij behoorde tot de groep uitgezette Koerden waartoe ook Suleyman Aksoy behoorde. Zijn rug is na aankomst in Turkije twaalf maal gebrandmerkt met een ijzer in de vorm van een halve maan. De halve maan wordt ook door de Grijze Wolven als politiek symbool gebruikt en is als extra vernedering toegepast. De man is na veel moeite weer in Nederland aangekomen en bevindt zich in slechte psychische conditie in een asielzoekerscentrum.

Oorzaken

Mede in het licht van de toenadering van Turkije tot de (landen van de) EU is het nodig dat Turkije ook op het gebied van de dienstplicht moderniseert. Moderniseren betekent het toepassen van burgerrechten voor militairen. De EU heeft van Turkije gevraagd de invloed van de legerleiding in de alledaagse politiek terug te dringen en burgerpolitici het primaat te geven over de politieke beslissingen.
Dat is een eerste stap. De in Europa gemeengoed geworden burgerrechten voor militairen zoals de vrijheid van meningsuiting, vergadering, godsdienst, dienen ook in Turkije te worden doorgevoerd. In het ontbreken van burgerrechten voor (dienstplichtige) militairen in Turkije liggen de achterliggende oorzaken van de massale vlucht voor de dienstplicht.
Ook het recht op dienstweigering bestaat niet in Turkije. Dit betekent dat de vele dienstplichtigen die gewetensbezwaren hebben geen andere uitweg zien dan hun heil in het buitenland te zoeken. Alleen de enkelingen onder hen die gevangenisstraf willen riskeren blijven. De Engelse Koerdenkenner David McDowall heeft in een februari uitgekomen onderzoeksrapport (Asylumseekers from Turkey: the dangers they flee) nadrukkelijk gesteld dat voor teruggestuurde asielzoekers grote gevaren dreigen en dat terugsturen de staten van Europa daarom ten stelligste moet worden afgeraden.

Juridische stand van zaken

In Nederland hebben vele Turkse en Koerdische dienstweigeraars asiel aangevraagd met hun dienstweigering als reden. De Nederlandse jurisprudentie (Antikian-arrest van de rechtseenheidskamer van 12 april 1995) zou in een regeling voor hen moeten kunnen voorzien, maar tot op heden is dat nog niet gebeurd. Diverse rechters hebben laten blijken dat zij het niet eens zijn met de opvatting van de staatssecretaris in deze kwestie (bijvoorbeeld in Zwolle, 25 mei 2000 en Haarlem, 29 juni 2000). In een brief aan de Tweede Kamer van 3 mei 2000 verwoordde staatssecretaris Cohen dat Koerdische dienstweigeraars uit Turkije alleen recht op een verblijfstitel hebben indien ze voor hun vlucht al bekend waren in Turkije als pro-Koerdische activist. Zowel de Haarlemse als de Zwolse rechter hebben deze redenering verworpen omdat zij in strijd is met het Antikian-arrest. De ACV valt hen daarin nu bij.
De rechter in Haarlem wijst erop dat Nederland een ommezwaai op dit terrein heeft doorgevoerd, die "niet primair is ingegeven door een gewijzigd inzicht in de juridische merites van de opvatting waarbij verweerder (Nederlandse staat, red) zich heeft aangesloten, maar door de angst voor de aantallen".
Over de hoeveelheid mensen die het betreft in deze zaak is geen precieze duidelijkheid te geven. We zijn van mening dat een verstandige politiek op dit vlak moet ingegeven zijn door de erkenning van dienstweigeraarschap als grond voor politiek asiel; en door druk op het land van herkomst om tot een goede regeling van dienstplichtigen en gewetensbezwaarden te komen en tot een menselijke behandeling. Het bijzondere van deze zaak van Turkse en Koerdische dienstweigeraars is dat het een relatief grote groep betreft en dat het om een land gaat dat NAVO-partner is en kandidaat-lid van de EU.

Voorstel

We hebben de Tweede Kamer verzocht na te denken of de Nederlandse wet Gewetensbezwaren militaire dienst (GMD) gebruikt kan worden als procedure om te toetsen of de grote groepen dienstweigervluchtelingen inderdaad gewetensbezwaren hebben. Indien de commissie die door de wet GMD is ingesteld om de argumenten van de gewetensbezwaarden te toetsen van oordeel is dat asielaanvrager gewetensbezwaren heeft dan verdient de dienstweigeraar een verblijfsstatus. In hoeverre deze status tijdelijk moet zijn, wellicht afhankelijk van de vorderingen in Turkije op het vlak van wettelijke hervormingen, is een onderwerp van debat in de Kamer.
Deze vluchtelingenkwestie is politiek zeer gevoelig. Maar het lijkt er op, dat de rechter op niet al te lange termijn de politiek van de regering aangaande de grote groep Turkse Koerden niet zal accepteren.
Het is voorstelbaar dat een dergelijke regeling geldt totdat in Turkije een degelijke wet gewetensbezwaren militaire dienst bestaat. De ervaring met de Turkse Koerden leert dat zij bereid zijn hun (vervangende) dienstplicht te doen als dat veilig kan en als dat in een rechtsstaat kan.


Guido van Leemput


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


Spektakel

Al een hele tijd zijn de spanningen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten aan het toenemen. Niet alleen op economisch gebied, ook in het militaire domein. Enerzijds door het besluit van de EU om zelfstandig met een Euroleger militair te kunnen optreden. Anderzijds door de Amerikaanse plannen voor een National Missile Defense in de vorm van een raketschild.
Sinds het aantreden van de Bush administratie in januari van dit jaar zijn de spanningen nog meer toegenomen. De NMD- ontwikkeling bijvoorbeeld wordt krachtig doorgezet. Vooral het volledig afhaken van de Verenigde Staten bij de plannen om de CO2 uitstoot drastisch te verminderen heeft woedende reacties in West-Europa veroorzaakt. Toch is het niet juist om alles op rekening te stellen van deze regeringswijziging in Amerika. Een belangrijk deel van de toegenomen conflicten berust op recente onthullingen over zaken die al lang speelden.
Het meest schokkend waren mededelingen in februari van Perkins, sinds 1976 veiligheidsadviseur bij de Europese Commissie. Hij werd ondervraagd door Europarlementariërs over de al eerder bekend geworden Amerikaanse spionage bij de EU met behulp van het Echelon-systeem. Perkins verklapte dat het National Security Agency in Washington directe toegang heeft tot het EU coderingssysteem en dit zelfs onderzoekt en controleert. Ondanks de algemene verbijstering werd er niets tegen hem en tegen de Amerikaanse bemoeienis ondernomen. Integendeel, Perkins bleef gewoon in functie.
Het is dan ook de vraag of de vèrgaande, op paranoia wijzende, veiligheidseisen van Solana (de hoge functionaris voor het buitenlands- en veiligheidsbeleid van de EU) bedoeld zijn tegen Amerikaanse spionage. Die eisen omvatten onder andere een nieuw en veiliger gebouw, allerlei moderne afschrikkingstechnieken, speciale coderingsapparatuur met elk etmaal een andere code, vervoer van geheime stukken alleen door gemachtigde personen en met een speciaal stempel opdat de douane van de lidstaten er vanaf blijft. En natuurlijk een speciale veiligheidsdienst die de betrouwbaarheid van ambtenaren moet nagaan. Is er dan niet ook een superspeciale veiligheidsdienst nodig om de mensen van de speciale veiligheidsdienst te screenen? Enzovoort, enzovoort?
Trouwens, de EU-dienst beveiliging gaat nauw samenwerken met alle vijftien geheime diensten van de EU-lidstaten. Dat lijkt me al een garantie dat de Amerikanen zelf niet veel hoeven te doen om alles te weten te komen.


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


Wapenhandel

Samenstelling: Frank Slijper

Ethisch beleggen in militaire handel (1)

Ondanks bezwaren uit eigen achterban, blijkt nog altijd een groot aantal Britse liefdadigheidsinstellingen, gezondheidszorgorganisaties en vakbonden aandelen te bezitten in de wapenindustrie. Uit het jaarlijkse overzicht van de Britse Campaign Against Arms Trade (CAAT) blijkt het Leukaemia Research Fund tienduizend aandelen BAE Systems (voorheen British Aerospace en nu een van de grootste wapenfabrikanten ter wereld) te bezitten. Behalve Hawk gevechtsvliegtuigen levert BAE ook munitie met verarmd uranium, dat juist zo'n ophef veroorzaakt vanwege de relatie met leukemie.
Geheel in lijn met het 'ethische buitenlandbeleid', de gebakken lucht die de regering Blair bij haar aantreden luid verkocht, blijkt ook Labour met haar spaargeld de wapenindustrie te spekken. De partij bezat ten tijde van het onderzoek bijna 35 duizend aandelen BAE Systems.
Zelfs de Co-op Group, waar de ethisch beleggende Co-op Bank deel van uit maakt, maakt vuile handen. De verzekeringspoot (ruim 21,3 miljoen (!) aandelen BAE Systems) en het pensioenfonds van de Co-op Group blijken beide een flink aandeel in de Britse wapenindustrie te bezitten. Zowel de Co-op als Labour verschuilen zich achter het flauwe argument dat niet zij, maar de fondsbeheerders beslissen over beleggingen.
Andere organisaties blijken wel degelijk gevoelig te zijn voor de negatieve publiciteit. Het Rode Kruis, de katholieke kerk en de Church of England verkochten twee jaar geleden, na onderzoek van CAAT hun pakket aandelen in militaire multinationals.

Bron: The Guardian, 22 februari 2001

Ethisch beleggen in militaire handel (2)

In Nederland is het ethisch bankieren en beleggen de laatste jaren ook volop in de aandacht. Naast een schoon geweten, ontvangen spaarders en beleggers een rendement dat niet onder hoeft te doen voor dat van reguliere banken. De ASN en Triodos hebben daarin een belangrijke voortrekkersrol gespeeld. Inmiddels heeft iedere zichzelf respecterende bank deze groeimarkt ontdekt en schieten de ethische of duurzame (wat niet altijd hetzelfde is) beleggingsfondsen als paddestoelen uit de grond. Vrijwel allemaal claimen de fondsen dat ze niet beleggen in de wapenindustrie. Dat klinkt duidelijker dan het is. Want wat dat precies betekent verschilt van fonds tot fonds. De grote banken leggen de lat duidelijk het laagst en vinden het voldoende als een bedrijf in elk geval voor minder dan vijf procent van zijn omzet van militaire handel afhankelijk is. Voor het ABN AMRO Duurzame Wereld Fonds en het ING Duurzaam Rendement Fonds is zelfs dat geen wet van Meden en Perzen. Ze beleggen beide bijvoorbeeld in Texas Instruments, dat in 1999 acht procent van de omzet op militair gebied behaalde. Cap Gemini, dat voor het Nederlandse leger aan de ontwikkeling van een Battlefield Management System werkt, scoort ook hoog bij allebei.
Triodos en ASN zijn weliswaar beduidend terughoudender, maar sluiten wapenhandel evenmin volledig uit. Triodos hanteert een vijf procent norm voor maximaal toegestane militaire produktie. ASN definieert dit iets enger en staat vijf procent militaire omzet alleen toe wanneer die niet voorkomt uit de "produktie van of handel in wapens die gericht zijn op directe vernietiging van leven, natuur of eigendommen". De ASN gebruikt daarmee een allang achterhaald en totaal onhoudbaar concept van oorlogvoeren. Alsof de NAVO bombardementen in Joegoslavië en de Golfoorlog ooit zonder spionagesatellieten, geavanceerde militaire communicatie en andere niet-direct-dodelijke high-tech hadden kunnen plaatsvinden.
De drempel van vijf procent is ook nogal willekeurig. Als je bedenkt dat een bedrijf als British Telecom, met een totale omzet van zo'n vijftig miljard gulden, bij één procent militaire orders al vijfhonderd miljoen gulden op die markt verdient. Defensie is blijkbaar zo'n goede klant dat het bedrijf er zelfs een speciale homepage (www.btdefence.com) voor heeft. British Telecom dingt momenteel mee voor een aandeel in Skynet 5, het Britse militaire satellietproject ter waarde van bijna vijf miljard gulden. Niettemin zit British Telecom bij ASN in de beleggingsportefeuille. Ook Ten Cate, naast textielfabrikant ook producent van bepantsering voor tanks, kanonnen en kogelvrije vesten, komt bij de ASN door de ballotage. Het onderdeel Ten Cate Composites is echter voor vijftig procent afhankelijk van wapenorders. Net als bijna alle fondsen koopt de ASN aandelen in het Canadese Nortel Networks, dat samen met Hollandse Signaal de uiterst geavanceerde APAR radar voor de marine bouwt en hoofdaannemer was van het NAFIN project, het Netherlands Armed Forces Integrated Network.
Triodos en ASN zijn wel gevoelig voor kritiek. Op basis van onderzoek van AMOK besloot Triodos eind vorig jaar Delft Instruments te wippen. De informatie over hun wapenhandel, die ze ('vertrouwelijk') van het bedrijf zelf hadden ontvangen bleek toch wat minder volledig dan gedacht. Een aantal recente Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse orders had Delft Instruments hen niet gemeld. Eerder al had de ASN besloten Hewlett Packard vanwege hun te grote militaire afhankelijkheid te dumpen.

Ybema promoot wapens aan oliesjeiks

Staatssecretaris Ybema van Economische Zaken heeft in maart een bezoek gebracht aan 's werelds grootste wapenbeurs, de IDEX, in Abu Dhabi. Volgens een persbericht van zijn ministerie ging het om een bezoek "ter versteviging van de bilaterale economische relaties". Tussen 860 bedrijven uit 42 landen deed de handelsreiziger van Paars zijn best om wegbezuinigde fregatten (twee stuks) en F-16's (twintig) te slijten. Volgens de staatssecretaris bestaat er interesse van de kant van Saoedi-Arabië, Koeweit en de Verenigde Arabische Emiraten. De Emiraten betaalden een paar jaar geleden al eens 600 miljoen gulden voor twee opnieuw opgetuigde Nederlandse oorlogsschepen. Dat gaat alleen niet altijd zo makkelijk. Na een dik jaar onderhandelen, ketste pas geleden een F-16 deal (geschatte waarde: honderd miljoen gulden) met de Emiraten af. Nederland had zich bereid getoond de prijs te halveren wanneer de Emiraten het Nederlandse bedrijfsleven zou inschakelen voor de revisie van de twintig jachtbommenwerpers. Stork/Fokker, dat vooral aan dat onderhoud zou verdienen, ziet daarmee voorlopig een vette order aan zijn neus voorbij gaan. De staat is nu naarstig op zoek naar nieuwe gegadigden. Defensie heeft al een klant op het oog, maar weigert te zeggen wie.

Bronnen:
Reformatorisch Dagblad, 20 maart 2001
Algemeen Dagblad, 23 februari 2001)

Wapenhandel met Israël en Palestina

Hoewel Israël officieel jarenlang taboe was voor wapenexporterend Nederland bleef de relatie op dit gebied veel inniger dan vaak gedacht wordt. De laatste jaren is Israël een belangrijke klant geworden. En vice versa: de Israëlische oorlogsindustrie vaart wel bij een toenemend aantal Nederlandse orders. De Nederlandse luchtmacht bestelde pas nog voor zeven miljoen dollar trainingsapparatuur bij Israel Aircraft Industries. Het bedrijf Elbit leverde het Vuursteun Informatie Systeem (VUIST) dat wordt gebruikt voor het Multiple Launch Rocket System (MLRS) van de landmacht. Oud-staatssecretaris Gmelich Meijling probeert als lobbyist in opdracht van het Israëlische Rafael Nederland warm te maken voor Gil anti-tankwapens, een baantje waarmee hij anderhalf jaar geleden in opspraak raakte.
Door Nederland is er de laatste tien jaar voor meer dan 80 miljoen gulden aan wapenexportvergunningen verstrekt met bestemming Israël. De bulk daarvan werd in 1998 toegekend. Het gaat daarbij vooral om allerlei onderdelen voor gevechtsvliegtuigen (AlphaJets, F-4, F-104) en Bell helikopters. Verder leverde Van Rietschoten & Houwens simulatie-apparatuur voor M-109 artillerietraining. Naast deze officiële handel kwam in de nasleep van de Bijlmerramp ook naar boven hoe Schiphol als spil fungeerde voor de doorvoer van allerlei wapentransporten van vliegtuigmaatschappij El-Al, die op de luchthaven een ongekende vrijheid genoot.
De banden met de Palestijnse Autoriteit zijn van recenter datum en vallen vooralsnog in het niet bij de omvang van de handel met Israël. Nederland stelde een paar jaar geleden 36 duizend gulden beschikbaar voor de aankoop van twintig Amerikaanse Ingram geweren voor de Palestijnse politie. Het vredesproces leek in volle gang en een nieuwe markt lag open. Dezelfde politie is nu wel partij in het Israëlisch-Palestijnse conflict.
(MB/FS)


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


Korte berichten

Samenstelling: Kees Kalkman

Wateroorlog?

In de marge van het Palestijns/Israëlische conflict bleek onlangs weer eens hoe belangrijk de rol van water aan het worden is als bron van oorlogsdreiging. Israël waarschuwde Libanon niet eenzijdig in te grijpen in de verdeling van water in de regio. Een medewerker van premier Sjaron, Raanan Gissin verklaarde dat Israël de VN zou vragen de bouw van een nieuw waterpompstation door Libanon aan de rivier de Hatsbani tegen te houden. De rivier levert een kwart van het water in de rivier de Jordaan. Volgens functionarissen van de VN was de bouw van het pompstation in februari begonnen. De Israëlische minister van Infrastructuur Avigdor Lieberman zei dat de waterkwestie er een is van leven of dood.

Het hoofd van de Israëlische watermaatschappij Mekorot, Uri Saguy waarschuwde dat "wie eenzijdig actie onderneemt, zelf eenzijdige reactie kan verwachten. Er is geen water in het Midden-Oosten. Daarom moeten afspraken worden gemaakt. Zo niet, dan kan een oorlog of gewelddadige confrontatie volgen."
Het parlementslid Michael Kleiner van de rechtse Likoedpartij van Sjaron wil dat de regering het station vernietigd. Een verandering in de verdeling van water is een provocatie die Israël niet over zijn kant kan laten gaan, zei Kleiner tegen de Israëlische radio.
In Libanon bevestigde parlementsvoorzitter Nabih Berri dat er gewerkt wordt aan het pompen van water in de delta van de Hatsbani en Wazzani. Hij beschuldigde Israël van diefstal van water.

In Israël is dit jaar voor het derde opvolgende jaar minder regen gevallen dan gemiddeld. De waterstand in het meer van Galilea, waar het land 40% van zijn water uit betrekt, is een van de laagste van de afgelopen jaren. Mekorot heeft al aangekondigd misschien te moeten stoppen met het onttrekken van water aan het meer. Het bedrijf kondigde forse tariefsverhogingen aan.
Wat bij de Libanees-Israëlische waterruzie niet wordt vermeld is dat honderden Palestijnse dorpen in het bezette gebied niet op de waterleiding zijn aangesloten terwijl bij vrijwel alle Israëlische nederzettingen heel eenzijdig 24 uur per dag water uit de kraan stroomt.

Bronnen:
Telegraaf 15 maart 2001 (AP-bericht)
R. Soeterik (red.) 50 jaar Israël - vergeten aspecten, pijnlijke feiten, Stichting Palestina Publikaties - Amsterdam


Radioactief Stasi-spoor (2)

In VD AMOK 2000/3 berichtten we op basis van gegevens van de projectgroep 'Strahlen' van de Duitse Gauck-organisatie dat de geheime dienst van de DDR, de Stasi radioactieve stoffen inzette om politieke tegenstanders te markeren en te volgen. Gauck is een Duits overheidsbureau dat de archieven van de voormalige geheime deinst onderzoekt en daar toegang toe geeft. Inmiddels is er over deze affaire volgens een artikel uit de New Scientist van 4 januari van dit jaar meer bekend geworden. De Stasi volgde de gemarkeerde dissidenten in de menigte met een vibrerende geigerteller die ze onder hun oksel droegen. De gebruikte stof waarmee personen, documenten of muntstukken gedurende de jaren zeventig en tachtig werden besproeid was een oplossing van het radioactieve scandium-46. Het was ook mogelijk hele vergaderzalen te besproeien waardoor dissidenten die daar kwamen gemarkeerd werden. Er was ook een windbuks ontwikkeld die vanaf 25 meter afstand een radioactieve zilverdraad in een autoband kon schieten. De getroffen doelwitten konden bloot worden gesteld aan vrij hoge doses radioactiviteit. De vibrerende geigertellers (vergelijkbaar met de 'buzzers' in de huidige mobiele telefoons) werden dertig jaar geleden ontwikkeld, omdat de tikkende tellers teveel lawaai maakten. Westduits geld werd met een grote dosis gemarkeerd om na te gaan hoe de biljetten circuleerden. De Stasi berekende achteraf dat een enkel biljet vermoedelijk onschadelijk was. Maar twee of meer bij elkaar zou bijvoorbeeld zeer schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de mannelijke vruchtbaarheid.

Bron: Guardian 2 januari 2001

Steun van CIA voor terroristen?

Volgens het vroegere hoofd van de Italiaanse militaire contra-spionage, generaal Gianadelio Maletti hebben Amerikaanse inlichtingendiensten het extreem-rechtse terrorisme in Italië gedurende de jaren zeventig ondersteund. De generaal getuigde tijdens een proces tegen rechtse extremisten die ervan worden beschuldigd verantwoordelijk te zijn voor de dood van 16 mensen bij een bomaanslag op een Milaanse bank aan de Piazza Fontana in 1969. Het was de eerste keer dat een dergelijke beschuldiging werd geuit door een hoge functionaris van de Italiaanse geheime dienst tijdens een rechtszaak.

Maletti was van 1971 tot 1975 commandant van de afdeling contraspionage van de militaire inlichtingendienst. Hij verklaarde dat zijn mensen hadden ontdekt dat een rechtse terreurcel in Venetië beschikte over militaire explosieven die afkomstig waren uit Duitsland. Maletti verklaarde dat hem gebleken was dat de explosieven mogelijk verkregen waren door hulp van Amerikaanse inlichtingenofficieren. Het was duidelijk dat de Amerikanen verder gingen dan infiltratie en observatie van extremistische groepen en bezig waren gewelddaden uit te lokken.
Maletti: "De CIA wilde volgens richtlijnen van hun regering een Italiaans nationalisme opwekken dat in staat zou zijn om zoals zij het zagen, het afglijden naar links te stoppen en kan zich om dit doel te bereiken zich bediend hebben van het extreem-rechtse terrorisme. Ik geloof dat dit ook in andere landen is gebeurd."

De generaal heeft de laatste 21 jaar als vluchteling in Zuid-Afrika doorgebracht. Hij was door de Italiaanse justitie veroordeeld tot 14 jaar gevangenis wegens het laten lekken van een document van de geheime dienst naar de pers en vorig jaar opnieuw tot vijftien jaar wegens obstructie van de rechtsgang. Hij had in 1973 verzwegen dat een extreem-rechtse terrorist, die in 1973 bij een aanslag op een minister vier mensen had gedood een informant van hem was en dat de aanval van te voren bekend was bij de geheime dienst. Maletti had nu een vrijgeleide voor twee weken gekregen om te getuigen. De aanslag in Milaan luidde destijds de 'strategie van de spanning', een serie bomaanslagen die een ruk naar rechts in Italië tot stand moesten brengen.

De CIS steunde destijds de Italiaanse militaire geheime dienst financieel, maar was volgens Maletti zelden bereid informatie te delen. In dit verband is ook een passage in de postume memoires van de rechtse verzetsheld graaf Edgardo Sogno die vorig jaar verschenen van belang. Sogno beschreef hoe hij in juli 1974 het hoofd van de CIA-vestiging in Rome bezocht om hem in te lichten over zijn plannen voor een anti-communistische coup. Sogno: "Ik vertelde hem dat ik hem inlichtte als bondgenoot in de strijd voor de vrijheid en vroeg hem wat de houding van de Amerikaanse regering zou zijn. Hij gaf het antwoord dat mij al bekend was: De Verenigde Staten zouden elk initiatief steunen dat de communisten buiten de regering zou houden." Ook Maletti is van plan binnenkort zijn memoires te publiceren.

Bronnen:
Guardian, 26 maart 2001
Volkskrant, 27 maart 2001


Waar is je baret?

Persbericht van het ministerie van defensie van de Verenigde Staten Nr. 190-01 (703)695-0192(media) GEEN EMBARGO. 1 mei 2001, (703)697-5737 (publieksvoorlichting/bedrijfsleven)

Verklaring van onderminister Wolfowitz over baretten.
Vandaag gaf onderminister Wolfowitz de volgende verklaring uit over baretten: "De chef-staf landmacht heeft bepaald dat Amerikaanse troepen geen baretten zullen dragen die in China zijn gemaakt of een Chinese vulling hebben. Daarom geef ik de landmacht en de afdeling logistiek van het ministerie van defensie opdracht om de geëigende maatregelen te nemen om eerder uitgereikte baretten in te nemen en de voorraad van de hand te doen." EINDE BERICHT

Bron: www.defenselink.mil


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


Berichten van de basis

Politiek voor de Vrede

Voor alle partijleden die zich beraden op de juiste vredesstandpunten in het programma van de eigen partij is er nu:
Politiek voor de Vrede, Aanbevelingen voor de verkiezingsprogramma's. Op het gebied van conflictpreventie en conflicthantering; ontwapening; nucleaire ontwapening; Europa: EU en OVSE en Verenigde Naties worden aanbevelingen gedaan voor de programma's voor de aankomende verkiezingen. Ook zeer geschikt voor discussie.

Samenstelling: Politieke werkgroep van Vrouwen voor Vrede & Women's International League for Peace and Freedom (WILPF).
Te bestellen bij:
* VvV-secretariaat, Postbus 963, 3800 AZ Amersfoort. e-mail: vrouwenvoorvrede"at"antenna.nl
* WILPF-secretariaat, F.C. Dondersstraat 23, 3572 JB Utrecht. e-mail:wilpf"at"antenna.nl

De wereld is niet te koop

Tophoppen is leuk, maar niet genoeg. 16 juni 2001 samenkomst van de beweging tegen mondialisering. Wat kan deze beweging in en voor Nederland betekenen?
In Nederland zijn er honderden mensen betrokken geweest bij de campagnes tegen de Wereldbank en het IMF toen die hun vergadering hielden in Praag, vorig jaar. Daarnaast zijn er in Nederland zelf veel acties en campagnes die deel uitmaken van dezelfde mondiale ontwikkeling. Van daaruit beginnen verschillende groepen en organisaties de laatste tijd regelmatiger met elkaar samen te werken en actie te voeren. Toch gaat het ons allemaal nog niet snel genoeg.
Daarom: 16 juni 2001 op naar Utrecht: Plaats: DWARS, Oudegracht 229. Mee doen, meer weten, agenda opvragen: tel 06 - 2452011. e-mail: niettekoop"at"yahoo.com


Steun Radio Viqueque

Na de komst van de VN-interventiemacht op Oost-Timor in september 1999 begon de bevolking aan de wederopbouw van het land. Het geïsoleerd gelegen district Viqueque ontbreekt het aan alles. Na onderzoek van een van onze medewerkers ter plekke, is besloten om het initiatief van inwoners van Viqueque om een radiostation op te zetten, te steunen.
Om de noodzakelijk steun en financiën te werven heeft XminY een informatiekrant uitgebracht.
Giften voor de radio kunnen rechtstreeks naar giro 609060 an XminY Amsterdam o.v.v. Radio Viqueque worden overgemaakt.
Voor meer informatie Tina Ebro bij XminY: 020 - 627 9661


Militaire produktie in de regio Arnhem bekend

De stichting Documentatiecentrum (Doca) heeft de eerste resultaten van een groot onderzoek naar de militaire produktie in de regio Arnhem afgerond. Een onderzoeksrapport met daarin een overzicht per bedrijf is in de maak.

Van 90 bedrijven die in de regio Arnhem over een of meer vestigingen beschikken, is vastgesteld dat ze facilitair zijn aan het militair apparaat. Dat kan d.m.v. produktie, research of dienstverlening zijn. Alle 90 ondernemingen zijn aangesproken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Daarop hebben 25 bedrijven gereageerd, waarvan 10 de bijgevoegde vragenlijst hebben ingevuld.

Meer weten:
Doca,
Postbus 811
6800 AV Arnhem
www.doca.nl

Onze staat van beleg

Voor het eerst in de geschiedenis is de staat der Nederlanden in oorlog met een virus. Mond- en Klauwzeer. De vijand laat zieke dieren na. Sommige sterven eraan, dat is alles. De vijand is onzichtbaar. Daarom wordt tussen Zwolle en Apeldoorn, in een wijde boog rond de vijand, een noodtoestandgebied ingesteld. Daar heersen oproerpolitie, militaire politie en het leger. De autoriteiten van 'onze' afzetgebieden België en Duitsland wordt getoond dat de staat spierballen heeft. Iedere brave burger die begin maart de grens over wilde, werd het lunchpakket gecontroleerd. Zuivel, vlees en chocomel sofort inleveren.

Er zijn nog mensen die kunnen vertellen dat het goed schoonhouden van de beesten, vooral met lysol aan de hoeven, de ziekte bestrijden kan. Althans in de tijd dat er weinig haast en export overzee was. Dieren oplappen en vervolgens (smakelijk) opeten.

De wereldmarkt van vlees wil geen spoor van virus. De wereldmarkt wil vrijheid, desnoods zonder gezondheidszorg. De wereldmarkt wil geen grenzen en geen nationale staten. En als het oorlog wordt met een virus, dan bestaat de staat nog en zet zijn troepen in. Vernietigingsploegen tegen dieren die economisch niets meer waard zijn. Zelfs niet te kannibaliseren. En de douane, politie en leger tegen mensen. Demonstreren in sommige gebieden wordt feitelijk verboden, vervoersverbod. Aan de grenzen die eigenlijk niet meer bestonden, pikt de douane de kaas van het brood. Wat is de staat van ons beleg?
(GvL)


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina