17 september 2010
Bericht van Advocatenkantoor Steijnen, Olof & Stelling


Gerechtshof 's-Gravenhage:
'nucleaire massamoord soms gerechtvaardigd'

Den Haag, 17 september 2010 - Het gerechtshof te Den Haag heeft uitspraak gedaan in een uniek proces van een kleine tweeduizend eisers tegen de Hoge Raad der Nederlanden (zie: www.rechtspraak.nl LJN: BN6230). Dat proces wordt gecoordineerd door de Stichting Tribunaal voor de Vrede en betreft de opvatting van de Hoge Raad dat de nucleaire vernietiging van steden rechtmatig zou kunnen zijn. De eisers willen met het proces bewerkstelligen dat die misdadige opvatting onrechtmatig wordt verklaard. Daarmee zou de steun van ons hoogste rechtscollege voor de voorbereidingen voor nucleaire massamoord voor eens en altijd uitgesloten zijn.

Het hof te Den Haag heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat nucleaire massamoord soms gerechtvaardigd zou zijn, en daarmee het internationaal humanitair recht naar de prullenbak verwezen.

De Hoge Raad, die niet eerder in onze rechtshistorie is gedagvaard wegens het vertolken van misdadige opvattingen, wordt in deze procedure vertegenwoordigd door de Staat en diens advocaten.

Nucleaire massamoord op onschuldige burgers

De Hoge Raad is gedaagd vanwege een opvatting die de Raad op 21 december 2001 impliciet heeft verwoord in zijn arrest inzake een proces van duizenden eisers tegen kernwapens (zie: www.rechtspraak.nl LJN: ZC3693). Die opvatting hield in dat alle reëel denkbare vormen van kernwapengebruik in beginsel rechtmatig zouden kunnen zijn. Dat wil zeggen in overeenstemming met het volkenrecht dat van toepassing is in gewapend conflict, met name het internationaal humanitair recht.

Volgens de Hoge Raad gold dit ook voor de meest verstrekkende en massavernietigende optie, het 'eerste gebruik' van zware strategische kernwapens rechtstreeks tegen bevolkingscentra.

De Hoge Raad is door de bijna tweeduizend eisers voor de rechter gedaagd vanwege het misdadige karakter van deze impliciete opvatting. Het is immers onder alle omstandigheden verboden om de burgerbevolking tot doelwit van een militaire actie te maken. Bovendien zou bij de nucleaire vernietiging van hele steden van genocide moeten worden gesproken. In flagrante tegenspraak met deze absoluut geldende verboden heeft de Hoge Raad dus verklaard dat het wegvagen van hele stedelijke bevolkingen mogelijk rechtmatig zou zijn, en daarmee rechtens toelaatbaar. Daarmee werden de voorbereidingen daarvoor door de Hoge Raad gesteund, zodat de Hoge Raad zich daaraan medeplichtig maakt.

De Staat heeft zich van meet af aan ingespannen om te ontkennen dat de Hoge Raad een dergelijke barbaarse opvatting impliciet zou hebben verwoord. Dit maakt direct duidelijk hoezeer de Staat met deze misdadige opvatting van de Hoge Raad in zijn maag zit.

Het hof erkent en vult in

Het hof te Den Haag heeft in zijn uitspraak van vandaag op ondubbelzinnige wijze erkend dat de Hoge Raad de aangevochten opvatting naar voren heeft gebracht. Het hof zegt dat de Hoge Raad in zijn uitspraak van 21 december 2001:

'..impliciet de mogelijkheid heeft opengelaten dat een situatie denkbaar is 'een eerste gebruik' van kernwapens op bevolkingscentra niet zonder meer onrechtmatig is.'
Daarmee werden de wanhopige pogingen van de Staat om te ontkennen dat de Hoge Raad een dergelijke perverse uitspraak zou hebben gedaan, van tafel geveegd.

Duidelijker dan het hof te Den Haag het hier stelt, is niet mogelijk. Het hof vult zelfs expliciet in wanneer het mogelijk toelaatbaar zou zijn om hele stedelijke bevolkingen met kernwapens weg te vagen:

'te weten een situatie waarin het inherente recht op zelfverdediging aan de orde is , waarbij het fundamentele recht op overleven van de staat op het spel staat.'

Het hof zwalkt

Natuurlijk realiseert ook het hof zich de geweldige juridische impact van een dergelijke uitspraak. Daarmee wordt immers de poort wagenwijd opengezet voor een mogelijke massamoord op onschuldige burgers, op non-combattanten. Het gaat hierbij om een opvatting die alle fundamentele rechtsnormen overboord zet en die ons, qua rechtscultuur, weer terug brengt in het Stenen Tijdperk.

Het hof raakt daarvan dan ook zelf zozeer in de war, dat het even later in zijn uitspraak al weer lijkt te zijn vergeten dat een dergelijke massamoord reeds als 'niet zonder meer onrechtmatig' was aangemerkt. Want verderop stelt hij dan feitelijk dat aan het uitmoorden met kernwapens van hele steden in een 'situatie, waarin het inherente recht op zelfverdediging aan de orde is waarbij het fundamentele recht op overleven van de staat op het spel staat' eigenlijk niets rechtmatigs te bespeuren valt. Het hof stapt dan over naar de stelling dat dan een situatie aan de orde zou zijn:

'welke een in beginsel onrechtmatig handelen zou kunnen gaan rechtvaardigen'
Met andere woorden, eventuele massavernietiging van non-combattanten, door het hof eerder nog aangeduid als 'niet zonder meer onrechtmatig', wordt bij nader inzien gekwalificeerd als 'in beginsel onrechtmatig handelen'. Dat onrechtmatig handelen zou volgens het hof door de situatie zou kunnen worden 'gerechtvaardigd'.

Het hof omarmt het motto van Kriegsräson geht vor Kriegsmanier

Het hof komt al met al in alle duidelijkheid tot de afschuwelijke uitspraak: soms is in beginsel onrechtmatig handelen, namelijk flagrante schending van het oorlogsrecht en genocide, gerechtvaardigd. De nucleaire uitroeiing van hele steden is volgens het hof gerechtvaardigd als de oorlogsnoodzaak dat vereist.

Duidelijker had het hof te Den Haag zijn misdadige uitspraak niet vorm kunnen geven. Het hof omarmt hiermee een Duitse theorie die bekendstaat onder het motto Kriegsräson geht vor Kriegsmanier. Een theorie over het internationaal humanitair recht die na de Tweede Wereldoorlog door de gehele wereldgemeenschap is verworpen. Hierbij kan ondermeer worden gewezen op de volgende uitspraken:

Hostages Trial (Law Reports of Trials of War Criminals, Volume VIII, London: HMSO 1949, blz. 67):

'Here again the German theory of expediency and military necessity (Kriegsraeson geht vor Kriegsmanier) superseded established rules of International Law. As we have previously stated in this opinion, the rules of International Law must be followed even if it results in the loss of a battle or even a war.'

Zaak Rauter (BRvC 12 januari 1949, NJ 1949, 87):

'dat de beruchte Duitse leer, dat in geval van nood zelfs de wetten van den oorlog voor dien nood hebben te wijken onder het motto 'Kriegsräson geht vor Kriegsmanier' na hare algemene veroordeling door de beschaafde wereld geen andere weerlegging meer behoeft, dan de opmerking, dat het oorlogsrecht juist is gecodificeerd om de 'Kriegsräson' binnen de perken des rechts te houden.

Het hof meent dat kamerstukken verjaren

Al in 1978 heeft de Nederlandse Staat zichzelf uitdrukkelijk het recht toegemeten om desnoods hele steden met kernwapens te verwoesten. De Staat deed dit door in kamerstukken het volgende te verklaren (Kamerstukken II 1978/79, 15 399 hoofdstuk X, nr. 2, blz., 109):

'Inzet van alle nucleaire middelen, waarbij zowel militaire als stedelijke en industriële doelen kunnen worden aangewezen, vormt de uiterste, meest extreme mogelijkheid.'

Een van de eisen in het proces waarin nu door het hof uitspraak is gedaan, was dat deze uitspraak, opgenomen in de kamerstukken, door de Staat zou worden herroepen.

Het hof maakt zich er met betrekking tot deze kwestie vanaf door te stellen dat deze, nimmer herroepen, uitspraak naar de Tweede Kamer toe inmiddels 'verjaard' zou zijn. Introductie van de figuur van 'verjaring' ten aanzien van kamerstukken betekent dat alles wat langer dan een paar jaar geleden in kamerstukken beslagen is, inmiddels als 'verjaard' moet worden beschouwd. Daarmee zouden zij van geen enkele betekenis meer zijn. Ook hier voert het hof, om er maar vanaf te zijn, de onzinnigheid ten top. En daarmee gaat hij ook in tegen de juridische praktijk van elke dag, waarin ook de Hoge Raad bij voortduring teruggrijpt naar kamerstukken om het recht uit te leggen.


Naar boven
Naar beginpagina