Utrecht, 16 maart 2006


'CIA VLUCHTEN' DEBAT KAMER

Het debat over de CIA-vluchten zoals dat totnogtoe gevoerd is vertoond ernstige lacunes. Door de detail discussies over de aard van een klein aantal Amerikaanse vluchten dreigen een aantal belangrijke kwesties uit de publieke aandacht te verdwijnen. Het gaat om de volgende punten:
  1. In veel van de gestelde kamervragen en berichtgeving wordt alleen over de CIA gesproken. Het ligt voor de hand dat de internationale samenwerking in de 'oorlog tegen het terrorisme' ook de samenwerking van politiediensten, militaire inlichtingendiensten en andere instituties behelst. Systematische verwijzing naar alleen de CIA kan leiden tot ongerechtvaardigde inperking van het onderzoek en 'tunnelvisie'. Er is minstens één bericht geweest over de betrokkenheid van de US Navy bij de uitleveringsvluchten (AP 260905).
  2. De definitie van het begrip marteling. Door rechtsdeskundigen is betoogd dat de definitie van marteling door de Amerikaanse regering de mogelijkheid openlaat om mishandelingmethoden toe te passen die in de internatonale wetgeving wel degelijk als martelen worden gedefinieerd. (FT 091205 ingezonden brief Philippe Sands) Dit wordt ook erkend in een interne notie van de Britse regering. Zie hiervoor een Brits regeringsmemorandum (paragraaf 11) gepubliceerd door The New Statesman (230106) ("…signed by Irfan Siddiq, a private secretary at the Foreign Office, and addressed to Grace Cassy, assistant private secretary at No 10 Downing Street,.. ").
    Daarnaast is het McCain amendement dat in de Nederlandse media overal als een bewijs werd aangevoerd dat het Amerikaanse martelbeleid aan banden was gelegd, onmiddellijk ongedaan gemaakt door een verklaring van president Bush, bij het ondertekenen van de wet op 30 december 2005. Hij deed dit in een zogenaamd 'signing statement' waarin hij verklaarde dat zijn rol als opperbevelhebber hem de vrijheid gaf om alles te doen wat noodzakelijk is om de VS te verdedigen (Alfred McCoy www.tomdispatch.com 090206) (voor de Nederlandse positie zie p. 3 brief Nl regering aan de Kamer nav AIV advies over martelverbod DMV/MR-018/06 200206)
  3. De rol van de Counter-Terrorist Intelligence Centers (CTIC) in het opsporen, gevangen nemen en ondervraging van verdachten. In de WSJ staat dat zulke centra in een aantal landen bestaan, waaronder een in Parijs ('Alliance Base') Zijn Nederlandse instanties (inlichtingendiensten, militairen, politie) en personeel hier bij betrokken? Wordt er informatie uitgewisseld? (WSJ: 040705, WP 030705, 181205). Is er een relatie tussen de CTIC en de afspraken gemaakt in de EU vergadering in Athene (27012003 Council of the European Union, 5762/03)?
  4. Toegang tot gevangenen: het Rode Kruis had volgens een bericht in de FT van 101205 geen volledige toegang tot alle gevangenen in Amerikaanse handen. Is dit inmiddels veranderd? Zie ook bericht over dwangvoeding Guantanamo Bay (IHT 100206)
  5. Raad van Europa kreeg geen toegang tot het Amerikaanse kamp Bondsteel in Kosovo (ISN Security watch 120106). is dat inmiddels veranderd?
  6. Het feit dat het om Amerikaans beleid gaat, niet de afdwalingen van sadistische ondergeschikten. Deze kregen de ruimte om te martelen door richtlijnen die terug te traceren zijn naar het witte Huis (Zie hiervoor rapport Human Rights Watch IHT 190106).
  7. Europese betrokkenheid. Voormalig VS minister van buitenlandse zaken Colin Powell verklaarde in december dat de Europese regeringen al jarenlang op de hoogte waren van de rendition praktijken (VK 201205). De nadruk op CIA/Amerikaans verhult de Europese medewerking.

Het lijkt zeer wenselijk dat er aanzienlijk actiever wordt opgetreden door de Nederlandse regering in deze kwesties. De antwoorden op de Kamervragen over de CIA vluchten zijn bijzonder formalistisch en getuigen niet van politieke wil om actief op te treden tegen de Amerikaanse prakrijken (en vooral de betrokkenheid van Europese instanties en diensten daarbij). Er is afdoende bewijs (afkomstig van mensenrechtenorganisaties, advocaten, voormalige gevangenen en de Amerikaanse regering zelf) om de nauwe samenwerking van de Nederlandse strijdkrachten, inlichtingen- en politiediensten met de Amerikaanse, ter discussie te stellen en zorgvuldig te bestuderen. In Afghanistan is die samenwerking onvermijdelijk en zal de kans op betrokkenheid van de Nederlandse krijgsmacht bij mensenrechten schendingen aanzienlijk verhogen. De weigering van de regering om uitsluitsel te geven over het overhandigen van krijgsgevangenen aan de Amerikanen, na een operatie waarbij Nederlandse soldaten betrokken waren(VK 150206), is een indicatie hoe dit soort incidenten vanaf nu zal worden afgehandeld: steeds met een beroep op de veiligheid en geheimhouding. Daardoor wordt controle op deze acties onmogelijk. Het wantrouwen van prof. van Doorn dat hij in de zomer in Trouw uitte ("Verbergt de Nederlandse regering oorlogsmisdaden" Tr 060805) lijkt volkomen gerechtvaardigd.

Karel Koster



Bronnen:
IHT: International herald Tribune
FT: Financial Times
VK Volkskrant
WSJ: Wall Street Journal
WP: Washington Post
AP Associated Press


Naar boven
Naar beginpagina