VD AMOK
tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
jaargang 8, nummer 3, 1999
Vaste rubrieken:
VD AMOK
Tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren,
jaargang 8, nummer 3, 1999.
VD AMOK verschijnt vijf maal per jaar en wordt uitgegeven door de Vereniging Dienstweigeraars (VD) en het Antimilitaristies Onderzoekskollektief (AMOK). Voor de inhoud van met naam ondertekende stukken zijn de auteurs verantwoordelijk.
Copyright
Overname van artikelen uit het lopende nummer is uitsluitend toegestaan na toestemming van de redactie. Overname van artikelen uit eerder verschenen nummers is toegestaan onder bronvermelding en toezending van een bewijsexemplaar aan de redactie.
Adres redactie en abonnementenadministratie
VD AMOK
Obrechtstraat 43
3572 EC Utrecht
tel: 06-14127779
e-mail: vdamok"at"antenna.nl
Redactie
Sylvester Hoogmoed (fotoredactie), Kees Kalkman, Karel Koster, Guido van Leemput, Stijn van der Putte, Tjark Reininga
Fotografen en illustratoren
Sandra de la Combé, Marleen Daniëls/HH, Martin Roemers/HH, Eltjo Thijs/HH, Teun Voeten/HH
Vormgeving
René Oudshoorn
Drukker
Drukkerij De Dageraad, Den Haag
Verder werkten aan dit nummer mee
Martin Broek, David Jan Donner, John Feffer, Bart Horeman, Bas van der Plas, Clemens Raming, Jan Schaake, Frank Slijper, Fred van der Spek
Abonnementen
Een abonnement is minimaal ¦ 30,- per jaar.
Een steunabonnement is minimaal ¦ 40,-.
Over te maken op giro 1308126 t.n.v. VD AMOK, Utrecht.
Nieuwe abonnementen schriftelijk aanmelden. Wacht met betaling op toezending acceptgiro.
Opzegging uitsluitend schriftelijk vóór aanvang van het kalenderjaar.
Losse nummers kosten ¦ 6,50 (¦ 8,90 inclusief porto).
Advertenties
Tarieven en opgave bij de redactie.
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Een zeer opvallende nieuwigheid was dat de NAVO-lidstaten deze oorlog hebben gevoerd zonder hun burgermaatschappij te mobiliseren. Er was geen oproep tot persoonlijke en financiële opoffering, geen officiële discussie over de zin van de oorlog en geen probleem met de kosten. Hoogstens moet een aantal posten op de defensiebegroting worden verhoogd om de extra uitgaven te dekken. Het gevolg was dat de burgerbevolking in de oorlogvoerende landen zich amper betrokken voelde bij de oorlog; althans niet zoals die betrokkenheid vroeger was. Er bestond in Nederland bijvoorbeeld geen enkel risico dat de vijand de Van Brienenoordbrug zou bombarderen.
Er was wel een ander soort deelname door de burgerbevolking. Centraal daarin staat het begrip humanitaire oorlogvoering. De wreedheid en de slachtingen door de extreem-rechtse Servische milities zouden alleen door oorlog kunnen worden stopgezet.
Het betreft hier het idee dat de mensenrechten universeel zijn, niet in het vaarwater van keiharde machtspolitiek terecht mogen of zelfs kunnen komen. Deze sterk levende idee maakt het de machtspolitici mogelijk de goedgelovige aanhangers van de mensenrechten voor hun karretje te spannen. Dat is in de oorlog om Kosovo gebeurd: het vechten voor mensenrechten behoorde tot de kern van de propaganda en het bijbehorende vijandbeeld over de Serviërs.
Oorlogen, ook die op de Balkan, worden inmiddels alom gezien als plaatselijke rampen. Ze lijken in deze opvatting nooit iets te maken te hebben met de buitenlandse of handelspolitieke krachten die op de wereld heersen en de dominante positie van het Westen daarin. Wie deze gedachtengang eenmaal accepteert, al is het impliciet, zal ook de oplossing voor elke ramp zien in termen van interventie vanuit het `verlichte' Westen.
De twee belangrijkste kenmerken van deze oorlog komen tezamen in het verschijnsel dat de Westerse maatschappij wil dat een oorlog geen bloedige gevolgen heeft. Het thuisfront, het electoraat, dat in een democratische en welvarende maatschappij de grenzen van de interventieoorlog bepaalt, eist dat van haar leiders. Daarbij ontstaat echter een merkwaardig onderscheid. In eerste instantie wil men geen doden aan eigen kant: de jongens en meisjes moeten veilig thuiskomen. Ook wil men liever geen burgerslachtoffers bij de vijand; de oorlog wordt immers gevoerd om goed te doen, met minimale wreedheid.
Beide kenmerken van de moderne oorlog komen voort uit een Eurocentrisch wereldbeeld, dat echter ook in de welvarende samenlevingen van Noord-Amerika en Japan dominant is. Voor de aanhangers van humanitaire oorlogvoering is 'het goede' vanzelfsprekend in Fort Europa te vinden. Het kwade bevindt zich altijd ergens buiten de kasteelmuren van deze burcht.
Deze opvattingen leidden tot een beeldvorming die vergaande gevolgen voor de aard van deze oorlog heeft gehad. Het minimaliseren van de eigen doden door de NAVO betekende in de luchtoorlog boven Joegoslavië dat elke operatie werd gevoerd op een manier die risico's voor de eigen mensen uitsloot. Daarbij werden vergissingen en ineffectiviteit op de koop toegenomen. Het was tevens een uiterst sterke rem op het beginnen van een grondoorlog.
Deze nadruk op de luchtoorlog betekende ook dat de strategie van het behalen van een politieke overwinning vanuit de lucht werd nagestreefd. Omdat de militaire machine van Joegoslavië niet afdoende kon worden getroffen, leidde dit - onvermijdelijk - tot een aanval op de industrie van dat land. Dit had tot gevolg dat er een stiekeme (want onzichtbare) oorlog tegen de Joegoslavische burgerbevolking werd gevoerd. De gevolgen daarvan zullen pas op langere termijn zichtbaar worden: werkloosheid door vernietigde fabrieken, geblokkeerde handelswegen en een aanslag op het milieu en dus de gezondheid van de bevolking.
In ieder geval is de NAVO erin geslaagd haar macht verder op de Balkan te vestigen, daarbij gebruikmakend van de waanidee van de humanitaire oorlog.
De redactie
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
De Joegoslavische regering heeft de eerste stap naar een etnische zuivering van Kosovo gezet. Vervolgens hebben de bombardementen en de harde reactie van de Joegoslavische - lees Servische - autoriteiten een gigantische stroom vluchtelingen over de grenzen van Kosovo gejaagd. De terugkerende Kosovaren van Albanese origine lijken nu de volgende stap te zetten, ten koste van vluchtende Servische Kosovaren ditmaal.
Het conflict was duidelijk, de positie die daarbij ingenomen moest worden minder. In alle gevallen immers vallen er slachtoffers en dreigt een onaanvaardbare situatie te ontstaan. Is de beslissing om vanuit de lucht in te grijpen wijs geweest? Was de informatie waarop deze keuze is gemaakt wel voldoende? En was het wel goede informatie?
Leon Wecke vermoedt, dat de NAVO voorlopig "wel even tabak heeft" van humanitaire interventies. Daarvan zijn de grenzen bereikt. In Europa ziet hij geen conflicten meer en in andere gebieden staan altijd Rusland en China met hun atoomwapens achter de hand klaar om te voorkomen dat de NAVO dit soort operaties opnieuw uitvoert. Hij is overigens optimistisch over de toekomst: "Over een halve eeuw worden conflicten niet langer militair opgelost. Als gevolg van de complexe interdependentie van staten zullen conflicten - die als zodanig nog zeker zullen bestaan - op economisch, politiek en diplomatiek niveau worden opgelost. De grootste tegenstander daarvan blijven de strijdkrachten, die overbodig worden."
Egbert Wever koppelt de vraag aan de gekozen aanpak. "De verhouding tussen een interventie om de gevechten te stoppen en investeringen in ontwikkeling is zoek. In naam van de democratie wordt geld aan militaire zaken besteed. De Westerse landen hebben te weinig geïnvesteerd in conflictpreventie. Van de toegezegde 2000 OVSE-waarnemers werden er uiteindelijk maar 900 gestationeerd. Er zijn genoeg voorbeelden dat deze waarnemers deëscalerend werkten."
Marijke Vos pleit voor economische steun aan de regio, een Balkanpact dat de hele regio, ook Servië, perspectief biedt op deelname aan de Europese Unie. "Economische steun is hard nodig, niet in de laatste plaats om de schade te verhelpen die ontstaat door de economische problemen in Servië, waarvan Macedonië economisch afhankelijk is. Ik ben het dan ook niet eens met de harde opstelling tegen Servië en geloof niet in het isoleren van Milosevic. We moeten nadenken over meer hulp, over steun aan de oppositie en aan lokale overheden." Aan voorspellingen over een volgende interventies waagt ze zich niet: "We moeten ons inzetten om dat te voorkomen."
Ook Apostolou zoekt het in andere middelen, in "een interventie die vertrouwen tussen volkeren bevordert, geen haat en eng nationalisme aanwakkert, die geen mensen uit elkaar drijft maar ze ertoe ziet om samen te leven met al hun verschillen in etniciteit, taal en godsdienst", zoals hij een PvdA-conferentie half mei in Utrecht voorhield. "Bij deze interventie," zegt hij begin juli, "was het humanistische aspect voor mijn gevoel een façade om het ingrijpen te verdedigen. Ik kan de echte redenen niet doorgronden, maar zie wel de belangen van de NAVO en de militaire industrie."
De SP gelooft niet in het argument van de humanitaire interventie. Van Bommel: "Omdat legitimiteit buiten de Verenigde Naties wordt gezocht, wordt het humanitaire aspect aangevoerd: om de operatie een positieve lading te geven, terwijl het gewoon een oorlog is. Het nieuwe strategisch concept van de NAVO is in Kosovo uitgeprobeerd, maar het valt moeilijk te voorspellen of dat nogmaals zijn beslag zal krijgen. De situatie in Macedonië zou daartoe kunnen leiden. In ieder geval vrees ik dat de K-FOR troepen een langdurige operatie in Kosovo tegemoet gaan. Het is belangrijk dat Kosovo een Joegoslavische provincie blijft en er geen etnische zuivering plaatsvindt, omdat Serviërs aan het plaatselijk bestuur moeten kunnen deelnemen. Als dat niet gebeurt steven je af op een Albanese provincie met sterke sentimenten om van Joegoslavië af te scheiden. Dat levert een zeer moeilijke situatie op voor de vredestroepen."
De SP is akkoord gegaan met het sturen van Nederlandse troepen naar Kosovo onder drie voorwaarden: Kosovo moet een autonome provincie van Joegoslavië blijven, de ontwapening van UCK moet doorgaan maar wordt niet door K-FOR afgedwongen, en er moet een bevredigende regeling komen met Rusland.
Tjark Reininga, m.m.v. Guido van Leemput en Stijn van der Putte
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Deserteur Alexander: "De oorlog heeft tien jaar van mijn leven weggenomen. Toen ik in 1991 werd gekeurd was ik 18. Er was geen school, je kon niet reizen, er was geen werk. Het land is een grote gevangenis. Ik wil niet terug. Joegoslavië komt m'n strot uit."
Egbert Wever van de Steungroep Deserteurs schetst in het kort de situatie. De deserteurs zitten in een lastig parket. De Westeuropese staten zouden hen volgens het oorlogsrecht moeten interneren. Maar deze landen laten hen niet toe. De mannen zouden veilig zijn in de gebieden waar de meesten van hen nu verblijven, zoals Srpska, Kroatië, Hongarije en Bosnië. Daarnaast argumenteert de overheid dat er in klein-Joegoslavië een rechtsorde is, waarbinnen desertie bestraft wordt met maximaal vijf jaar gevangenisstraf (in de praktijk meestal vier jaar). Dit geldt overigens alleen in vredestijd: op dienstweigering in oorlogstijd staat de doodstraf.
Alexander is op een toeristenvisum Nederland binnengekomen en verblijft hier al ruim een jaar, deels als dakloze. In maart werd zijn asielverzoek geweigerd omdat hij een vervalst paspoort had, maar ook nadat hij zijn identiteit had bewezen, weigerde de overheid zijn verzoek in overweging te nemen. Zijn procedure loopt nog steeds, maar hij heeft al een tijd niets gehoord. Uit veiligheidsoverwegingen zoekt hij geen contact met andere Serviërs, vaak nationalisten. Hij krijgt nu weliswaar wel steun van lokale groepen, zoals de steungroep, maar hij wil maatschappelijke erkenning zodat hij een nieuw leven kan beginnen.
Alexander is in mei 1998 gevlucht, toen de situatie in Kosovo verslechterde. Hij wist dat een nieuwe mobilisatie niet lang op zich zou laten wachten en dat het dan onmogelijk zou zijn het land te verlaten. In 1991 was hij afgekeurd voor de militaire dienst op grond van een psychische aandoening, maar eind 1992 ontving hij alsnog een oproep. In de ochtend van 28 september 1993 werd hij door de militaire politie van zijn bed gelicht. Een maand lang was hij bulldozerchauffeur achter het front in Banja Luka, tot hij genoeg oorlogsellende gezien had en de wijk nam naar de Vojvodina (noordelijk deel van Joegoslavië), waar hij onderdook in een vakantiehuisje. Pas met het akkoord van Dayton in 1995 kon hij zich weer vrij bewegen, maar in 1998 dreigde alles weer van voren af aan te beginnen.
De deelname aan demonstraties brengt allerlei risico's met zich mee. Anna: "Je woning kan vergeven worden aan vluchtelingen, je kun een baan verliezen waarvan vier, vijf, zes mensen afhankelijk zijn, je wordt in elkaar geslagen. Hoe lang houd je dat vol?" Alexanders autowasserette moest na zijn vertrek worden gesloten omdat de autoriteiten van zijn moeder een bedrag aan overnamekosten vroegen wat zij met haar minieme inkomen nooit kon opbrengen.
In het begin van de oorlog, in 1991, was de situatie gunstiger. In Belgrado was bijvoorbeeld de grootste studentenpopulatie in de Balkan en er waren kritische media, zoals de B92-radio die voornamelijk in Belgrado ontvangen kon worden. De toestand in Kroatië was veel slechter. Nu is de situatie omgekeerd. Na de bombardementen zijn er nog maar drie van de tachtig vredesorganisaties overgebleven. Er zijn eenvoudigweg geen middelen meer om bijvoorbeeld elektriciteit of telefoonrekeningen te betalen.
Stijn van der Putte
De tekst van het pamflet dat door de NAVO boven Kosovo zou zijn afgeworpen: Een waarschuwing aan de Joegoslavische strijdkrachten. U kunt zich verstoppen, maar de NAVO zal u altijd weten te vinden. Blijft u in Kosovo, dan zal de dood zeker uw deel zijn. Of u verlaat uw eenheid en vlucht uit Kosovo, zover uw voeten u kunnen dragen. Als u besluit te blijven, dan zal de NAVO u met alle mogelijke middelen aanvallen, zowel op de grond als vanuit de lucht. Als u doorgaat de bevelen van Milosevic uit te voeren, dan maakt u zich schuldig aan genocide en andere gruweldaden tegen de bevolking van Kosovo. U bent zelf verantwoordelijk voor uw daden en uiteindelijk zult u zich persoonlijk moeten verantwoorden. Aan u de keus.
Bronnen: |
Al ver voor de NAVO-bombardementen begonnen, vond in Joegoslavië op grote schaal mobilisatie plaats. Deze had tot gevolg dat de oproepen massaal ontdoken werden, met name in Montenegro en in de Vojvodina. In Niksic bijvoorbeeld werden in februari 1999 600 reservisten opgeroepen, waarvan volgens berichten slechts 5 of 6 kwamen opdagen. In Montenegro werd zelf door politieke partijen aangezet tot ontduiking van de oproepen.
Eind maart kwamen er berichten van gevangenissen die uitpuilden met deserteurs en dienstplichtontduikers. De eerste veroordelingen logen er niet om: sommigen werden tot vijf jaar cel veroordeeld. Ondanks dat de grens gesloten was voor mannen tussen 18 en 60 jaar, vluchtten velen naar de naburige staten Bosnië, Kroatië en Hongarije. In Sarajevo werd het aantal op 6.000 geschat; in Boedapest kwamen ook enkele duizenden terecht.
Het Europese parlement heeft in een besluit over Kosovo op 6 mei 1999 haar lidstaten opgeroepen deserteurs en dienstweigeraars uit het Joegoslavische leger een tijdelijke verblijfstatus te geven. Geen enkel lid van de EU heeft hieraan gevolg gegeven, maar in Duitsland heeft de minister van Buitenlandse Zaken Joschka Fischer er persoonlijk voor gezorgd dat een deserteur uit Joegoslavië asiel heeft gekregen! Tegelijkertijd zijn er gevallen bekend van deserteurs die na hun asielaanvraag in Duitsland meteen zijn teruggestuurd. In Nederland zijn volgens Justitie alle asielvragen van Joegoslavische asielzoekers aangehouden. Maar de kans op asiel voor een weigeraar is zo goed als nul.
In tegenstelling tot het Dayton akkoord is er nu in de overeenkomst met Joegoslavië geen woord gewijd aan amnestie voor weigeraars. Aangezien de verjaringstermijn voor dienstplichtontduiking en desertie in Joegoslavië in vredestijd 10 jaar is en in oorlogstijd 25 jaar, lopen gevluchte dienstplichtigen nog tot 2024 de kans om achter de tralies te worden gezet - tenzij er voor die tijd een machtswisseling plaatsvindt en de nieuwe regering een amnestie afkondigt.
Bart Horeman
Bronnen:
Refusing to bear arms, WRI, 1998;
Rundbrief KDV im Krieg, 4/99;
Volkskrant, 23 juni 1999.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Uit deze woorden bleek nogmaals hoe hard de NAVO-bombardementen ook in Moskou zijn aangekomen. Het begin van de NAVO-acties in Joegoslavië betekende het (voorlopige?) einde van de prille relatie tussen Rusland en de NAVO, een relatie die toch al wankel was. Zeker na de recente toetreding van Polen, Hongarije en Tsjechië tot het bondgenootschap.
Met het optreden in Joegoslavië stelde de NAVO zich ten doel door militaire interventie "de veiligheid en vrede te herstellen". Deze actieve houding kenmerkt het vernieuwde bondgenootschap. Behalve deze taak heeft de NAVO zich nog een andere opdracht gesteld. Toen in 1991 het Warschaupact werd opgeheven, zag zij mogelijkheden het in Oost-Europa ontstane vacuüm op te vullen. Vanaf dat moment was uitbreiding naar het Oosten een belangrijk thema binnen de alliantie. Het hoogtepunt werd bereikt in juli 1997, toen tijdens de NAVO-top in Madrid formeel besloten werd Polen, Hongarije en Tsjechië als lid toe te laten.
Anderhalve maand eerder was in Parijs al een document ondertekend over "wederzijdse betrekkingen, samenwerking en veiligheid tussen de NAVO en de Russische Federatie". Dit document, de zogenaamde Grondakte NAVO-Rusland, voorziet in een toekomstige NAVO-Rusland raad, die betrokken zou moeten worden bij alle vraagstukken met betrekking tot de Europese veiligheid.
Bas van der Plas
InSudok, informatie- en documentatiecentrum over de voormalige Sovjet-Unie en het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS)
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Het had wellicht voor de hand gelegen om na het einde van de Koude Oorlog en het tot stand komen van een reeks nucleaire ontwapeningsverdragen af te zien van de optie om kernwapens te handhaven. Sterker nog, in een in 1996 afgegeven uitspraak van het Internationale Gerechtshof, wordt dit type wapens illegaal genoemd.
In het al langer bestaande Non-Proliferatie Verdrag (NPV), ondertekend door alle NAVO-lidstaten, wordt zelfs plechtig beloofd dat men zal streven naar nucleaire ontwapening. Het voortbestaan van de nucleaire slagkracht van de NAVO is dan ook in de ogen van een groot deel van de wereld in flagrante tegenspraak met de bedoeling van de ondertekende verdragen.
Karel Koster
Werkgroep Eurobom/ PENN-Nl
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
De conferentie van 1899 had ten doel om dreigende conflicten te voorkomen, toendertijd een nieuwe benadering. Tijdens de Eerste en Tweede Haagse Vredesconferentie (1907) werden afspraken gemaakt over zaken die nog steeds gezien worden als belangrijke peilers voor conflictpreventie. Er is een basis gelegd voor het Internationaal Hof van Arbitrage en het Internationaal Gerechtshof die beide nog steeds in Den Haag zetelen. Een derde thema dat meermalen terugkwam was ontwapening. Grote resultaten bleven uit (de wapenwedloop in Europa ging gewoon verder) maar het verbod op het gooien van bommen uit luchtballonnen was wel een eerste voorbeeld van de lijst wapensystemen die in de loop van de afgelopen eeuw in allerlei internationale verdragen met meer of minder succes zijn verboden.
Dit waren een aantal kleine, voorzichtige stappen in de goede richting, die evenwel niet konden voorkomen dat in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, waardoor de geplande Derde Haagse Vredesconferentie (1915) niet door kon gaan. Overigens slaagden tientallen vrouwen vanuit de hele wereld er toen wel in om in Den Haag bij elkaar te komen. Ook bij de Tweede Haagse Vredesconferentie was de plaats van de burgers al veel belangrijker geworden. Oorlog is in de loop van de afgelopen eeuw steeds minder een zaak geworden die uitsluitend aan staatshoofden is voorbehouden. Dat geldt natuurlijk ook voor de gevolgen van oorlogen in deze eeuw. In tegenstelling tot het klassieke beeld van oorlogsvoering komen er bij moderne oorlogen veel meer burgers dan militairen om; burgers waren ook steeds vaker het belangrijkste doelwit.
Het meest in het oog springende en ook meest bekritiseerde beeldbepalend aspect dat op die manier besloten werd, was de uitzonderlijk hoge toegangsprijs. Allerlei alternatieven, zoals die met name door de organisatie For Mother Earth werden voorgesteld, werden niet opgepikt, en de camping met maaltijdverstrekking in het Zuiderpark bleef een marginaal gebeuren. Voor veel grassroots vredesactivisten was de toegangsprijs een te hoge drempel om aan de conferentie deel te nemen. Om mensen toch nog naar de conferentie te trekken, nodigde het Coördinerend Comité een hele rij belangrijke mensen uit, die natuurlijk ook uitvoerig het woord mochten voeren, met name tijdens de plenaire sessies. Dit ging duidelijk ten koste van het ondersteunen van mensen (met name afkomstig uit het Zuiden) om een visum voor Nederland te bemachtigen en was zo een gemiste kans om de vredesconferentie er echt een van burgers wereldwijd te laten zijn.
Hoewel iedereen het er wel in zekere mate over eens is dat de rol van de burger en van de civiele samenleving steeds belangrijker wordt (denk alleen al om het draagvlak dat nodig is voor militaire interventies, maar juist ook voor ervaringen die de laatste jaren zijn opgedaan met actieve betrokkenheid van burgers bij conflicten over de grenzen heen), bleef de invulling van deze strand een zorgenkindje. Het blijkt nog steeds moeilijk om de rol van burgers in het geheel van oorlog en vrede te onderkennen. Zo werd tijdens de laatste OC-vergadering vlak voor de conferentie door iemand voorgesteld om als The Hague Appeal for Peace een beroep te doen op mensen als Jimmy Carter en de paus om een eind te maken aan de Kosovo-oorlog. En dat terwijl vrede veel te belangrijk is om aan politici over te laten!
Er waren in mei veel inspirerende workshops en mensen van over de hele wereld om ideeën uit te wisselen en strategieën uit te zetten. Maar dat is al snel het geval als je ergens 8000 mensen gedurende een aantal dagen bij elkaar brengt. Tot een echte Agenda voor Vrede in de volgende eeuw, geformuleerd vanuit het gezichtspunt van de burger en de civiele samenleving heeft dit alles echter helaas niet mogen leiden.
Jan Schaake
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
De financiële crisis heeft volgens Walden Bello veel negatieve gevolgen voor de ontwikkelingen in Zuidoost-Azië. Het waren niet alleen de economieën die schade ondervonden. Een ander slachtoffer van de crisis was "het Aziatische model van economische ontwikkeling," een staatsgeleide, op export gericht model van snelle groei. Dit model tartte zowel de VS als de doctrine van een vrije markt die wordt opgelegd door het IMF en delen van de Amerikaanse regering.
De crisis kon vervolgens door het IMF gebruikt worden om economieën in de regio te reorganiseren, en door de VS om zijn eigen agenda er door te drukken. Het IMF heeft in sterke mate samengewerkt met Indonesië, Thailand, Korea en de Filippijnen waarbij een model werd opgelegd dat een terugtredende overheid in de economie en een vrije financiële sector voorstaat en waarbij handelsbeperkingen worden afgebroken. In de tussentijd pikken Amerikaanse bedrijven de koopjes in van sterk in prijs gedaalde Aziatische bedrijven en bezittingen. Overigens zijn het niet alleen Amerikaanse bedrijven. De ABN-AMRO bank maakte onder meer van de crisis gebruik om zich in de stevig beschermde financiële wereld van Thailand te nestelen.
Tenslotte heeft de economische crisis tot gevolg dat ASEAN werd verzwakt. De verzwakking van ASEAN betekende ook een verzwakking van de ASEAN Regional Forum (ARF). Het ARF is in 1994 door ASEAN opgericht als eerste inter-gouvernementele politieke en veiligheids organisatie in oostelijk Azië. Lidmaatschap omvat landen uit Noordoost-, Zuidoost- en Zuid-Azië en tevens de VS en Europese Unie. Als platform voor het oplossen van conflicten werd ARF in de ogen van Bello belangrijker. Het promootte bijvoorbeeld de Zuidoost Aziatische Nucleair Vrije Zone, tegen oppositie van de VS in. Door de economische crisis zijn de mogelijkheden van ARF om op te treden als bemiddelaar tussen bijvoorbeeld China en de VS afgenomen.
Defensie deskundigen uit de VS hebben zich het argument van Samuel Huntingdon's "Botsende beschavingen" eigen gemaakt en zien de mogelijkheid van een samenwerking tussen Islamisme en Confucianisme als de belangrijkste bedreiging van de belangen van de VS. De overeenkomst met de Filippijnen maakt het voor de VS mogelijk deze te gebruiken als basis voor een interventie in Indonesië. Bello besloot met te zeggen dat de containment van China in Noordoost-Azië en van het islamisme in Zuidoost-Azië de belangrijkste strategische doelen van de VS zijn.
Martin Broek legt uit dat ondanks de recente ontwikkelingen de moderniseringsprogramma's vooral worden vertraagd door de crisis en niet verdwijnen. Maleisië en de Filippijnen in het bijzonder gaan door met hun voorgenomen moderniseringen. Zuid-Korea, waar de nationale valuta zich wat herstelt, heeft al een 6% toename van het defensiebudget genoemd voor 2000. China blijft zijn defensiebegroting verhogen en de VS verkoopt strategische wapens aan Taiwan. Duidelijk is dat de economische crisis de onderliggende redenen voor de onveiligheid in Azië niet weg heeft genomen, zoals ook al eerder in dit artikel werd opgemerkt.
Francis Daehoon Lee uit Korea gaf een illustratie van de wijze waarop de Verenigde Staten er wapenverkopen door drukken. In december 1997 meende het IMF dat de Zuidkoreaanse regering zijn defensiebegroting moest verminderen en uitgaven voor sociale zekerheidsprogramma's moest verhogen. De Amerikaanse staatssecretaris voor Defensie Cohen reageerde onmiddellijk met de waarschuwing dat in zo'n geval Noord-Korea "vreemde dingen zou gaan doen." De discussie in Zuid-Korea verschoof daarna en de regering kondigde een stijging van 6% van het militaire budget aan voor de komende vijf jaar.
Het Nederlandse bedrijf Hollandse Signaal Apparaten was er als de kippen bij om voor 120 miljoen gulden apparatuur aan Zuid-Korea te leveren. De Duitsers zullen staan te dringen om de volgende onderzeeërs te verkopen. Het is goed om te weten dat aan de andere kant van de wereld mensen zijn die dit ook niet zien zitten (ook al lijkt hun kritische blik zich vooral op de VS te richten).
John Feffer (bewerking door Martin Broek)
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
De machtspositie van Turkije is de laatste zes maanden aanzienlijk versterkt. Ten eerste heeft het Syrië in oktober tot uitwijzing van Öcalan gedwongen, ten tweede was (in samenwerking met de VS) Rusland eveneens tot uitwijzing te bewegen, toen Öcalan daar tijdelijk verbleef. Ten derde heeft steun van de VS en een boycot van Italiaanse producten en firma's door Turkse bedrijven en consumenten geresulteerd in de Italiaanse uitwijzing van Öcalan. Dit leidde in februari uiteindelijk tot diens arrestatie in Kenia.
De affaire Öcalan leverde een verdere verwijdering op tussen Turkije en de landen van de EU, een ontwikkeling die versterkt is door de oorlog tegen Joegoslavië. Niet alleen deed Turkije mee aan de bombardementen op dat land, maar kon in het kader van de K-FOR troepen in Kosovo stationeren. Dat is een bijzondere historische gebeurtenis omdat de voorganger van de Turkse republiek, het Ottomaanse rijk, tot 1908 heerste in de Balkan. Turks is op dit moment nog steeds de derde taal van Kosovo.
Guido van Leemput
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Suleiman Aksoy vluchtte in 1995 als twintigjarige naar Duitsland. Hij wilde ontkomen aan de militaire dienst die hij in het Turkse leger moest vervullen.
In oktober 1998 werd zijn asielverzoek in Duisburg afgewezen. Om aan uitwijzing naar Turkije te ontkomen vluchtte hij naar Nederland. Op 28 oktober 1998 werd hij met 17 andere Koerdische vluchtelingen in Rotterdam opgepakt. Op 30 oktober vroeg hij asiel aan, omdat hij niet in het Turkse leger wilde dienen. Suleiman Aksoy kwam beslist voor asiel in aanmerking. De Haagse rechtbank heeft immers in juli 1998 beslist dat ze dienstweigerende Turkse Koerden als gewetensbezwaarden erkent als zij niet tegen de eigen bevolking willen vechten.
Aksoy had zulke gewetensbezwaren, maar de rechtbank oordeelde op 8 april jongstleden dat hij onvoldoende betrokkenheid had bij de Koerdische strijd en onvoldoende Koerdisch sprak om hem als Koerd te kunnen aanmerken. Het vraagstuk van gewetensbezwaren ontweek zij daarmee. Op 28 april werd Suleiman Aksoy na een verblijf van zes maanden in de Willem II-vreemdelingengevangenis in Tilburg naar Turkije gestuurd.
Nadat hij bij aankomst in Istanboel twee dagen hard is verhoord, werd Suleiman Aksoy overgebracht naar zijn kazerne om zijn militaire dienst te vervullen. Binnen enkele weken was hij dood.
Vreemde zelfmoordgevallen onder Turks-Koerdische dienstplichtigen komen vaak voor. Uit een onlangs door het Studiecentrum Turkije verspreidde (Turkstalige) studie over de mensenrechtensituatie in het Turkse leger in 1998, blijkt dat in dat jaar 21 gevallen van zogenaamde zelfmoord onder Koerden in het Turkse leger voorkwamen.
Guido van Leemput
Türkiye'de Ordu ve Insan Haklari Ihlalleri.
Dit (turkstalige) boek (150 pagina's) is verkrijgbaar via het Studiecentrum Turkije, Postbus 94802, 1090 GV Amsterdam
Prijs ¦ 30,- inclusief porto.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Begin maart heeft minister Peper een brief aan de Tweede Kamer gestuurd (nr. 25877 en 26158 nr. 6) waarin hij wijzigingen aankondigde in het wetsontwerp. Een aantal daarvan waren dermate ingrijpend dat een nader advies bij de Raad van State moest worden ingewonnen. In de brief kondigde de minister nog aan dat hij na een spoedavies van de Raad het gewijzigde wetsontwerp 'niet eerder dan eind april' naar de Kamer zou sturen. Maar bij het begin van het zomerreces was er nog geen enkele beweging te bespeuren.
De minister was vrij vaag over wat de voorgestelde veranderingen nu precies inhouden. Het gaat onder meer om een wijziging in de taakstelling van de AIVD (de huidige BVD) en de MIVD (nu de MID). Op de aanmerkelijke taakuitbreiding die het nieuwe wetsvoorstel voor deze diensten impliceert, was vorig jaar al vrij veel kritiek gekomen, ook van de toen nieuw gekozen kamerleden. Dat had bijvoorbeeld betrekking op de letterlijk onbegrensde mogelijkheden voor offensieve spionage en geheime acties in het buitenland in het nieuwe wetsontwerp. Daarbij werd ook nog eens geconstateerd dat het werkterrein van beide diensten onvoldoende was afgebakend, zodat de mogelijkheid dat men elkaar in de haren zou vliegen niet denkbeeldig was.
Een tweede wijziging heeft in elk geval betrekking op de zogenaamde notificatieplicht. Dat is de mededeling achteraf aan de burger dat hij of zij gedurende enige tijd object van onderzoek is geweest. De notificatieplicht (nu niet in het wetsontwerp opgenomen) is een eis die door het Europese Hof voor de Mensenrechten wordt gesteld aan nationale wetgeving. Hij is van groot belang voor de betrokkenen om zich te verweren tegen onterechte snuffelarij door de diensten. Daarvoor moet je immers eerst weten dat je bespied bent.
De vertraging in de behandeling van de wet geeft iets meer ruimte voor maatschappelijk debat. Dat bleek ook op een goed bezochte bijeenkomst in de Balie in Amsterdam op 22 maart jl. die was georganiseerd door Buro Jansen en Janssen en VD AMOK. Daar debatteerde een panel bestaande uit Gerrit-Jan van Oven (PvdA), Ab Harrewijn (GroenLinks), Atzo Nicolaï (VVD), Tom Barkhuisen (NJCM) en ondergetekende over het wetsvoorstel.
Van Oven achtte de inlichtingendiensten een noodzakelijk kwaad waarbij controle en toegankelijkheid van gegevens zo goed mogelijk geregeld zou worden. De combinatie van openbare en geheime bronnen in rapportages, die dan dus automatisch geheim blijven, vond hij juist aantrekkelijk. Wel maakte hij zich zorgen over de ontwikkeling op Europees niveau waar de samenwerking tussen de geheime diensten steeds intensiever wordt in combinatie met een steeds duidelijker gebrek aan parlementaire of anderszins democratische controle. Overigens bleek Van Oven tot grote hilariteit van de zaal de afgelopen zomer stage te hebben gelopen bij de BVD.
Voor ondergetekende was dit aanleiding om op te merken dat de officiële terughoudendheid ten aanzien van het plegen van delicten door infiltranten, zoals die door opvolgende ministers is beleden, met dit wetsontwerp definitief verlaten wordt. De methode wordt geestdriftig omhelsd, terwijl de beslissingen ook nog eens naar een zeer laag niveau in de organisatie van de geheime dienst worden gemandateerd. Dat zou over een jaar of tien wel eens flink wat werk voor parlementaire enqêteurs kunnen opleveren. Want de ellende met de criminele burgerinfiltranten en hun agenda's verschuift nu naar de inlichtingendiensten.
De meeste ruimte voor nieuwe voorstellen lijkt er te zijn op het punt van de controle. De door de overheid zelf benoemde controlecommissie werd allerwegen onvoldoende gevonden. Ook Nicolaï vond controle van buitenaf door een onafhankelijke commissie noodzakelijk, hoewel hij geen voorstander was van openbare controle op de geheime dienst ('een contradictio in terminis'). De vraag of de VVD dan voor een andere benoemingsprocedure voor de commissie was dan de in de wet genoemde, ontweek hij voorlopig nog. Van Oven vond een onafhankelijke commissie van toezicht naar Duitse snit de beste weg. In Duitsland heeft deze commissie besluitvormende bevoegdheden; ze kan tegen een dienst zeggen wat wel en niet mag. Zo'n commissie hoort in zijn visie door het parlement te worden verkozen.
Vanuit de zaal bleef advocaat Jurjen Pen sceptisch. De controleurs komen toch uit hetzelfde circuit als de fractievoorzitters en ministers die verantwoordelijk zijn voor het huidige gebrek aan controle. Als zo'n dienst de deuren sluit voor de externe controleurs krijg je er zeker geen greep op. Hij pleitte voor verschuiving van zoveel mogelijk taken naar de in elk geval nog door de rechter gecontroleerde politie.
Kees Kalkman
BVD-Inzagebeleid opnieuw veroordeeldDe rechtbank in Arnhem heeft in een uitspraak van 13 juli 1999 de wijze waarop de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) documenten voor inzageverzoeken selecteert, veroordeeld.Deze uitspraak betekent een nieuwe fase in de steeds succesvollere strijd om inzage in BVD-dossiers. De Vereniging Voorkom Vernietiging (VVV) heeft voor haar leden al meer dan 150 inzageverzoeken in persoonsdossiers gerealiseerd. Bij inzageverzoeken maakt de BVD op basis van het zogeheten moederdossier een selectie. Deze selectie wordt als inzagemap verstrekt. De BVD selecteert onder meer op basis van actualiteit. Actuele gegevens worden niet verstrekt. De uitspraak valt de BVD aan op het niet motiveren van de selectie naar de eiser en naar de rechtbank zelf. De rechtbank vindt dat per geweigerd document de reden van weigering moet worden aangegeven, zodat de rechtbank een verantwoorde beslissing kan nemen. De uitspraak betekent dat de BVD in deze zaak alsnog de motivering moet geven of in hoger beroep moet gaan.
Bron: Persbericht VVV |
Veel kernwapencritici zien de kernproeven in India en Pakistan als directe oorzaak van de zorgwekkende ontwikkelingen van het afgelopen jaar. De proeflanceringen van nieuwe middellangeafstandsraketten die daar in april van dit jaar op volgden hebben die ongerustheid alleen maar vergroot. Een jaar na het behalen van de dubieuze status van officiële kernmacht maakten vredesactivisten in Utrecht de balans op. Zij waren te gast op een door AMOK, de Landelijke India Werkgroep en Kerk & Vrede georganiseerde bijeenkomst. Onder voorzitterschap van Stan Termeer, hoofdredacteur van Onze Wereld, spraken Praful Bidwai, I.A. Rehman, Karamat Ali en Karel Koster over de situatie in India en Pakistan en de internationale dimensies van een nieuwe kernwapenwedloop.
Ook hebben de kernproeven de diplomatieke positie van de twee landen ernstig ondermijnd. In vrijwel ieder internationaal gezelschap worden ze nu terechtgewezen. Niet alleen door de grootmachten van de G-8, maar ook in eigen kring. De SAARC, het verbond van Zuidaziatische staten, keurde de proeven af en ook de organisatie van niet-gebonden landen, waarin India altijd een leidende rol heeft gespeeld, heeft de kernproeven veroordeeld. Het heeft bovendien de invloed van de niet-gebonden landen op het gebied van de nucleaire ontwapening geschaad. Juist de niet-gebonden landen hebben altijd gehamerd op een koppeling van verdragen als het Non-Proliferatie Verdrag (NPV) aan een tijdschema voor de ontwapening van de kernwapenstaten. En dus kwamen zij die hadden gedacht dat de kernproeven een protest waren tegen de nucleaire wereldorde van een koude kermis thuis. Bidwai: "Ze probeerden de nucleaire club niet uit te dagen, ze wilden er juist bij horen. Als ondergeschikte, tweede-, derderangs leden. En daar zijn ze in geslaagd, maar tegen een enorme prijs wat betreft hun status en hun veiligheid." Daar dient de kanttekening bij te worden geplaatst dat een groot deel van de kritiek die India en Pakistan over zich heen kregen een hypocriete bijsmaak had.
Karel Koster van de Werkgroep Eurobom, de Nederlandse partner in het internationale Project on European Nuclear Non-proliferation (PENN), noemt in dit verband juist Nederland, dat als zelfbenoemd gidsland weer vooraan stond in de verontwaardiging van de internationale gemeenschap, terwijl het als NAVO-partner zich wel het recht toekent zelf kernbommen op te slaan op de luchtmachtbasis in Volkel. Wat dat betreft heeft vooral India zich altijd met recht verzet tegen kernwapenverdragen waarin niet duidelijk een tijdschema voor de ontwapening van de bestaande kernwapenlanden was opgenomen. Karel Koster: "In artikel 6 van het Non-Proliferatie Verdrag (NPV) wordt door de ondertekenaars de belofte gedaan dat zij serieuze stappen zullen ondernemen in de richting van nucleaire ontwapening. Desondanks liggen er kernwapens op Nederlandse bodem die bedoeld zijn om onder bepaalde omstandigheden ook werkelijk gebruikt te worden. Nederland is lid van een alliantie, de NAVO, met een nucleaire doctrine, die tijdens de laatste NAVO-top weer is bevestigd. Daarom bestaat er nog altijd de mogelijkheid dat we in tijden van oorlog kernwapens zullen gebruiken. Dat maakt van de Nederlandse ondertekening van het NPV natuurlijk een volslagen schijnvertoning." India en Pakistan gebruiken het nucleaire beleid van de NAVO als rechtvaardiging voor hun eigen kernwapenstatus, onder het mom: "Wat goed voor jullie is, is ook goed voor ons". Daarom is het volgens Koster zo belangrijk om de krachten te bundelen in de strijd tegen kernwapens in Zuid-Azië en die in het Westen.
Los van militair-politieke overwegingen, hebben ze de tests gebruikt als middel om hun macht te handhaven. En aanvankelijk met succes, de euforie over de bom leek een ogenblik de economische malaise verdrongen te hebben. "Maar binnen een paar dagen begonnen de mensen zich te realiseren dat ze niet konden leven van dit soort dingen, ze beseften ook dat er geen winnaar is in het nucleaire spel in Zuid-Azië", zegt A.I.Rehman, werkzaam bij de Human Rights Commission of Pakistan (HRCP), een van de grootste ngo's (niet-gouvernementele organisaties) van het land. Het enige voordeel van dit alles is dat er een debat op gang gekomen is dat tien jaar geleden nog volslagen ondenkbaar zou zijn geweest. Rehman: "Het zal niet gemakkelijk zijn, maar er zijn tekenen van hoop, die er enkele jaren terug nog niet waren."
De kosten van de militaire machtspolitiek zijn enorm. Praful Bidwai rekent voor dat zelfs een beperkt kernwapenarsenaal, pakweg een vijfde van dat van China, India minimaal 12 miljard dollar zal gaan kosten. "Als we door de kernproeven in een kernwapenwedloop met China terechtkomen, zullen onze uitgaven de pan uitrijzen en totaal onbeheersbaar worden. We moeten ons realiseren dat China dertig jaar voorsprong op ons heeft als nucleaire en strategische macht, en een economie heeft die drie maal groter is dan die van India." Daarnaast zijn er nog de sociale kosten van het nucleaire avontuur. Bidwai: "Er was een explosie van mannelijk chauvinisme, van fundamentalistisch nationalistische ideeën, van het meest radicale soort jingoïsme. (...) Men wilde het radioactieve zand van Pokhran, de testplaats, verzamelen en ter verering ermee in een feestwagen door het land trekken. Met dat soort groteske vormen van hindoe nationalisme gingen de kernproeven gepaard."
Een week na zijn bezoek aan Nederland ondervond Rehman dat aan den lijve. De nieuwsbrief van de HRCP werd door de autoriteiten verboden. De maatregel is onderdeel van een grote schoonmaakoperatie waarbij half mei niet minder dan 1941 NGO's werden verboden. Officieel omdat ze vals en frauduleus waren of tegen het nationale belang indruisden. Een aantal activisten wordt met lastercampagnes zwart gemaakt of krijgt ongevraagd inlichtingendiensten op bezoek. Samen met enkele collega's verdween de bekende journalist Najam Sethi begin mei voor vier weken achter de tralies, omdat ze meegewerkt hadden aan een BBC-documentaire over corruptie in Pakistan. Niet ten onrechte toonde Rehman zich daarom in Utrecht weinig hoopvol: "Ik durf zonder twijfel te stellen dat de bevolking van Zuid-Azië in de vijf decennia sinds de onafhankelijkheid geen werkelijk democratisch bestuur heeft gekend. Toch is er altijd hoop geweest dat men in de loop van het politieke experiment de wensen van de bevolking zou leren respecteren. Maar dat is niet gebeurd en door de kernproeven zal het op korte termijn ook niet gebeuren."
India heeft toegezegd niet als eerste kernwapens te zullen gebruiken en dat het geen kernwapenwedloop wil, maar slechts een minimum afschrikking. Inhoudsloze beweringen volgens Bidwai. Juist Pakistan hecht aan de optie als eerste naar kernwapens te kunnen grijpen, ter compensatie van hun zwakkere positie op het gebied van conventionele wapens. Verder is het ook absoluut geen defensief gebaar van India, integendeel. "OK, we zullen niet de eerste zijn die kernwapens gebruikt, maar als we ze gebruiken, kunnen we ze op een verwoestende manier gebruiken, dan zullen we jullie volledig van de kaart vegen." Met een verwijzing naar de kernwapenwedloop tussen de Sovjet-Unie en de VS tijdens de Koude Oorlog geeft hij aan hoe rekbaar termen als "minimum afschrikking" zijn. Bovendien heeft nog geen enkele Indiase leider kunnen aangeven wat dat minimum dan is. "Het enige wat ze zeggen is dat het geen vaste waarde is. Wat een minimum is ten opzichte van Pakistan, zal niets zijn ten opzichte van China. Deze minima hebben geen betekenis. Een kernwapenwedloop wordt per definitie niet alleen bepaald door mijn beslissingen, maar ook door die van mijn tegenstander."
Praful Bidwai stelt dat de waarde van de 'busdiplomatie' van februari dit jaar, toen de Indiase premier Vajpayee per bus zijn Pakistaanse collega Sharif opzocht in Lahore, niet moet worden overdreven. Voor een belangrijk deel vond de top plaats onder druk van de internationale gemeenschap. Met in het achterhoofd een spoedige verzachting van de internationale sancties hadden allebei veel belang bij een positief diplomatiek signaal naar de buitenwereld. Maar om te stellen dat het overleg een positief gevolg was van de kernproeven is de wereld op z'n kop. Bidwai: "Alledrie hier (Ali, Rehman en Bidwai - FS) zijn we betrokken bij initiatieven als het Pakistan-India Forum for Peace and Democracy. We zeggen tegen onze regeringen: stop deze nonsens. We zijn niet geïnteresseerd in oorlog, we zijn niet geïnteresseerd in onderlinge vijandelijkheden, deze retoriek moet stoppen. (...) Er zijn vele problemen die opgelost moeten worden, maar betrek daar niet hele samenlevingen in door ze met een niet aflatende logica van wederzijdse rivaliteit te veranderen in gewelddadige instellingen. Dit hadden we jullie vijf jaar geleden ook kunnen vertellen. Zo'n topontmoeting zou toen net zo hartelijk zijn ontvangen door mensen uit India en Pakistan. Het vond nu deels gedwongen plaats en niet vanuit een meer evenwichtige benadering van de onderlinge verhoudingen."
Toch blijft Bidwai geloven dat ondanks de tests van vorig jaar de weg naar een vreedzame oplossing nog niet is afgesloten. Met steun van de internationale vredesbeweging moet het mogelijk zijn een breder gehoor te krijgen voor de niet-militaire optie. Karamat Ali, die regelmatig in Nederland verblijft, had ook nog een boodschap voor de Nederlandse vredesbeweging. "Het is zo triest te zien dat Holland niet meer aan Hollanditis lijdt. Die ziekte had moeten blijven. Ik heb zelf deelgenomen aan de anti-nucleaire demonstratie in Den Haag in 1983; dat was iets ongelofelijks. Vandaag de dag zullen er misschien nog twintig mensen op af komen, terwijl sommige van de leiders van die beweging nu volslagen haviken zijn. Het is daarom belangrijk hier een sterke vredesbeweging te ontwikkelen."
Frank Slijper
Handhaaf het wapenembargo!Het wapenembargo dat Nederland na de kernproeven tegen India en Pakistan afkondigde staat van meerdere kanten onder druk. Niet zo raar: de twee landen zijn beide goede klanten van de Nederlandse wapenindustrie (zie VD AMOK nr.3/1998). Nu het embargo al meer dan een jaar duurt dreigen een aantal bedrijven nieuwe orders mis te lopen en wordt er dus stevig gelobbyd voor een versoepeling van de regels. Indiase en Pakistaanse vredesactivisten pleiten echter voor handhaving van het embargo. In tegenstelling tot economische sancties, die vooral de armen treffen, raakt een wapenembargo direct het militaire apparaat, zo stellen ze. Gelukkig lijkt een overgrote Kamermeerderheid (exclusief de VVD) nog steeds het wapenembargo te ondersteunen.De Indiase premier Vajpayee is nog niet thuis van het bezoek eind februari aan zijn Pakistaanse buurman Sharif, of VVD-Kamerleden Van den Doel en Hessing trekken minister van Aartsen aan zijn mouw met de vraag of het overleg in Lahore niet "een voldoende basis is om de bestaande vergunningenstop op de export van militaire goederen naar India en Pakistan op te heffen en zodoende aan te sluiten bij het beleid van de andere lidstaten van de EU?" Een moeilijke vraag waar de minister van buitenlandse zaken tien weken lang het antwoord op schuldig moet blijven. In die tussentijd is van het optimisme over de topontmoeting, voor wie dat al bezat, nog maar weinig over. India en Pakistan hebben in april hun Agni en Ghauri getest, middellangeafstandsraketten die een dikke tweeduizend kilometer moeten kunnen afleggen eventueel bewapend met (kern)-bommen. Het tijdschrift Jane's International Defence Review noemt de tests "een grotere bedreiging voor de stabiliteit in Zuid-Azië dan de kernproeven van het jaar ervoor". Van Aartsen vindt echter niet dat "de proeflanceringen een fundamentele stap terug betekenen op het pad van nucleaire wapenbeheersing en regionale samenwerking tussen India en Pakistan." Op termijn, Van Aartsen noemt een periode van 3 maanden, wil hij uitzonderingen voor bepaalde vervolgorders overwegen. Nieuwe exportaanvragen blijven vooralsnog kansloos. Maar met een beetje creativiteit zijn er altijd sluiproutes te vinden. In maart trekt het Alkmaarse Dynaf, fabrikant van onder andere aggregaten voor radarsystemen van Hollandse Signaal (HSA), aan de bel bij de ouderenfractie van Noordhollandse Provinciale Staten. Tien aggregaten plus reserveonderdelen (waarde: ruim anderhalf miljoen gulden) voor de Indiase landmacht staan klaar voor verscheping maar krijgen geen exportvergunning vanwege het lopende embargo. Het ministerie van economische zaken wil wel helpen, maar buitenlandse zaken ligt dwars. Verder dreigt het bedrijf een nieuwe Indiase order voor nog eens 70 aggregaten (ter waarde van tien miljoen gulden) mis te lopen, waardoor de werkgelegenheid gevaar loopt. De noodkreet valt in goede aarde. Eind mei onthult het radioprogramma 'VPRO aan de Amstel' dat Dynaf met hulp van Gedeputeerde Staten en een districtsbestuurder van FNV Bondgenoten een voor de regering aanvaardbare oplossing heeft bedacht. Via een zogeheten 'u-bocht-constructie' worden de gereedstaande aggregaten ondergebracht bij een al voor het embargo verstrekte vergunning aan HSA en kunnen zo alsnog de deur uit. Met de nieuwe spanningen tussen India en Pakistan in Kashmir ziet Dynaf het voorlopig echter somber in voor de nieuwe miljoenenorder. Ondertussen heeft de Indiase marine begin juni de destroyer Mysore in de vaart genomen. De Mysore is de tweede in een serie van drie in India gebouwde oorlogsschepen. De drie schepen hebben ieder een tweetal door HSA geleverde radarsystemen aan boord; nog een derde type radar is door het Indiase Bharat Electronics ontwikkeld op basis van HSA-technologie. Uit een ander marineproject rolt binnenkort de eerste van drie fregatten; ook hier zijn de radarsystemen weer van HSA afkomstig. De mogelijke rol van de marine in het Indo-Pakistaanse conflict is weinig belicht. Toch zijn beide marines sinds juni in opperste staat van paraatheid gebracht. De Indiase admiraal Sushil Kumar heeft zijn land verzekerd dat de marine een nucleaire aanval af kan slaan en in staat is met gelijke munt terug te betalen. In afwachting van betere tijden blijft de Nederlandse industrie zo goed en zo kwaad als het kan de contacten warmhouden. Het embargo verbiedt bedrijven immers niet om wapenbeurzen in de regio af te lopen. Zo was HSA in november vorig jaar te gast op de luchtvaartbeurs Aero'98 in het Indiase Bangalore en een paar maanden later op de grootste wapenbeurs van de buren. Op de Pakistan Naval Defence Show'99 staat Signaal onder de paraplu van Thomson in het Franse paviljoen. Het bedrijf bevindt zich in Karachi in bekend gezelschap: een eindje verderop staat de stand van het laboratorium van Abdul Qadir Khan, de voormalige atoomspion van UCN. Frank Slijper
|
Op de jaarvergadering in juni jongstleden van de Organisatie van Amerikaanse Staten werd door de VS een plan voor een diplomatieke interventiemacht gelanceerd. De reacties hierop waren dan ook behoorlijk negatief. Allicht blijft zo een ingreep niet tot diplomatieke middelen beperkt. En zou het echt gaan om de bescherming van de democratie, zoals de Amerikanen beweerden, of om een voortzetting van de aloude interventiepolitiek in een nieuw jasje? Nieuw was namelijk de gedachte om niet alleen in te grijpen maar samen met enkele bevriende staten.
Zou het toeval zijn dat de Amerikanen met dat voorstel kwamen enkele dagen nadat Milosevic instemde met het G8-voorstel tot beëindiging van de oorlog om Servië? Die oorlog was een geval van eenzijdig militair ingrijpen in de binnenlandse aangelegenheden van een onafhankelijke staat, hoezeer ook gemotiveerd door humanitaire schijnargumenten. Amerika deed het niet in zijn eentje maar samen met de NAVO vrienden. Wie weet ligt daar de verklaring voor deze NAVO-aanval op Servië. Die schiep een goede voedingsbodem voor het verkopen van militaire interventie (moderner dan vroeger dus met een groepje) als een normale en succesvolle politiek.
Het wordt trouwens hoog tijd om de veelvuldige bewering te ontmaskeren dat democratie en vrije markt een soort twee-eenheid vormen. Onder Pinochet bloeide het particuliere ondernemen in Chili als nooit tevoren. In Hitler-Duitsland evenzeer: neem alleen al IG Farben.
Fred van der Spek
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Kort na de Koude Oorlog dreigt voor Bulgarije het economisch faillissement. De door de staat gecontroleerde industrie is in veel gevallen totaal onrendabel. Veel bedrijven moeten hun personeel op straat zetten en de poort sluiten. Zo ook de Bulgaarse wapenindustrie, die begin jaren negentig vijftigduizend arbeiders heeft moeten ontslaan. Om de malaise het hoofd te kunnen bieden voert Bulgarije een agressief wapenexportbeleid waarbij het er weinig toe doet waar de wapens uiteindelijk terechtkomen. Als er maar harde valuta voor terugkomen. De Bulgaarse staatsfirma's als Teraton en Kintex mogen daarom jarenlang wapens leveren aan landen als Rwanda, Sierra Leone, Irak, Angola, Libië en het voormalige Joegoslavië, wapenembargo of niet. In een aantal gevallen (zoals Angola) doen zowel staatsleger als verzet zaken met Bulgarije. Hoe erg de economie ook mag kwakkelen, in 1996 verdient nog altijd twaalf procent van de beroepsbevolking het brood in de wapenindustrie. Het flexibele wapenexportbeleid geeft Bulgarije ook de reputatie een vrijhaven te zijn voor allerhande buitenlandse wapenhandelaars en hun stinkende zaakjes. Deals die elders op problemen stuiten kunnen altijd nog via Bulgarije hun einddoel vinden. Vanaf Oostende, thuishaven van veel wapentransporteurs, wordt opvallend veel gevlogen op Bulgaarse luchthavens. Via een Israëlische agent levert Bulgarije eind 1998 tanks aan Oeganda. Het leger voert daar al jaren oorlog met een aantal Oegandese guerrillaorganisaties, waarbij alle partijen zich schuldig maken aan grove schendingen van de mensenrechten. Volgens sommige bronnen zijn de tanks echter gekocht voor inzet in Zuid-Soedan, waar Oeganda lokale rebellen ondersteunt; anderen suggereren weer dat ze voor het eveneens door Oeganda gesteunde anti-Kabilaverzet zouden zijn bestemd.
Geen goede reputatie als je ook verwoede pogingen doet om lid te worden van de NAVO en de EU. De jongste Bulgaarse regering heeft daarom aangekondigd schoon schip te maken. Het stuit alleen op een ander probleem: veel wapensystemen zijn te verouderd om binnen de NAVO mee te kunnen doen. Omdat verschroten geen optie is voor een arm land ligt doorverkoop aan de hoogstbiedende het meest voor de hand. In 1994 verkocht Bulgarije een voorraad overbodig geworden wapens aan de Zuid-Jemenitische afscheidingsbeweging. Wat niet in de zakken van handige militairen verdween moet op den duur zijn weg weer vinden naar westerse wapenfabrikanten die reikhalzend uitkijken naar de Bulgaarse omschakeling tot NAVO-standaard. Bulgarije is niet de enige met een dergelijke reputatie als wapenexporteur.
In de rij landen die Soedan de afgelopen decennia van wapens hebben voorzien lopen de grote wapenleveranciers als de (ex-)Sovjet-Unie, de Verenigde Staten en China voorop. Soedan is het trieste voorbeeld van een eindeloze, mede door koude oorlogspolitiek gevoede burgeroorlog. Sinds de onafhankelijkheid in 1956 hebben Soedanezen slechts elf jaar de smaak van vrede mogen proeven. Afhankelijk van de politieke kleur van de macht sluisden Amerikanen en Sovjets jarenlang om beurten enorme ladingen wapens naar Soedan en Ethiopië, van oudsher de uitvalsbasis van de Zuidsoedaneze separatisten. De laatste jaren verdient vooral China aan de voortdurende oorlog. Iran ziet de regering in Khartoum als Afrikaanse springplank voor de verbreiding van de Islamitische revolutie en levert op grote schaal militaire steun.
Het geval Soedan laat duidelijk zien hoe diepe sporen wapenleveranties trekken. Met de bestaande wapenvoorraden in de regio kunnen zowel rebellen als het reguliere leger nog jarenlang doorvechten. De oorlog dreigt bovendien naar de rest van de regio over te slaan. Zowel Eritrea, Ethiopië als Oeganda steunen het Soedanese verzet, terwijl Soedan op zijn beurt ook weer onderdak biedt aan rebellen uit die drie landen. In 1997 mengde de VS zich opnieuw in de regio. Het startte een militaire hulpprogramma aan Ethiopië en Oeganda, mede om zich weer te kunnen bewapenen tegen aanvallen van rebellen vanuit Soedan.
Onderzoek naar de handel en wandel van landen waar het wapens betreft, kunnen een schat aan informatie opleveren. Zo ook deze twee rapporten van mensenrechten waakhond Human Rights Watch (HRW). Ze werpen een licht op de relatie tussen schendingen van de mensenrechten en wapenhandel. Het rapport over Soedan onderzoekt vanuit de 'vraagkant' de bewapening van alle partijen in de burgeroorlog. Het andere rapport geeft een uitgebreid overzicht van de betrokkenheid van Bulgarije bij de door- en uitvoer van wapens naar notoire schenders van mensenrechten.
Beide rapporten zijn ook te vinden op de website van HRW: www.hrw.org
(MB/FS)
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
De huidige president Habibie is tevens de wapenbaron van het eilandenrijk. In de jaren zeventig werd hij door zijn voorganger Soeharto teruggehaald uit Duitsland om in Indonesië een moderne defensie-, scheepsbouw-, en vliegtuigindustrie op te bouwen.
Op marinegebied is het belangrijkste project de bouw van patrouilleschepen bij de werf PT Pal in Soerabaya. Pal bouwt met Duitse technologie al enkele jaren zogenaamde snelle aanvalsboten. Het belangrijkste deel van de schepen (het geschut, de commandosystemen en andere militaire elektronica) komt echter vooral uit Zweden en Nederland. Eind 1994 tekenden HSA en PT Pal een contract voor de verkoop van vuurleidingssystemen, optische technologie en commandocentrales. De order werd belangrijk nieuws toen Jan Pronk zich eind 1995 tegen de levering uitsprak. De toenmalige minister van ontwikkelingssamenwerking vond dat het Indonesische leger niet in staat moest worden gesteld nog meer te doen wat niet mag. Zijn bemoeienis werd hem in Den Haag niet in dank afgenomen. Toch waren er aanwijzingen dat de levering doorging, hoewel er nog altijd geen exportvergunning was verstrekt. In 1996 vertelt minister Van Mierlo zijn Indonesische collega Alatas dat hij niet verwacht dat de levering op bezwaren zal stuiten, tenzij er belangrijke veranderingen optreden. Op vragen van de SP en GroenLinks antwoordt Van Mierlo dat de inzet van de Indonesische marine om binnenlandse opstanden de kop in te drukken geen beletsel is, omdat dit al jarenlang de taak van het Indonesische leger is en daarom niet nieuw en dus "geen belemmering voor een potentiële levering".
De berichten in de jaren erna bevestigen de voortgang van het project. In 1997 meldt een directeur van HSA's moederbedrijf Thomson dat Signaal bezig is het project uit te voeren. Vervolgens blijken ook de Zweedse kanonnen, die door HSA apparatuur aangestuurd moeten worden, geleverd te zijn. In september van dat jaar valt op de website van PT Len, de Indonesische producent van defensie-elektronica, te lezen dat ze bezig zijn met het opzetten van de hard- en software produktie voor vuurleidingsapparatuur, een onderdeel van het contract met Signaal. In 1998 gaat het militaire jaarboek Jane's Fighting Ships er van uit dat de patrouilleschepen al zijn uitgerust met een speciaal voor de Indonesische marine ontworpen versie van Signaals LIOD-vuurleidingssysteem.
Door gezamenlijk onderzoek van VPRO's radioprogramma Argos en AMOK kwam aan het licht dat in de periode 1995 tot 1998 een aantal exportvergunningen aan HSA zijn verstrekt voor leveranties aan Indonesië. Het lijkt erop dat de order in mootjes is gehakt en in 1999 uiteindelijk toestemming is verkregen voor leverantie van de grote systemen uit het contract.
Voor dit deel vraagt HSA pas in april 1998 een exportvergunning aan. In november dat jaar wordt deze op een tweetal gronden geweigerd. De aanschaf van dure wapensystemen door een land dat zojuist is getroffen door een economische crisis is ongepast. Bovendien zou de levering een verkeerd signaal zijn aan de strijdkrachten van Indonesië. Het zou uiteindelijk de druk van Habibie en PT PAL zijn die Buitenlandse Zaken op de knieën dwingt om een positief advies af te geven. Daarnaast zou HSA hebben gedreigd de schade van het mislopen van de order (naar verluidt 122 miljoen gulden) op de overheid te verhalen. Dat laatste roept vragen op. HSA en Pal hadden zelf alles rond de order al geregeld, inclusief de financiering, vóórdat er een exportvergunning was afgegeven. Het Hengelose bedrijf weet zelf ook dat een vergunning altijd kan afketsen op de richtlijnen van het Nederlandse wapenexportbeleid. Dat dit maar zelden gebeurt is wat anders, maar formeel is er met zo'n weigering niks mis. Het argument van de schadeclaim is dan ook uit de lucht gegrepen, tenzij er onder tafel andere afspraken zijn gemaakt.
Op basis van de schijnbaar positieve ontwikkelingen in Indonesië onder Habibie zijn april dit jaar de bezwaren tegen de leverantie van tafel verdwenen. Kamerleden Koenders (PvdA) en Hoekema (D66) vinden de situatie in Indonesië echter nog altijd veel te instabiel. Alleen al de rol die verschillende facties van het Indonesische leger achter de schermen op Oost-Timor spelen geven hen daarin gelijk. Bovendien is Indonesië de economische crisis nog lang niet te boven.
Dat patrouilleschepen nog steeds ingezet kunnen worden voor repressieve taken is ook voor Paars 2 geen beletsel gebleken.
(MB)
Bronnen:
Wapenhandel met Indonesië, Rode Emma, Amsterdam 1997
Antwoord op Kamervragen, 22 juni 1999
Bron: Trouw, 17 en 23 juni 1999
Veel orders krijgen de Stork-bedrijven uit compensatieopdrachten. Wanneer Nederland in het buitenland wapens aanschaft verplicht het de fabrikant Nederlandse bedrijven te betrekken bij de produktie. Vooral de Fokkerbedrijven hebben altijd flink van deze compensatieorders geprofiteerd. Het Amerikaanse Boeing plaatste in mei vervolgorders ter waarde van 170 miljoen gulden bij Stork voor de produktie van onderdelen voor Apache gevechtshelikopters en C-17 militaire transportvliegtuigen. Verder hoopt Stork hoge ogen te gooien met de fabricage van vleugelonderdelen voor de Joint Strike Fighter (JSF), de gedoodverfde opvolger van de Nederlandse F-16. Eenmaal toegelaten als producent liggen honderden miljoenen guldens omzet in het verschiet.
Bronnen:
de Volkskrant, 20 maart 1999
Financieel Dagblad, 11 mei 1999
Jaarverslag Stork N.V. 1998
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
De wet, bedoeld om een 'atoomvrij Oostenrijk' te bewerkstelligen, behelst de volgende punten:
Bron: Persbericht Werkgroep Eurobom 7.7.1999
Bron: Refusing to bear arms, Bart Horeman en Marc Stolwijk, WRI, september 1998
Bronnen:
Nikitin Update 9.7.1999
Trouw 21.7.1999
website: www.bellona.no
Maar ook dit jaar zijn er weer onthullingen. De Militaire Inlichtingendienst (MID) blijkt tussen februari 1996 en februari 1997 een onderzoek te hebben ingesteld naar rechts-extremistisch gedrag van enkele Dutchbat-militairen. Resultaat van het onderzoek waren een viertal gespreksverslagen, zonder dat uiteindelijk rapport werd opgemaakt. Het incident was noch aan De Grave, noch aan zijn voorganger gemeld, terwijl de minister augustus vorig jaar nadrukkelijk om alle relevante informatie had gevraagd.
Als reactie heeft De Grave nu het hoofd van de MID, commodore A. Vandewijer, en zijn plaatsvervanger R. Wielinga gedwongen hun functie ter beschikking te stellen. Daarnaast ligt ook het vorige hoofd van de MID bij de landmacht, brigade-generaal Van Bokhoven onder vuur. Van Bokhoven is nu contingentscommandant van de Nederlandse troepen in Kosovo, hetgeen de zaak extra precair maakt. Hij was ten tijde van het extremisme-onderzoek verantwoordelijk en speelde ook een rol bij het eerste verdwenen filmrolletje, waarop de bewijzen voor (hulp bij) oorlogsmisdaden te zien zouden zijn. Verbazingwekkend is dat de top van de landmacht tot nu toe buiten schot blijft. Het is onwaarschijnlijk dat de MID een dergelijk gevoelig onderzoek zou hebben afgesloten zonder dit (op zijn minst mondeling) te bespreken met hogere regionen.
Resultaat van de zuivering bij de MID is daarentegen wel dat Wielinga, die de laatste tien jaar vergeefs probeerde de veiligheidstak van de MID onder controle te krijgen nu opstapt. Twee vogels in één klap geschoten?
Laatste nieuws: Brigadegeneraal van de mariniers J. van Reijn is per 1 augustus benoemd als nieuwe directeur van de MID.
Bronnen:
Reformatorisch Dagblad 14.7.1999
Brieven van de minister van defensie aan de Tweede Kamer 13.7.1999 en 16.7.1999
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Locatie: Steinkimmen/Bremen (Duitsland).
Kosten van deelname DM 300,-, inclusief eten en slapen. Er is kinderopvang.
Organisatie: War Resisters International ism. Patchwork
Informatie: telefoon 0044-171.278.4040.
Email: warresisters"at"gn.apc.org.
http://warresisters.gn.apc.org/
Voor inlichtingen en bestellingen: Werkgroep Eurobom, telefoon 06-14127779.
De werkzaamheden concentreren zich in vijf periodes van twee weken.
Voor informatie: redactie VD AMOK (Kees Kalkman), 06-14127779
Af en toe hoorde of las ik iets dat mijn liefde voor de geallieerde strijd tegen het nazi- en jappengebroed een opdoffer gaf. Zo stonden er in de zomer van 1943 ijzingwekkende berichten in de krant over het bombardement op Hamburg waarbij, evenals later in Dresden, tienduizenden mensen in de vlammen omkwamen. Als ik zoiets las flitste het door mijn hoofd dat ik fout zat met mijn oorlogsgedweep. Maar vervolgens merkte ik met een soort triomf dat dat besef niet bekleef. Het was mij om zo te zeggen gelukt mezelf te blijven.
Alleen de atoombom kreeg ik niet verstouwd. Het eerste wat door mij heenging toen het bericht over de verwoesting van Hiroshima mij bereikte was, heel ikkerig: 'dit is geen oorlog voeren meer'. En ik wist dat dit keer de ontnuchtering blijvend zou zijn. Vervolgens werd ik bang, wezenloos bang. Ik kreeg het gevoel dat de mensheid een pikzwarte toekomst tegemoet ging als er niet meteen op het wereldpodium stelling werd genomen tegen dit afschuwelijke wapen. Met stijgende verontrusting ploos ik de krant op reacties na. Overal bezorgdheid, maar geen staatshoofd, geen paus van Rome, zelfs geen nobelprijswinnaar die ronde taal durfde te spreken en de misdaad een misdaad noemen.
Zo zag het begin van mijn politieke bewustwording eruit.
Clemens Raming - brief aan Gerard Ramakers, juli 1999
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina