VD AMOK
tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
jaargang 8, nummer 2, 1999
Vaste rubrieken:
VD AMOK
Tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren,
jaargang 8, nummer 2, 1999.
VD AMOK verschijnt vijf maal per jaar en wordt uitgegeven door de Vereniging Dienstweigeraars (VD) en het Antimilitaristies Onderzoekskollektief (AMOK). Voor de inhoud van met naam ondertekende stukken zijn de auteurs verantwoordelijk.
Copyright
Overname van artikelen uit het lopende nummer is uitsluitend toegestaan na toestemming van de redactie. Overname van artikelen uit eerder verschenen nummers is toegestaan onder bronvermelding en toezending van een bewijsexemplaar aan de redactie.
Adres redactie en abonnementenadministratie
VD AMOK
Obrechtstraat 43
3572 EC Utrecht
tel: 06-14127779
e-mail: vdamok"at"antenna.nl
Redactie
Sylvester Hoogmoed (fotoredactie), Kees Kalkman, Karel Koster, Guido van Leemput, Stijn van der Putte, Tjark Reininga
Fotografen en illustratoren
Sandra de la Combé, Guido van Leemput, Carla van Os
Vormgeving
René Oudshoorn
Drukker
Drukkerij De Dageraad, Den Haag
Verder werkten aan dit nummer mee
Martin Broek, David Jan Donner, Bart Horeman, Bas van der Plas, Clemens Raming, Theo Roncken, Frank Slijper, Fred van der Spek
Abonnementen
Een abonnement is minimaal ¦ 30,- per jaar.
Een steunabonnement is minimaal ¦ 40,-.
Over te maken op giro 1308126 t.n.v. VD AMOK, Utrecht.
Nieuwe abonnementen schriftelijk aanmelden. Wacht met betaling op toezending acceptgiro.
Opzegging uitsluitend schriftelijk vóór aanvang van het kalenderjaar.
Losse nummers kosten ¦ 6,50 (¦ 8,90 inclusief porto).
Advertenties
Tarieven en opgave bij de redactie.
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Daarmee heeft de NAVO de aanval ingezet op de dwarse en onhandelbare Joegoslavische regering die de laatste 10 jaar medeverantwoordelijk is geweest voor moord, verkrachting, etnische verdrijving en een drietal eerdere oorlogen. De vierde oorlog op de Balkan sinds 1991 is nu een bloedig feit. De NAVO heeft blijkbaar de hoop op een democratisch alternatief voor de regering Milosevic opgegeven. Niet alleen om het feit dat zij met bombarderen is begonnen, waardoor de Servische bevolking achter Milosevic is gaan staan, maar ook omdat zij nu overgegaan is tot het vernietigen van de civiele infrastructuur.
Het vertrek van de waarnemers als voorbereiding op het begin van de bombardementen was voor het dictatoriale Joegoslavische bewind het definitieve sein om het Albanese volk te verdrijven. Daarmee werd bewezen dat het losgebarsten NAVO-geweld niets oplost. Het aantal slachtoffers onder de bevolking in Kosovo en de rest van Joegoslavië neemt er alleen maar door toe.
Vele jaren lang probeerde de Kosovaarse regering van Rugova op geweldloze wijze verzet te plegen tegen de onderdrukking door de regering in Belgrado. Door middel van massa-acties en het opzetten van alternatieve structuren trachtten de Albanezen van Kosovo zich te ontworstelen aan geweld, maatschappelijke uitsluiting en onderdrukking door de Joegoslavische regering. Deze politiek gaf de enige kans op een geweldloze oplossing voor de lange termijn. Dat leidde echter niet tot een actieve buitenlandpolitiek van EU en NAVO. Dit veranderde toen het bevrijdingsleger UÇK een gewapende opstand begon. Uiteindelijk is de UÇK erin geslaagd de NAVO het oorlogspad op te krijgen. Doorslaggevend feit daarbij was evenwel niet deze gewapende macht, maar de belangen van met name de Amerikaanse regering om aan te tonen wat de macht van de NAVO en van de Amerikaanse politiek betekent.
De NAVO is op de Balkan een interventiepad opgegaan dat in de komende jaren niet meer verlaten kan worden. Een vorming van een Europese legermacht binnen de NAVO, terwijl de VS elders politieagent kunnen spelen (lees het artikel over Irak), zal daarbij een politiek doel op de hidden agenda kunnen zijn. In het ergste geval ontstaat er een situatie waarin NAVO-grondtroepen actief in gevecht raken met het Joegoslavische leger. Dit is te meer erg omdat niet alleen slachtoffers naar huis komen, maar ook omdat Defensie voor het eerst sinds de opschorting van de dienstplicht haar quota voor recrutering zou kunnen halen door het vooruitzicht op 'echte actie' en 'zinvol geweld'. In het gunstigste geval wordt de oorlog zo snel mogelijk beëindigd en zal een internationale troepenmacht in het kader van de VN of de OVSE moeten toezien op het uitvoeren van dat bestand. Het is van cruciaal belang voor de machtsverhoudingen in Europa dat daarbij ook niet-NAVO-troepen aanwezig zijn.
Hoe deze oorlog ook afloopt, er moet op worden gerekend dat de buitenlandse militaire betrokkenheid (zeer) vele jaren vereist is. Dat zal nodig zijn om het oplaaien van gewelddadigheden te onderdrukken of om deze in een bepaalde richting te sturen. Want een troepenmacht zal bloot staan aan de machtsaspiraties van plaatselijke leiders. Sommigen daarvan zullen niet terugschrikken om geweld te gebruiken om van deze 'vredesmacht' iets gedaan te krijgen.
Dat wil zeggen dat een dergelijke, momenteel minst ongunstige situatie, periodiek kan ontsporen tot ernstig - wederzijds - geweld. Toch lijkt dit nu de enige wankele voorwaarde vanwaaruit een situatie kan groeien die bevorderlijk is voor de ontplooiing van burgerrechten en vredesinitiatieven.
Eerder al (redactioneel VD AMOK 98 no 3) hadden we het bittere scenario van een internationaal protectoraat als laatste redmiddel aanvaard, als daarmee tenminste etnische verdrijving en andere vormen van oorlog voorkomen konden worden. Nu lijkt het installeren van een gewapende internationale macht, die moet gaan toezien op een (nog te sluiten) wapenstilstand de minst ongewenste oplossing voor dit conflict te zijn.
De redactie, 11 april 1999
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Guido van Leemput
met medewerking van Kees Kalkman
7 april 1999
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Een panel van een vijftal deskundigen (Margreet Aalbers (Enschede voor Vrede), Harry van Bommel (Kamerlid SP), Leon Wecke (Studiecentrum Vredesvraagstukken), Ramses Wessel (Volkenrecht deskundige Universiteit Utrecht) en Rob de Wijk (Instituut Clingendael) werd voor de pauze geïnterviewd. De inhoudelijke toon voor de pauze werd gezet door Harry van Bommel die de oorlog onrechtmatig en onverantwoord noemde. Voor het eerst werd het passeren van de Veiligheidsraad als belangrijkste argument genoemd. Het onverantwoordelijke van de NAVO-actie werd beargumenteerd door te wijzen op de vluchtelingenstromen die na de start van de NAVO bombardementen op gang was gekomen en de dreiging van escalatie van het conflict naar buurlanden.
Martin Broek
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Dit wordt een vervolg van mijn brief aan u over militaire interventie die in november 1994 in Inter (het blad van het IKV, red.) heeft gestaan. Toen was de burgeroorlog in Bosnië de aanleiding. Het is wel een ellendig moment om de discussie te hervatten maar de ellende spoort ook aan om te bedenken hoe ze voorkomen had kunnen worden en tegen de vertwijfeling in te zoeken naar wat nu nog ten goede mogelijk is.
Het wordt met de dag duidelijker hoe terecht uw waarschuwing was. De NAVO is een heilloze weg ingeslagen. Als men militair ingrijpt moet men het goed doen. Moet de NAVO dan, zoals u bepleit, grondtroepen inzetten, of in elk geval de mogelijkheid om dat te doen bij de hand hebben?
Mijn probleem met die gedachte is dat ik de gevolgen ervan niet kan overzien, om de oorlog te gaan voeren op de grond. Die dreigen evengoed rampzalig te zijn. Ik sluit niet uit dat de gok overwegend goed zou kunnen uitpakken. De bereidheid onder de Servische militairen om voor het helige Kosovo te sneuvelen zou heel wat bescheidener kunnen zijn als het nationalistische pathos in Servië laat geloven. Het Servische leger zou dan zonder zware strijd uit Kosovo te verdrijven zijn. Maar op een vermoeden baseer ik geen steun.
De situatie is nu eenmaal zo, zult u zeggen, dat er tussen het ene kwaad en het andere risico gekozen moet worden. Jawel, maar niet door mij! Zij die de situatie hebben laten escaleren zijn verantwoordelijk voor het vinden van een uitweg. Trouwens, wat heb ik te kiezen? Ik sta aan de kant: een machteloze toeschouwer, verbijsterd over wat zich afspeelt en bang voor wat er nog meer gebeuren gaat. Als ik het niet laten kan om het drama niet alleen te willen ondergaan, en vragen stel en naar antwoorden zoek, dan is dat op basis van die conditie.
Vraag 1: Waarom is de echte ouderwetse interventie-oorlog zo buitenspel geraakt? Vroeger betekende militaire interventie dat de interveniërende macht in een oorlog een van strijdende partijen te hulp kwam. Men had dan een tegenstander en een bondgenoot ter plaatse. Dat is voor de intervenirende macht een hanteerbaarder spel dan dat waarbij ze twee strijdende partijen beiden tot het neerleggen van de wapens probeert te dwingen. In het laatste geval moet ze een forse overmacht in het veld brengen en bovendien is het twijfelachtig of ze onpartijdig zal weten te blijven.
Wat nu gebeurt is absurd. De NAVO voert oorlog tegen Servië maar steunt niet het UCK dat ook oorlog tegen Servië voert. Zoals William Pfaff het vrijdag j.l. in de Volkskrant (26 maart, redactie) formuleerde: het Westen moet het UCK steunen of anders afzijdig blijven.
Vraag 2 ligt nu voor de hand: Waarom wilde de NAVO dan geen partij kiezen? Ten eerste natuurlijk vanwege de politieke perikelen van het meevechten op de grond zoals dan, gezien de zwakte van het UCK, nodig zou zijn. De stabiliteit in de regio en de relatie met Rusland zouden nog een stuk zwaarder beschadigd worden dan nu vanwege het bombarderen het geval is. En ten tweede, de bevolking van de NAVO-landen is overwegend niet te porren voor een operatie die op een aanzienlijk aantal doden aan eigen kant uitloopt. Clinton bijvoorbeeld had van het Congres geen toestemming voor het sturen van grondtroepen gekregen.
Waar komt, vraag 3, de beschreven impasse in het gebruik van mililtaire middelen vandaan? Ik denk dat deze voortkomt uit het gegeven, dat de Westerse grote mogendhedenpolitiek het in haar hoofd gehaald heeft om voor wereldgemeenschap te gaan spelen. De wereldgemeenschap heeft twee belangrijke kenmerken: ten eerste, dat ze niet werkeloos zou mogen toezien bij grove schendingen van de internationale rechtsorde of rampzalige explosies van gezamenlijke vijandigheid; en tweede dat ze in zo'n geval niet optreedt in het kader van machtspolitieke aspiraties, maar als hoedster van recht en humaniteit.
Deze wereldgemeenschap is, zoals u weet, in het leven geroepen na de inval van Irak in Koeweit, en moest toen dienen ter legitimatie van de op stapel staande militaire actie van de VS en hun bondgenoten. Sindsdien echter heeft de wereldgemeenschap haar vleugels uitgestrekt over gebieden die niet tot de zones van vitale belangen van de Westerse politiek horen. Dit is een ontwikkeling die de Westerse grote mogendheden is opgedrongen door de humanitaire rampsituaties in Somalië en Joegoslavië. Zij zien zich op een gegeven ogenblik gedwongen om zich intensief met een conflict te bemoeien omdat er zulke verschrikkelijke dingen gebeuren waar de mensen via de media mee worden geconfronteerd, dat de roep dat de wereldgemeenschap niet werkeloos mag blijven toezien steeds luider wordt. (En ook wel - zie Joegoslavië - vanwege de politieke gevolgen wanneer het conflict steeds verder om zich heengrijpt.)
Als de zaken zo liggen is het geboden om tijdig actief te worden om te voorkomen dat een conflict tot onbeheersbare proporties uitgroeit. Vandaar het rondzingen van termen als 'early warning' en 'preventieve diplomatie'. Voor wat Joegoslavië betreft heeft dat niets opgeleverd. Hoe lang is er al niet voor het kruitvat Kosovo gewaarschuwd? Na het accoord van Dayton had preventieve diplomatie het ontploffen ervan kunnen voorkomen.
De grote moeilijkheid is dat de Westerse politiek niet op het voor wereldgemeenschap spelen is ingesteld. Zij is vanouds machtspolitiek in dienst van de eigen belangen. Het idee 'wereldgemeenschap' stelt een anderssoortige opdracht, waarvoor de apparaten van de buitenlandse politiek niet bewerktuigd zijn en waarmee de affiniteit ontbreekt. Terwijl ook de bevolking er onwennig en ambivalent tegenover staat.
Vroege waarschuwingen dringen toch al moeilijk door tot kabinetsagenda's, dus helemaal niet als ze niet aan een geijkt belang gerelateerd kunnen worden. En er is ook geen kader voor het hanteren van de rivaliteit tussen de Westerse mogendheden onderling en het managen van de relatie met andere spelers in het politieke veld, zoals in dit geval het zeer betrokken Rusland. Dus behoren verdeeldheid en zigzagbewegingen tot wat te verwachten viel.
Ik merk dat ik intussen al een flink eind op weg ben met het beantwoorden van vraag 4. Die luidt: hoe is het in 's hemelsnaam mogelijk dat de NAVO tot dit rampbesluit is gekomen? Het voorgaande houdt in dat de politieke besluitvorming in geklungel dreigt te verzeilen vanaf het moment waarop de vaste patronen van problemen signaleren, definiëren en behandelen de politici en hun adviseurs in de steek laten. Ik moet nu proberen dit thema uit te werken in verband met het Kosovo-drama.
Dwang in de politiek kent een reeks opklimmende treden volgens het principe: als dit niet helpt dan komt er .... De laatste trede is het inzetten van geweld. Men taxeert de partij die men tot voegzaamheid wil dwingen op het middelenniveau dat nodig zal zijn om haar te doen zwichten. Tegenover de NAVO is Servië een dwerg, beschermheer Rusland kan geen vuist maken, dus als de NAVO met geweld dreigt weet Milosewic wat hem te doen staat.
Men kon op zijn vingers natellen dat het dictaat van Rambouillet voor Milosewic onaanvaardbaar zou zijn, men wist dat men met luchtaanvallen geen Servische terreur in Kosovo zou kunnen stuiten. Maar de NAVO-politici hebben zich niet in kwade kansen willen verdiepen. Ze hadden al ettelijke keren met geweld gedreigd en daarmee afspraken afgedwongen die Milosewic vervolgens aan zijn laars lapte - er moest toch een moment van buigen of barsten komen. En volgens de wetten van het politieke spel zou het buigen worden. De man die het Westen getard en vernederd had zou in het stof kruipen. Helaas krijgt men soms te maken met duivelse figuren - in Irak zit ook zo iemand - die de politieke logica aan hun laars lappen. Hoe moet je je wapenen tegen een gedrag dat buiten de politieke spelregels valt? Je hebt dan niet meer met een tegenspeler op het schaakbord te maken maar met een dolle hond. (Het verwonderde me die uitdrukking uit uw mond te horen.)
In deze denkwijze past het ook om over Servische wraakacties in Kosovo te spreken. Alsof etnische zuivering in de Joegoslavische burgeroorlog niet als een doelbewust gehanteerd wapen fungeert. De Servische ultranationalisten konden dat wapen tenslotte in Kosovo inzetten omdat de NAVO zo goed was geweest om iedere mogelijkheid tot oppositie in Servië plat te bombarderen. En om Milosewic hun kant uit te drijven. Want hij zal niet gretig voor een dodenrit gekozen hebben. Zo blijkt men aan beide kanten de gevangene van het eigen systeem.
Ik pretendeer niet dat deze verklaring uitputtend is. Zo heeft vast de in NAVO-kringen levende behoefte meegespeeld om de NAVO kracht en vastberadenheid te laten demonstreren en de aanvallen te gebruiken om wapensystemen uit te testen. De mensen in het besluitvormingscircuit die daarop uit waren hebben hun kans geroken en zo gretig gegrepen dat ze niet zagen dat het sein op onveilig stond.
Tenslotte vraag 5. De hamvraag: is er een alternatief? Wat valt er zonder geweld te bereiken tegenover iemand die alleen de taal van het geweld lijkt te verstaan? Af en toe duikt de gedachte op dat de interne machtspositie van Milosewic moet worden aangetast. Dit wordt dan meestal gecombineerd met een pleidooi voor steun aan de binnenlandse oppositie. Tot nu toe heeft dit geluid in de politieke wereld geen effect. Het ontbreekt ook aan een behoorlijk aanvalsplan - in elk geval bij onze politici. Hoe het op dit punt met de anti-oorlogsbeweging in Servië gesteld is weet ik niet, maar ik heb de indruk dat de anti-oorlogsbeweging mentaal nog onder de plak van het nationalisme zit.
Met klagen kom je niet verder, daarom heb ik geprobeerd te bedenken hoe het anders zou kunnen. Ik heb een brief verzonnnen die ik toeschrijf aan een vooraanstaand Europees politicus, bijvoorbeeld Tony Blair, en die ik dateer in de beginfase van de burgeroorlog in Kosovo.
Hoogachtend,
Clemens Raming
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
De directe aanleiding van de oorlog vormde het onderhandelingsproces van Rambouillet. Daar is onder Westerse druk een document tot stand gekomen dat in essentie een zeer grote autonomie vastlegde voor de Kosovaren, terwijl tegelijkertijd het grootse deel van de Joegoslavische soevereiniteit over het gebied werd ingeperkt dan wel afgebroken. Om de uitvoering van het verdrag te bewaken zou een NAVO-vredesmacht onder NAVO-leiding in het gebied gestationeerd worden. Zoals bekend werd het verdrag wel ondertekend door de Kosovaren maar niet door de Joegoslavische regering van Milosevic.
Nadat de Amerikaanse onderhandelaar Holbrooke nog een keer langs was geweest in Belgrado, blijkbaar met hetzelfde aanbod, ontketende de NAVO een luchtaanval op Joegoslavië. Die aanval was in eerste instantie gericht op de luchtverdedigingsinstallaties van Joegoslavië, zodat latere aanvallen op het Joegoslavische leger veilig konden worden ondernomen. Na een paar weken werden de doelen uitgebreid naar de eenheden van het Joegoslavische leger en de ondersteunende infrastructuur. Wat de gevolgen zijn geweest is onduidelijk. Misschien is een substantieel deel van het militaire apparaat van het Joegoslavische leger vernietigd misschien ook niet. Volgens Russische bronnen zijn meer dan duizend burgers gedood of gewond. Dergelijke cijfers worden heftig ontkend door de NAVO. De woordvoerders van die organisatie hebben steeds volgehouden dat er sprake is van precisiebombardementen die, een paar missers daargelaten, alleen militaire doelen treffen. In ieder geval is het offensief niet zonder risico's. Dat blijkt uit het verlies van een zogenaamd voor radar onzichtbaar Stealth vliegtuig van de Amerikaanse luchtmacht. De reactie van Milosevic op de bombardementen is bekend. Een proces van massale etnische zuiveringen werd ingezet waardoor honderdduizenden mensen het land ontvluchtten.
De eerste twee doelen waren dus al binnen een week mislukt, omdat ze in geen enkel opzicht de etnische zuiveringspolitiek van Milosevic stopten. De ondertekening van het akkoord van Rambouillet werd samen met het eerdere Holbrooke-akkoord over gedeeltelijke terugtrekking van Joegoslavische eenheden onmogelijk gemaakt door de voortgezette bombardementscampagne. De politieke realiteit is dat de eis aan Milosevic om het verdrag te ondertekenen voor hem politiek zelfmoord is. Immers hij zou dan een vreemde vijandelijke krijgsmacht op Joegoslavisch grondgebied zonder verzet toelaten. Geen enkel staatshoofd zal zo'n verklaring ondertekenen tenzij hij volledig verslagen is. Maar een dergelijke nederlaag is na drie weken nog lang niet in zicht.
De grote vraag is waarom zo'n eis gesteld wordt. Waarom is er geen andere vredesmacht voorgesteld, geleid door de OVSE (Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa) of de Verenigde Naties? En er zou ook een antwoord op een achterliggende vraag moeten worden gegeven. Waartoe diende deze massale strafexpeditie? Want dat is het, en één met vergaande gevolgen.
Voor het eerst in de geschiedenis van de NAVO wordt door de alliantie een soevereine staat aangevallen zonder een mandaat van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Daarmee worden de schamele garanties die kleine landen een beetje bescherming bieden tegen agressie door grotere landen onderuit gehaald. Er zijn felle reacties vanuit Rusland en China, die in het eenzijdige optreden van de NAVO een precedentwerking zien voor de toekomst.
Begin april werd begonnen aan de uitbouw van de al aanwezige troepenmacht van NAVO. Zwaardere wapens (artillerie, tanks en gevechtshelicopters) werden aangevoerd, deels via Thessaloniki naar Macedonië en deels in Albanië. Deze ontwikkeling werd in eerste instantie omschreven als logistieke steun en bescherming van de organisaties die hulp gaven aan de honderdduizenden vluchtelingen die de grenzen van die landen overkwamen.
Maar het zou eerder maanden dan weken duren voordat de minimaal nodig geachte invasiemacht van minstens 100.000 man ter plekke kan zijn. Voor het gemak wordt er vanuit gegaan dat hieraan volledig medewerking zal worden verleend door de buurlanden en de nabije NAVO-lidstaten, hetgeen twijfelachtig is. Een groot deel van de bevolking zal zijn gevlucht voordat een invasie mogelijk wordt.
Er is wel een immens gevaar, waar merkwaardigerwijs door minister Van Aartsen op gewezen werd in de Tweede Kamer op 7 april. Namelijk dat een grondoorlog de hele Balkan in vuur en vlam zet, bijvoorbeeld door Russische inmenging. Er zijn nog meer verstrekkende gevolgen van een grondoorlog:
Het politieke doel stelt helaas niet het welzijn van de mensen ter plekke centraal. Eerder het welzijn van de Atlantische Alliantie. Voor de verdragsorganisatie is het centrale probleem, hoe overleven we het einde van de Koude Oorlog? Van groot belang is de wijdverbreide misvatting dat de NAVO de oplossing is van de grote politieke problemen in het komende tijdperk. Overal breken conflicten uit, in plaats van de Verenigde Naties, die per definitie zoekt naar politieke compromissen, moet de NAVO het antwoord bieden. En wel met een voorhamer. Niet alleen in het oude verdragsgebied maar ook overal ter wereld waar de Westerse landen hun belangen in gevaar zien. De Balkan is niet van wezenlijk belang voor de politieke elites in het Westen, maar het conflict heeft wel een zeer belangrijke functie, namelijk om het nut van de NAVO te bewijzen als bewaker van de internationale vrede. In die calculatie spelen de belangen van de plaatselijke bevolking nauwelijks een rol. Er is overduidelijk gekozen voor een militaire optie terwijl andere mogelijkheden niet zijn uitgeprobeerd.
Een daarvan was een aanbod voor een vredesmacht onder VN-leiding met deelname van Russische en andere troepen naast die van de NAVO. Dat zou de Russische diplomatie een kans hebben gegeven om een dempende rol te spelen. Rusland heeft behalve goede relaties met Milosevic namelijk ook de controle over de energieleveranties van Joegoslavië. Voor die Russische medewerking moet door het Westen een prijs betaald worden. Misschien via monetaire ondersteuning van Rusland of andere hulpprogramma's. Dat betekent geenszins dat de Russische regering het beste voorheeft met de plaatselijke bevolking. Voor haar is de Balkan slechts een pion in een groter machtsspel. Maar zo'n diplomatiek compromis zou de ramp die zich nu voltrekt hebben vermeden.
Karel Koster, 8 april 1999
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Toen India in mei vorig jaar wereldkundig maakte dat het in de Thar-woestijn een serie kernproeven had genomen, reageerden grote delen van de internationale gemeenschap verontwaardigd en verontrust. Nederland en de VS bestraften het spierballenvertoon met een pakket sancties, waaronder een wapenembargo. Indiërs zelf waren echter veelal euforisch. In veel steden gingen mensenmassa's spontaan de straat op om uiting te geven aan hun vreugde. In één klap leek het zelfvertrouwen van de natie tot ongekende hoogte te zijn gestegen. Krantenkoppen spraken van een 'explosie van zelfrespect', een 'moment van trots' en een 'weg naar heropleving'. En met een toespeling op de eveneens spraakmakende potentiepil Viagra verkondigde Defensieminister Fernandes: "Onze macht en potentie zijn groter".
Uit een opiniepeiling vlak na de kernproeven bleek 90 procent van de bevolking de nucleaire stap van de regering positief te waarderen. Grote delen van de bevolking weten, net als in Pakistan, echter amper wat een kernbom nu precies is. Praful Bidwai, een vooraanstaande Indiase journalist en verklaard tegenstander van de bom, zegt hierover: "Ze zeggen dat ze voor kernproeven en voor een kernbom zijn, maar de meeste Indiërs weten helemaal niet wat kernwapens zijn. Ze weten niet wat Hiroshima was. Dat geldt zelfs voor de goed opgeleide middenklasse." Op scholen geeft hij wel eens een workshop over kernwapens. "Zodra ik een filmpje over Hiroshima heb vertoond, is het gedaan met de steun voor kernwapens." (noot 1)
Naast trots over de bereikte mijlpaal was er onbegrip voor Amerika's hypocriete opstelling. Waar bemoeit een land dat zelf al meer dan duizend kernproeven heeft gehouden en dat grote hoeveelheden kernwapens achter de hand houdt zich eigenlijk mee? Als reactie op de Amerikaanse sancties initieerden studenten in New Delhi een boycot van Pepsi en Coca-Cola.
Een vergelijkbaar chauvinisme viel in buurland Pakistan waar te nemen toen het zich twee weken later ook bij het selecte gezelschap kernmachten voegde. Dit waren de beelden zoals we die in de meeste media in Nederland zagen. Het lag dan ook voor de hand te vermoeden dat met de pas aangetreden Indiase regering onder leiding van de hindoe-nationalistische BJP een nieuw klimaat van haat tussen de twee buurlanden was ontstaan. De Zuidaziatische regio leek aan de vooravond te staan van een nieuwe, ditmaal mogelijk nucleaire, confrontatie.
Naast verklaarde aanhangers van de nucleaire politiek, gingen er bij verschillende gelegenheden ook grote massa's de straat op om hun onvrede over de kernproeven kenbaar te maken. Al meteen na de kernproeven demonstreerden in New Delhi leden van een van de grootste vakbonden, de NTU, en aanhangers van de socialistische oppositie om hun woede over de tests te uiten. Zo'n 150 Indiase wetenschappers lieten in een open brief aan dagblad The Hindu weten niet gediend te zijn van het atoombeleid: "Wij zien niet in welke directe bedreigingen van de nationale veiligheid tot deze stap hebben genoopt, vooral op een moment dat de bevolking dringend behoefte heeft aan zaken als onderwijs, gezondheid, infrastructuur en industriële ontwikkeling".
Op 6 augustus, de dag waarop de doden van Hiroshima jaarlijks herdacht worden, gingen in Calcutta naar schatting 300.000 mensen uit protest de straat op. Op de geboortedag van Mahatma Gandhi, op 2 oktober, gaven 63 gepensioneerde officieren uit Pakistan, Bangladesh en India een gezamenlijke verklaring uit. "Wij zijn ervan overtuigd dat de beste manier om geschillen op te lossen met vreedzame middelen is en niet door middel van een oorlog, om nog maar te zwijgen van de dreiging met of gebruik van nucleaire wapens". (noot 2)
Ook in de pers sloeg de stemming enkele weken na de tests om vertwijfeling en kritiek. Het Pakistaanse antwoord, hoewel niet onverwacht, leek velen tot bezinning te brengen. Het links georinteerde opinieblad Frontline beschuldigde de regering van levensgevaarlijk jingoïsme en eiste onmiddellijke stopzetting van het nucleaire avontuur. Zelfs het gematigde India Today, het grootste engelstalige magazine, sloeg een verontruste toon aan. Schrijfster Arundhati Roy, in 1997 met de prestigieuze Booker Prize beloond voor haar debuutroman, uitte misschien nog wel het meest vlammende protest. Begin augustus zorgde ze met een messcherp essay voor grote beroering.
"Wie is die premier verdomme, dat zijn vinger mag rusten op de nucleaire knop, die alles wat we liefhebben - onze aarde, onze hemel, onze bergen, onze vlakten, onze rivieren, onze steden en dorpen - in een oogwenk in as kan veranderen? Wie is hij verdomme dat hij ons gerust stelt dat er geen ongelukken zullen voorkomen? Hoe weet hij dat? Waarom zouden we hem vertrouwen? Wat heeft hij ooit gedaan waardoor we vertrouwen in hem zouden stellen? Wat hebben al die kerels ooit gedaan dat we vertrouwen in hen zouden stellen? De kernbom is het meest antidemocratische, antinationale, antihumane, door en door slechte ding dat ooit door de mens is gemaakt." (noot 3). Nog maanden nadien regende het (boze en lovende) ingezonden brieven in de Frontline, die het stuk gepubliceerd had.
Het PIPFPD is één van de belangrijkste representanten van de Zuidaziatische vredesbeweging. Het kenmerkt zich door zijn grensoverschrijdende karakter en de bonte verzameling van organisaties en individuen die zich onder de paraplu van het Forum scharen. Jaarlijks ontmoeten Forum-leden uit beide landen elkaar, afwisselend in India en Pakistan. Daarnaast houden de twee nationale poten in eigen land regelmatig bijeenkomsten. Het idee voor het Forum is ontstaan in gesprekken tussen Indirs en Pakistani tijdens de VN-mensenrechtenconferentie in Wenen in juni 1993. Dit mondde uit in een eerste bijeenkomst in september 1994 in Lahore, in Pakistan. De aanwezigen riepen daar op tot het op gang brengen van een publieke discussie tussen de beide volken over vrede, demilitarisering, denuclearisering en democratie.
Toen ik Deena eind december in New Delhi ontmoette, was hij net terug uit Assam. Met zes andere kleine deelstaten in het noordoosten vormt Assam een gebied dat grotendeels is afgesloten van de rest van India en dat al vele jaren geteisterd wordt door intern geweld en confrontaties met het leger. TOM brengt er advocaten, vrouwenrechtenactivisten, journalisten, vakbonden en mensenrechtenorganisaties bij elkaar en probeert hun samenwerking te bevorderen. Door er ook groepen uit andere delen van India bij te betrekken, kunnen lokale werkers makkelijker naar buiten treden. Door meer en openlijk samen te werken, hoopt men minder bloot te staan aan tegenwerking en intimidatie van de kant van het leger. De campagnegroep bracht in april 1997 een gezamenlijk rapport uit over de rol van het leger in de conflicten. (noot 4)
Mede doordat de overheid en het leger goede banden hebben met de meeste kranten, verschijnen er maar weinig kritische stukken over de rol van het leger in deze deelstaten. Wie dat wel waagt, kan rekenen op een bekend staaltje repressie. Toen men op het punt stond het rapport te publiceren werd TOM getrakteerd op een inval van de militaire inlichtingendienst en de tijdelijke inbeslagname van een groot aantal documenten. Het rapport kon kort daarna alsnog gepubliceerd worden en werd, mede door de commotie die door de inval was ontstaan, uitgebreid belicht in de pers. Deena laat zich niet stoppen door pesterijen vanuit de overheid. Meer in het algemeen ziet hij het naar buiten brengen van geluiden die normaal maar weinig weerklank vinden als essentieel middel om de eenzijdige beeldvorming te doorbreken. "De meeste mensen worden geconditioneerd door de media. Door bijvoorbeeld boeken te publiceren over democratische, niet-religieus getinte stemmen in Pakistan, proberen we mensen een ander geluid te laten horen".
Frank Slijper
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Het eindrapport werd op de driejaarlijkse bijeenkomst van de WRI, die vorig najaar in Kroatië plaatsvond, gepresenteerd. Op de vorige bijeenkomst in Brazilië, in december 1994, had VD een voorstel ingediend om het WRI-onderzoek naar de dienstplicht uit 1968 te actualiseren. Met financiële steun van een Quaker-fonds gingen de VD'ers Bart Horeman, Marc Stolwijk en Anton Luccioni, die tot de zomer van 1997 aan het project zou deelnemen, enkele maanden later aan de slag. De samenstellers verzamelden niet alleen bestaande documentatie, maar zochten ook nieuwe informatie en legden de landenrapporten voor aan plaatselijke deskundigen. Het project duurde uiteindelijk ruim twee jaar langer dan gepland.
Marc Stolwijk: "Ik ben iemand die graag informatie mooi op een rijtje wil hebben. Hoewel de dienstplicht zo'n massaal fenomeen is, is er heel weinig onderzoek naar gedaan. De militaire bladen schrijven over allerlei soorten wapens, maar over de recrutering is verbazingwekkend weinig bekend."
Hoe kijken jullie nu terug op het project?
Marc: Ik heb er een trots gevoel over als ik het boek uit de kast haal. Op het persoonlijke vlak ben ik er heel tevreden over en er zijn positieve reacties. Bij Amnesty International bijvoorbeeld vinden ze het een geweldig rapport. En ook mensen die vroeger bij Amnesty werkten en nu bij Buitenlandse Zaken of contactambtenaar zijn, proef ik heel veel waardering. Het is wel een frustratie dat de distributie zo slecht is.
Bart: Bij mij heeft de vrucht van het project na afloop een wrange smaak gekregen. Er zijn bepaalde groepen en personen binnen de WRI die veel waardering voor het rapport hebben, en op het kantoor van de WRI wordt het druk gebruikt in de sfeer van asielzoekerswerk, maar verder ligt het relatief stil. Ons rapport is uitgegeven door een organisatie die eigenlijk niet weet wat ze ermee moet. De oude basis van de WRI is wel een soort dienstweigergebeuren, maar de mensen die nu actief zijn in de organisatie zijn veel meer gericht op non violence-werk, Balkan Peace Team-achtige dingen. Misschien moeten we buiten het WRI-circuit stappen en daarbuiten de vruchten van het project plukken, bij organisaties als Amnesty en de EBCO, die er wel veel baat bij hebben, de Quakers in Genève, en zeker ook de VN. Hoe kun je in instituties op wereldniveau een discussie over de dienstplicht krijgen?
Wat voor conclusies hebben jullie getrokken op basis van het rapport?
Marc: De meest opmerkelijke conclusie is dat ook in landen waar dienstplicht is nog maar een minderheid van de jongens daadwerkelijk in dienst gaat. We dachten dat dat alleen in Nederland was, maar dat blijkt over de hele wereld zo te zijn.
Bart: We hebben nu statistische gegevens liggen om daar een verhaal van te maken. Je kunt je afvragen of landen met een opkomstpercentage van minder dan 30 % nog eigenlijk wel dienstplichtlanden zijn en of je je eigenlijk wel druk moet maken over de dienstplicht in die landen. Want die 70 % niet-gangers geeft aan dat er een behoorlijke marge is voor mensen die niet willen om eruit te blijven.
Je zou eens een aantal landen moeten selecteren waar het opkomstpercentage gigantisch hoog is. Dan kom je op landen als Griekenland, Turkije, Singapore, Noord- en Zuid-Korea. Dat zijn smerige landen vaak, maar wel zeer interessant. Want daar betekent de dienstplicht echt dat het volk onder de wapenen gaat. Wat gebeurt er in dat soort landen met een totale dienstplicht met mensen die echt niet willen, de echte weigeraars?
Marc: De echte weigeraars daar zijn Jehova's Getuigen. Het is een beetje frustrerend, maar het is gewoon zo. In een heleboel landen zonder dienstweigerwetten zijn de Jehova's Getuigen de enige principiële weigeraars die bekend zijn. En wat betekent dat voor het aanzien van het recht op dienstweigeren? Een willekeurige minister in Singapore denkt bij het recht op gewetensbezwaren alleen maar aan starre Jehova's Getuigen die ook geen vervangende dienst willen doen.
Is jullie visie op dienstweigeren veranderd tijdens jullie onderzoek?
Marc: Het idee van gewetensbezwaren is nu mijn eigen diensttijd verder achter me ligt, minder belangrijk geworden. Ik zie het nu breder. Vroeger vond ik het interessant om te weten hoe de wettelijke regelingen rond dienstplicht in elkaar zitten, maar dat is nu zo behapbaar dat het me nu meer gaat om vragen als 'Hoe werkt een dienstplichtsysteem?' en om de onrechtvaardigheid van recrutering, kwesties die minder direkt met het geweten te maken hebben.
Bart: Ik heb een meer academische houding aangenomen ten aanzien van dienstweigeren. Dat heeft ermee te maken dat je ontdekt dat dienstweigeraars in een bepaald land een verhaal houden wat niet klopt, of, minder stellig, wat niet overeenkomt met andere verhalen. Je wordt daardoor geprest om veel kritischer te staan ten opzichte van wat de werkelijkheid van de dienstweigeraar nu precies is. Wie weet dat nou exact? In Griekenland bijvoorbeeld hebben we ondanks onze verzoeken geen informatie gekregen van dienstweigerorganisaties maar wel van een advocaat van Jehova's Getuigen. Soms weet een advocaat die niet specifiek een dienstweigeraar is, iets exacter dan een dienstweigeraar dat weet. Het heeft soms ook alles te maken met politiek. Sommige dienstweigerclubs zijn absoluut niet geïnteresseerd in bepaalde feiten omdat die hun politiek wel eens zouden kunnen ondermijnen.
Wat voor problemen zijn jullie bij je onderzoek tegengekomen?
Bart: Bijna alle rapporten over de dienstplicht, zoals van de VN en van Amnesty International, hebben een opzet alsof het heel feitelijke informatie is. Voor de duur van de dienst heb je bijvoorbeeld een vakje met twee cijfers, waarin je een aantal maanden kunt invullen. Je verliest dan zoveel nuance en je kan het probleem van elkaar tegensprekende bronnen al helemaal niet kwijt. Dat vonden wij op een gegeven moment onaanvaardbaar. Vandaar dat we hebben gekozen voor een doorlopende beschrijvende tekst met tussenkopjes.
Marc: Een kwestie waar ik mee geworsteld heb, waren de paramilitaire troepen. Indonesië bijvoorbeeld heeft geen dienstplicht, of een selectieve dienstplicht, maar er is wel een militie waar miljoenen mensen in zitten. Af en toe lees je in een regeltje dat alle mannen daaraan meedoen. Dat is dus eigenlijk dienstplicht, maar overal staat keurig: dienstplicht, nee.
Bart: Er zijn ook landen waar behalve het regeringsleger andere groepen zijn die recruteren. In Colombia heb je naast een regeringsleger een linkse guerrillaclub, die ontzettend machtig is en een behoorlijk deel van het land beheerst en mensen recruteert. De guerrilla's hebben banden met de drugswereld die er ook weer eigen militairtjes op nahoudt. Verder zijn er allerlei rechtse paramilities. Je krijgt dan een heel conglomeraat van rivaliserende, recruterende groepen. Hoe moet je dat nu precies beschrijven?
Marc: Ook kom je landen tegen met regelingen voor een burgerdienst of een niet-gewapende dienst, waarbij geen relatie met gewetensbezwaren gelegd wordt, bijvoorbeeld Israël en een aantal GOS-landen. In Kirgizistan, dat zich veel aantrekt van Westerse kritiek, krijgen dienstweigeraars aan het begin van hun vervangende dienst een schietoefening. Er wordt met trots gezegd dat de dienstweigeraars net zo goed kunnen schieten als de soldaten. Strikt genomen is er in dergelijke landen geen regeling voor gewetensbezwaren, maar er is toch een verschil met een land waar helemaal geen mogelijkheden zijn. Als je het wereldwijd bekijkt, zijn er schemervlakken en het zou jammer zijn geweest als we die niet hadden meegenomen.
Bart: In Frankrijk zijn allerlei vormen van dienstplicht die deels buiten het leger vallen. Mensen kunnen dat aanvragen vanuit een houding dat ze überhaupt niet willen vechten. Zonder hun principialiteit te tonen kunnen ze zich op zo'n manier aan de militaire dienstplicht onttrekken. Het is heel interessant om te zien dat veel francofone Afrikaanse landen vergelijkbare ideeën over de dienstplicht hebben, een nationale plicht die je militair kunt invullen, maar die ook kan betekenen dat je je tien jaar verbindt aan het werken voor een lokale overheid.
Wat is jullie opgevallen?
Bart: Uiteindelijk kun je zelfs de vraag of er in een land nu wel of geen dienstplicht is, voor een aantal landen niet echt beantwoorden. In een aantal Afrikaanse landen heb je bijvoorbeeld volgens sommige bronnen 'selectieve dienstplicht.' Hoe langer je over die term gaat nadenken hoe meer je de waanzin ervan gaat inzien. Je zou het aantal dienstplichtigen dat geschikt is maar niet wordt opgeroepen in een soort continuüm, met een percentage moeten weergeven. Maar wanneer is de dienstplicht nou selectief? De 30% opkomst in een traditioneel dienstplichtland is ook een vorm van selectieve dienstplicht. En wat houdt die selectie dan in? En is er wel selectie?
In een aantal Afrikaanse landen is er bijvoorbeeld dienstplicht voor bepaalde studenten van bepaalde scholen. Dat heeft ermee te maken dat de staat geen greep heeft op haar burgers. De burgers die door opleiding en werk in de sfeer van de overheid komen zijn ook wat verplicht aan die overheid. Zij moeten het land verdedigen. De rest van de bevolking heeft geen enkele plicht tegenover de staat, maar de staat heeft ook geen enkele verplichting tegenover de bevolking.
Ook in ons eigen land is de vraag of er nu wel of geen dienstplicht is, alleen met een genuanceerd verhaal te beantwoorden. Nederland houdt, net als de VS, nog steeds een registratie bij van dienstplichtigen. Verder ontdekte ik dat de Nederlandse Antillen nog steeds een Nederlandse dienstplicht hebben, terwijl die in Nederland is afgeschaft. Dat heeft mij ongelooflijk verbaasd.
Zijn er landen die eruit springen?
Marc: Noord-Korea. Dat heeft een waanzinnig systeem van dienstplicht. Vanaf je twaalfde tot je tachtigste zit je in allerlei verschillende milities, al kun je er natuurlijk over twisten of militaire dingen op school onder de dienstplicht vallen. Een aantal landen zonder leger zijn me ook opgevallen. IJsland bijvoorbeeld. Het zijn kleine landen die op een gegeven moment besluiten geen leger te hebben.
Verder is er een opvallende trend in een aantal Golfstaten - bijna alle kleine staatjes, maar ook Saoedi-Arabië en Koeweit - dat het leger eigenlijk voornamelijk uit buitenlanders bestaat. Als je een bevolking hebt die heel rijk is en niet van plan is om in het leger te gaan, wat doe je dan? Dat is natuurlijk voor meer landen relevant. Na de Golfoorlog zie je wel een discussie in die landen over de betrouwbaarheid van hun eigen leger. Toch is het niet ondenkbaar dat dit model over vijftig jaar gangbaarder is.
Bart: Denemarken heeft een selectiesysteem dat garandeert dat van alle dienstplichtigen die uiteindelijk in dienst moeten ongeveer 95 % dat vrijwillig doet of daarvoor heeft gekozen. Eigenlijk snap je niet dat Denemarken daar geen patent op heeft aangevraagd. In Nederland zou het ook een geweldig systeem kunnen zijn. In Nederland in de laatste jaren was er een systeem dat daar redelijk in de buurt kwam. Hoeveel mensen gingen nou nog tegen hun zin het leger in? Dan krijg je in feite dat een dienstplichtsysteem zich heeft geëvolueerd tot een vrijwillige dienst. Dat kun je in Duitsland ook zien. Je hoeft maar een krabbel te zetten en je bent Zivi. Dan kun je nog totaalweigeren, maar dat is een reactie gegeven het Duitse systeem, dat is zo aan plaats en context gebonden.
Wat zien jullie als vervolg?
Marc: Persoonlijk zou ik niet meer alle vragen die we hebben proberen te beantwoorden binnen één rapport willen samenbrengen. Je zou een rapport kunnen schrijven over hoe de dienstplicht in al die landen werkt en dan niet met de straffen voor desertie er ook nog allemaal bij. Of over Afrika. Ik zou het opsplitsen, anders is het niet meer behapbaar.
Bart: Ik denk enerzijds aan een vervolg in termen van updaten en actualiseren. Maar eigenlijk zou je veel meer over de dienstplicht moeten weten, moeten kijken hoe een dienstplicht nou precies functioneert in de dagelijkse praktijk van een boerendorp in een regio waar dienstplicht is. En wat voor systemen er lokaal ontwikkeld zijn om zich ertegen te verweren.
Landen zijn heel erg verschillend, in cultuur, rechtsystemen, democratisch gehalte, enzovoort. Maar het leger is één grote grijze uniformiteit, met exact dezelfde systemen. Het is curieus dat mensen er zo weinig over weten, er zo weinig discussie over is. Kennelijk is er een groot taboe om het aan de kaak te stellen. Wat maakt dat mensen zich laten recruteren? En hoe is het mogelijk dat er zo weinig verzet tegen is?
Stijn van der Putte
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Dienstweigeren: antimilitarisme of mensenrecht
De War Resisters' International publiceerde onlangs Refusing to bear arms, een omvangrijk overzicht van de mogelijkheden om de militaire dienst te weigeren in 177 landen van de wereld. Hoewel het rapport slechts beoogde wereldwijd alle documentatie te bundelen, biedt het veel aanknopingspunten voor mondiale bespiegelingen over dienstweigeren. Bart Horeman neemt als eerste een voor VD vrij oud thema onder de loep.
Anno 1999 is in West-Europa het belang van dienstweigeren vrijwel verdwenen. In alle landen bestaan wettelijke regelingen voor dienstweigeraars. Het weigeren van militaire dienst is zo langzamerhand een 'normale' afwijking geworden, waar een relatief grote groep dienstplichtigen gebruik van maakt. Bovendien zijn we in West-Europa in een nieuwe fase aangeland, waarin de militaire dienstplicht niet langer als een noodzaak voor het instandhouden van militaire macht wordt gezien. Met de voorziene afschaffing van de dienstplicht in Frankrijk, Spanje en Portugal is het de vraag of in West-Europa de dienstplicht niet geheel gaat verdwijnen. Ironisch lijkt het dat landen als Italië en Duitsland, waar de dienstplicht voor jonge mannen vrijwel een gelijkwaardige keuze tussen militaire en civiele dienst is, de meeste problemen zullen hebben met de afschaffing van de dienstplicht. Naast het probleem van de werving van beroepsmilitairen roept de afschaffing van de dienstplicht daar ook het probleem op hoe de goedkope arbeidskracht van de civiele dienstplichtigen kan worden vervangen. Het is betwistbaar of en in welke mate de dienstweigerbewegingen hebben bijgedragen aan het afschaffen van de dienstplicht. In elk geval lijkt de overgang naar een beroepsleger een duidelijk teken dat er in deze tijd geen ruimte meer is voor het onder dwang inlijven van mensen in de krijgsmacht.
De internationale dienstweigerbeweging heeft daarom haar blikveld verlegd naar Oost-Europa en Latijns Amerika. In deze gebieden is het dienstweigeren in opkomst als een relatief nieuw fenomeen. Een aantal landen in deze gebieden heeft recentelijk dienstweiger-wetgeving aangenomen. In veel van de landen is ook een vorm van dienstweigerbeweging ontstaan. Normaal gesproken gaan deze twee ontwikkelingen hand in hand. Dat lijkt uiterst logisch - er is geen enkele noodzaak voor een dienstweiger-wet als er geen dienstweigeraars zijn, en evenzo is het onwaarschijnlijk dat een dienstweigerbeweging kan groeien als er niet enige tolerantie van overheidswege is.
De dienstweigerbewegingen in Latijns Amerika - hoe klein ook - lijken zich veel meer te ontwikkelen als antimilitaristische bewegingen. In de laatste vier bijeenkomsten van het netwerk van dienstweigeraars in Latijns Amerika en de Caribben (ROLC) stonden met name antimilitaristische ideeën en strategieën ter discussie. Paradoxaal is dat veel van de dienstweigergroepen in Latijns Amerika worden ondersteund door lokale SERPAJ groepen, die ijveren voor een wettelijk recht op dienstweigeren. Maar tot nu toe - zeker in vergelijking tot Oost-Europa - zijn er nauwelijks landen waar een dienstweigerwet aangenomen is.
Maar vooralsnog lijken deze successen niet meer dan Pirrhus overwinningen, zolang de complementaire doelen niet ook bereikt worden. Het is prachtig om een dienstweigerwet te hebben, maar als de wet niet gebruikt wordt heeft het weinig zin en draagt de wetgeving niet bij aan enige serieuze discussie over het leger in het betreffende land. Neem bijvoorbeeld de Baltische staten: er is een dienstweigerwet, maar er zijn nauwelijks dienstweigeraars, er is geen zichtbare dienstweigerbeweging en al helemaal geen invloed van dienstweigeraars op de samenleving.
Aan de andere kant lijkt elke dienstweigerbeweging die er niet in slaagt om enige erkenning van overheidswege te verkrijgen, gedoemd marginaal te blijven en uiterst kwetsbaar voor staatsrepressie. De dienstweigerbeweging in Colombia COC lijkt een enorme potentie te hebben om ideeën van vredesopvoeding en geweldloosheid te verspreiden onder jongeren die het geweld in hun land beu zijn. Maar tegelijkertijd wordt het werk en bestaan van elke dienstweigeraar in Colombia enorm bedreigd door een enorme repressie door zowel de overheid als gewapende groepen. Luis Gabriel, die enige tijd als eerste dienstweigeraar gevangen zat, leeft nu incognito.
In onder andere Colombia, Ecuador, Chili, Paraguay, Brazilië, Honduras zijn de afgelopen tien jaar nieuwe dienstweigerbewegingen ontstaan. Bijna allemaal zijn deze bewegingen geworteld in de vredesbeweging en antimilitaristische beweging. Je kunt zeggen dat hier een succesvolle export van het antimilitaristische en geweldloze gedachtengoed plaats heeft gehad. Maar op het vlak van de mensenrechten zijn de successen vrijwel uitgebleven: geen enkel land heeft een dienstweigerwet naar Europese maatstaven. Alleen Paraguay kent op dit moment een grondwettelijk recht op dienstweigeren, dat nog niet in wetgeving is uitgewerkt. Als gevolg daarvan is het aantal dienstweigeraars van een handjevol in 1994 gegroeid tot meer dan 7000, die allen - zolang er geen wettelijke regeling is - geen vervangende dienst hoeven te doen.
Om kort te gaan: het lijkt alsof Oost-Europa wat meer antimilitarisme kan gebruiken en Latijns-Amerika wat meer focus op een lobby voor dienstweigerwetgeving. De vraag is hoe dat te bereiken. In dienstweigerland zien we aan de ene kant vredesactivisten, mensenrechtenorganisaties en zelfs regeringsambtenaren van West-Europese landen campagne voeren om het recht op dienstweigeren erkend te krijgen. Vrijwel allemaal aanvaarden zij het recht van staten om hun bevolking aan de militaire dienstplicht te onderwerpen en als logische consequentie accepteren zij de vervangende dienstplicht voor dienstweigeraars. Soms gaan ze zelfs zover de vervangende dienst als een maatschappelijk heil te promoten, in de hoop zo een dienstweigerwet in het buitenland aanvaardbaar te maken. Het beste voorbeeld hiervan is de aanpak van Amnesty International, die ervan uitgaat dat elk individu het recht heeft op grond van gewetensbezwaren dienst te weigeren.
Aan de andere kant werpen vredesactivisten en dienstweigergroepen dienstweigeren op als een antimilitaristische strategie en bekommeren zich niet om wetgeving. Hun doel is om zoveel mogelijk dienstplichtigen te beïnvloeden en over te halen dienst te weigeren. Dienstweigeren wordt beschouwd als een strategie om oorlog uit te bannen en de samenleving te demilitariseren. De vervangende dienst is in deze kringen zeer controversieel. Velen zien het doen van de vervangende dienst als een acceptatie van het recht van de overheid een (militaire) dienstplicht op te leggen. Het beste voorbeeld hiervan is de aanpak van de Baskische dienstweigerbeweging KEM-MOC, die al jaren met succes campagne voeren voor insumision (niet-onderwerping). De campagne gaat ervan uit dat het militair apparaat aan de kaak moeten worden gesteld en het recht van de staat om mensen in te lijven bij het militair apparaat ontkent.
Bart Horeman
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Hoofddoel van mijn bezoek was het binnenkort te verschijnen boek, waarvoor in Izmir onderzoek is gedaan. Het Turkstalige boek geeft een documentair verslag over het jaar 1998 en bestaat uit vier delen. Eén deel gaat over de mensenrechtenschendingen door het leger tegen burgers. Daarbij zal aandacht worden besteed aan het schenden van het recht op woonruimte, marteling door het leger en mijnen die het leger her en der legt. Daarbij staat het gebruik van deze mijnen tegenover de burgerbevolking voorop.
Daarnaast is onderzocht in hoeverre er mensenrechten in het leger zijn geschonden. Een van de interessantste aspecten is het feit dat veel soldaten onder verdachte omstandigheden om het leven komen. Bovendien zullen enkele getuigen van mensenrechtenschendingen in het leger aan het woord komen.
De derde hoofdmoot is het oorlogssyndroom. Naast een theoretische uiteenzetting naar aanleiding van ervaringen van soldaten uit Israël en de VS, zullen ook Turkse patiënten van deze kwaal aan het woord komen. Hierbij zal het verhaal van Levent worden opgenomen.
Het boek zal vooral voorbeelden geven en geen statistieken. De reden is dat statistieken van de staat niet te controleren zijn en dat het zelf vervaardigen van betrouwbare gegevens niet mogelijk is.
Tenslotte geeft het boek een uitvoerig overzicht van de Turkse wet op de dienstplicht en alle daaruit voortvloeiende zaken in geval van vlucht en weigering. ISKD heeft het afgelopen jaar veel documentatiemateriaal verzameld uit dag en weekbladen. Het was hun ervaring dat bij controle veel van deze berichten feitelijk niet (helemaal) juist zijn.
Na afloop van onze bespreking bezochten we een drukbezocht café aan de baai van Izmir waar de stemming erin gehouden werd door een combo met een Grieks repertoire. Dat ging lang goed totdat enkele vervelende gasten de muzikanten er aan herinnerden dat Griekse deuntjes verboden zouden moeten zijn, omdat Griekenland Abdullah Öcalan verborgen houden. Op de dag dat ik in Nederland terugkwam werd Abdullah Öcalan in Nairobi aan Turkije uitgeleverd.
Guido van Leemput
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Het was niet voor de eerste keer dat dat gebeurde. Omdat in Turkije het recht op dienstweigeren niet bestaat en een Turkse dienstweigeraar nooit van de militaire dienstplicht afkomt, werd hij in eerdere gevallen onder gewapende begeleiding naar 'zijn kazerne' gestuurd. Met de opdracht de militaire dienstplicht te beginnen. Daarop weigerde hij wederom, waarop hij naar de gevangenis werd gestuurd, enz. enz.
In Turkije hebben in de afgelopen jaren zo'n dertig mensen publiekelijk verklaard niet in dienst te gaan. Als gevolg van de steun die de ISKD in binnen- en buitenland kan organiseren, heeft de legerleiding het nog niet aangedurfd anderen van deze groep op te roepen. In Turkije proberen honderdduizenden aan de oorlog te ontkomen, door zich schuil te houden of te vluchten naar het buitenland. De oorlog in Koerdistan is daarvan het belangrijkste probleem. Om te voorkomen dat de kleine groep officiële dienstweigeraars zich gaat vermengen met de massa dienstplichtontduikers, tracht de Turkse legerleiding de zaak zo bureaucratisch mogelijk af te handelen.
De steun van de ISKD en de buitenlandse groepen die Osman Murat Ülke begeleiden, houdt een zekere druk op de militaire rechtbank. Met Kerstmis ontving Osman op het adres van de ISKD 2530 kerstgroeten uit de hele wereld. In de gevangenis mocht hij de laatste tijd geen post die niet in het Turks gesteld was ontvangen. De laatste maanden zelfs werd geen enkele post meer aan hem doorgegeven.
Toch heeft deze steun nog niet tot een juridische en politieke doorbraak geleid. Als grootste verworvenheid van de internationale solidariteit wordt het feit gezien dat Osman tot nu toe niet is gemarteld, al heeft het af en toe niet veel gescheeld dat er klappen vielen en heeft hij ook weken in een onderaardse cel gezeten, maar daarbij is het tot nu toe gebleven.
Turkije en het recht op dienstweigerenOp 9 december 1997 deed het Militaire Gerechtshof van de Turkije uitspraak in een zaak tegen de ISKD en de mensenrechtenvereniging IHD omdat beide organisaties een kritische brochure over artikel 155 van het wetboek van strafrecht hadden gepubliceerd.Artikel 155 stelt dat het verboden is de bevolking door middel van publikatie of suggestie (schriftelijk of mondeling) van de militaire dienst te vervreemden. Aansporingen als 'ga niet naar het leger' en 'stuur je kind niet naar het leger' zijn erop gericht om de aangesprokene van het leger te vervreemden en zijn daarom strafbaar. In het vonnis gaat de rechtbank in op het vraagstuk van het recht op dienstweigeren. De rechtbank erkent dat Turkije met de ondertekening van de Europese conventie van de mensenrechten van 18 mei 1954 ook het daarin vastgelegde recht op dienstweigeren heeft erkend. Het is daarom geen overtreding het recht op dienstweigeren op te eisen. Maar omdat deze conventie het aan de ondertekenende landen overlaat hoe ze dit recht in de nationale wetgeving uitwerken, en omdat Turkije dit recht in de praktijk van de Turkse wet niet erkent, is het publiekelijk opeisen van dit recht wel degelijk een overtreding van artikel 155. Met deze uitspraak tracht de militaire rechtbank de liberale strekking van het internationale verdrag te verzoenen van de repressieve praktijk van de Turkse staat. De ISKD beschouwt dit juridische hoogstandje ondanks alles als een bres in de houding van de Turkse staat. Want er wordt toegegeven dat er in een bepaalde vorm wel degelijk over dienstweigeren als gewetensgrond kan worden gepraat, maar dat de bestaande wettelijke mogelijkheden niet zijn verruimd. De straf die op overtreding van dit cruciale artikel staat, varieert van twee maanden tot twee jaar. De ISKD probeert met internationale verdragen en resoluties van de VN, OVSE en de Europese Unie in de hand de Turkse militairen op andere gedachten te brengen. Tot nog toe met weinig juridisch succes. Guido van Leemput |
De vijanden van de Turkse generaals heten: Dev-Sol en PKK, Griekenland, Syrië, Rusland, de Koerden, de Refah-partij, chemische en biologische wapens van Iran, Syrië en Irak, en de lange-afstandsraketten van enkele van de elf buurstaten van Turkije. Er zijn met andere woorden gevaren genoeg en de Turkse legerleiding zal ze actief bestrijden. Ze eigent zich in het zich aftekenende beleid een nog grotere rol toe dan ze al heeft. Cruciaal daarin is dat Turkije haar plaats ziet als belangrijk NAVO-land, als een brug naar het Oosten en als hoeder van de Westerse waarden tegen oprukkende radicaal islamitisme. Daarvoor moet zij politiek gesteund worden, zo vindt zijzelf. In dat kader bouwt zij aan zo groot en zo modern mogelijke strijdkrachten.
De defensieplannen zijn ingebed in een lange-termijn visie en een lange-termijn inkoopbeleid. Tot 2030 is een bedrag van 150 miljard dollar voorzien voor de modernste wapensystemen. Een dergelijke lange-termijn visie is terug te vinden in de jaarlijkse begroting die op 1 oktober zal worden gepresenteerd.
De defensiebegroting voor 1999 is met 10% voor wapenaankopen verhoogd ten opzichte van de begroting van 1998. Voor 1999 staat een totaal bedrag van 3,4 miljard dollar op de begroting. De totale begroting voor 1999 bedraagt 84,17 miljard dollar. Daarvan gaat 8,95 miljard naar defensie. Dit is een verhoging met 1,2 miljard dollar ten opzichte van 1998.
Turkije staat dus aan de vooravond van grote wapenaankopen. Voor de komende acht jaar wordt een bedrag van 31 miljard dollar en tot 2030 is 150 miljard voorzien. Om deze overambitieuze plannen waar te kunnen maken, wordt de organisatie van de defensie-industrie opnieuw veranderd. In juni 1998 is officieel een nieuwe strategie aangenomen.
De kern van deze politiek is dat in Turkije 'kritische technologie' moet worden ontwikkeld teneinde de afhankelijkheid van buitenlandse ondernemingen te verminderen en de deelname van Turkse industriële ondernemingen te vergroten. Een definitie hiervan wordt niet gegeven, maar afgaande op het beleid en de bedoeling een groter percentage daarvan zelf te produceren kan geconcludeerd worden dat het gaat om high-tech producten. De bedoeling van deze politiek is om maximaal in de behoeften van de Turkse strijdkrachten te voorzien.
Dit moet ertoe leiden dat de Turkse wapenproduktie moet worden verhoogd tot 40% van het totale bedrag aan wapenaankopen door de Turkse generaals. Op dit moment is dat 20%. De Turkse defensie-industrie is in de laatste vijftien jaar snel gegroeid. Veertien privé-ondernemingen werken nu in de sector en de totale investeringen bedragen 5 miljard en 59 miljoen dollar. Om de Turkse ondernemingen verder te stimuleren mogen ze ondanks het concurrentiebeding, 15% hogere prijzen vragen dan de buitenlandse concurrentie om de order toch te kunnen binnenslepen. Met Turkse ondernemingen worden overigens ook bedoeld joint ventures met deelname van buitenlandse firma's tot 50% van het totale kapitaal. Een stimulans voor buitenlandse ondernemingen om met een Turks zusje toch hogere prijzen te kunnen binnenharken.
Guido van Leemput
Bronnen:
Turkish Daily News, 29 juni 1998;
Jane's Defence Weekly, 1 juli 1998,
Defense News, 26 Oktober 1998;
Anadolu Agency, 14 augustus 1998;
Sabah van 6 juli 1998;
Jane's Defence Weekly, 23 december 1998.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
In het kader van de nieuwe wet zijn inmiddels een aantal ingrijpende maatregelen genomen. 100 miljoen dollar is uitgetrokken om de Iraakse oppositie te verenigen en te versterken. Frank Ricciardione, jarenlang werkzaam aan de Amerikaanse ambassade in Ankara, is als coördinator aangesteld om deze oppositie naar de macht in Bagdad te leiden. Verder is een groot aantal bombardementen uitgevoerd. De bekendste daarvan was operatie Woestijnvos (Desert Fox), een vierdaagse bommengolf op Irak, 17 - 20 december 1998. Inmiddels is het bombarderen van Irak tot een dagelijkse routine verworden, en wordt er driftig gediscussieerd over de vraag of de VS de staat Irak nu wel of niet willen opsplitsen. De Brits-Amerikaanse Combinatie is een uitputtingsoorlog op 'laag niveau', zoals strategen dat noemen, begonnen.
Volgens Arkin is als gevolg van de inspectiewerkzaamheden van de UNSCOM, het inspectieteam van de VN dat onderzocht of Irak massavernietigingswapens heeft, een nauwkeurig beeld ontstaan van de organisatie van het Iraakse leger en de bijzondere steunpunten van president Hoessein. Aan de hand van deze informatie is een lijst samengesteld van doelen voor de Amerikaanse en Britse bommenwerpers. Hoewel de officiële doelstelling van Woestijnvos het vernietigen van de capaciteit tot het maken van massavernietigingswapens was, was dat maar een deel van de waarheid. Slechts 13 van de 100 doelen betroffen chemische en biologische wapenvoorraden. Nadruk kwam te liggen op de installaties voor korte-afstandsraketten (tot 150 km), waarvan vermoed werd dat ze worden verbouwd tot lange-afstandsraketten en zodoende een gevaar voor de omringende landen, met name Israël en Turkije, zouden vormen.
35 van de 100 doelen bestonden uit luchtverdedigingseenheden die als eerste getroffen werden tijdens operatie Woestijnvos. Daarna was de luchtweg vrij naar het hart van het regime: de geheime diensten, geheime politie, de republikeinse garde en haar logistieke organisatie. Diverse bronnen berichten ook dat deze bombardementen tevens een dekmantel waren voor een staatsgreep door officieren van de Republikeinse Garde.
Volgens Chinese militaire analisten verschilde Desert Fox op drie manieren van de Golfoorlog van januari - februari 1991. In 1998 werden minder hoog-technologische wapens, maar meer verbeterde nachtzichtwapens gebruikt dan in 1991. Ten tweede werden er in december zeer veel geleide precisiewapens gebruikt. En tenslotte zou het communicatie, verkennings- en inlichtingenwerk van de Amerikanen enorm verbeterd zijn. De Chinese analisten menen dat Woestijnvos zeer effectief is geweest, maar oordelen dat Saddam Hoessein vaster dan tevoren in het zadel zit en dat de VS een politiek avontuur buiten de VN om zijn begonnen. Voor de geïnteresseerde leek valt te concluderen dat analisten het eens zijn over de militaire gevolgen, maar niet over de politieke.
In de praktijk ging Woestijnvos, volgens Arkin, om de vernietiging van de eenheden die de binnenste veiligheidsring rond Saddam Hoessein vormen. Achterliggende boodschap van deze bombardementen was Saddam Hoessein te laten weten dat hij onder persoonlijke druk wordt gezet. De 100 miljoen die voor de Iraakse oppositie zijn gereserveerd moeten druk van binnenuit verder opvoeren. Uiteindelijk doel van de campagne die door de Iraq Liberation Act wordt mogelijk gemaakt is Saddam Hoessein af te zetten.
De VS bombarderen momenteel de vitale onderdelen van het Iraakse leger, en blijven dat doen zo lang als nodig is. Uitgangspunt hierbij is wel Amerikaanse inzet van soldaten maar geen Amerikaanse doden. Dat wil zeggen dat alleen vanuit de lucht gehandeld wordt. Het risico dat een Amerikaanse piloot in handen valt van het Iraakse leger wordt daarbij op de koop toe genomen. Aanvankelijk gebruikte Irak zijn luchtafweer niet. Inmiddels is dat om voornamelijk politiek-propagandistische redenen tijdelijk wel gedaan. Als Irak niet reageert, zou het berusten en als het erin slaagt een Amerikaanse piloot te pakken te krijgen, kan men daarmee in ieder geval in de Arabische wereld hernieuwde steun proberen te krijgen. Wel reageren betekent het blootgeven van de kwetsbare positie van de luchtafweer. Volgens Amerikaanse bronnen zou eind januari al 20% van de Iraakse luchtafweer zijn uitgeschakeld.
Door middel van een radiozender wordt de Iraakse bevolking ingelicht over de feiten in Irak en met anti-Saddam propaganda rijp gemaakt voor politieke verandering. Tegelijkertijd zijn zeven Iraakse oppositiegroepen uit een totaal van 91 bewegingen, groepen en groepjes uitverkoren om de gesponsorde militaire oppositie te vormen. Opvallend daarbij is dat de vanouds belangrijkste oppositiepartij, de Iraakse Communistische Partij, van deelname is uitgesloten. Inmiddels hebben al drie belangrijke uitverkorenen besloten geen financiën aan te nemen. Dat zijn de twee belangrijke Koerdische groepen KDP (Koerdische Democratische Partij) en PUK (Patriottische Unie van Koerdistan) en de in Teheran gevestigde Opperste raad voor de Islamitische Revolutie in Irak (SCIRI in het Engels afgekort). Daarmee wordt de basis van door Washington goedgekeurde oppositie wel erg smal. En het was toch al de vraag of deze zeven partijen met Amerikaans militair materieel uitgerust wel in staat zouden zijn het Iraakse leger aan te kunnen.
Volgens deze kranten leidt de Britse Special Air Service (SAS) op dit moment zo'n 2000 tot 3000 Iraakse ballingen op tot commando. Zij moeten sabotageacties in Irak gaan plegen. Over zes maanden moeten deze troepen inzetbaar zijn.
In de eerste fase van het plan zullen de komende zomer een twintigtal groepen van ieder 15 à 20 man en uitgerust met lichte wapens in Irak infiltreren. Ieder van deze groepen heeft een eigen doel. Daarbij gaat het om aanslagen op wegen, communicatieknooppunten, elektriciteitscentrales. De coördinatie van deze infiltraties zullen vanuit Iraaks-Koerdistan onder bescherming van Amerikaanse luchtbombardementen worden gedaan.
Indien deze fase succesvol wordt afgesloten, zou geprobeerd moeten worden om bevrijde gebieden te veroveren, en delen van het Iraakse leger tot overlopen te bewegen. In een dergelijk gebied kan dan een door de Amerikanen gesponsorde schaduwregering worden geïnstalleerd. Vervolgens moet door middel van aanslagen Saddam Hoesseins positie worden ondermijnd, waarna tenslotte de Iraakse bevolking in opstand komt en de leiderswisseling zich voltrekt.
Deze ontwikkelingen hebben de Turkse premier Ecevit ertoe gebracht zijn oude Regionale Veiligheidsplan af te stoffen. Daarbij dringt hij aan op hereniging van Irak dat vervolgens zijn democratisch blazoen moet oppoetsen en met Israël moet samenwerken aan het vredesproces in het Midden-Oosten.
Irak moet daarbij volgens Turkije aan twaalf voorwaarden voldoen. De belangrijkste daarvan zijn dat er een veiligheidscorridor (d.w.z. scheiding van Turkse en Iraakse Koerden) in Noord-Irak moet worden ingesteld, dat er verkiezingen in Noord-Irak worden georganiseerd, dat de internationale gemeenschap aan de aanwezigheid van de Turkmeense gemeenschap in Noord-Irak herinnerd wordt, dat Irak goede betrekkingen met Israël moet beginnen, en dat de VS zich moeten herinneren dat het gebruik van de militaire bases een tijdelijk recht is.
Met dit plan maakt de Turkse regering aan vele partijen duidelijk dat zij de schijn van onafhankelijkheid wil ophouden, zonder dat het rechtstreeks tegen de Amerikaanse plannen ingaat. De verkiezingen in Iraaks-Koerdistan zijn overeenkomstig de Amerikaanse plannen met de Koerden. Turkije zal er vooral op aansturen dat de belangen van de minderheden in Iraaks-Koerdische gebied zullen worden versterkt. Naast de Assyriërs die klagen over Koerdische onderdrukking zijn dat vooral de Turkmenen, die ook klagen over onderdrukking en daarvoor vooral in Ankara een willig oor vinden.
Turkije is niet erg gelukkig met de Amerikaanse plannen van september (Akkoord van Washington tussen de Iraakse Koerden) en oktober (Iraq Liberation Act) 1998. Toen in september de twee belangrijkste Koerdische groepen in Washington tot een overeenkomst kwamen om hun onderlinge problemen bij te leggen, was dat duidelijk tegen het zere been van Turkije. Turkije wil zoveel mogelijk Koerdische verdeeldheid. Zij vreest een nieuwe groei van het Koerdisch-nationalistisch bewustzijn in de vorm van de Turks-Koerdische PKK. Daarom werd besloten de aanval op de in Syrië verblijvende PKK-leiding in te zetten. Met stilzwijgende Amerikaanse steun werd Syrië de oorlog aangezegd als zij niet onmiddellijk de banden met de PKK zou verbreken. Het was in beider belang en dat van Israël dat de positie van Syrië werd verzwakt. Dat gebeurde ook en leidde ertoe dat PKK-leider Öcalan een zwerftocht naar politieke steun en een nieuw onderdak is begonnen. Daardoor ontspande Turkije iets, maar schrok vervolgens weer van de aanstelling van Frank Ricciardione als leider van de Iraakse oppositie. Turkije eiste dat Riccardione zijn ondermijnende werkzaamheden niet vanuit Ankara ondernam, maar vanuit Washington. Aldus geschiedde. Vervolgens schrok Turkije van de bombardementen die Amerikaanse vliegtuigen op het noorden van Irak ondernemen, sinds januari 1999, vanuit de basis Incirlik bij Adana. Turkije vreest uit wraak een Iraakse aanval met raketten op Incirlik en de miljoenenstad Adana en eiste bescherming met Patriot-raketten.
Ook dat is inmiddels gebeurd. Tenslotte stelde Turkije dat ze absoluut geen steun wilde verlenen aan de trend tot opsplitsing van Irak, meer bepaald aan de vestiging van een Koerdisch staatje in het noorden van Irak. Dat zou de kostbare en hardhandige onderdrukking van de Turks-Koerdische bevolking ernstig belemmeren. De VS hebben Ecevit geantwoord dat de gevreesde splitsing geenszins de bedoeling van de Amerikaanse politiek is en dat voorkomen zal worden dat dat gebeurt.
Hoofddoel van de politiek is het isoleren van het Westen vijandig gezinde politieke bewegingen en staten. Tweede doel is deze staten te verslaan in ruil voor de uitbreiding van de macht van Westers gezinde regimes. In feite gaat het om drie staten. Irak, Syrië en Iran. Syrië bevindt zich momenteel in een verzwakte positie en zou het liefst met Israël een vredesakkoord sluiten over de Golanhoogte. De ontwikkelingen in Iran zijn onvoorspelbaar. Daarnaast is er in ieder geval een internationale beweging die anti-westers is, het radicaal-islamitisch fundamentalisme. En tenslotte is er de nationalistische bevrijdingsbeweging van de Koerden.
Achterliggend Westers politiek-economisch belang is een ongestoorde aanvoer van olie voor de Westerse markt. De terugkeer van het VN-wapeninspectieteam UNSCOM in Irak om de bewapening van Irak in de gaten te houden is zeer onwaarschijnlijk. Er is min of meer toegegeven dat UNSCOM spioneerde voor de Amerikaanse en andere Westerse geheime diensten. Het uitwijzen van UNSCOM in augustus was aanleiding voor de huidige ontwikkelingen. Daarnaast voelen Rusland, Frankrijk en China er in de Veiligheidsraad van de VN weinig voor om de economische boycot die de bevolking van Irak hard treft en het regime niet, nog lang in stand te houden. Hardnekkige geruchten dat Rusland bezig is Irak te herbewapenen houden aan. Genoemde landen zijn skeptisch over het Amerikaans-Britse destabiliseringsproject dat in het komende jaar zal doorgaan.
De vraag blijft wat de onbedoelde gevolgen van de Amerikaanse politiek zijn. Duidelijk is dat de oorlog nu tegen Saddam Hoessein wordt gericht. De bevolking van Irak moet daarvoor opnieuw de klappen opvangen, zonder dat duidelijk is dat het daarvoor een democratische staat terugkrijgt.
Guido van Leemput
PS: Met het begin van bombardementen op Joegoslavië zijn bommenwerpers van de Turkse luchtmachtbases Incirlik overgebracht naar de Balkan. Dat betekent dat bombardementen in Irak zijn afgenomen ten nadele van de bombardementen op Joegoslavië. (11 april 1999)
Bronnen:
Desert Fox delivery precision undermined its purpose, Washington Post, 17 januari 1999.
David Nissman, Chinese military newspaper on 'Desert Fox', bericht van Radio Free Europe/Radio Liberty Iraq Report, vol 2. no 2, 15 januari 1999.
Ecevit modifies 'Regional Security Plan, Turkish Daily News, 27 januari 1999.
Washington baut Terrorgruppen auf, Junge Welt, 27 januari 1999.
Laura Myers, Degrading Iraq, Associated Press, 4 februari 1999.
U.S: Iraq coordinator's comments exclude Shiites and Kurds, 2 maart 1999. Global Intelligence Update
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
De Boliviaanse president is verrukt dat hij in Paus Johannes Paulus II een nieuwe bondgenoot heeft gevonden tegen de uitwijzing van Pinokkio aan het Spaanse justitiecircus. Misschien kunnen we met behulp van het Vaticaan de Chileense reus er ooit nog eens van overtuigen om Bolivia haar toegang tot een stukje zee terug te geven!
Maar laten we over een ding vooral duidelijk zijn: het enige dat Banzer en zijn militaire broeders in Chili, Argentinië, Paraguay en Uruguay in de jaren '70 deden was 'terroristen en anarchisten aanhouden en de grens overzetten, hetgeen ik nu nog steeds doe.' Ja, dat is waar ook, vorige maand werden in La Paz een Spanjaard en een Peruaan gearresteerd omdat ze het volkslied van Bolivia niet konden zingen.
En terwijl de generaal in de hoofdstad Sucre de nieuwe nationale school voor detectives en geheim agenten opent, wijst hij het 'extraterritoriale verzoek' van rechter Baltazar Garzon om inzage in de bewijzen tegen Pinokkio van de hand. De bewijsstukken zijn het resultaat van een onderzoek van een Commissie van de Tweede Kamer en documenteren de moord in Chili op zeven Bolivianen, allen slachtoffers van de Operatie Condor. De minister van Buitenlandse Zaken verklaart de beslissing als volgt: "Uit principe kunnen we nationale beslissingen niet uit handen geven."
Wat jammer nou dat de reuzedwergen van Latijns-Amerika daar niet eerder aan hebben gedacht, toen ze werden opgeleid in de School of the Americas, waar ze leerden dat Big Brother van hen houdt, en van hun land en al haar rijkdommen. Zij leefden allen nog lang en onderdanig.
Theo Roncken
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Ballast Nedam heeft een lange traditie op het gebied van militaire bouwprojecten. Het boekte in 1996 een order voor de bouw van militaire faciliteiten als onderdeel van de verkoop van twee Kortenaer-fregatten aan de Verenigde Arabische Emiraten. Op de Antilliaanse marinebasis Parera bouwde Ballast Nedam onlangs het nieuwe stafgebouw.
Bronnen:
Nieuwsblad v/h Noorden, 6 maart 1999
de Volkskrant, 6 maart 1999
Bronnen:
Trouw, 13 november 1998;
de Volkskrant, 26 februari 1999
Ook Nederland speelt nog altijd een kleine bescheiden rol, als producent van onderdelen en accessoires voor landmijnen. Naast de batterijen voor 'intelligente' antitankmijnen waarmee Signaal USFA adverteert (zie VD AMOK nr.5, 1996), prijst de Belgische dochter van Delft Instruments op het internet lichtgewicht holografische nachtkijkers aan die, beter dan ooit tevoren, hun dienst bewijzen bij het leggen van mijnen bij nacht en ontij.
Toch zijn er ook positieve berichten over Delft Instruments te melden. Ondanks reorganisaties is de defensiepoot van de onderneming al enkele jaren dermate verliesgevend dat serieus aan afstoting wordt gedacht. Defensie en EZ willen echter het 'waardevolle onderdeel van de bestaande defensie-technologische basis' voor Nederland behouden, zodat een eerder plan om de defensiewerkzaamheden in zijn geheel naar België over te hevelen voorlopig in de ijskast zijn gezet. Gekeken wordt of defensieorders niet vervroegd geplaatst kunnen worden. Eind vorig jaar besloot de directie al de activiteiten in India te staken; een paar jaar terug noemde Delft Instruments de joint-venture daar juist nog uiterst succesvol. Mogelijk dat de sluiting het gevolg is van het wapenembargo dat van kracht is tegen India.
Bronnen:
Leeuwarder Courant, 12 oktober 1998;
Telegraaf, 30 januari 1999;
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, Aanhangsel van de Handelingen, p.1511
De Karel Doorman was sinds 1948 niet alleen de trots maar ook het zorgenkind van de Nederlandse marine. Het van de Britten overgenomen schip lag vaker voor reparaties in het dok dan dat het gevechtsklaar was. In 1968 ging de vlag uit toen bekend werd dat Argentinië het vliegdekschip voor 9,5 miljoen gulden wilde overnemen. Kort tevoren had brand in de machinekamers een definitief einde aan Neerlands trots gemaakt. Het oorlogsschip heeft nog dertig jaar onder Argentijnse vlag gevaren.
Dankzij een uniek getijdeverschil is Alang 's werelds grootste scheepssloperij. Jaarlijks worden hier honderden schepen ontmanteld, deels afkomstig uit Nederland. Zonder enige vorm van bescherming voor mens en omgeving worden asbest, zware metalen en andere gevaarlijke stoffen verwijderd, om uiteindelijk grotendeels verbrand of in zee gedumpt te worden. Scheepvaartbedrijven maken dubbel winst in Alang. In plaats van hoge sloopkosten door strenge milieunormen en dure arbeidskrachten levert ontmanteling in Azië juist flink geld op. Zo leverde bijvoorbeeld de sloop van een containerschip P & O onlangs nog bijna zes miljoen gulden op. Naar aanleiding van een uitzending van NOVA over Alang stelde Kamerlid Poppe (SP) vragen over het standpunt van de regering in deze. In antwoord hierop zegt minister Netelenbos van V & W de bestaande slooppraktijk in een aantal landen, waaronder India, uit het oogpunt van arbeidsomstandigheden, veiligheid en milieubescherming "zeer ongewenst" te achten. Er blijken in de praktijk amper mogelijkheden te zijn schepen op weg naar hun laatste rustplaats tegen te houden. "Zeeschepen die beschikken over alle wettelijk voorgeschreven certificaten kunnen de Nederlandse havens ongehinderd verlaten. Indien nadien de eigenaar besluit het schip te laten slopen kan daartegen niet worden opgetreden." Zoals het er naar uit ziet hebben de sloopbedrijven en hun naar schatting 35 duizend arbeiders in Alang voorlopig nog weinig te vrezen van de hier ontstane commotie.
Bronnen:
Nieuwsblad v/h Noorden, 17 maart 1999;
Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, Aanhangsel der Handelingen nr.669;
Greenpeace magazine nr.1 1999
Ook het Zweedse leger heeft onlangs een contract getekend. Signaal least gedurende twee jaar het IRSCAN infrarood search and track systeem aan de marine, die het zal testen voor gebruik op zijn korvetten. IRSCAN spoort met infrarood lucht- en oppervlaktedoelen en wordt bijvoorbeeld gebruikt ter ondersteuning van het Goalkeeper snelvuurkanon. Eerder werd het al verkocht aan de marine van Nederland (3 stuks) en Qatar (4).
Bron: JDW, 10 en 17 maart 1999
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Op 8 juli 1996 heeft het Internationaal Gerechtshof te Den Haag een uitspraak gedaan over het dreigen met en het gebruik van kernwapens. Deze uitspraak is een advies dat is uitgebracht op verzoek van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Het Hof komt tot de conclusie, dat het dreigen met en het gebruik van kernwapens in het algemeen in strijd is met de regels van het internationaal recht, en in het bijzonder met de beginselen en regels van humanitair recht. Het slaat met deze uitspraak de bodem weg onder de opvatting, dat kernwapens in voorkomende gevallen een rechtmatig rechtsmiddel zouden kunnen zijn.
Deze uitspraak is gedaan na een procedure van ruim twee jaar, waaraan internationale organen, staten en organisaties een bijdrage geleverd hebben. In het advies, dat veertig pagina's omvat, wordt van deze bijdragen verslag gedaan. Ook wordt stilgestaan bij de bevoegdheid van het Hof en worden de overwegingen gegeven, die het Hof tot zijn uitspraak geleid heeft. De uitspraak bevat de antwoorden op zes door de Verenigde Naties geformuleerde vragen, waarbij de stemverhouding binnen het Hof is aangegeven. Bovendien hebben de president en de dertien leden van het Hof in bijgevoegde verklaringen hun opvatting neergelegd.
De Stichting Tribunaal voor de Vrede heeft deze uitspraak en de verklaringen van de leden van het Hof in het Nederlands laten vertalen ten behoeve van het proces, dat de Vereniging van Juristen voor de Vrede en anderen sinds een aantal jaren voeren tegen de Staat der Nederland over de onrechtmatigheid van de verschillende mogelijkheden van gebruik van kernwapens en de medewerking van Nederland daaraan. De stichting hoopt verder, dat de uitspraak een rol zal spelen bij de verdere ontwikkeling van het Nederlandse defensiebeleid, dat zij op grond van de uitspraak onrechtmatig acht voorzover het op het mogelijk inzetten van kernwapens gebaseerd is.
Een juridische uitspraak levert zelden een gemakkelijk leesbare tekst op en dat is ook in dit boek niet het geval. Het boek zal dan ook in hoofdzaak interessant zijn voor degenen die zich daadwerkelijk tegen het Nederlandse defensiebeleid verzetten, en dan nog voornamelijk in het kader van (juridische) procedures. Het geeft doordat het ook de motivaties publiceert die de leden van het Hof naast de formele uitspraak gegeven hebben een goed inzicht in de vele aspecten, die aan het gebruik van kernwapens verbonden zijn. En dat kan in oorlogstijd beslist geen kwaad.
[T.R.]
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Voor meer informatie over deze voettocht, kun je contact opnemen met:
In Nederland: Elise Leyten, Marjan Willemsen en Rob Boogert. e-mail: netherlands"at"motherearth.org
In België: Voor Moeder Aarde Internationaal, Lange Steenstraat 16-d, 9000 Gent, België, tel. +32-9-233 84 39, e-mail:international"at"motherearth.org
De vier thema's op de conferentie zijn:
- Internationaal humanitair recht;
- Conflictpreventie en -oplossing;
- Ontwapening;
- Grondoorzaken van oorlog en een cultuur voor vrede.
Voor meer informatie: IALANA, Anna Paulownastraat 103, 2518 BC Den Haag. tel. 070-3634484, e-mail ialana"at"antenna.nl
De organisatie van de Hague Appeal for Peace zoekt nog gastgezinnen voor jongeren en bezoekers uit het Zuiden. U kunt u als gastheer/gastvrouw aanmelden bij Albert van Hal op het bovenstaande adres.
De bekende Indiase journalist en columnist Praful Bidwai en de Pakistaanse vredesactivist Karamat Ali zullen hun visie geven op de ontwikkelingen in Zuid-Azië. Hierbij wordt ook de houding van het Westen ten aanzien van de kernproeven in India en Pakistan onder de loep genomen. Er zal ook een Nederlands kamerlid aanwezig zijn. Voorzitter is Stan Termeer, hoofdredacteur van het maandblad Onze Wereld.
De avond begint om 20.00 en vindt plaats aan de Kromme Nieuwe Gracht 36 in het centrum van Utrecht. De toegang is gratis en de voertaal is Engels.
Er is een special van het tijdschrift India Nu over dit onderwerp beschikbaar. U kunt deze bestellen door Fl 7,- over te maken op giro 2483548 o.v.v. "Oorlog en Vrede."
Voor meer informatie: Landelijke India Werkgroep, Mariaplaats 4, 3511 LH Utrecht, tel. 030-2321340, e-mail: liw"at"antenna.nl
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina