Aangepast zoeken

VD AMOK
archief VredesMagazines

Onderzoeksdossier VD AMOK
Afrika

verschenen in het tijdschrift VredesMagazine
nummer 3, jaargang 2, 2009



Inhoudsopgave

Colofon

VredesMagazine 3e kwartaal 2009
Uitgave van de vereniging VredesMedia waarin samenwerken:
Haags Vredesplatform (HVP), Humanistisch Vredesberaad (HVB), Vereniging Pais, Samenwerkingsverband Stop de Wapenwedloop, Antimilitaristies Onderzoekskollektief VD AMOK, Women’s International League for Peace and Freedom (WILPF) afdeling Nederland.
In Vredesmagazine zijn de tijdschriften Kernwapens Weg!, VD AMOK en de dikke nummers van Vredeskoerier ’t Kan Anders opgegaan. De dunne nummers van Vredeskoerier ’t Kan Anders blijven 4x per jaar verschijnen.

Redactie
Jan Bervoets, Hans Feddema, Benno Houweling, Kees Kalkman, Klaas Meijer, Anke Polak, Jan Schaake, Guido Schokker, Barbara Smedema, Egbert Wever

Redactieadres
Obrechtstraat 43 3572 EC Utrecht tel. 06-14127779
e-post info@vredesmagazine.nl
Kopijsluiting volgend nummer: 20 augustus 2009
Verschijningsdatum volgend nummer: 16 september 2009

Aan dit nummer werkten naast de auteurs mee
David-Jan Donner, Chris Geerse, Frank Slijper, Wendela de Vries

De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van een geplaatst stuk. De tekst van artikelen mag worden overgenomen op voorwaarde van bronvermelding. Copyrights van foto’s en tekeningen berusten bij de desbetreffende fotograaf /illustrator.

Fotoredactie
Hans Bouton, Anne Vaillant

Medewerkende fotografen en illustratoren
Jan Bervoets, Joop Blom, Roel Burgler, Nico Jankowski, Micah, Len Munnik, Boyd Noorda, Peleia, Sgt Dawn Price, Sgt G.D.Robinson, Anne Vaillant en Ad Volker

Vormgeving
René Oudshoorn

Drukker
Drukkerij Mezclado, Tilburg

Abonnementen
Interesse of aanmelding voor een abonnement op Vredesmagazine kan kenbaar gemaakt worden bij de redactie van Vredesmagazine of bij een deelnemende organisatie.
Een jaarabonnement op VredesMagazine (4 nummers) kost 10 euro. U kunt een abonnement nemen via info@vredesmedia.nl of 015 7850137

Giften
Bedragen die abonnees overmaken boven het verschuldigde abonnementsgeld worden beschouwd als gift voor het werk van de in VredesMagazine samenwerkende organisaties.

Contact VredesMedia
Vlamingstraat 82, 2611 LA Delft, 015 7850137
info@vredesmedia.nl, www.vredemedia.nl

ISSN 1876-0724


Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina

Somalië - de verwording tot een roversnest

Het is niet altijd kommer en kwel in Somalië geweest. Somalië was ooit welvarend. Voor de oude Egyptenaren en Grieken was dat het land waar wierook vandaan kwam. Later, toen een van de grote reizigers, Ibn Batuta (1325-1354) vanuit Marokko via de Somalische kust naar China reisde, beschreef hij de bloei van steden als Zeila, Berbera en Mogadishu. Het Noordelijke Zeila beschreef hij als een grote stad met een grote bazaar. Maar het stinkt daar vreselijk, wegens al het vis dat op straat schoon gemaakt wordt, en kamelen die er geslacht worden. Ook in het Nederland van de 17e eeuw bestond de indruk dat de Somalische kust rijk was. De eerste Nederlander bezocht in 1618 Zeila. Hij schreef "dat de stad beroemd is om zijn schapen met lange staarten en ander kleinvee naast Ethiopische slaven." Tot in de koloniale tijd zijn deze steden in afwisselende mate belangrijke handelssteden geweest. Deze steden waren belangrijk als markt¬plaats voor de nomaden. De stedelijke nijverheid voorzag hen van de gewens¬te producten. Gedurende de koloniale periode is de achteruitgang van deze welvarende regio in gang gezet.

Koloniale verdeling

Om de huidige Somalische toestand, wellicht een van de meest geteisterde landen in Afrika, enigszins te begrijpen, duik ik de geschiedenis in. Aan het einde van de 19e eeuw werden in de Hoorn van Afrika de koloniale grenzen, net als elders in Afrika, dwars door de volkeren heengetrokken. Clans werden afge¬sneden van hun weide¬gronden, verarming was het gevolg. De verdeling van de Somali over verschillende landen (Kenia, Ethiopië, Djibouti en Somalië) leidde tot de pan-Somali¬sche gedach¬te. Die op haar beurt weer gevoed werd doordat de Somali buiten Somalië in veel gevallen onder¬drukt werden. Deze koloni¬ale erfenis is de oorzaak van een lange serie geweld¬dadige conflicten.

Een tweede overblijfsel uit de koloniale periode zijn de econo¬mi¬sche en politie¬ke tegen¬stel¬lingen tus¬sen Noord en Zuid Somalië, die een licht werpen op de deplorabe¬le toestand waarin het land begin jaren negentig terecht is gekomen. Noord Soma¬lië, de voormalige Britse kolonie, was geduren¬de de kolonia¬le periode leverancier van vee voor het aan de overkant gelegen Aden, de belangrijke Britse bunker¬plaats op de zeeroute van Europa-India na de opening van het Suez-kanaal. Sinds 1886 was de Somalische haven¬stad Berbera de voor Britten de belangrijkste haven. Veetransport tussen Berbera en Aden was omvang¬rijk. Rond 1900 gingen 1.000 runderen, 80.000 schapen en geiten per jaar naar Aden. Deze vee-ex¬port leidde weliswaar tot de groei van een paar steden maar de keerzijde was uitputting van de weidegronden. De Britten deden niets aan de kolo¬nie; alles was ondergeschikt aan de veeaanvoer.

In het Zuiden waren de Italia¬nen de kolonisatoren. Zij hadden wel een infrastructuur opgebouwd, iets aan onderwijs gedaan en gepoogd Somalië tot een bananen en andere agrarische producten exporterend land te maken. Met als gevolg: het Zuiden kreeg later een dominante politieke en economische positie in Somalië. Italië verloor weliswaar de 2e Wereldoorlog maar kreeg van de Verenigde Naties wel het mandaat over het Italiaanse deel van Somalië. En passant werden gebieden waar Somali wonen aan Ethiopië toegekend, zoals de Ogaden en het waterrijke Haud. Dit legde de basis legde voor een oorlog om de Ogaden in 1977.

Op weg naar eenheid

Tijdens de tien jaar durende hernieuwde Italiaanse over¬heer¬sing verbeterde de situatie in de Somalische kolonie enigs¬zins. De bana¬nenproductie vervijfvoudigde ten opzichte van 1935. Het ge¬bied werd zelfvoorzienend in suiker door de uitbrei¬ding van de irrigatiewerken langs de rivieren. Bovendien troffen de Italiaanse ambtena¬ren maatregelen ter voorberei¬ding op de Somalische onafhan¬kelijkheid door vijfduizend Somali¬ërs tot ambt¬enaar te benoemen. In het Noorden namen de Britten slechts dertig Somaliërs in hun appa¬raat op. Pas in 1954 stichtten zij de eerste school om een kader op te leiden voor het ambtena¬renapparaat en de handel. Het gebied bleef als vanouds vlees en huiden exporteren.

Bij de onafhankelijkheid in 1960 was er weinig gere¬geld. Evenmin was er nagedacht over de conse¬quenties van de eenwording. Wel was er één pre¬sident, één vlag, één leger en één politie. Ook was er nagedacht over de zetelverdeling in de nationale vergadering: het Noorden kreeg 33 en het Zui¬den 90 zetels. Er was één bindende ideologie, het pan-somalisme: alle Somali, ook die uit de buurlanden, behoren onder één regering en wel die van Mogadishu.

Het nieuw ontstane land werd met een aantal forse problemen opgeza¬deld als gevolg van de verschillende koloniale bestuurs-, rechts- en onderwijssystemen, taalgebruik etc. Een andere bron van conflicten lag in de situatie dat het Noorden economisch en politiek minder ontwikkeld was en door het Zuiden achtergesteld werd. Al snel na de onafhankelijkheid groeide de ontevredenheid in het Noorden.

Barre, van president tot ‘burgemeester’

Gedurende de Koude Oorlog was Somalië een speelbal van de supermachten. Rusland leverde de wapens en militaire training terwijl het Westen de humanitaire hulp verstrekte. Ondertussen stortte de bananenexport in door de sluiting van het Suez-kanaal. Deze vormde uiteindelijk de aanleiding voor een staatsgreep in oktober 1969 waarbij Mohammed Siyad Barre aan de macht kwam. Deze nieuwe president riep de Socialistische Volksrepubliek Somalië uit. Hij stelde een aantal sociale en economische hervormingen voor. Zijn grootste verdienste was de invoering van het Somalisch als de officiële spreek- en schrijftaal met het gebruik van het Latijnse schrift. Dit ging gepaard met een alfabetiseringscampagne. Groot minpunt was dat vanaf het moment hij aan macht kwam, Barre’s politiek gepaard ging met een leiderschapscultus, groei van de veiligheidsdiensten en een algehele groei van de overheid zonder economische verbetering. De leidende elite kwam uit een steeds nauwer wordende kring rond Barre. Een positie in het staatsapparaat stond garant voor ruime inkomsten. De Sovjet Unie kreeg ondertussen militaire faciliteiten in de Noord-Somalische havenstad Berbera.

Na de val van de Ethiopische keizer Haile Selassie in 1974 blies Barre de pan-Somalische ideologie nieuw leven in. De ontstane wanorde in Ethiopië bood een uitgelezen kans en op 17 juli 1977 vielen Somalische militaire eenheden de Ogaden binnen. Binnen twee maanden hadden de Somali het gehele gebied onder controle en lagen de Ethiopische steden Harar en Dire Dawa binnen het bereik van de artillerie. De Somalische inval riep geen formele protesten op. Zelfs kwam er wat militaire hulp uit Egypte, Iran en Saoedi Arabië. Cruciaal was, dat na verloop van korte tijd de Sovjet Unie Ethiopië steunde in plaats van Somalië. Met het voorspelbare gevolg dat de Somalische troepen werden teruggeslagen. Na Barre’s nederlaag in de Ogaden steunden de Amerikanen Somalië.

Het verlies in de Ogadenoorlog was het begin van Barre’s neergang en val. Er vond een mislukte couppoging plaats en in het Noorden waren anti-Barre demonstraties en aanvallen op militaire konvooien. Achtergrond hiervan was dat het Noorden ondertussen, vanwege huiden- en vleesexport, de belangrijkste economische poot van het land was geworden. Zij vormde 70% van de totale Somalische export, terwijl haar politieke invloed klein bleef. Het gewapend verzet tegen de regering Barre in het Noorden en het Midden van het land raakte gaandeweg steeds sterker georganiseerd.

In het Zuiden, ontstonden eveneens belangrijke gewapende opstandige bewegingen die vanaf het eind van de jaren 80 door Ethiopië werden gesteund. In de hoofdstad Mogadishu werd het steeds onrustiger. Er vonden voedsel- en brandstofrellen plaats. Eind jaren 80 was Barre’s macht zodanig getaand, dat hij "burgemeester van Mogadishu" werd genoemd. Maar ook in de hoofdstad was hij de gebeurtenissen nauwelijks baas. De bevolking demonstreerde openlijk tegen hem. Barre’s finale begon toen Italië in juni 1990 als eerste haar hulp stopte. Kort daarop, na een grote slachtpartij in Mogadishu en het gevangen nemen van leden van de vreedzame oppositionele Manifesto groep, deden de Verenigde Staten hetzelfde. Onder deze buitenlandse druk zei Barre eind 1990 nog verkiezingen toe en dat hij een meerpartijensysteem zou instellen. Maar het was allemaal te weinig en te laat. De laatste fase van de periode Barre breekt aan wanneer op 30 december 1990 de bevolking van de hoofdstad in opstand komt, terwijl de troepen van een van de verzetsbewegingen, het Verenigd Somalisch Congres, de stad belegerden. Het was uiteindelijk de bevolking van Mogadishu, die de dictator na vier weken, op 27 januari 1991, op de vlucht deed slaan. Deze gevechten alleen al kostten aan 4.000 mensen het leven.

Reeds op 2 januari 1991, aan de vooravond van de 1e Golfoorlog, werden diplomaten, personeel van de Amerikaanse en ander ambassades geëvacueerd. De Amerikaanse en Russische ambassadeurs, vertegenwoordigers van de naties die Somalië het zwaarst bewapend hadden, ontvluchtten gebroederlijk Mogadishu met de laatste helikopter.

Somalië uiteengevallen

Na Barre’s vlucht kwamen twee processen op gang. In de eerste plaats militaire interventies van buitenaf. Allereerst die van de Verenigde Naties (periode 1992-1995) onder de namen UNOSOM I, UNITAF, UNOSOM II en Operatie Restore Hope. Veel Somaliërs verzetten zich tegen de buitenlandse inmenging, hetgeen leidde tot de dood van 24 Pakistaanse en 19 Amerikaanse militairen. De meesten sneuvelden in en rond Mogadishu.

Tegelijkertijd viel het land uiteen. In 1991 ontstond Somaliland (de voormalige Britse kolonie). Dit gebied is nog steeds onafhankelijk maar wordt niet door de internationale gemeenschap als een zelfstandige staat erkend. Het is daar in tegenstelling tot het Zuiden rustig, men is doende met de heropbouw. Puntland (ten Zuiden van Somaliland) heeft zich een semi-autonome status toegeëigend. Het overige deel van Somalië heeft diverse autonome gebieden en rivaliserende regeringen en gewapende organisatie gekend. De belangrijkste hiervan was vanaf 2004 de Somalische overgangsregering terwijl in juni 2006 de Unie van Islamitische Rechtbanken (ICU) werd opgericht om met behulp van de sharia orde op zaken te stellen en op te treden tegen het geweld van de krijgsheren in Mogadishu en wijde omgeving. Het ICU had succes. Een aantal krijgsheren werd verdreven, maar het steunde tegelijkertijd de Somali in de Ethiopische Ogaden. Het ICU kreeg steun van Eritrea (Ethiopiës grote rivaal) waardoor het vrij snel een groot deel van zuidelijk Somalië onder controle kreeg.

Deze ontwikkeling was de directe aanleiding voor Ethiopië om met een troepenmacht (van 10.000 man) en met instemming van de Verenigde Staten (angst voor het fundamentalisme) en Puntland zuidelijk Somalië binnen te vallen ten gunste van de overgangsregering. Het Islamitisch bewind van Sheikh Ahmed (ICU) werd omver geworpen. Vele Somaliërs beschouwden de Ethiopiërs echter als een bezettingsmacht. Nadat de Ethiopische troepen zich begin 2009 hadden teruggetrokken, keerde dezelfde Sheikh Ahmed in februari terug als president met instemming van alle partijen daar hij een goed tegenwicht vormt voor de zeer radicale islamitische organisaties, waarmee op dit moment zwaar gevochten wordt. Een nieuwe vluchtelingenstroom uit Mogadishu is het gevolg.

Piraterij of sociaal banditisme

Deze voortdurende strijd trekt echter nauwelijks de aandacht. Het raakt ons niet, in tegenstelling tot de Somalische piraterij die een bedreiging voor de internationale scheepvaart vormt. Die zeepiraterij speelt echter al sinds het begin van de jaren 90. Pas sinds 2005 maken veel internationale organisaties, zoals de International Maritime Organization en het Wereldvoedselprogramma zich zorgen over de toename ervan. Op 7 oktober 2008 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie 1838 aangenomen waarbij landen met schepen in de regio opgeroepen worden militaire actie te ondernemen tegen kapingen. Op dit moment zien we, dat diverse coalities van landen in de omgeving opereren om de piraterij in te dammen. Daarnaast verschijnen er berichten dat Somalische vissers zichzelf organiseren en terugvechten tegen zeepiraten en dat in Puntland milities georganiseerd worden omdat eigen vissers aangevallen worden. Zij hebben al piraten aangehouden.

Vier zaken zijn van belang ter verklaring van de omvang van de zeepiraterij. Ten eerste vomt de clan nog wel een veilige thuishaven, maar is de macht in de clans door de langdurige burgeroorlog vaak overgenomen door criminelen en krijgsheren. Ten tweede valt er voor de Somali nauwelijks iets te verdienen door de decennia-durende chaos. Ten derde ziet het er naar uit dat Somalische vissers tot zeepiraterij waren overgestapt omdat buitenlandse vissers met grote trawlers de zee leegvissen. Tenslotte kent heel de Hoorn van Afrika een lange traditie van shifta, een vorm van sociaal banditisme. Dit kan variëren van Robin Hood-achtige vormen, rebellie/opstand en banditisme als vorm van inkomstenwinning. Vaak was de shifta een mengvorm van alle drie. Vele leiders in de Hoorn van Afrika zijn aan de macht gekomen via shifta: gewapende bendes die uit armoe ontstaan zijn of voortkomen uit regelrecht verzet tegen leiders. Dus het is een mix van sociale en economische belangen. Vaak waren zij voor de bevolking een soort helden die voor inkomsten of bevrijding zorgden. De shifta grijpt om zich heen, wanneer er op een 'gewone' manier geen inkomsten te verwerven zijn, zoals nu in Somalië. De zeeshifta is big bussiness. Terwijl de arme en werkloze Somali het vuile werk opknappen, wordt het grote geld door een kleine machtselite opgestreken. Volgens de Keniaanse Minister van Buitenlandse Zaken hebben Somalische piraten meer dan 150 miljoen dollar losgeld gekregen in periode van november 2007 tot november 2008. Met name in Kenia zal dat een probleem vormen, omdat daar veel geld geïnvesteerd wordt in vastgoed. De gewone Somali wordt ook hier dus niet wijzer van.

Hans Alles
Hans Alles is de schrijver van Welzijnsimperialisme. Nieuwe orde in Somalië. Ravijn 1993


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina

Congo - Pax Americana in het Grote Merengebied

De datum van 20 januari 2009 zal de geschiedenis ingaan als een belangrijk moment. Voor het eerst werd een ‘zwarte’ president tot leider van de VS geïnstalleerd. Maar terwijl de hele wereld hoopvol toekeek hoe Barack Obama de eed van trouw aflegde, vond in Oost-Congo eveneens een memorabele gebeurtenis plaats. Met toestemming van de Congolese president, Joseph Kabila, trok het leger van Rwanda massaal Congo binnen,. Het ging om een gemeenschappelijke militaire operatie van het Congolese leger (de FARDC) en het Rwandese leger (de RDF) met de bedoeling de Hutu-strijders in Oost-Congo te elimineren, waarvan gezegd wordt dat ze schuldig zijn aan de genocide in Rwanda.

Gezamenlijke militaire operatie

Het binnenrukken van het leger van Rwanda was een schokkende gebeurtenis voor de Congolese burgers die de verschrikkingen van de oorlog en de moordpartijen door de Rwandezen nog vers in het geheugen hebben. De Rwandese troepen, volgens schattingen 6.000 man, voegden zich bij het Congolese leger en rukten op naar diverse plaatsen in Noord-Kivu. De Congolese regering bevestigde de aanwezigheid van de Rwandese troepen, maar vermeldde als geruststelling dat het ging om een gezamenlijke militaire operatie tegen de FDLR.Dit rebellenleger van Rwandese Hutu, dat zich in de Kivu-provincies genesteld had, was oorspronkelijk gevormd door de na 1994 uit Rwanda gevluchte milities en burgers. Het FDLR vormde bij voortduring een voorwendsel voor Rwanda voor militaire agressie tegen Congo. Diverse partijen beschuldigen de Congolezen ervan de FDLR te steunen.

Tot ieders verrassing sloot ook rebellenleider Nkunda uit Noord-Kivu met zijn CNDP zich bij het Congolese leger aan. Wellicht speelde een rol dat Nkunda in de FDLR een concurrent zag voor de exploitatie van de grondstoffen, met name coltan en cassiteriet, die in deze oostelijk provincie rijkelijk voorhanden zijn.

Volgens de Congolese regeringswoordvoerder zou de operatie veertien dagen duren. Het Congolees parlement was niet geïnformeerd over de actie. Ook de stafchef van de FARDC was niet geïnformeerd, evenmin als het in Congo gestationeerde VN-vredesleger, de MONUC.De actie was dus in het geheim opgezet, in nauw overleg tussen Kabila en Kagame, gesteund door hun persoonlijke militaire adviseurs. Voor Rwanda betrof dit generaal James Kabarebe, een militair die gezocht wordt door zowel de Franse als de Spaanse rechter vanwege oorlogsmisdaden. (noot 1)

Over het verloop van de actie is niet veel bekend. Op 28 februari werd de actie gestaakt en keerden de Rwandese militairen officieel huiswaarts. Hoewel de actie geen oplossing heeft gebracht - de FDLR is immers niet verslagen - berichtte men in de VS dat de operatie een succes was geweest. Dit laatste roept de vraag op welke rol de Amerikanen hebben gespeeld bij deze wonderbaarlijke coalitie van voorheen notoire vijanden.

Rol van de VS

De Belgische journaliste Colette Braeckman sprak op haar weblog haar verbazing uit over de wending van 180 graden in de verhoudingen tussen Rwanda en Congo. Zij hield het voor de eerste diplomatieke overwinning van Obama. Het is bekend dat hij al voor zijn aantreden als president zei dat de "idiote oorlogen" in Oost-Congo moesten stoppen. Hij vond ook dat buurlanden de stabiliteit van Congo niet in gevaar mochten brengen. Toen Nkunda in november met zijn leger optrok naar de hoofdstad van Noord-Kivu, Goma, onstond er onrust in de internationale gemeenschap: binnen de EU, de Afrikaanse Unie en de organisatie van Zuidafrikaanse landen, de SADC, gingen stemmen op voor een militaire interventie. Gevreesd werd voor uitbreiding van de oorlog en voor het lot van de tienduizenden vluchtelingen in het gebied. Geen van de genoemde internationale organisaties kwam tot reëel ingrijpen. Maar achter de schermen werden plannen uitgebroed door de staf van Obama, die ervan overtuigd was dat de FDLR alleen door het Rwandese leger verslagen kon worden. Het zwakke Congolese leger was daar niet toe in staat. Volgens Braeckman heeft Obama, na zijn verkiezing tot presidentskandidaat, de telefoon gegrepen en Kabila en Kagame het plan voorgelegd van een gezamenlijke militaire operatie. (noot 2) De problemen van de CNDP en de FDLR zouden tegelijk opgelost moeten worden. Om aan de wensen van Congo tegemoet te komen, moest Rwanda concessies doen en de steun aan Nkunda stoppen. (noot 3) Daarmee zou de controverse tussen Rwanda en Congo beëindigd zijn.

Het vermoeden van Colette Braeckman dat de gezamenlijke militaire operatie tot stand kwam via geheime diplomatieke interventie van de VS, wordt in latere berichten bevestigd. Dat bovendien de positie van zowel Kabila als Kagame niet erg rooskleurig was, en de twee leiders tot de gezamenlijk operatie noopte, beschrijft Kris Berwouts van de Europese koepel van ontwikkelingsorganisaties EURAC, zonder overigens de Amerikaanse invloed te noemen. (noot 4) Kabila had sinds zijn aantreden als president in 2006 het volk beloofd dat hij vrede zou brengen, wat niet gelukt was. Het Congolese leger had verschillende nederlagen tegen de CNDP geleden. Kagame had internationaal aan waardering ingeboet: In december 2008 was een rapport van VN-experts verschenen, waarin onomwonden van militaire steun van Rwanda aan de CNDP werd gesproken. Twee Europese landen, Nederland en Zweden, schortten daarop de budgetsteun aan Kagame op. Verder hadden EU-waarnemers in een rapport van september 2008 de Rwandese parlementsverkiezingen afgekraakt. En tenslotte speelde de kwestie van de arrestatiebevelen van twee Europese rechters tegen militairen van Kagame.

Half maart werd op een persconferentie door de Amerikaanse ambassadeur aan de Congolese pers duidelijk gemaakt dat de VS achter de militaire operatie van Kabila en Kagame zat. (noot 5) Het militaire plan bleek te zijn uitgewerkt door Africom. (zie over Africom het artikel van Karel Koster op blz. 30 in dit nummer)

Het doel van Obama was dus om rust te brengen in de regio van de Grote Meren. Daartoe diende de gemeenschappelijke operatie van de legers van Congo en van Rwanda. De operatie werd in de VS een succes genoemd omdat de betrekkingen tussen de presidenten van Rwanda en Congo erdoor verbeterd zouden zijn en Rwanda na deze expeditie niet zo gauw meer met agressieve bedoelingen zijn buurland zou binnenvallen. Na de actie begon dan ook het Amerikaans beleid voor de Grote Meren duidelijke vormen aan te nemen. Wat Rwanda betreft: de band met Amerika en de steun die al bestond onder Clinton en Bush werd bevestigd en verstevigd. Het verschil met zijn voorgangers is dat Obama niet langer wil dat Rwanda de grondstoffen van Congo plundert. Dit moet nu legaal gebeuren door het versterken van de economische samenwerking tussen deze landen. Een plan hiervoor werd door de vroegere Amerikaanse Afrika-specialist Herman Cohen eind vorig jaar gepubliceerd.(noot 6) Militair gezien beschouwt de VS Rwanda als een belangrijke steunpilaar. De VS heeft een militaire basis in Rwanda en is van plan een groot militair vliegveld aan te leggen bij Kigali. Onlangs bezocht de commandant van Africom, generaal Ward, Rwanda om plannen te bespreken voor versterking van de Rwandese militaire capaciteit. Rwanda is op militair gebied onbetwist leider van de regio en wordt hierin nog versterkt door de Amerikaanse hulp.

Wat Congo betreft: de VS heeft dit land niet met lege handen achtergelaten. Kort na de militaire operatie werd een donatie van $ 700 miljoen toegezegd als ontwikkelingshulp. Bovendien gaan de Amerikanen, in het kader van Africom, helpen bij de training van het Congolese leger en het opzetten van een Congolese snelle interventiemacht. Minister van Buitenlandse Zaken Clinton heeft hierover met haar Belgische collega afspraken gemaakt, vanwege de grotere kennis en ervaring van België in Congo. Wat de Amerikanen beogen met hun bemoeienis met Congo is voornamelijk het terugdringen van de Chinese belangen.

De Congolese regering heeft sinds 2007 contracten met enkele Chinese staatsbedrijven die China het recht geven op koper- en cobaltwinning in de zuidelijke provincie Katanga, waarbij in ruil daarvoor Chinese bedrijven een groot aantal ontwikkelingsprojecten gaan opzetten. Het zou behalve om ziekenhuizen en woningen, gaan om wegen en spoorrails om het hele land toegankelijk te maken. Deze projecten zijn voor Congo van immens belang en het zag er naar uit dat de hulp van China een belangrijke impuls voor de economie van Congo zouden worden. Op dit moment heeft het IMF de Congolese regering onder druk gezet om de contracten met China te herzien. Dit onder het mom dat ze Congo’s buitenlandse schuld zouden vergroten.

Dat het Amerikaanse bedrijfsleven de vruchten plukt van de militaire operatie blijkt onder andere uit het feit dat het koperbedrijf Freeport-McMoran de mijnbouwactiviteiten in de provincie Katanga ongehinderd kan voortzetten.(noot 7) Dit bedrijf is bezig met koperwinning in Tenge-Fungurume in een mijn waarvan de waarde op $ 60 miljard wordt geschat. Hoewel een regeringscommissie had bepaald dat de contracten heronderhandeld moesten worden omdat ze nadelig zijn voor de Congolese staat, verklaarde de Congolese Minister van Mijnbouw onlangs dat ze niet significant veranderd hoeven worden.

Onze conclusie is dat Congo weinig heeft gewonnen met de gezamenlijk militaire operatie met buurland Rwanda onder de auspiciën van Amerika. Voor de VS, net als voor andere industriestaten, zijn de rijkdommen van de Congolese bodem van groot belang voor de instandhouding van hun welvaart en onder de dekmantel van het bevorderen van vrede en veiligheid gaat het hen voornamelijk om het versterken van de eigen economische macht.

De laatste berichten, zoals nieuwe moordpartijen door de FDLR, maken duidelijk dat de Pax Americana voor de Congolese burgers niets oplevert en hen niet op weg helpt naar een menswaardig bestaan.

Nelly Koetsier
Lid werkgroep CongoNed

Noten:

  1. Arrestatiebevelen Bruguiere tegen 9 RPA-militairen (nov. 06) en van Andreu Merelles tegen 40 RPA-militairen (febr. 08).
    Terug naar tekst
  2. Le Soir 6/3/09
    Terug naar tekst
  3. Nkunda werd in januari 2009 gearresteerd en vervangen door Bosco Ntaganda, die gezocht wordt door het Strafhof.
    Terug naar tekst
  4. Note d’analyse sur le Nord-Kivu (www.congoforum.be, 04.02.09)
    Terug naar tekst
  5. Le Potentiel 17/2/09
    Terug naar tekst
  6. New York Times: "Can Africa Trade Its Way to Peace?" 15/12/08
    Terug naar tekst
  7. "Congo Completes Mining Review, Plans No ‘Significant’ Changes" March 26 2009, Bloomberg
    Terug naar tekst



 
Betrokken partijen
FDLRBestaat uit Hutu vanuit Rwanda, die in 1994 naar Oost-Congo vluchtten.
De meer dan een miljoen vluchtelingen brachten enorme schade toe aan de Congolese bevolking in de provincies Noord- en Zuid-Kivu.
RPALeger van de Rwandese president Kagame. In 1996 viel de RPA Congo binnen en viel de Hutu-vluchtelingenkampen aan. Honderdduizenden Rwandezen en Congolezen werden vermoord.
RDFNieuwe naam voor de RPA.
FARDCHet Congolese regeringsleger.
Laurent KabilaHij veroverde Zaïre (Congo) met hulp van het Rwandese leger. In 1998 stuurde hij de Rwandezen het land uit, waarna de 2e oorlog begon, waar ook Oeganda bij betrokken was. Kabila werd vermoord in januari 2001
Joseph KabilaZoon van Laurent Kabila. Volgde zijn vader op na diens dood in 2001. Onder zijn regering werd in 2003 een overgangsregering ingesteld waarbij voormalige rebellenleiders hoge posten kregen. Na verkiezingen in juli 2006 werd hij officieel president.
Laurent NkundaCongolees Tutsi-generaal die zich niet wenste te schikken naar bevelen van Joseph Kabila en in Noord-Kivu een rebellie startte.
CNDPNaam voor het rebellenleger van Nkunda sinds 2007

 


 
Franse militairen blijvend aanwezig in Afrika

Het Franse leger heeft zijn koloniale erfenis in Afrika altijd gekoesterd en de nieuwe defensiepolitiek van president Sarkozy heeft daar tot nog toe weinig verandering in gebracht. In 2008 waren de volgende Franse militaire detachementen in permanent Afrika actief in het kader van de zogenaamde Opérations Extérieurs (overzeese operaties).

Senegal 1150 militairen: infanteriebataljon, transportvliegtuig, maritiem patrouillevliegtuig, helikopter
Gabon 800 militairen: infanteriebataljon, 2 transportvliegtuigen, 6 helikopters
Mayotte 350 militairen: 2 wachtschepen, infanteriedetachement, 300 gendarmes
Djibouti 2900 militairen: 2 regimenten, transportvliegtuig, 10 gevechtsvliegtuigen, 10 helikopters, 1 maritiem patrouillevliegtuig
Réunion 4000 militairen: pararegiment, 2 fregatten, 2 patrouilleboten, 2 transportvliegtuigen, 2 helikopters, 1050 gendarmes, 1150 locale hulptroepen
Daarnaast is er een maritieme presentie in de Indische Oceaan (1250) en de Golf van Guinee (100)

Ten slotte de lopende operaties:
Épervier in Tsjaad 1200 militairen: 6 gevechtsvliegtuigen, 2 transportvliegtuigen, 1 infanteriecompagnie
EUFOR Tsjaad 1550 militairen: logistieke basis, tactische groep (EU-missie)
Licorne in Ivoorkust, 1650 militairen (VN-missie)

In de toekomst willen de Fransen hun troepen meer politieke dekking geven door ze in te bedden in EU-operaties. De Europese belangen in Afrika zullen belangrijker worden dan de traditionele steun aan min of meer dubieuze regimes (interventies in 1986 in Tsjaad, 1994 Rwanda, 1997 Congo Brazzaville, 2002 Ivoorkust)
KK/VD AMOK

Bronnen:
Wall Street Journal, 16 mei 2007, Out of Africa: French ‘Cell’ faces uncertain future under Sarkozy.
Forces françaises hors metropole en 2008. Livre blanc sur la défense et la sécurité nationale (2008).


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina

Zimbabwe onder de schaduw van de koloniale erfenis

Niet zozeer in Nederland, maar wel in de Angelsaksische wereld, heeft Zimbabwe van tijd tot tijd op het kandidatenlijstje landen gestaan voor militaire interventie. Zelfs de Zuid-Afrikaanse bisschop Tutu speelde vorig jaar met die gedachte. En in kringen van de Zimbabwaanse oppositie was een tijdlang een liedje populair dat luidde: "Saddam is weg. Nu is Mugabe aan de beurt." Militaire interventie is geen oplossing voor de ingewikkelde situatie in Zimbabwe, die momenteel langs pragmatische weg tijdelijk lijkt te zijn gestabiliseerd. Een cruciale factor, die in onze streken vaak over het hoofd wordt gezien, is de landkwestie. Dit thema stond centraal in een artikel van prof. Mahmood Mamdani van Columbia University (zelf van Oegandese afkomst) in de London Review of Books (LRB) van vorig jaar december. Dit leidde tot een felle discussie die in de LRB te lezen is. Hieronder een samenvatting van het artikel.

Het is moeilijk een persoon te bedenken die in het Westen feller wordt bekritiseerd dan Robert Mugabe. Zowel linkse als rechtse commentatoren portretteren hem als een brute dictator, die de schuld is van het verval van Zimbabwe tot een staat van hyperinflatie en armoede. Er is geen twijfel over mogelijk dat Mugabe een autoritair heerser is, die bereid is om het gewelddadige gedrag van zijn aanhangers te tolereren en zelfs aan te moedigen. Zijn politiek heeft bijgedragen tot de verwoesting van de economie van het land, hoewel sancties daar wel degelijk ook een rol bij hebben gespeeld. Zijn weigering om de macht te delen met de groeiende oppositiebeweging in het land, die grotendeels gebaseerd is op de vakbeweging, heeft geleid tot een ernstige impasse.

Maar dit is geen antwoord op de vraag hoe Mugabe erin is geslaagd zolang te overleven. Want hij heeft niet alleen geregeerd met geweld, maar ook met instemming van de bevolking en zijn landhervormingen, hoe hardvochtig ook, hebben hem een aanzienlijke populariteit opgeleverd, niet alleen in Zimbabwe, maar in heel zuidelijk Afrika.

De guerrillastrijd tegen het blanke regime van Ian Smith werd in belangrijke mate gevoed door de ongelijke verdeling van het land. Als resultaat van een langdurig proces van landdiefstal vanaf de jaren negentig van de 19e tot en met de jaren vijftig van de 20e eeuw waren rond de 6.000 blanke boeren in het bezit geraakt van bijna 40% van de grond en dan ook nog de meest vruchtbare gedeeltes.

Bij de overeenkomst van Lancaster House in 1979, die een eind maakte aan de gewapende strijd en de meerderheidsregering instelde, werd hiermee onvoldoende rekening gehouden. Er werd bepaald dat tot 1990 overdracht van land alleen op vrijwillige basis zou plaatsvinden en dat de blanke bevolking tot 1987 kon beschikken over een aantal parlementszetels dat een effectief veto op wijzigingen van de overeenkomst opleverde. Het gevolg daarvan was dat de landoverdrachten in de loop van de jaren tachtig stagneerden. Het land dat werd overgedragen was veelal van mindere kwaliteit en het verbod op onteigeningen dreef de prijzen op. De toenemende landhonger leidde in die tijd al tot landbezettingen. Het regime van Mugabe creëerde als antwoord speciale lokale controlegroepen die de landbezetters (sqatters geheten) massaal verdreven.

De eis voor landhervorming kwam zowel van de veteranen van de bevrijdingsoorlog als van de kleine, maar groeiende middenlaag van inheemse zakenlieden, de twee belangrijkste groepen die tot dan toe hadden geprofiteerd van de onafhankelijkheid onder het meerderheidsbewind. De landagitatie werd voortgedreven door de verenigde veteranenorganisatie met 200.000 leden uit de twee belangrijkste etnische groepen, de Shona-meerderheid en de Ndbele. De belangrijkste eisen van de veteranen betroffen pensioenen en landverdeling. De beweging kon gelden als zowel onafhankelijk van Mugabe en zijn regeringspartij Zanu-PF als in zekere mate landelijk representatief. Dit laatste was een verschil met de vakbeweging, die vooral sterk was in de stedelijke gebieden Deze had zich in de jaren negentig in de context van acties tegen het bezuinigingsprogramma van het IMF, waarmee de regering had ingestemd, losgemaakt van de regeringspartij. In 1997 vond een algemeen staking onder leiding van de vakbond plaats, het volgende jaar opnieuw massale acties, waarbij in toenemende mate ook ambtenaren en personeel uit onderwijs en gezondheidszorg zich tegen de regering keerden.

Wilde landbezettingen

Om zijn regime te continueren, maar ook om toe te geven aan de toenemende druk van de landbezettingen schreef Mugabe in 2000 een referendum uit over twee wijzigingen in de grondwet van Lancaster House. De ene zou hem in staat stellen nog twee termijnen aan de macht te blijven en daarmee immuniteit voor ambtsmisdrijven voor hem en zijn groep te verwerven. De andere moest het mogelijk maken land te onteigenen zonder compensatie. De redenering daarachter was dat Engeland maar voor de compensatie van het in koloniale tijd verworven eigendom moest zorgen. Daarover waren in Lancaster House afspreken gemaakt, maar Engeland had tot 1992 veel minder geld aan het desbetreffende fonds bijgedragen dan destijds was verwacht. De New Labourregering, die in 1997 was aangetreden, weigerde bij te springen, omdat zij zich niet verantwoordelijk voelde voor de koloniale verhoudingen.

Maar de grondwetswijzigingen werden door de bevolking in meerderheid verworpen, althans door de ruim 20% die gingen stemmen. Daarbij viel op dat in de stedelijke centra Harare en Bulawayo de voorstellen werden afgewezen met drie tegen één, terwijl op het platteland op grote schaal niet werd gestemd.

De reactie op de uitslag van het referendum was een golf van wilde landbezettingen. Aanvankelijk trad het regime (Mugabe was in het buitenland) op zoals tot dan toe gebruikelijk en gaf de politie opdracht de landbezetters te ontruimen. Na terugkeer wijzigde Mugabe onder druk van de veteranen zijn koers. Een grootscheepse gedwongen landhervorming kwam op gang. De regering kondigde af dat de onteigende (blanke) boeren wel gecompenseerd werden voor verbeteringen die ze op hun land hadden doorgevoerd, maar niet voor het land zelf "aangezien dit gestolen was in de koloniale tijd van de oorspronkelijke eigenaren."

Tot half 2003 bleven de bezettingen massaal en ongehinderd doorgaan. Het was de grootste overdracht van eigendom in zuidelijk Afrika sinds de koloniale periode. 80% van de blanke boeren werden onteigend, meer dan 100.000 kleine boeren verwierven eigendom. Plaatselijke comités van veteranen, vertegenwoordigers van de regerende partij en traditionele leiders organiseerden het proces. In sociaal en economisch - maar niet in politiek - opzicht was dit een democratische revolutie. Maar de prijs was hoog.

Boycot

Het eerste slachtoffer was de rechtsstaat. De parlementaire verkiezingen van 2000 werden vervalst en verliepen extreem gewelddadig, waarbij in sommige gevallen de staat het geweld organiseerde en het in elk geval tolereerde. Daarnaast werden ook de landarbeiders getroffen (ongeveer 300.000 waarvan de helft part-time). Deze groep bestond vooral uit arbeidsmigranten, deels uit het buitenland. Sommigen behielden hun werk op de suiker- en theeplantages, maar velen werden gedwongen te vertrekken. Een andere groep slachtoffers werd gevormd door de arme stedelijke bevolking die geprobeerd had de landbezettingen ook in de steden door te zetten. Deze bezettingen werden door de staat met hardhandige repressie aangepakt, omdat men bang was in de steden de controle over het proces te verliezen.

Tenslotte werd de voedselproductie zwaar getroffen. Zimbabwe, dat vroeger voedsel kon exporteren heeft nu een tekort aan deviezen en voedsel. Overigens spelen droogte door klimaatverandering en boycotmaatregelen door donorlanden hierbij ook een rol. Die boycot was al in 1998 begonnen en had als aanvankelijke aanleiding niet de landkwestie, maar de interventie van Zimbabwe in de oorlog in Congo van augustus 1998.

De ervaringen met de landhervorming in Zimbabwe hebben in Zuid-Afrika en alle vroegere koloniën waar gebrek aan land een rol speelt de alarmbellen af laten gaan. De tot nu toe bewandelde weg van vreedzame herverdeling en ontwikkeling is niet de enig mogelijke gebleken. In de ogen van de verontruste Zuid-Afrikaanse regering van Mbeki verergerden de sancties en andere destabiliserende maatregelen door het Westen de situatie in Zimbabwe. Overigens stuit deze verzoenende non-interventiepolitiek ook binnen de Zuid-Afrikaanse vakbeweging en het ANC op toenemende kritiek. Het is opvallend om te zien hoe niet alleen pro-Westerse regeringen deelnemen aan het sanctieregime, maar veel progressieve intellectuelen en activisten zich met hun vroegere vijanden verenigd hebben in een poging om een autoritaire regering uit het zadel te lichten, die zich vastklampt aan de macht op basis van historische grieven over koloniale landdiefstal. Symbolisch daarvoor was de weigering door Zuid-Afrikaanse bonden van de vakcentrale Cosatu om in Durban een lading Chinese wapens te lossen die bestemd was voor Zimbabwe.

De crisis in Zimbabwe is symptomatisch voor de diepe kloof tussen het stedelijke milieu en het platteland. De nationalisten zijn in staat gebleken om de stedelijke oppositie, ondersteund door Westerse sancties, het hoofd te bieden, omdat ze worden gesteund door grote aantallen boeren. Dat komt omdat het centrale probleem uit de koloniale erfenis - de landkwestie - onopgelost en explosief is gebleven na de onafhankelijkheid.

(Bron: Mahmood Mamdani, Lessons of Zimbabwe. London Review of Books, 23 december 2008. Samenvatting Kees Kalkman)


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina

AFRICOM
Een ijzeren vuist gehuld in fluweel

Al tientallen jaren is de hele wereld door de VS verdeeld in militaire bevelsgebieden. Dat is nodig om de Amerikaanse strijdkrachten efficiënt in te kunnen zetten in de gebieden waar ze nodig zijn om de Amerikaanse macht te projecteren. Tot 2008 was Afrika ‘toegewezen’ aan drie verschillende hoofdkwartieren: Pacific Command (Stille Oceaan), Central Command (Midden-Oosten) en European Command. De veranderende machtsverhoudingen in de 21e eeuw maakten een herschikking noodzakelijk. In 2006 werd besloten tot het installeren van een nieuw bevelsgebied, Africa Command (AFRICOM) dat op 1 oktober 2008 operationeel is geworden. Het bestaat vooralsnog uit een beperkte infrastructuur, een centraal hoofdkwartier in Stuttgart met subhoofdkwartieren voor de marine (Napels), de luchtmacht (luchtmachtbasis Ramstein) en de landmacht (Vicenza, Italië). Dat zijn in essentie planningseenheden die de missie van AFRICOM moeten uitvoeren.

Ze bevinden zich allemaal buiten Afrika. Dat is opmerkelijk. Het is het gevolg van de tegenwerking van een groot aantal Afrikaanse landen, waaronder Zuid-Afrika en Nigeria, die geen permanente buitenlandse militaire installaties op hun grondgebied wensen. Dat wantrouwen vindt zijn oorsprong in de koloniale geschiedenis, maar ook de recente Amerikaanse interventieoorlogen in Afghanistan, Irak en Somalië (met behulp van bondgenoot Ethiopië) spelen een rol. Dat heeft tot gevolg dat alle activiteiten zich concentreren rond trainingsmissies, oefeningen, vlootbezoeken en ad hoc operaties. Er is één uitzondering: de Amerikaanse basis Camp Lemonier in Djibouti (Hoorn van Afrika) herbergde eind 2008 1.349 mannen en vrouwen, behorend tot landmacht, luchtmacht, marine en mariniers. Vanuit deze basis worden door het East Africa Counter Terrorism Project operaties in Kenia, Ethiopië, Oeganda, Tanzania en Eritrea georganiseerd. Dit project valt onder AFRICOM, maar is een onderdeel van Operation Enduring Freedom - de wereldwijde Amerikaanse jacht op terroristen.

Missie

Officieel wordt de missie van AFRICOM als volgt omschreven:

United States Africa Command, voert samen met andere Amerikaanse regeringsorganen en internationale partners, doorlopende veiligheidsoperaties uit door middel van bilaterale militaire programma’s, militair ondersteunde activiteiten en andere militaire activiteiten waartoe opdracht wordt gegeven, om een stabiele en veilige Afrikaanse omgeving te bevorderen, ter ondersteuning van het Amerikaanse buitenland beleid.
(eigen vertaling, www.africom.mil)
AFRICOM heeft, met een begroting van $300 miljoen voor het begrotingsjaar 2009 (JDW 9 oktober 2008) nauwelijks eigen militaire middelen. Vliegtuigen, tanks, schepen: alles moet geleend worden van naburige hoofdkwartieren, net als de centraal vanuit het Pentagon gecontroleerde strategische middelen zoals spionagesatellieten en speciale troepen. Dat komt deels omdat het Command nog in opbouw is, maar ook vanwege de beperkingen van de boven beschreven missie, die de nadruk legt op opleiding en ondersteuning van plaatselijke militairen door het aangaan van bilaterale samenwerkingsverbanden met regeringen. Bovendien heeft AFRICOM een zwaar civiel element: één van de plaatsvervangende bevelhebbers is een burger van het Amerikaanse State Department (Ministerie van Buitenlandse Zaken). De bedoeling is om de militaire activiteiten in te passen in een scala van civiele hulp programma’s, die bijvoorbeeld door de Amerikaanse hulporganisatie USAID worden uitgevoerd.

Dit is in feite niets anders dan de gecoördineerde aanpak van militaire en civiele activiteiten die in Nederlandse kring gepopulariseerd is als de ‘3D’ aanpak (diplomacy, defence, development - diplomatie, veiligheid en ontwikkeling) ofwel de zogenaamde ‘alomvattende aanpak’ (comprehensive approachS).

Het gebruik van het civiele jargon en de niet-militaire middelen is niet alleen noodzakelijk om brede invloed te verwerven: het werkt ook als camouflage voor de geopolitieke strategische doelen die op de achtergrond spelen en van doorslaggevend belang zijn.

In de Afrikaanse media wordt ervan uitgegaan dat het de VS vooral te doen is om het veiligstellen van de Amerikaanse invloed in de gebieden waar ze een belangrijk deel van haar olie vandaan haalt. Men schat dat in 2015 25% van de Amerikaanse oliebehoefte uit Afrika moet komen. Leveranciers zoals Nigeria (waar Shell een leidende rol speelt) en Angola spelen hierin een cruciale rol.

Vaak wordt ook genoemd het tegengaan van de aanzienlijke Chinese invloed op het continent: de Chinese handel met Afrika is gestegen van 2 miljard dollar in 1999 naar 73 miljard in 2007. Er is dus een ouderwetse wedloop om grondstoffen aan de gang, die des te belangrijker wordt, naarmate de vraag naar energie de komende jaren toeneemt.

Tenslotte wordt zowel door de Amerikaanse regering als deskundigen de contraguerrilla rol van AFRICOM benadrukt, ook wel bekend als de ‘oorlog tegen het terrorisme’. Het gaat hier om een oud Amerikaans concept dat bestaat uit het opleiden en uitrusten van bevriende krijgsmachten waarmee vervolgens gezamenlijk wordt geoefend. Zo vond in november 2008 de oefening FlintlockS plaats, bedoeld om samenwerking tussen Afrikaanse en Europese en Amerikaanse legers te versterken. Er namen behalve eenheden uit zeven west- en centraal-Afrikaanse landen en de VS, ook militairen uit Duitsland, Frankrijk, Spanje en Nederland aan deel. Het Flintlock scenario richtte zich op het bestrijden van een "extremistische, gewelddadige plaatselijke ontwikkeling". Ook de Amerikaanse Special Forces waren hierbij betrokken (JDW 11 december 2008).

Hulpprogramma’s

De vele hulpprogramma’s aan tientallen Afrikaanse landen maken een versplinterde indruk. AFRICOM moet bilaterale relaties onderhouden met 53 Afrikaanse landen. Toch zit er een grootschalige logica achter. Een deel van de projecten bestaat uit ondersteuning van (delen van) de vredesmacht van de Afrikaanse Unie in opbouw, bekend als de African Standby Force (ASF). Troepen van lidstaten, zoals Rwanda en Oeganda maken deel uit van de vredesmachten die in Somalië en Soedan (Darfoer - inmiddels een VN-missie) werden ingezet. De operaties mislukten deels door gebrek aan materieel. AFRICOM is juist gericht op het uitrusten en opleiden van Afrikaans legers. Het ligt voor de hand dat de Amerikaanse hulp wordt gekoppeld aan de opbouw van de interventiemacht van de Afrikaanse Unie waarmee de VS grote invloed krijgt op de inzet van die strijdmacht (JDW 29 september 2008).

Er zit nog een groeipotentieel in AFRICOM. Vanwege het zwaar civiele element verwachten huurlingenorganisaties zoals Blackwater Worldwide, Dyncorp en Military Professional Resources Inc. lucratieve contracten in de wacht te slepen. Generaal Ward, bevelhebber van AFRICOM, werd afgelopen oktober uitgenodigd om de belangrijkste toespraak te houden op de jaarlijkse conferentie van de International Peace Operations Association, de koepel van Amerikaanse huurlingenorganisaties. Zo wordt de massale inzet van huurlingen zoals die plaatsvindt in Irak en Afghanistan nu voortgezet in Afrika.

AFRICOM heeft ook een maritiem hulpprogramma, Africa Partnership Stations, dat wordt uitgevoerd door US Naval Forces Africa vanuit Napels. De hoofdtaak daarvan is het controleren van de kustwateren rondom Afrika, tegen piraterij, drugs en mensensmokkel. Waarschijnlijk zal de rekrutering van huurlingen om handelsschepen te bewaken ook worden gekoppeld aan dit programma.

AFRICOM is opgezet onder president Bush, maar wordt ook onder Obama verder uitgebouwd. Het concept van soft power, het integreren van diplomatie, civiele en militaire hulpprogramma’s in een samenhangende strategie is niet uniek. Ook in andere bevelsregio’s wordt geëxperimenteerd met deze aanpak. Het grote gevaar van de ontwikkeling ligt in het militariseren van de ontwikkelingshulp en het coöpteren van hulporganisaties, zoals dat al plaats vindt in Afghanistan. AFRICOM wordt uitgebouwd rond dit concept, dat misschien nog het beste te duiden is als een poging om de Amerikaanse macht en invloed te handhaven door de ijzeren vuist te wikkelen in fluweel.

Karel Koster
Medewerker wetenschappelijk bureau SP

Cijfers over de aantallen Amerikaanse militairen in het buitenland zijn te vinden op een website van het Pentagon.
JDW - Jane’s Defence Weekly



Nieuwe website voor de afschaffing van buitenlandse militaire bases

Het No-Bases Network lanceerde onlangs een nieuwe website, www.no-bases.org. De website brengt dagelijks nieuws en analyses met betrekking tot het systeem van militaire controle door bases en ontwikkelingen rond specifieke bases.

De website komt tegemoet aan de groeiende belangstelling voor het systeem van militaire bases overal in de wereld, waarmee vooral het Westen zijn militaire suprematie probeert te handhaven en uit te breiden.

Het No-Bases Network bestaat uit meer dan 450 campagnes en organisaties uit heel de wereld, die actie voeren tegen buitenlandse militaire bases.



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina

Waarom oorlog in Afrika?

Op zondag 21 september 2008 werd in het kader van de Internationale Dag van de Vrede door het Humanistisch Verbond Leiden, Haags Vredesplatform, het Humanistisch Vredesberaad, PAIS, de Wereldwinkel Leiden en het Vredesmuseum een middagmanifestatie gehouden in het Volkenkundig Museum te Leiden onder de titel "Why war in Africa?". Naast muziek, dans, film, actuele foto’s, de poppenkast van Wim Noordergraaff en gesprekken met vluchtelingen werd er een lezingencyclus gehouden met vraaggesprekken over de oorzaken van oorlog in Afrika en perspectieven tot het behoud van de vrede. Het was een levendige discussiemiddag, waarin veel argumenten en feiten aan bod kwamen, vooral doordat de meeste sprekers werden geïnterviewd door Koert Lindijer.

De middag, die door een honderdtal mensen werd bijgewoond, was een groot succes. Er zal naar aanleiding van het forum een werkboek worden uitgegeven, waarin nog meer artikelen en studies zijn verwerkt over oorlogsdreiging en oorlogsvoering in Afrika. Ook was er veel aandacht voor kindertekeningen over het leven en vrede in Afrika. Uit de Filippijnen, Oeganda en uit de HVO-klassen in Leidschendam en Amersfoort kregen we bijzondere projecties van kinderen te zien.

Tijdens de Afrika-manifestatie op de Dag van de Vrede werd door een jury van het Humanistisch Vredesberaad ook de prijs voor de journalist van de vrede 2008 uitgereikt aan Arnold Karskens. Reden was volgens de jury dat hij in zijn reportages over Uruzgan de burgerslachtoffers van de oorlog niet minder belangrijk acht dan een omgekomen Nederlander. Door onafhankelijkheid en de opbouw van een eigen netwerk komt hij tot feiten die het ware gezicht van de oorlog laten zien. Hierdoor draagt hij bij aan de vrede. Karskens’ commentaar: "Je bent er als journalist en niet om de patriot uit te hangen. En je mag en moet verontwaardiging tonen, maar dan over de gebeurtenissen die je zelf beschrijft en niet krijgt voorgeschreven."

Het evenement werd mede mogelijk door financiële ondersteuning van de Humanistische Alliantie Haaglanden, het Humanistisch verbond Leiden, vereniging Pais en Fonds 1818, waarvoor dank.

Zie het volledige verslag op www.humanistischvredesberaad.nl (pdf, 13S KB)


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina

Afrika Bibliografie

Websites

ZNet Africa Watch is een goed startpunt om op zoek te gaan naar artikelen over Afrika. Ze hebben ook een uitgebreide lijst links.

allAfrica.com (Engels en Frans) brengt nieuwsberichten uit het hele continent

Inter Press Service, het Derde wereld persbureau heeft een Afrikapagina met berichten van correspondenten en analyses

Het portaal van Wikipedia over de militaire geschiedenis van Afrika is een bijzonder interessant initiatief dat helaas na 2007 niet lijkt te zijn voortgezet. Doorverwijzingen naar Wikipedia-lemma’s over de militaire geschiedenis van afzonderlijke Afrikaanse landen.

Bibliografische brochure

Nederlands instituut voor Militaire Historie, Militair-Historische Leeswijzer Afrika (pdf, 1,2 MB) Den Haag, 2007

Tijdschriften

Africa Confidential
Tweewekelijkse nieuwsbrief veelal op basis van vertrouwelijke bronnen. De analyse was traditioneel vaak van goede kwaliteit. Een enkel artikel is gratis.

Concerned African Scholars Bulletin
Zwaartepunten onder meer geopolitiek, olie en grondstoffen en militarisering

Review of African Political Economy
Website momenteel in reconstructie

Artikelen

Mariano Aguirre, State, crisis and regional projects in Africa (pdf, 53 KB).
Boekbespreking van David J. Francis, Uniting Africa, over de mogelijkheden voor een Afrikaans veiligheidsysteem
Transnational Institute, mei 2006

John Bellamy Foster, A warning to Africa: The New US Imperial Grand Strategy. Monthly Review, juni 2006

William Easterly, Foreign Aid Goes Military! The New York Review of Books, 4 december 2008

Jeremy Keenan, Demystifying Africa’s Security (pdf,73 KB).
Review of African Political Economy, december 2008
Over de oorlog tegen het terrorisme en de militarisering van Afrika.
Een kopie is te vinden op de website van het Transnational Institute


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina