VD AMOK
tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
jaargang 7, nummer 4, 1998
Vaste rubrieken:
VD AMOK
Tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
Jaargang 7, nummer 4, 1998
VD AMOK
Verschijnt 5 maal per jaar en wordt uitgegeven door Vereniging Dienstweigeraars (VD) en het Antimilitaristies Onderzoekskollektief AMOK.
Voor de inhoud van met naam ondertekende stukken zijn de auteurs verantwoordelijk.
Copyright
Overname van artikelen uit het lopende nummer is uitsluitend toegestaan na toestemming van de redactie. Overname van artikelen uit eerder verschenen nummers is toegestaan onder bronvermelding en toezending van een bewijsexemplaar aan de redactie. Deze artikelen staan op onze website www.vdamok.nl
Adres redactie en abonnementenadministratie
VD AMOK
Obrechtstraat 43
3572 EC Utrecht
tel. 06-14127779
e-mail vdamok"at"antenna.nl
Redactie
Kasper Heijting, Sylvester Hoogmoed (fotoredactie), Kees Kalkman, Karel Koster, Guido van Leemput, Stijn van der Putte
Fotografen en illustratoren
Joop Blom, Rob Huibers (HH), Serge Ligtenberg, Bert Verhoeff (HH).
Vormgeving
René Oudshoorn
Drukker
Drukkerij De Dageraad, Den Haag
Verder werkten aan dit nummer mee
Martin Broek, Jos van Dijk, David Jan Donner, Eveline Lubbers, Theo Roncken, Wil van der Schans, Louis Sévèke, Fred van der Spek, Giliam de Valk, Willem Wagenaar.
Abonnementen
Een abonnement is minimaal € 14,- per jaar.
Een steunabonnement is minimaal € 18,-.
Over te maken op giro 5567607 t.n.v. VD AMOK, Utrecht.
Nieuwe abonnementen schriftelijk aanmelden. Wacht met betaling op toezending acceptgiro.
Opzegging uitsluitend schriftelijk vóór aanvang van het kalenderjaar.
Losse nummers kosten € 3,- (€ 4,- inclusief porto).
Advertenties
Tarieven en opgave bij de redactie.
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Wat is de kern van de veiligheids- en inlichtingendienstenproblematiek? De officiële doelstelling voor de geheime diensten omvat de bescherming van de democratische rechtsorde, staatsbelangen en strategische gegevens en het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken. De inzet van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten levert problemen op.
Het eerste probleem wordt veroorzaakt door de methoden die deze diensten hanteren. Mensen en groepen die volgens de geheime diensten een gevaar kunnen vormen, krijgen te maken met bijvoorbeeld geopende brieven, afgeluisterde telefoons, observatie en afgeluisterde gesprekken. De gevolgen van de onderzoeksmethoden worden door velen op ongeveer dezelfde wijze ervaren als de dienstplicht en de identificatieplicht. Van staatswege wordt het leven van een burger gecontroleerd en worden de vrijheid en privacy aangetast.
Het tweede probleem is de controle door de onderzochte personen en groepen. Zij worden geconfronteerd met acties die tegen hen worden ondernomen op basis van de resultaten van het onderzoek door de veiligheidsdienst. Ook wanneer de veiligheidsdienst fouten heeft gemaakt. Zij kunnen slechts met moeite erachter komen of zij gevolgd zijn, welke methoden zijn gebruikt en welke conclusies aan de verzamelde gegevens zijn verbonden.
Het derde probleem is de democratische controle. Informatie over de activiteiten van de geheime diensten bereikt het parlement slechts mondjesmaat. Zo geven de jaarverslagen slechts een globaal overzicht en wordt de meeste informatie in een besloten Kamercommissie behandeld. Aan de diensten wordt dan ook alle ruimte geboden ver buiten het boekje te gaan. Of en in hoeverre dit gebeurt: daar kom je nooit achter.
De nieuwe WIV is opgesteld omdat zich daadwerkelijk problemen voordeden. De oude wet bleek wegens de schending van de privacy en de gebrekkige inzageregeling in strijd te zijn met het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. Verder had de parlementaire enquêtecommissie-Van Traa aanmerkingen op de informatie-uitwisseling tussen de BVD en de politie. De nieuwe WIV beoogt deze problemen op te lossen.
Het openingsartikel van dit themanummer De oude en de nieuwe WIV bespreekt de belangrijkste wijzigingen die zijn voorgesteld in de nieuwe WIV. In de drie volgende artikelen — Kabinet koerst op continuïteit, Geen garanties tegen misbruik bevoegdheden en Spioneren en opsporen in de regio — worden enkele belangrijke knelpunten in de nieuwe wet uitgebreid besproken. Uit deze eerste vier artikelen blijkt dat de situatie, anders dan men gezien de aanleidingen voor de geheel nieuwe WIV zou verwachten, er niet beter op wordt.
De artikelen die op de bespreking en beoordelingen van de nieuwe WIV volgen, gaan dieper in op de aandachtsgebieden van veiligheidsdiensten. Blinde vlek of doorn in het oog beschrijft de activiteiten die de BVD door de jaren heen tegen extreem-rechtse personen en organisaties heeft ontplooid. De aandacht die BVD aan extreem-rechts besteedde is in verhouding tot die voor linkse organisaties gering. Dit kwam doordat de BVD geen grote bedreiging zag vanuit extreem-rechtse hoek.
De aandacht van de BVD voor links georiënteerde organisaties en personen is echter lange tijd groot geweest. Zij werden in verband gebracht met de communistische vijand. In BVD en georganiseerde misdaad wordt vervolgens verklaard hoe de taakopvatting van de BVD sinds het einde van de Koude Oorlog is veranderd. De BVD verschuift haar aandacht steeds meer naar het bestrijden van georganiseerde misdaad en corruptie.
Het artikel Duitse veiligheidsdienst loopt in eigen val beschrijft het schandaal rond de bestrijding èn het uitlokken van plutoniumsmokkel door de Duitse Bundesnachrichtendienst. Dit artikel en de korte berichten, waarmee dit themanummer afsluit, geven een idee wat mis kan gaan bij de inzet van geheime diensten.
Het kernprobleem van de inzet van inlichtingen- en veiligheidsdiensten is een akelige paradox. De geheime diensten schaden de democratie die zij moeten beschermen. De beschermingstaken kunnen daarom beter worden overgenomen door opsporingsorganen als de politie, waarbij de onderzoeksmethoden geen aantasting van grondrechten veroorzaken, waarbij inzage door individuen mogelijk is en waarbij democratische controle niet door overmatige geheimhouding belemmerd wordt. Ook moeten alle activiteiten door de rechter gecontroleerd kunnen worden. De nieuwe WIV voldoet aan geen van deze criteria.
De redactie
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Artikel 7
1. Er is een Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.
2. Deze heeft tot taak:
a. het verrichten van onderzoek:
1e. omtrent het potentieel en de strijdkrachten van andere mogendheden, ten behoeve van een juiste opbouw en een doeltreffend gebruik van de krijgsmacht;
2e. naar factoren die van invloed zijn of kunnen zijn op de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde voor zover de krijgsmacht daarbij is betrokken of naar verwachting betrokken kan worden;
b. het verrichten van veiligheidsonderzoeken als bedoeld in de Wet veiligheidsonderzoeken;
c. het verrichten van onderzoek dat nodig is voor het treffen van maatregelen:
1e. ter voorkoming van activiteiten die ten doel hebben de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht te schaden;
2e. ter bevordering van een juist verloop van mobilisatie en concentratie der strijdkrachten;
3e. ten behoeve van een ongestoorde voorbereiding en inzet van de krijgsmacht als bedoeld in onderdeel a, onder 2e.
d. het bevorderen van maatregelen ter bescherming van de onder c genoemde belangen, waaronder begrepen maatregelen ter beveiliging van gegevens betreffende de krijgsmacht waarvan de geheimhouding is geboden;
e. het verrichten van onderzoek betreffende andere landen, ten aanzien van onderwerpen met een overwegend militaire relevantie die door Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, in overeenstemming met Onze betrokken Ministers, met het oog op het belang van de staat zijn aangewezen.
Artikel 8.1 en 2
1. Onze betrokken Minister brengt jaarlijks voor 1 mei aan beide kamers der Staten-Generaal een openbaar verslag uit van de wijze waarop de dienst zijn taken in het afgelopen jaar heeft verricht.
2. In het verslag wordt in ieder geval inzicht gegeven in:
a. de aandachtsgebieden waarop de dienst zijn activiteiten in het afgelopen jaar heeft gericht;
b. de aandachtsgebieden waarop de dienst zijn activiteiten in het lopende jaar in iedere geval zal richten.
Artikel 12.4
De gegevens die in het kader van de taakuitvoering van de diensten worden verwerkt, zijn voorzien van een aanduiding omtrent de mate van betrouwbaarheid dan wel een verwijzing naar het document of de bron waaraan de gegevens zijn ontleend.
Artikel 13.1-4
1. De verwerking van persoonsgegevens door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst kan slechts betrekking hebben op personen:
a. die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of voor andere gewichtige belangen van de staat;
b. die toestemming hebben verleend voor een veiligheidsonderzoek;
c. omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van onderzoek betreffende andere landen;
d. over wie door een andere inlichtingen- of veiligheidsdienst gegevens zijn ingewonnen;
e. wier gegevens noodzakelijk zijn ter ondersteuning van een goede taakuitvoering door de dienst;
f. die werkzaam zijn of zijn geweest voor een dienst.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst met dien verstande dat voor onderdeel a wordt gelezen: die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zijn een gevaar vormen voor de veiligheid of de paraatheid van de krijgsmacht.
3. De verwerking van persoonsgegevens wegens iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, gezondheid en seksuele leven vindt niet plaats.
4. De verwerking van persoonsgegevens die betrekking hebben op de in het derde lid bedoelde kenmerken vindt slechts plaats in aanvulling op de verwerking van andere gegevens en slechts voor zover dat voor het doel van de gegevensverwerking onvermijdelijk is.
Artikel 17.1
De diensten zijn bevoegd zich bij de uitvoering van hun taak voor het verzamelen van gegevens te wenden tot:
a. bestuursorganen, ambtenaren en voorts een ieder die geacht wordt de benodigde gegevens te kunnen verstrekken.
b. de houder van een verzameling van persoonsgegevens.
Artikel 20.1
De diensten zijn bevoegd tot:
a. het observeren en in het kader daarvan vastleggen van gegevens betreffende gedragingen van natuurlijke personen of gegevens betreffende zaken, al dan niet met behulp van observatie- en registratiemiddelen;
b. het volgen en in het kader daarvan vastleggen van gegevens betreffende natuurlijke personen of zaken, al dan niet met behulp van volgmiddelen, plaatsbepalingapparatuur en registratiemiddelen.
Artikel 21.1-3
1. De diensten zijn bevoegd tot;
a. de inzet van natuurlijke personen, al dan niet onder dekmantel van een aangenomen identiteit of hoedanigheid, die onder verantwoordelijkheid en onder instructie van een dienst zijn belast met:
1e. het gericht gegevens verzamelen omtrent personen en organisaties die voor de taakuitvoering van een dienst van belang kunnen zijn;
2e. het bevorderen of het treffen van maatregelen ter bescherming van door een dienst te behartigen belangen.
b. het oprichten en de inzet van rechtspersonen ter ondersteuning van operationele activiteiten.
2. Onze betrokken Minister kan daarvoor in aanmerking komende bestuursorganen schriftelijk opdragen die medewerking te verlenen die noodzakelijk is om een natuurlijke persoon als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, van een aan te nemen identiteit te voorzien (..).
3. De natuurlijke persoon, bedoeld in het eerste lid, onder a, kan bij instructie van de dienst tevens worden belast met het verrichten van handelingen die tot gevolg kunnen hebben dat medewerking wordt verleend aan het plegen van een strafbaar feit, dan wel een strafbaar feit wordt gepleegd. Een instructie als bedoeld in de eerste volzin wordt slechts gegeven, indien een goede taakuitvoering van de dienst dan wel de veiligheid van de betrokken natuurlijke persoon daartoe noodzaakt.
Artikel 22.1 en 3
1. De diensten zijn bevoegd tot het, al dan niet met behulp van een technisch hulpmiddel:
a. doorzoeken van besloten plaatsen;
b. doorzoeken van gesloten voorwerpen;
c. verrichten van onderzoek aan voorwerpen gericht op het vaststellen van de identiteit van een persoon.
(..)
3. Indien dit noodzakelijk is voor het onderzoek van een dienst, kan een bij de toepassing van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, aangetroffen voorwerp voor een beperkte tijd door de desbetreffende dienst worden meegenomen, voorzover onderzoek van het desbetreffende voorwerp ter plaatse van de doorzoeking onmogelijk is en de daarmee beoogde verzameling van gegevens niet op een andere, minder ingrijpende wijze kan worden bewerkstelligd. De desbetreffende voorwerpen worden zo spoedig mogelijk teruggeplaatst, tenzij het belang van een goede taakuitoefening van de dienst zich daartegen verzet of met terugplaatsing geen redelijk belang wordt gediend.
Artikel 23.1
De diensten zijn bevoegd tot het openen van brieven en andere geadresseerde zendingen, zonder goedvinden van de afzender of de geadresseerde, indien de rechtbank te Den Haag daartoe, op verzoek van het hoofd van de dienst, een last heeft afgegeven.<p>
Artikel 24.1
De diensten zijn bevoegd tot het al dan niet met gebruikmaking van technische hulpmiddelen, valse signalen, valse sleutels of valse hoedanigheid, binnendringen in een geautomatiseerd werk. (..)
Artikel 25.1
De diensten zijn bevoegd tot het met een technisch hulpmiddel gericht aftappen, opnemen en afluisteren van elke vorm van gesprek, telecommunicatie of gegevensoverdracht door middel van een geautomatiseerd werk, ongeacht waar een en ander plaatsvindt. Tot de bevoegdheid, bedoeld in de eerste volzin, behoort tevens de bevoegdheid tot het aanwenden van technische voorzieningen om versleuteling van de gesprekken, telecommunicatie of gegevensoverdracht ongedaan te maken.
Artikel 26.1, 3 en 7
1. De diensten zijn bevoegd tot het met een technisch hulpmiddel ongericht ontvangen van niet kabelgebonden telecommunicatie. Tot de bevoegdheid, bedoeld in de eerste volzin, behoort tevens de bevoegdheid tot het aanwenden van technische hulpmiddelen om versleuteling van de telecommunicatie ongedaan te maken.
(..)
3. De gegevens die (..) zijn verzameld kunnen door de diensten worden geselecteerd aan de hand van:
a. gegevens betreffende de identiteit van een persoon dan wel de hoedanigheid van een organisatie;
b. een nummer als bedoeld in artikel 1, onder cc, van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, dan wel enig technisch kenmerk;
c. aan een nader omschreven onderwerp gerelateerde trefwoorden.
(..)
7. Voor zover de selectie, bedoeld in het derde lid, geschiedt door de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst ten aanzien van telecommunicatie die haar oorsprong en bestemming in Nederland vindt, wordt de toestemming daarvoor verleend in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken.
Artikel 27
Artikel 28
Artikel 48.1
Onze betrokken Minister deelt een ieder op diens aanvraag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden mede of kennis kan worden genomen van andere dan persoonsgegevens betreffende de in de aanvraag vermelde bestuurlijke aangelegenheid. (..)
Artikel 49.2
2. Bij het kiezen tussen de vormen van inkennisstelling houdt onze betrokken Minister rekening met de voorkeur van de aanvrager en het belang van de dienst.
Artikel 60.1 en 2
1. De commissie van toezicht bestaat uit drie leden, onder wie de voorzitter.
2. De leden worden benoemd bij koninklijk besluit op voordracht van Onze betrokken Ministers gezamenlijk voor een tijdvak van zes jaar en kunnen slechts eenmaal worden herbenoemd. Voor de benoeming van de voorzitter wordt door de vice-president van de Raad van State, de president van de Hoge Raad der Nederlanden en de Nationale ombudsman gezamenlijk een aanbeveling gedaan van drie personen.
Artikel 67
De vergaderingen van de commissie van toezicht zijn niet openbaar.
Artikel 75.1
De commissie van toezicht stelt naar aanleiding van het door haar verrichte onderzoek een toezichtsrapport op. Het toezichtsrapport is niet openbaar.
Kees Kalkman
met dank aan Giliam de Valk en Roger Vleugels
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Een nieuwe Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV) biedt de Nederlandse overheid een kans om te breken met een zwarte bladzijde uit de geschiedenis van onze democratische rechtsstaat. Die zwarte bladzijde gaat over de BVD, de MID en verwante diensten. Zwart is die bladzijde omdat deze instellingen onder de ideologische dekmantel van de Koude Oorlog hebben geopereerd als een staat in de staat. Zonder enige democratische controle zijn duizenden mensen bespioneerd, in hun privacy aangetast en in hun loopbaan gehinderd. Er is afgeluisterd, ingebroken, gestolen. Roddels zijn gedocumenteerd, brieven geopend, namenlijsten gekopieerd. En dat alles op een schaal waarbij de IRT-affaire in het niet verzinkt. En dit gebeurde bovendien niet bij zware criminelen maar bij heel gewone burgers, uitsluitend vanwege hun politieke opvattingen.
Het is de vraag of dat er van komen zal bij de behandeling van de nieuwe WIV. Het wetsontwerp ziet er op het eerste gezicht bepaald niet revolutionair uit. Het lijkt de BVD en de MID de kans te geven op oude voet verder te gaan, nu meer gelegaliseerd, maar verder geen spat veranderd. De doelen zijn zo vaag mogelijk geformuleerd, de bevoegdheden zijn ruimhartig omschreven en er is nog steeds geen sprake van enige werkelijk democratische controle. Het is ook onwaarschijnlijk dat een meerderheid in het parlement afstand zal nemen van de behoudende koers die de paarse coalitie bij dit ontwerp heeft ingezet. Een grote meerderheid van het parlement heeft immers de afgelopen decennia de geheime diensten hun gang laten gaan zonder enige daadwerkelijke controle, enkel op goed vertrouwen en met slechts af en toe wat vage informatie van de verantwoordelijke bewindspersoon, die er trouwens ook niet veel meer van wist. De manier waarop de grote partijen tot nu toe zijn omgegaan met de manipulatie van informatie over de val van Srebrenica is tekenend. Zullen dezelfde politici, die jarenlang - weliswaar onwetend, maar toch - verantwoordelijkheid hebben gedragen voor het optreden van BVD en MID, nu ineens bereid zijn tot openheid van zaken en een principieel debat? Voortzetting van het huidige beleid voorkomt principiële vragen en het oprakelen van het Koude Oorlogsverleden. Daar zitten de grote partijen, die nog zo nauw met de recente geschiedenis verbonden zijn, bepaald niet op te wachten. Vanuit dit gezichtspunt zou men kunnen stellen dat de nieuwe WIV te vroeg komt.
Belangrijke vraag bij de discussie over artikel 12 was of een burger bij wie de politie huiszoeking doet daarvan ook, onmiddellijk of na verloop van tijd, op de hoogte gesteld moet worden (zodat ook bezwaar gemaakt kan worden etc.). De regering stelde zich daarbij op het standpunt dat dat niet zou hoeven te gelden voor de BVD. Tot nu toe was het wel mogelijk berichtgeving over huiszoekingen uit te stellen, maar afstel was volgens de wet niet mogelijk, ook niet voor de BVD. Dat wilde men nu graag veranderen. Een geheime dienst moet in het geheim kunnen opereren, daar mag kennelijk niets aan veranderd worden. Terecht noemde M. Rabbae (GroenLinks) de benadering van de regering "te absoluut". "Het betekent eigenlijk dat elke keer dat de BVD een woning binnentreedt, dat per definitie goed is en nooit een vergissing kan zijn." Dit is precies de gedachte op grond waarvan de geheime diensten tot nu toe geheel vrij en naar willekeur hebben kunnen opereren, een vrijbrief die moeilijk te rijmen is met de principes van onze rechtsstaat.
Typerend was de opstelling van minister Dijkstal toen hem gevraagd werd waarom de Grondwetswijziging nu noodzakelijk was en welke problemen de huidige formulering met zich meebracht voor het werk van de BVD. Dijkstal erkende dat het handelen van de BVD op dit punt (kennisgeving van het binnendringen van een woning) vermoedelijk niet in overeenstemming is (geweest) met de tot nu toe geldende tekst van artikel 12 van de Grondwet. "Dat punt moeten wij dus nader regelen". Let wel: de BVD hoeft zijn praktijken niet te veranderen, de Grondwet moet aangepast worden aan de behoefte van de dienst.
Ook bij artikel 13 over het briefgeheim, en meer in het algemeen het `communicatie-geheim', want ook telefoon, fax, e-mail en gesprek zijn hier aan de orde, wil de regering een uitzondering maken voor de BVD. Dat leidt volgens Prof. E. Dommering, hoogleraar informatierecht in de NRC van 13 januari, tot formuleringen die aanvechtbaar zijn volgens het Europees recht. Dommering meent dat de regering, ook in bijvoorbeeld de Telecommunicatiewet, de prioriteit legt bij de openbare orde ten koste van de bescherming van vrije en ongestoorde communicatie. Anders gezegd: de regering ziet deze problematiek meer door de ogen van de BVD dan vanuit de belangen van de burgers. Deze opstelling van de paarse coalitie, die ook bij de nieuwe WIV te verwachten is, vraagt natuurlijk om een harde oppositie vanuit het parlement. Maar of dat er van zal komen is gezien de huidige politieke verhoudingen twijfelachtig.
Dat paars eerder op uitbreiding dan op inperking van de bevoegdheden van de BVD uit is blijkt ook uit de discussies in de Eerste Kamer over de grondwetswijzigingen. De Grondwet moet volgens Dijkstal de mogelijkheid open houden operaties geheim te houden vanwege de bronbescherming (infiltranten moet veiligheid gegarandeerd kunnen worden), goede buitenlandse betrekkingen (stel je voor dat openlijk bekend wordt dat we de ambassade van Rusland afluisteren), en vanwege de bescherming van de manier van werken (moet geheim blijven, kan niet anders, want het is een geheime dienst, etc.). Daarbij merkt de minister op dat het aantal operaties waarop de vereiste vrijwaring van kennisgeving betrekking heeft de komende tijd waarschijnlijk groter zal worden vanwege de versleuteling van berichten. Daarvoor zal het nodig zijn dat de diensten ook langs een andere weg dan via telefoon- of e-mailtaps aan de vereiste informatie kunnen komen. Dus ze zullen vaker moeten inbreken. En terwijl er vroeger alleen afluisterapparatuur mocht worden geplaatst mag er nu van alles volgens artikel 29 van de nieuwe wet. Daarin is ook bepaald dat voor de uitoefening van deze bevoegdheid geen speciale toestemming vereist is.
Vorig jaar heb ik aan een aantal Tweede Kamerleden een uittreksel gestuurd van mijn BVD-dossier. Dat zit vol met berichten over doodgewone politieke activiteiten: vergaderingen, bestuurslidmaatschappen, commissies, verkiezingen enz. De enige onwettige activiteit waarvan melding wordt gemaakt betrof een kraakactie. Verder blijk ik dus jarenlang in de uitoefening van mijn politieke rechten te zijn bespioneerd alleen vanwege het feit dat ik koos voor de CPN. Ik heb de (merendeels wat langer zittende) kamerleden de vraag voorgelegd: Was dat nou de bedoeling van de BVD? Heeft u dit voor ogen gehad toen u als volksvertegenwoordiger elk jaar weer opnieuw accoord ging met de begroting van Binnenlandse Zaken?
Als ik af moet gaan op de antwoorden die ik heb gekregen kan ik tot geen andere conclusie komen dan dat er voor dergelijke vragen nauwelijks interesse bestaat in het parlement. De meesten reageerden helemaal niet, enkelen verwezen naar de speciale woordvoerder van hun fractie inzake de BVD, die vervolgens niets meer liet horen, en slechts een paar namen de moeite het standpunt van hun partij in zeer algemene termen op te schrijven. Niemand ging rechtstreeks in op de vragen die ik heb gesteld.
De brief die de PvdA'er Van Oven schreef bevatte nog de meest interessante informatie met het oog op de nieuwe WIV. De PvdA, schreef Van Oven, meent dat in de huidige WIV niet voldoende duidelijk is omschreven wanneer de BVD persoonsonderzoeken zou mogen doen en met welke middelen. Bovendien heeft de burger naar wie een onderzoek is gedaan geen enkel rechtsmiddel om inzage in verzamelde gegevens af te kunnen dwingen. De Vaste Kamercommissie en de Nationale Ombudsman bieden de burger volgens de PvdA geen daadwerkelijk rechtsmiddel. Tenslotte zou de PvdA ook de controle op de BVD willen uitbreiden door middel van een bredere Kamercommissie. Van Oven kondigt aan de nieuwe wetgeving zeer kritisch te zullen bekijken. Dat kan spannend worden.
Zo valt er bijvoorbeeld het een en ander aan te merken op de taakomschrijving van de veiligheidsdiensten in de nieuwe wet (artikel 6). Er moet onderzoek gedaan worden "met betrekking tot organisaties en personen die door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde". Ik ben benieuwd of dit voor de PvdA voldoende duidelijk is. In de Eerste Kamer heeft GroenLinks woordvoerster Coby Schoondergang vorig jaar naar aanleiding van een - overigens op verzoek van Van Oven - verstrekt overzicht van buitenlandse diensten gewezen op het voorbeeld van Canada. Daar zijn alle niet gewelddadige politieke activiteiten gevrijwaard van bemoeienis. Dat is een benadering die naar mijn mening beter past in de huidige tijd en die in elk geval een einde zou kunnen maken aan de ideologisch getinte controle van de Koude Oorlogsdiensten.
Verder mag op grond van de stellingname van Van Oven verwacht worden dat de PvdA het wetsontwerp zal afwijzen vanwege het ontbreken van rechtsmiddelen voor de burger. De nieuwe WIV heeft immers slechts de Nationale Ombudsman als klachtenkanaal te bieden. Echt verweer is er niet en zal er ook niet komen. De BVD kan z'n gang blijven gaan zonder de dreiging van enige rechterlijke bemoeienis.
Ook ten aanzien van de bevoegdheden die in de nieuwe wet worden beschreven en de controle op de uitvoering van het werk kan ik me niet voorstellen dat de PvdA het wetsontwerp kritiekloos zal laten passeren. De bevoegdheden van de diensten zijn namelijk bijzonder ruimhartig omschreven. Een voorbeeld ter illustratie. De dienst mag inbreken en stelen staat - in mooiere woorden - in artikel 22. Wat gestolen wordt moet worden teruggeplaatst, "tenzij het belang van een goede taakuitoefening van de dienst zich daartegen verzet" (punt 3).
Maar het belangrijkste is misschien nog wel dat er van democratische controle nauwelijks sprake is. Naast de (ongewijzigde) Vaste Kamercommissie komt er een Commissie van Toezicht van drie mensen op persoonlijke titel. Deze opereert echter in het geheim en maakt slechts globale, gekuiste verslagen. Nu zal iedereen wel kunnen begrijpen dat inlichtingendiensten niet kunnen werken zonder geheimhouding ten aanzien van concrete onderzoeken. Maar dat hoeft een normale vorm van kwaliteitszorg met een soort visitatie of inspectie vanuit het parlement toch niet in de weg te staan. Als het doel de handhaving van de democratische rechtsorde is moet er ten aanzien van de middelen toch het uiterste worden gedaan om de diensten op democratische wijze te kunnen controleren. We mogen hopen dat Van Oven op dit punt de rug recht houdt en geen genoegen neemt met het voortbestaan van een in feite oncontroleerbare overheidsdienst.
Burgerrechten en democratische controle lijken het ook in de nieuwe WIV te moeten afleggen tegen het streven de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alles te laten doen wat `in het belang van de dienst' noodzakelijk wordt geacht. Dat zou betekenen dat Nederland met een in wezen vooroorlogse en niet in een democratisch bestel passende `geheime dienst' de nieuwe eeuw ingaat. Tenzij onze volksvertegenwoordigers in staat zijn voldoende tegenwicht te bieden.
Jos van Dijk
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Volgens de nieuwe wet moet een Commissie van Toezicht toetsen of de inzet van bijzondere bevoegdheden rechtmatig is. Ze is daarvoor aangewezen binnen het kader dat de nieuwe wet daarvoor biedt. De wet introduceert weliswaar twee criteria, van `subsidiariteit' en `proportionaliteit', maar geeft er geen invulling aan. Ook de taken waarvoor de bevoegdheden mogen worden ingezet, zijn niet duidelijk omschreven. De wet (en de bijbehorende Memorie van Toelichting) is een puur beleidsmatig stuk dat geen aanknopingspunten biedt voor de toetsing van de rechtmatigheid van de inzet van bevoegdheden.
1 en 2 | 3 en 4 | Omschrijving bevoegdheid | Toestemming verlening | Periode uitoefening |
---|---|---|---|---|
I | A | Nieuwe bijzondere bevoegdheid | Minister + wetsvoorstel | Drie maanden + verlenging |
II | B | Doorzoeken woning | Minister | Drie dagen |
III | C | Openen brieven | Rechterlijke toetsing; wordt minister | Drie maanden |
IV | D | Tap telecommunicatie en geautomatiseerd werk | Minister | Drie maanden + verlenging |
IV | E | Ontvangen niet-kabelgebonden telecommunicatie, o.g.v. selectie identiteit/nummer | Minister | Drie maanden + verlenging |
V | F | Ontvangen niet-kabelgebonden telecommunicatie, o.g.v. selectie trefwoorden | Minister | Een jaar + verlenging |
VI | G | Inzet agenten, die eventueel strafbare handelingen plegen | Minister, Hoofd IVD, submandaat | Drie maanden + verlenging |
VI | H | Oprichten rechtspersoon | Minister, Hoofd IVD, submandaat | Drie maanden + verlenging |
VI | H | Doorzoeken besloten plaatsen (niet zijnde woningen) | Minister, Hoofd IVD, submandaat | Drie maanden + verlenging |
VI | H | Binnendringen geautomatiseerd werk | Minister, Hoofd IVD, submandaat | Drie maanden + verlenging |
VI | H | Doorzoeken gestolen voorwerpen + tijdelijk meenemen | Minister, Hoofd IVD, submandaat | Drie maanden + verlenging |
VI | H | Onderzoek voorwerp voor vaststellen identiteit | Minister, Hoofd IVD, submandaat | Drie maanden + verlenging |
VI | I | Observeren natuurlijke personen en zaken | Minister, Hoofd IVD, submandaat | Drie maanden + verlenging |
VI | I | Volgen natuurlijke personen en zaken | Minister, Hoofd IVD, submandaat | Drie maanden + verlenging |
VII | J | Opvragen verkeersgegevens | Geen toestemming vereist als bedoeld in art. 19 | Periode van verzoek |
VII | J | Opvragen abonneegegevens | Geen toestemming vereist als bedoeld in art. 19 | Eenmalig |
VIII | K | Ongericht ontvangen niet-kabelgebonden telecommunicatie | Geen toestemming vereist | Onbeperkt |
Het is, met name ten aanzien van de eerste twee punten — toestemming en duur —, zonder meer opmerkelijk dat er volgens de MvT geen rangorde valt te maken. Waarom wordt er uitdrukkelijk onderscheid gemaakt tussen wie er toestemming mag verlenen en de duur, en wordt dit vervolgens compleet genegeerd als het maken van een rangorde ter sprake komt? Er wordt in de MvT niet eens de moeite genomen toe te lichten waarom duur en toestemmingsverlening geen criteria voor een rangorde zouden kunnen zijn. Het kan zijn dat in bepaalde gevallen wenselijk is om van een gegeven rangorde af te wijken, gezien bijzondere omstandigheden. De wetgever kan deze gevallen bijvoorbeeld geclausuleerd toelaten. Zo zou een clausule kunnen zijn dat deze gevallen actief en gemotiveerd aan de Commissie van Toezicht moeten worden gemeld.
Het ontbreken van een invulling van de subsidiariteit van de bijzondere middelen heeft tot gevolg dat de rechtmatigheidstoetsing op dit punt niet goed mogelijk is. Men kan immers moeilijk een rechtmatigheidstoetsing uitvoeren indien de criteria voor deze toetsing afwezig zijn.
In het strafrecht is dit volstrekt anders geregeld. Daar is de uitoefening van bevoegdheden zoals huiszoeking of voorarrest, uitdrukkelijk aan de zwaarte van delicten gekoppeld en geregeld in het Wetboek van Strafvordering. Bij lichte vergrijpen mogen deze bevoegdheden niet worden uitgeoefend. Dit dient de rechtsbescherming van burgers.
Hier volgt een illustratie van hoe het criterium van proportionaliteit kan worden ingevuld: bij een militaire oefening is zodanig met traangas omgesprongen dat moeders van in de buurt spelende kinderen hierover klagen. Stel nu dat deze moeders de situatie zodanig beu zijn, dat zij een zitblokkade op de weg organiseren. Het betreft hier een tijdelijke en op de publiciteit gerichte protestactie. De betreffende militaire oefening op zijn beurt was gericht op het testen van de mobilisatiecapaciteit. De MIVD mag dan op grond van art. 7, lid 2c, onderzoek verrichten. Mag de MIVD — uit het oogpunt van proportionaliteit — een woning doorzoeken? Nee, dat zal hopelijk duidelijk zijn. Anders ligt het natuurlijk indien een mobilisatie wordt bedreigd door een mogendheid, die overweegt biologische wapens in te zetten. Kortom, de zwaarte van de dreiging staat in relatie tot de inzet van de bevoegdheden waarvan gebruik mag worden gemaakt.
In het huidige wetsvoorstel is echter geen kader gegeven voor situaties waarin burgers zich gevrijwaard weten van de inzet van ingrijpende bevoegdheden. Het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) eist echter adequate en effectieve garanties tegen misbruik van bevoegdheden. (noot 2) De genoemde afwezigheid van de invulling van het beginsel van proportionaliteit is hieraan niet dienend. Indien een procedure wordt gestart naar aanleiding van een klacht van een burger, zal de overheid door genoemde vaagheden en rekbare begrippen nog wel eens een harde dobber aan een klacht kunnen hebben.
Giliam de Valk
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
In een aantal artikelen van het ontwerp voor de nieuwe Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV) is de samenwerking van de nieuwe BVD, de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), met andere instanties geregeld. (noot 1) De tekst van artikel 55 is hetzelfde als die van artikel 18 van de huidige wet. noot 2 In het artikel wordt het werk van politieambtenaren voor AIVD geregeld. Die politiemensen houden door het artikel hun meervoudige taak. Naast hun politiewerk een taak voor het Nederlandse inlichtingenwezen. Zo vanzelfsprekend als het artikel in het wetsontwerp is opgenomen is het allerminst. Niet alleen wordt het personeelsbestand van de AIVD er behoorlijk groter door. Ook de actieradius en bevoegdheden breidt het danig uit. De artikel 55-AIVD'er is zowel politieambtenaar als AIVD'er.
Artikel 14 van het ontwerp voor een nieuwe WIV schrijft voor dat een strikte scheiding dient te bestaan tussen bij de RID's aangehouden AIVD-gegevens en gegevens voor de openbare orde. Ook dit voorschrift is overgenomen uit de huidige WIV. De aanwijzing van politieagenten als AIVD-ambtenaren zadelt hen met een onmogelijke taak op. Zij zullen een zeer nauwkeurige scheiding dienen aan te brengen in organisatorisch opzicht en feitelijk handelen. Dit om vermenging van bevoegdheden en registraties tegen te gaan en de duidelijkheid voor de burger te garanderen. Tijdens de parlementaire behandeling van de huidige WIV, in de jaren tachtig, is door de regering gesteld dat de RID'ers het verzamelen en registreren van gegevens strikt gescheiden dienen te houden van de overige politietaken. noot 5 Benadrukt werd dat de strikte scheiding tussen werkzaamheden in het kader van de WIV en de Politiewet ook in personele zin doorgetrokken was. De praktijk blijkt echter anders. noot 6
Uit een in 1995 door de Vereniging SIP-Nijmegen gehouden enquête onder de 25 politieregio's blijkt dat bij alle RID's eenzelfde praktijk bestaat. Alle RID-medewerkers hebben een algemene taakstelling. Zij verrichten zowel WIV-werkzaamheden als politiewerkzaamheden. Zij doen dat bovendien onder leiding van een hoofd RID. Bovendien blijkt in de praktijk dat informanten of agenten benaderd en gerund worden ten behoeve van beide taken. noot 7 Gegevens verwisselen, naar eigen behoefte en inzicht van de RID'er, van kast of computer. Dit schuiven met gegevens werd in 1993 vastgesteld door een medewerker van de Registratiekamer. Deze verrichtte toen op verzoek van de rechtbank in Arnhem onderzoek naar de gegevensbestanden bij de RID in Nijmegen. In een gegevensbestand met betrekking tot extreem-rechts, dat was aangelegd ten behoeve van het openbare ordewerk, vielen de onderzoeker de nodige hiaten op. Een RID-medewerker vertelde hem dat het voorkwam dat gegevens, op het moment dat men dat nodig achtte, verhuisden naar de BVD-bestanden.
Na deze, op nadrukkelijk verzoek van het parlement, restrictieve omschrijving van het begrip 'andere gewichtige belangen van de Staat', heeft zich een ware wildgroei voorgedaan in taken die de BVD zich heeft toegeëigend. In de afgelopen twee jaar is in Nijmegen gebleken dat de RID zich ten behoeve van de BVD heeft beziggehouden met het buurtverzet tegen een omstreden nieuwbouwproject, de bezoekers van een gekraakt eetcafé, lokale kraakacties, de leden van een voedselcoöperatie. Het betreft grotendeels onderwerpen waar de RID zich ook mee bezighoudt ten behoeve van het regionale openbare ordebeleid. Door de brede taakstelling van de AIVD en de wijze waarop de RID's zijn georganiseerd en hun dubbele taakstelling, blijkt iedere scheiding een academische.
Ook in het nu voorliggende ontwerp van een nieuwe wet is het twee-petten-model weer opgenomen. Het werk van politieagenten voor de AIVD is misschien gebruikelijk maar, zeker gezien andere bepalingen in de WIV, niet nodig. Op basis van die andere artikelen kan de AIVD immers al over alle gegevens beschikken waar de politie over beschikt of die politieagenten ter ore komen. Zo was en wordt in de wet voorgeschreven dat de AIVD zich tot iedereen kan wenden om gegevens te verkrijgen (art. 17.1 WIV-nieuw). In het bijzonder worden genoemd, bestuursorganen, ambtenaren en houders van persoonsregistraties. noot 12 De artikelen 56 en 57 WIV-nieuw gaan nog verder. Zij verplichten leden van het openbaar ministerie en politiemensen mededeling te doen aan de AIVD en MIVD van alle verkregen gegevens die voor de diensten van belang kunnen zijn. Door deze twee artikelen zijn de diensten verzekerd van alle 'nuttige' informatie die bij de politie voorhanden is. Geconcludeerd moet daarom worden dat de staat het werk van politieagenten voor de AIVD handhaaft omdat de vermenging van bevoegdheden goed uitkomt. Het ontwerp van een nieuwe WIV hinkt, net als de huidige wet, op twee gedachten. Of men dient te erkennen dat men een vermenging van bevoegdheden wenst en de artikelen 9 (geen opsporingsbevoegdheden voor AIVD-medewerkers) en 14 (scheiding van gegevens en werkzaamheden t.b.v. AIVD en politie) te schrappen. Of men stelt juist de scheiding voorop en schrapt artikel 55 (werk politieambtenaren t.b.v. de AIVD). In dat laatste geval bieden andere artikelen voldoende mogelijkheden om aan de 'benodigde' informatie te komen.
Louis Sévèke
Louis Sévèke werkt bij het Onderzoeksbureau Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (OBIV). Tevens is hij voorzitter van de Vereniging Steunpunt Inzage PID-Nijmegen. Zowel het SIP als het OBIV zijn te bereiken via Postbus 1501, 6501 BM Nijmegen. Tel 024 - 3233586.
Het OBIV is in de zomer van 1993 opgericht en doet onderzoek naar het functioneren van geheime diensten in de regio Nijmegen. Het OBIV verzamelt documentatie en literatuur over inlichtingen- en veiligheidsdiensten, interviewt betrokkenen en ondersteunt personen en organisaties, die geconfronteerd worden met die diensten.
Noten:
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Het is moeilijk met zekerheid te zeggen wat de belangrijkste motivatie voor de BVD is om extreem-rechts in de gaten te houden. Vier overwegingen spelen een rol:
Door de jaren heen is altijd in sterke mate gesuggereerd dat de BVD alleen oog had voor linkse activiteit in Nederland. Dit lijkt voor de jaren veertig, vijftig en zestig inderdaad te kloppen. Het gros van de tijd, geld en menskracht gaat in het onderzoek naar links en dan met name in de CPN en verwante groepen zitten. Dit is niet echt verrassend, aangezien de extreem-rechtse organisaties in de eerste twintig jaar na de oorlog erg klein waren. Het is onwaarschijnlijk dat in de jaren zeventig een cultuuromslag heeft plaatsgevonden. Extreem-rechtse partijen kwamen en gingen, maar hadden geen grote rol van betekenis binnen het politieke krachtenveld. Dit in tegenstelling tot de linkse politiek, die in die jaren een behoorlijk grote invloed wist te ontwikkelen.
In de jaren tachtig verandert dit en groeit de aanhang van extreem-rechts flink. De Centrumpartij weet een parlementszetel te winnen. Ook wordt het een en ander duidelijk over BVD-activiteit in extreem-rechtse kringen, maar wederom staat dit in geen verhouding tot de bekend geworden activiteiten van de inlichtingendienst binnen links. Na de val van de Muur lijkt de BVD haar taak op het gebied van extreem-rechts enigszins uit te breiden. Het wordt een terugkerend hoofdstuk in de jaarverslagen van de dienst, die sinds 1991 verschijnen, en steeds vaker bereiken activiteiten van de dienst op dit gebied de publiciteit. Zoals hierboven al aangehaald valt echter te betwijfelen of de blinde vlek aan de rechterkant echt verdwenen is. De profilering op extreem-rechts gebied door de BVD wordt in ieder geval gebruikt om haar eigen bestaan te legitimeren.
Ten tweede maakt de BVD zich druk over het beeld dat in de maatschappij en politiek bestaat van extreem-rechts. In haar ogen wordt het gevaar van extreem-rechts overdreven. De BVD ziet het als haar taak om dat beeld te corrigeren. Blijkens de door de BVD zelf gegeven informatie neigt dit corrigeren regelmatig tot bagatelliseren. Een verschijnsel dat in het jaarverslag van 1998 als volgt wordt verwoord: "In het publieke debat over extreem-rechts wordt de omvang van het verschijnsel wel eens overschat. De BVD gaf ook in 1997 voorlichting aan politici, bestuurders en andere betrokkenen om verkeerde beeldvorming tegen te gaan".
Ten derde is de BVD vaak niet in staat de structuur van extreem-rechts echt te doorgronden. Er wordt klaarblijkelijk gezocht naar structuren die er niet zijn. Binnen de extreem-rechtse cultuur wordt zeer veel afgesproken en georganiseerd door kleine groepjes aan de borreltafel. Dit wordt door de BVD niet als een vorm van organisatie gezien, waardoor met name geweld vanuit extreem-rechtse hoek als niet-georganiseerd en dus als minder serieus wordt gekwalificeerd.
Extreem-rechts wordt door de BVD dus wel in de gaten gehouden, maar het is onduidelijk in welke mate. Gezien de moeite die de dienst voor de correctie van de politieke beeldvorming over extreem-rechts doet, kan vermoed worden dat de heersende opinie de BVD een doorn in het oog is. Door bezorgdheid in de Tweede Kamer en commotie in de maatschappij moet de dienst aandacht aan extreem-rechts besteden die de BVD kennelijk liever in andere onderwerpen investeert.
Zo er al een taak is voor de BVD in haar huidige vorm om politieke groeperingen in de gaten te houden, is het niet aan deze dienst om aan beeldvorming te doen, aangezien dergelijke beeldvorming met name bedoeld is om eigen politiek te maken en niet om een reëel beeld van extreem-rechts te geven.
Willem Wagenaar van buro Jansen & Janssen
met dank aan anti-fascistische onderzoeksgroep Kafka
Jansen en Janssen is te bereiken via postbus 10591, 1001 EN Amsterdam of via info"at"burojansen.nl
website: www.burojansen.nl
Kafka is te bereiken via postbus 14710, 1001 LE Amsterdam, tel. 06-51682822 of via kafkanet"at"xs4all.nl.
website: http://kafka.antifa.net
De Centrumpartij, Rost van Tonningen en de NVU krijgen in de jaren 80 alle drie aandacht van de BVD. Dit gebeurt aantoonbaar in de persoon van Eric de Jong. De Jong verzamelt bij alle drie de organisaties informatie en geeft die door aan de BVD. Ook weet De Jong bij te dragen aan de onderlinge haat en nijd in extreem-rechts door Joop Glimmerveen tot twee keer toe binnen te laten op het secretariaat van de Centrumpartij, wanneer hij deze beheert. Glimmerveen kan de gehele ledenadministratie van de concurrerende partij rustig doornemen. Deze ledenadministratie speelt Eric de Jong ook door aan Rost van Tonningen en de BVD. Bron: Nieuwe Revu, 18 oktober 1984. |
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
In die jaren komen de verschillende opsporings- en inlichtingendiensten elkaar op de werkvloer al regelmatig tegen. Drugshandel vindt bij uitstek plaats vanuit die gebieden waar politieke spanning heerst. Suriname is natuurlijk het bekendste voorbeeld, maar wat te denken van Afghanistan, Pakistan of Columbia. Grootscheepse drugshandel wordt op dat moment door Docters van Leeuwen niet voor niets omschreven als de 'aantasting van vitale belangen van de staat'. Mooi meegenomen is daarbij dat de BVD meer mag dan de politie. "We weten dat er in Nederland personen rondlopen met een hele staf om zich heen, die moet voorkomen dat men een bewijsbaar strafbaar feit pleegt. Daar kan de reguliere opsporing dus niet bijkomen. Niettemin hebben die mensen het niet echt goed voor met de Nederlandse samenleving. En dan kom je op de vraag of het interessant zou zijn iets van hun strategieën en doelstellingen af te weten. Ik vind uiteraard van wel," aldus Docters van Leeuwen in 1990 in het Algemeen Dagblad. Overheid en samenleving vormen in zijn vertoog een organisch geheel. Aantasting van de samenleving is in die zin een aantasting van de overheid, en valt daarmee onder het werkterrein van de BVD.
De koerswijziging van de BVD wordt door de politiek in eerste instantie met argusogen bekeken. De parlementariërs hebben de principiële scheiding tussen opsporings- en inlichtingenwerk hoog in het vaandel. De BVD heeft nooit opsporingsbevoegdheden gekregen, omdat men bang is dat een soort Gestapo zou ontstaan; de manier waarop de inlichtingendienst informatie verzamelt is oncontroleerbaar en staat daarmee een eerlijk proces in de weg, was tot voor kort de gedachte. Dales zet echter door, en geeft de BVD in 1992 opdracht tot een inventariserend onderzoek naar de gevoeligheid van overheidssectoren voor infiltratie door de georganiseerde misdaad. Met grote nadruk op het belang van de staatsveiligheid weerstaat Dales kritiek van vooral D66, dat zich verbaast over de vanzelfsprekendheid waarmee de BVD te hulp wordt geroepen. Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en Ed Nijpels (oud-fractievoorzitter VVD en burgemeester van Breda) keren zich tegen de bemoeienis van de BVD.
De BVD krijgt in 1993 onverwacht steun in de rug van de hoofdcommissaris van Amsterdam. Erik Nordholt maakt zich ernstige zorgen over infiltratie van de georganiseerde criminaliteit in politieke partijen. Hij stapt naar BVD-hoofd Docters en vindt daar een gewillig oor. Er komt permanent een BVD'er bij de Amsterdamse politie: "hij krijgt inzage in alle onderzoeken en zal daar ook aan mee doen," vertelt Nordholt het Parool.
Achteraf blijkt het nogal mee te vallen met de ongeoorloofde infiltratie van de politiek. Een lid van een Turkse criminele organisatie had gepoogd zich verkiesbaar te stellen voor een Amsterdamse stadsdeelraad, maar komt niet ver.
Sindsdien is de BVD wel hét aanspreekpunt geworden als het gaat om de aantasting van de integriteit van politieke partijen. In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen 1998 blijkt dat de PvdA inlichtingen inwint bij de BVD als er verdenkingen bestaan. Minister van Binnenlandse Zaken (in het vorige kabinet) Hans Dijkstal organiseert sinds kort regelmatig overleg met de partijvoorzitters en draagt de BVD op alert te zijn op dit terrein.
De politiek maakt zich in de daaropvolgende jaren weinig zorgen over dit onderwerp. In januari 1994 doet Prof. mr. Th.W. van Veen wat stof opwaaien met de suggestie dat de BVD voortaan de dienst moet worden die de zogenaamde 'pro-actieve' opsporing voor z'n rekening neemt. "De BVD heeft alles in huis om die criminele bolwerken bloot te leggen," aldus van Veen in onder meer het Algemeen Dagblad. In de affaire die er rondom het opheffen van het IRT is losgebroken krijgt Van Veens idee weinig aandacht.
De commissie-Van Traa maakt zich zorgen om de wettelijke basis van deze informatiestroom richting politie. De met BVD-zaken belaste officier van justitie Van der Molen-Maessen stelt zich op het standpunt dat de BVD in feite dezelfde positie heeft als een informant, maar dan wel een 'superinformant'. Dat de BVD andere methoden gebruikt dan een informant of de politie, doet volgens Van der Molen-Maessen niet ter zake, het is uiteindelijk aan de rechter om de rechtmatigheid van de opsporingsmethoden te beoordelen.
Ook op beleidsniveau blijkt de BVD betrokken te zijn bij de Interregionale Kernteams. De Dienst heeft een vaste liaison bij het COPA-team in Den Haag (dat de rol van Bouterse bij drugshandel uit Suriname onderzoekt) en verder 'parttime' BVD'ers bij de andere teams. Volgens Van der Molen-Maessen zitten zij er vooral als 'oog en oor', maar uit eigen onderzoek weet de commissie-Van Traa dat er op de werkvloer wel degelijk informatie wordt uitgewisseld. De BVD'ers gaan na "welke informatie van de BVD mogelijk relevant is voor strafrechtelijk onderzoek."
Tijdens het verhoor van Nico van Helten (directeur democratische rechtsorde van de BVD) blijkt de dienst ook op praktisch niveau betrokken te zijn bij opsporingswerk. Al jaren functioneert de BVD als een soort uitzendbureau als het de politie ontbreekt aan technische hoogstandjes, zoals het plaatsen van camera's. Tot 1991 werd er niet stilgestaan bij de wettigheid van dit soort acties. Sindsdien legt de BVD volgens van Helten de verantwoordelijkheid volledig bij de politie.
De commissie-Van Traa constateert dat de BVD in feite regelmatig 'vooronderzoek' verricht voor de politie, met opsporingsmiddelen die de politie zelf niet mag gebruiken. Omdat de BVD geen verantwoording hoeft af te leggen over de herkomst van hun informatie, kan een advocaat of een rechter nooit inzicht krijgen in de rechtmatigheid van de opsporingsmethoden. Controle die essentieel is voor de rechten van een verdachte op een eerlijk proces.
Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de tendens zich in 1997 voortzet. De Unit Synthetische Drugs krijgt van de BVD strategische informatie over de produktie van synthetische drugs in het buitenland en de aanvoer van grondstoffen naar Nederland. In oktober 1997 kondigt minister-president Kok de oprichting van een 'Taskforce Mensensmokkel' aan. Ook hierin krijgt de BVD een plaats: "We gaan daar gericht informatie inbrengen. Bijvoorbeeld als uit inlichtingen van onze zusterdiensten, vooral uit de landen van herkomst, blijkt dat er sprake is van georganiseerde mensensmokkel. We hebben al liaisons in Istanbul en Singapore," aldus BVD-woordvoerder Van Steen. Maar ook informatie uit Nederlandse bronnen zal worden gebruikt, uit vreemdelingendossiers, van vluchtelingen die geworven zijn als informant en natuurlijk uit eigen onderzoek. Niet alleen in de landelijke teams heeft de BVD definitief een plaats veroverd, ook op regionaal niveau is steeds nauwere samenwerking, zo blijkt uit het jaarverslag 1997. Op tactisch en strategisch niveau zijn de relaties met de politie verder aangehaald.
Last but not least is de BVD in 1997 met een verkennend onderzoek begonnen naar de Russische georganiseerde misdaad.
Wil van der Schans
Buro Jansen & Janssen
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Dankzij het speurwerk van de BND was het mogelijk geweest de smokkelaars en een koffer met gevaarlijk materiaal tegen te houden. De veiligheidsdienst had aangetoond dat zelfs na het einde van de Koude Oorlog vanuit Oost-Europa het onheil op de loer lag. Onderbetaalde wetenschappers zouden het materiaal op professionele wijze via Duitsland verhandelen naar landen als Irak, Libië en Iran.
Helmut Kohl reageerde krachtdadig: er waren immers verkiezingen op komst. Hij stuurde ogenblikkelijk de voor de veiligheidsdiensten verantwoordelijke minister Bernd Schmidbauer — bijnaam: '008' — naar Moskou om met Jeltsin over veiligheidsmaatregelen te spreken. Aan de 'grootscheepse smokkel' moest een einde komen. Op Europees niveau moest gezorgd worden voor een alarmsysteem. Ook vanuit de VS werd verontrust gereageerd.
Moskou betwijfelde echter dat het plutonium uit de voormalige Sovjetunie afkomstig was - de herkomst van het materiaal was nog niet definitief vastgesteld. Ook vanuit de VS werd hierop gewezen. Rusland's vice-minister voor atoomzaken Mikerin verklaarde dat een plutonium diefstal onmogelijk was. Hij zag de affaire als een hetze tegen Rusland. Toch pleiten alle aanwijzingen tegen dit officiële standpunt. Het vliegtuig met het plutonium was immers afkomstig uit Moskou. Verder zou uit latere onderzoekingen blijken dat de smokkelaars hun waar via een Russische tussenpersoon hadden verkregen.
De herkomst van het plutonium zou echter niet het belangrijkste discussiepunt blijken te zijn. Door nieuwe onthullingen in Der Spiegel zou de rol die de BND bij de voorbereiding van de triomf gespeeld had, uiteindelijk de meeste aandacht opeisen.
Het spoor leidde terug tot de chef van de BND-afdeling in Madrid, Peter Fischer-Hollweg. Hij had al regelmatig tegen betaling tips over illegale handel ontvangen van 'Rafael' ('Rafa') en 'Roberto', die beiden goed waren ingevoerd in het criminele milieu. Zij lichtten Fischer-Hollweg in dat zij mensen hadden ontmoet die vanuit de voormalige Sovjetunie wapens konden leveren. Korte tijd later, in het voorjaar van 1994, dook in Madrid een Duitser op die zei dat hij in München iemand wist die plutonium-239 wilde kopen. Deze Duitser bleek later in opdracht van de BND te handelen.
Rafa zorgde ervoor dat de Duitse plutoniumbestelling bekend werd in de Moskouse onderwereld, waar Oroz en Torres zich ophielden. Oroz en Torres regelden een monster van enkele grammen plutonium-239 en reisden naar München.
Zodra Rafa in Madrid het bericht doorkreeg dat het tweetal zich in München bevond, lichtte hij Fischer-Hollweg in, die de boodschap weer doorgaf aan de Münchense BND-afdeling. De BND besloot de plutonium deal voort te zetten, na overleg met de procureur-generaal, die eerst twijfelde aan de actie. Rafa reisde daarop naar München om op te treden als tussenpersoon.
Enkele dagen later meldde Walter Boeden zich bij Torres en Oroz als de koper. In werkelijkheid was Boeden, uitgerust met een verborgen microfoon, gestuurd door het Landeskriminalamt (LKA, de recherche). Hij nam het plutoniummonster mee voor nader onderzoek. Dit bleek tot 87,7 procent verrijkt plutonium-239 te zijn. De volgende dag bestelde Boeden vier kilo plutonium, nadat Torres had verklaard dat nog 11 kilo in Moskou verkrijgbaar zou zijn. Boeden overhandigde de smokkelaars zelfs smeergeld voor de Russische veiligheidsdienst en zorgde voor een bankgarantie van 276 miljoen dollar. Omdat de BND de smokkelaars nauwkeurig in de gaten hield, wist men wanneer de smokkelaars met het materiaal zouden arriveren: op 10 augustus 1994 met vlucht 3369 van Lufthansa uit Moskou.
De Duitse politici reageerden geschokt. Tot op welk (politiek) niveau en vanaf welk moment was men op de hoogte geweest van het op handen zijnde transport? Wie zijn aan te wijzen als verantwoordelijken voor de beslissing het gevaarlijke plutoniumtransport doorgang te laten vinden? De controlecommissie van het parlement had natuurlijk niet stilgezeten sinds de arrestatie van 10 augustus 1994, maar de feiten die Der Spiegel nu presenteerde, wierpen een nieuw licht op de zaak. Had minister Schmidbauer de commissie wel goed ingelicht toen hij deze in september 1994 uitleg van zaken gaf? Het Duitse parlement besloot tot een parlementaire enquête.
Sindsdien is het relatief stil in Der Spiegel en andere media. Zo nu en dan verschijnen berichten over de rechtszaak tegen de drie in München gearresteerde smokkelaars. Zij werden veroordeeld tot straffen van drie jaar (Bengoechea), drie jaar en negen maanden (Oroz) en vier jaar en tien maanden (Torres), waarbij de rechter wel opmerkte dat er sprake was van uitlokking door Rafa. De rechtbank zei niets over de rol van de Duitser die in Madrid de belangstelling voor het plutonium uitte.
De verslagen van de getuigenissen voor de parlementaire onderzoekscommissie bevatten hoofdzakelijk herhalingen van reeds bekende feiten. Wel valt op dat minister Schmidbauer en BND-chef Porzner hun betrokkenheid zoveel mogelijk ontkennen. Zij beweerden niet te weten dat het plutonium vanuit Moskou zou komen en zij zouden pas in een laat stadium van de handel op de hoogte zijn geweest.
Vooral de getuigenis die Rafa voor de enquêtecommissie aflegde, zorgde voor veel opschudding. Hij zou door de BND aangezet zijn tot liegen bij zijn getuigenis in het proces tegen de gearresteerde smokkelaars. Rafa meldde dat men, anders dan hij in de rechtszaak had verklaard, al wel in een vroeg stadium wist dat het plutonium uit Moskou zou komen. Ook wees hij erop dat de operatie op politiek niveau werd ondersteund, wat samen hing met de Landestagsverkiezingen in Beieren en de Bundestagsverkiezingen die op stapel stonden. Voor de CDU/CSU zou de arrestatie van de smokkelaars namelijk de mogelijkheid bieden een politiek succes te boeken. Verder wees Rafa op de sturende rol die de tolk 'Adrian' speelde bij de onderhandelingen in München. Deze tolk was in dienst van het Beierse LKA, maar werkte ook voor de BND.
Uit wat inmiddels over de onderzoekingen van het parlement bekend is, kan afgeleid worden dat Schmidbauer, Porzner en het Beierse LKA in ieder geval al in de laatste week van juli 1994 van de plutoniumhandel op de hoogte waren en wisten dat het materiaal per vliegtuig vanuit Moskou aangevoerd zou worden. Helmut Kohl was door Schmidbauer in algemene termen over de kwestie ingelicht. Porzner heeft inmiddels moeten aftreden wegens een vertrouwenscrisis tussen hem en Schmidbauer. De parlementaire onderzoekscommissie heeft nog geen eindrapport uitgebracht.
Ondanks alle commotie lijkt iets van de Münchense BND-triomf overeind te blijven. De Duitse veiligheidsdienst heeft overtuigend aangetoond dat plutoniumsmokkel vanuit de voormalige Sovjetunie mogelijk is. Daarom zou geconcludeerd kunnen worden dat een veiligheidsdienst een belangrijke rol zou kunnen spelen in het blootleggen van smokkelnetwerken.
Deze conclusie is echter overhaast. Een veiligheidsdienst die enorme risico's neemt, is geen veiligheidsdienst. De plutoniumaffaire heeft laten zien dat 'Operatie Hades' door de werkwijze van de BND flink uit de hand liep en dat controle achteraf moeilijk is.
Investeren in een dienst als de BND is daarom niet verstandig. Investeringen in betere bescherming van nucleair materiaal zullen meer bijdragen aan de (inter)nationale veiligheid, zodat zelfs de BND geen plutonium meer kan kopen. Uiteindelijk is de BND in een zelf gezette val gelopen.
Kasper Heijting
Dit artikel is gebaseerd op artikelen uit Der Spiegel, Frankfurter Allgemeine Zeitung, Frankfurter Rundschau, NRC Handelsblad, De Morgen, Die Tageszeitung en de Volkskrant.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
De laatste tijd is er weer heel wat naar buiten gekomen dat illustratief is voor bovengenoemde gekte. Een interessant aspect daarvan is de belofte om te zwijgen, die door medewerkers van deze diensten bij hun indiensttreding wordt afgelegd. Breek je die belofte, ook al is het na het verlaten van de dienst, dan ben je nog niet jarig. Dat ondervindt David Shayler die vorig jaar, als ex-lid van de Britse geheime dienst MI-5, flink uit de school klapte en daarna naar Frankrijk vluchtte. De Britse Labour-regering eist nu zijn uitlevering om hem te kunnen berechten. De Labour Party, twee jaar geleden fel tegen de geheimhoudingswet, is als regeringspartij ook op dit punt niet te onderscheiden van Thatcher.
Ook is er weer iets te melden over het neerstorten, in 1980 in Italië, van een vliegtuig van Alitalia. De dood van alle 81 inzittenden is bijna zeker veroorzaakt doordat een NAVO-vliegtuig de DC-9 met een raket neerschoot. Een onderzoekscommissie heeft nu vastgesteld dat de politiek en de openbare mening al die tijd zijn voorgelogen door de top van de Italiaanse luchtmacht. Bovendien werd het onderzoek naar de oorzaak door die kringen tegengewerkt en werden onderzoekers door hen misleid. Uiteraard behoren ook de NAVO zelf en dus ook de regeringen van de 16 lidstaten, inclusief de Nederlandse, tot de medeplichtigen.
En over Nederland gesproken: het derde voorbeeld is het nieuwe schandaal rondom Srebrenica. Bij de Militaire Inlichtingen Dienst zijn destijds twee filmrolletjes van teruggekeerde Nederlandse militairen ontwikkeld. Het ene, met voor het gedrag van Dutchbat compromitterende beelden, bleek na afloop volkomen leeg. Van het tweede rolletje waren de meeste afdrukken helder, maar die waarop oorlogsmisdaden te zien waren nauwelijks te ontcijferen. Het ligt voor de hand dat hier sprake is van een speciaal geval van het in acht nemen van de geheimhoudingsplicht!
Fred van der Spek
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Als je niet tot deze 'elite' behoort is het binnenkomen bij COPEX niet zo gemakkelijk, de pers moet daarvoor eerst door een screening heen. COPEX heeft de afgelopen jaren dan ook flink onder vuur gelegen, waarbij een documentaire van Channel 4 uit 1994, The Torture Trail en vervolgprogramma's een doorslaggevende rol spelen. Er worden geen lijsten van bezoekers en exposanten (of de landen waar ze vandaan komen) vrijgegeven.
COPEX wordt overigens niet alleen in Engeland georganiseerd. Vorig jaar juli was er een COPEX-beurs in Tel Aviv als onderdeel van de Security Israel Exhibition; in december was COPEX in Miami, gericht op het Caribisch gebied en Zuid-Amerika; in april 1998 werd COPEX georganiseerd in Amman onder hoede van de speciale troepen van Jordanië en het wakend oog van prins Abdullah bin Al-Hoessein. In Oktober 1998 zal er een COPEX-beurs worden georganiseerd in San Diego en in mei 1999 in Washington. Het programma van de laatste beurs is nog niet bekend, maar je kunt je al wel opgeven voor de praktische lessen in speciale operaties en zeer risicovolle operationele vaardigheden onder leiding van ervaren instructeurs. Tenslotte is er dan nog dichter bij huis de beurs in het Wembley conferentiecentrum in Londen in september 1998. Vorig jaar was de beurs uitgeweken naar een terrein van het Britse ministerie van Defensie, wegens de steeds heviger protesten bij het conferentieoord in Esher, waar de beurs tot 1996 werd georganiseerd.
De Campaign Against Arms Trade (CAAT) protesteert al sinds 1985 tegen de COPEX wapenbeurs. In aanloop naar de beurs van 1998 kondigt CAAT een drie-daags protest aan tegen de "markt voor martel wapens." Vorig jaar maakte CAAT bekend dat 50 landen de beurs bezocht hadden waaronder Turkije, Indonesië, Iran, Saoedi-Arabië en China.
Het Internet bevat inmiddels verschillende Web-sites waar mensen hun kritiek op COPEX spuien. Er is ook een brief van COPEX zelf te vinden waar ze alles, maar dan ook alles ontkennen wat tot nu toe over COPEX naar buiten is gekomen en waar ze de protestindustrie onder de loep nemen: "De huidige situatie is als volgt: de 'demonstranten' zijn geharde politieke activisten, goed getraind en gesubsidieerd en ze zoeken aan de ene kant naar zoveel mogelijk confrontatie met de autoriteiten en aan de andere kant willen ze zoveel mogelijk economische schade veroorzaken. Dit is economisch terrorisme dat zich richt op banken, de cosmetica-industrie en de defensie-industrie; ze richten zich in feite op iedere vorm van economische activiteiten die kan worden gedestabiliseerd." Bekende taal van de organisatie. Toen in 1995 COPEX in Duitsland, na aanhoudende protesten en de bekendmaking van het nieuws dat de plaatselijke organisator banden met extreem-rechts had, niet doorging stelde COPEX dat de activisten "rood-groene extremisten" waren die "hun machtswellust verbergen achter het masker van sociaal bewustzijn."
Bron: www.copex.com, zie verder CAAT News 149 en 150, VD AMOK nr. 5, 1995 en nr. 1, 1996.
MILIPOL is minder gesloten dan COPEX. Het publiceert lijsten van exposanten, geeft schematisch weer welke produkten verkocht worden en geeft wat informatie over bezoekersaantallen en origine. In 1997 stelden 443 bedrijven uit 37 landen hun produkten ten toon (1993: 301 uit 19 landen, 1995: 411 uit 23). De bezoekers kwamen in 1997 uit 112 verschillende landen (1993: 89, 1995: 95). De deelnemers variëren van de Parijse brandweer, via het Russische Ministerie van Binnenlandse Zaken tot een bedrijf dat zich tooit met de naam STOP STICK International uit de VS. Meer dan de helft van de bezoekers komt uit het bedrijfsleven, de rest werkt bij overheidsdiensten, zoals defensie, justitie, en in de diplomatieke dienst.
Op de lijst van exposanten in Parijs in 1997, prijken een paar Nederlandse bedrijven: AKZO-Nobel, DSM en Ten Cate. In Qatar waren in 1996 aanwezig: GATSO (*) en wederom AKZO-Nobel. Over GATSO is weinig bekend, de andere drie bedrijven produceren speciale vezels die gebruikt kunnen worden voor kogelwerende vesten, helmen en schuilplaatsen, wat waarschijnlijk de reden is dat ze op deze beurs staan.
MILIPOL is in kringen van activisten tegen wapenhandel veel onbekender dan COPEX, wat vooral te maken zal hebben met het feit dat er geen campagne tegen loopt, zoals in Groot-Brittannië. MILIPOL kan evenwel gezien worden als de Franse tegenhanger van COPEX. Franse dienstweigeraars overwegen acties tegen de volgende MILIPOL-beurs in November 1999 te ondernemen.
*: GATSO wordt door MILIPOL vermeld als Nederlands bedrijf, maar is volgens een snel onderzoekje Brits en houdt zich bezig met radarapparatuur voor voertuigen (navigatie en opsporing).
Bron: www.milipol.com
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Toen in september 1995 in Lima (Peru) een Boliviaans vliegtuig werd aangehouden met meer dan 4 kilo cocaïne bracht parlementair onderzoek aan het licht dat bepaalde secties van de Boliviaanse drugsinlichtingendienst op hun eigen houtje opereren, maar wel in nauwe samenwerking met agenten uit de VS. Bovendien bleken deze agenten perfect op de hoogte te zijn geweest van het reilen en zeilen van de betrokken drugshandelaren. Onder druk van de toenmalige minister van Binnenlandse zaken werd het onderzoek afgesloten voordat het leidde tot ophelderingen over de 'echte kopstukken' achter de drugslading. Tot op heden speculeert men in besloten kring over de mogelijke betrokkenheid van de CIA bij de vracht.
Er mag op dit vlak dan nooit iets bewezen zijn, het is voor Bolivia niet nieuw dat buitenlandse agenten de dienst uitmaken in de inlichtingenwereld aan zowel leger- als politiezijde. Steeds weer blijken hun Boliviaanse partners parallelle structuren op te zetten, die door geen nationale instantie of hiërarchie meer gecontroleerd worden. En eens in de zoveel tijd is er dan een schandaal over een drugsvangst of over mensenrechtenschendingen waarbij deze agenten betrokken blijken te zijn. De hele handel wordt dan voor het publiek geschoond, een aantal subofficieren berecht, hun chefs overgeplaatst naar niet in het oog lopende functies (overigens vaak in de VS), en het verhaal begint weer van voren af aan. Het publiek krijgt geen inzicht in wat er nou eigenlijk allemaal aan de hand was. In drugszaken is het nooit voorgekomen dat de VS-agenten verantwoording hebben afgelegd voor Boliviaanse instanties of commissies.
De constructie lijkt te simpel om stand te kunnen houden. Maar Bolivia is financieel te afhankelijk van de VS om haar poot stijf te kunnen houden. Voor de buitenwereld ligt de verklaring voor de eeuwige mislukkingen in de War on Drugs in Latijnsamerikaanse corruptie en de ongelimiteerde macht van de drugsmaffia; argumenten die goed blijken te werken als alibi om de inlichtingendiensten vrij spel te geven. In de strijd tegen drugs is alles geoorloofd.
(TR)
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
KORTE BIBLIOGRAFIE VAN RECENTE PUBLIKATIES OVER NEDERLANDSE INLICHTINGENDIENSTEN
Samenstelling: Kees Kalkman
T. Barkhuysen
Artikel 8 juncto 13 EVRM: De sleutel die past op het slot van de BVD-dossierkast?
De uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 juni 1994 in de zaken Van Baggem en Valkenier tegen de Minister van Binnenlandse Zaken.
In: Nederlands Tijdschrift voor Mensenrechten NJCM-Bulletin december 1994 blz. 966.
Binnenlandse Veiligheidsdienst
De politieke Islam in Nederland
Leidschendam 1998, 20 blz. met een overzicht van politieke islamgroeperingen in Nederland.
Binnenlandse Veiligheidsdienst
Jaarverslag 1997
Den Haag 1998, 65 blz.
Sinds 1991 publiceert de BVD een Jaarverslag dat enig inzicht biedt in een aantal aandachtsgebieden van de dienst, de samenwerking met andere diensten en klachten en inzageverzoeken.
D. Engelen
Geschiedenis van de Binnenlandse Veiligheidsdienst
Sdu Den Haag 1995, 476 blz. met bronnenoverzicht en register.
Officiële geschiedschrijving van de BVD tot de jaren zestig.
D. Engelen
Oorzaken, aard en omvang van de oneigenlijke vernietiging van archiefmateriaal van de MID in de periode 1993-1998
(Den Haag 1998), 10 blz. met als bijlage een kort historisch overzicht over de MID.
B. de Graaff
Ongelukkige poging tot rehabilitatie van de geheime diensten
NISA Nieuwsbrief 1998/2 blz. 15.
Beschouwing over het nieuwe wetsontwerp dat de activiteiten van de diensten moet regelen. Het is de vraag of het voldoet aan de eisen van het Europese hof.
A.J. van Hulst
De Russen komen niet meer. Inlichtingendiensten wat nu?
In: Militaire Spectator 1994/1 blz. 29.
Gevolgen van de ontbinding van het Warschaupakt en het verdwijnen van de IDB voor de militaire dienst.
Jansen & Janssen
Opening van zaken. Een ander BVD-verslag.
Ravijn Amsterdam 1993, 160 blz. met index.
Alternatief jaarverslag met artikelen over BVD, IDB, affaires, RARA, Suriname.
Jansen en Janssen
Welingelichte kringen. Inlichtingenjaarboek 1995.
Ravijn Amsterdam 1995, 148 blz. met index.
Kritisch jaarboek met artikelen over Opstand, RID, MID, de 'speciale dienst' van de Marechaussee en affaires.
M.W. Jensen en G.J. Platje
De MARID - De Marine Inlichtingendienst van binnenuit belicht
Sdu Den Haag 1997, 422 blz. met overzicht van MARID-functionarissen en namenregister.
Sterk door persoonlijke herinneringen gekleurd, weinig echte onthullingen, wel vrijwel de enige publikatie over het onderwerp.
K. Kalkman
Nederlandse wapens en opleiding spionnen Bouterse. Transporten gingen door na decembermoorden
In: VD AMOK 1996 nr. 3 blz. 13.
F.A.C. Kluiters
De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten
Sdu Den Haag 1993, 460 blz. met index van inlichtingendienstpersoneel, uitgebreid bronnenoverzicht en register.
Het standaardwerk over dit onderwerp, met veel organisatorische en biografische gegevens, minder over activiteiten.
F.A.C. Kluiters
De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Supplement
Sdu Den Haag 1995, 255 blz. met bronnenoverzicht en register.
Vooral over afluisteren, de MID en de Nederlandse dienst in Suriname.
F.A.C. Kluiters
Een nieuw wettelijk kader voor de inlichtingendienst: echte openheid?
Staatscourant van 27 februari 1998. (ook gepubliceerd in NISA-nieuwsbrief 1998/1).
Het nieuwe wetsontwerp ademt de geest van de opstellers: de inlichtingendiensten zelf. Het doet weinig recht aan de optiek van buitenstaanders.
Militaire Inlichtingendienst
Jaarverslag 1997
Den Haag 1998, 38 blz. met organisatieschema.
Het eerste jaarverslag van de MID waarin onder meer wordt ingegaan op de verschillende taken, het verzamelen van gegevens, Wob-verzoeken en de archieven.
Ministerie van Defensie, Defensie archieven-, registratie- en informatiecentrum (DARIC)
Rapportage inventarisatie archieven MID, november 1995-juni 1996
Den Haag 1996.
Rapport over de archiefvernietiging bij de MID met gegevens over de opbouw van de archieven.
NISA Nieuwsbrief, Postbus 18210 1001 ZC Amsterdam.
Huisorgaan van de Netherlands Intelligence Studies Association, waarin vier keer per jaar nieuws, een lopende bibliografie en relevante tijdschriftenoverzichten en internetpagina's worden gepubliceerd.
www.nisa-intelligence.nl
J.F.M. Pouw
Naar een 'Europees binnenlands veiligheidsbeleid'? Europese samenwerking en de 'autonomie' van nationale veiligheidsdiensten.
Clingendael Den Haag 1995, 173 blz. met literatuuroverzicht.
Grondig overzicht van Europese samenwerking op het gebied van binnenlandse veiligheid en politie. Enkele hoofdstukken behandelen de plaats van de BVD hierin.
S.J.G. Reyn en F.M. Bazen
Inlichtingen in een nieuwe veiligheidssituatie. Naar een nieuwe vorm van inlichtingenstudies in de KL
In: Militaire Spectator 1993/9 blz. 397.
Veranderde militaire inlichtingenbehoefte als gevolg van VN-taken.
Rijksarchiefdienst/PIVOT
Inlichtingendienst Buitenland. Een institutioneel onderzoek naar de Buitenlandse Inlichtingendienst/Inlichtingendienst Buitenland (1946-1996).
PIVOT-rapport nr. 30, Den Haag 1996, 86 blz. met organisatieschema's. Tekst: D. Engelen.
Het resultaat van een zogeheten institutioneel onderzoek naar het handelen van de BID/IDB is een overzichtelijk compendium over deze dienst.
De Rode Oortjes: Wie niet weg is, is gezien. De marechaussee bespioneert anti-militaristen.
Ravijn Amsterdam 1993, 76 blz.
Activiteiten van marechaussee en BVD en een beschouwing over de inlichtingendienst van de marechaussee.
F. van der Spek
Een kwalijk gezwel
In: VD AMOK 1998 nr. 1 blz. 12.
Binnen de Nederlandse staatsrechtelijke structuur is voor de BVD en andere diensten geen plaats.
Stichting Backslash, Buro Jansen & Janssen en Stichting Hacktic
De muren hebben oren.... Een gids tegen afluisteren.
Technische invalshoek. Het afluisteren door de diensten komt ter sprake.
De tragiek van een geheime dienst. Een onderzoek naar de BVD in Nijmegen.
1990, 221 blz.
Verslag van een contra-observatie door de Nijmeegse linkse beweging. Ook informatie over PID, CRI en CID.
Tweede Kamer
Beheren en beweren. Rapport van de werkgroep Onderzoek archieven van de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten
Den Haag 1998, 224 blz. met bijlagen en de weergave van de gevoerde gesprekken (TK 1997-1998, 25809, nrs. 4-5).
G. de Valk
De BVD en inlichtingenrapportages
Studiecentrum voor Vredesvraagstukken, KU Nijmegen 1996, 280 blz. met index.
Kritisch onderzoek naar de manier waarop de BVD met de feiten omgaat met als case-study een uitgelekt kwartaaloverzicht van de BVD over de anti-kernenergiebeweging.
G. de Valk
Frustratie en koudwatervrees. De 'linkse' discussie over de BVD
In: VD AMOK 1997 nr. 5 blz. 12.
Pleidooi voor een controleerbare inlichtingendienst.
Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten
Activiteitenverslag 1997
Brussel 288 blz.
Een onderdeel van dit verslag van de Belgische parlementaire controlecommissie is een 40 blz. tellende samenvatting van de situatie in Nederland wat betreft wetgeving, bevoegdheden, werkwijze en controle.
G. Zoutendijk, J. de Ruiter en S. Miedema,
Rapport van de Commissie van Drie
Den Haag 1995, 27 blz.
Rapport in opdracht van de Tweede Kamercommissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten over de archiefvernietiging. Bevat informatie over opbouw van het BVD-archief.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Eind 1999 wordt een begin gemaakt met de opzet van een eigen museum. Indien er mensen zijn die affiches, foto's, folders of boeken in hun bezit hebben die zij nu of later willen schenken, worden dringend verzocht een briefje te schrijven aan Hein van der Kroon, Minahassastraat 1, 1094 RS Amsterdam. U moet ons nog geen stukken sturen.
Wie meer wil weten, donateur wil worden of abonnee op ons berichtenblad "De Vredesboot," kan contact opnemen met Chris Geerse, Vlamingstraat 82, 2611 LA Delft, tel. 015-2121694.
Wie mee wil helpen donateurs te werven, te fotograferen of foto's te ontwikkelen en/of af te drukken, tentoonstellingen te maken of museumobjecten te ontwerpen e.d. kan zich wenden tot Nico Faber, Violaduin 5, 2318 XG Leiden, tel en fax 071-5211472.
De actie is onderdeel van de campagne Trident Ploughshares 2000. Deze campagne van de Ploegscharenbeweging protesteert, door middel van geweldloze ontwapeningsacties, tegen de nucleaire wapens waarmee de Trident-onderzeeërs op de marinebases in Coulport en Faslane (in Schotland), zijn toegerust. De campagne baseert zich op de uitspraak van het Internationale Hof van Justitie in Den Haag op 8 juli 1996, die nucleaire wapens illegaal verklaarde.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina