19 november 2010

Een nieuwe ronde zonder kansen in Afghanistan

door Willem van de Put en Stefan van Laar

Gepubliceerd op HealthNet TPO

Objectieve redenen om niet aan een politietrainingsmissie te beginnen zijn in zo’n ruime mate voor handen dat we ze hier niet allemaal kunnen noemen. Drie zaken zouden moeten volstaan: 1) In de afgelopen jaren is de internationale militaire en politionele aanwezigheid niet geslaagd in het verhogen van de veiligheid van Afghaanse burgers, die nu in overgrote meerderheid meer waarde hechten aan de bescherming die lokale Afghaanse heersers bieden. 2) Er is geen uitzicht op een regering die een door de bevolking geaccepteerd mandaat heeft om het nationale geweldsmonopolie te bezitten. Politiemensen zijn in dienst van commandanten die in belang en strategie niet verschillen van andere ‘warlords’ - vaak misdadigers - in het conflict. 3) De trainingsplannen voor politiemensen zijn inhoudelijk onvoldoende (in zes weken levert niemand een gedegen politiefunctionaris af) en maken organisatorisch deel uit van een - door de Amerikanen geleide - exit-strategie met als enig doel Afghanistan te verlaten.

Het moet op basis van alle rapporten en onderzoeken nu eindelijk eens hardop worden gezegd: de internationale militaire en politionele aanwezigheid is al acht jaar lang deel van het probleem en niet van de oplossing. Het is daarom een gotspe dat Nederlandse politici nu praten over een nieuwe missie, terwijl niet begrepen wordt wat aangericht is met de vorige.

Zonder enige schroom wordt uitgegaan van Nederlands belang en dat een dergelijke missie ten koste zal gaan van Afghanen, wordt vakkundig verzwegen. En ook het Nederlands belang wordt merkwaardig gediend: toen Ivo Daalder, de Amerikaanse ambassadeur bij de NAVO, onlangs de druk op meende te voeren door te roepen "zelfs Tonga doet mee!", impliceerde hij dat Nederland internationale status verliest en daarom bijvoorbeeld niet aan mocht schuiven bij de G20 top in Seoul. Dat op die manier een directe relatie zou bestaan getuigt van een inzicht in internationale politiek dat de jongenskamers van de Hoop Scheffer en Verhagen nog niet ontstegen is. Misschien is Tonga inderdaad wel een goed voorbeeld: die overheid heeft vooraf onderhandeld en de 55 Tongolese soldaten die binnenkort in de provincie Helmand arriveren ontvangen een extra bijlage in Engelse ponden bovenop hun salaris. Nederlandse politici vertrouwen nog op de goodwill van de Amerikanen en willen liever eerst bijdragen en later kijken of er iets voor terugkomt. Nog erger dan deze braafheid is dat we de Afghaanse burger de prijs voor deze gok laten betalen.

Laten we ook de roep om bezuinigingen niet vergeten. Defensie moet inkrimpen en bij Ontwikkelingssamenwerking vallen forse klappen. Als we mee zouden gaan in de argumentatie dat Nederland internationaal weer op de kaart komt te staan door de betrokkenheid bij Afghanistan te continueren, is het dan vreemd om daar de goedkopere en veiligere weg van de civiele betrokkenheid bij het land te volgen?

De goedkoopste optie is immers de stimulering van het werk van hulporganisaties die ongewapend met Afghaanse medewerkers gewoon doorwerken in het land. Van het vertrek van de Nederlandse militairen uit Uruzgan hebben we niets gemerkt. Ook van de komst van politietrainers met daaromheen een factor vijf aan beschermend militair personeel, zullen wij waarschijnlijk niets merken. De Afghaanse burger ondervindt echter wel de gevolgen, en die zijn negatief. Een voorbeeld: tegen de achtergrond van stijgend geweld, onveiligheid en onbehagen met de Afghaanse regering en de VS/NAVO militaire aanwezigheid, neemt ook algemeen verzet tegen de ontwikkeling van de rechten van vrouwen toe. De genderstrategieën van Westerse donoren en NGO’s worden inmiddels ook door vrouwen zelf gezien als onderdeel van een aggressieve Westerse agenda, die erop uit is de Afghaanse cultuur te vernietigen. In die context worden vrouwen weer vaker doelwit van bedreigingen en aanvallen vanwege hun vermeende samenwerking met Westerse belangen. De inbreng van meer slecht opgeleide politieagenten heeft ook hier weer een contraproductief effect.

Afghanen willen geen geweld meer. De aanwezigheid van buitenlanders heeft steeds voor meer geweld gezorgd. Publieke voorzieningen kunnen uitstekend geleverd worden zonder de komst van een handvol Nederlandse politieagenten – dat gebeurde effectiever voordat ISAF op het toneel verscheen en dat zal weer effectiever kunnen worden als de gewapende buitenlanders zo snel mogelijk verdwijnen.

Onze rechtse regering met gedoogpartner PVV, doet uitstralen dat hulp een linkse hobby is en ziet wat nog mag overblijven van Nederlandse ‘hulp’ het liefst in gewapende handen. Interessant is dat Groot-Brittanië bewijst dat een rechtse coalitie ook anders kan oordelen. Daar verhoogde de conservatieve regering onlangs het budget voor ontwikkelingshulp met 15%, met als doel het opvijzelen van het eigen imago in de internationale arena.

De conclusie is eenvoudig: de Nederlande politici die niet geïnteresseerd zijn in de Afghaanse bevolking kunnen hun eigen beperkte, partijpolitieke belangen effectiever steunen door zich beter te oriënteren. Bespaar geld op een dure politiemissie en vergroot met een deeltje van die besparing de betrokkenheid bij civiele ontwikkelingen in Afghanistan. Wat hierbij in elk geval wordt bereikt, is het sparen van Afghaanse en Nederlandse levens.

Willem van de Put is algemeen directeur van hulporganisatie HealthNet TPO,
Stefan van Laar is context adviseur bij HealthNet TPO


Naar boven
Naar beginpagina