VD AMOK
tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
jaargang 10, nummer 5, 2001
VD AMOK
tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
jaargang 10, nummer 5, 2001
VD AMOK
verschijnt vijf maal per jaar en wordt uitgegeven door de Vereniging Dienstweigeraars (VD) en het Antimilitaristies Onderzoekskollektief (AMOK). Voor de inhoud van met naam ondertekende stukken zijn de auteurs verantwoordelijk.
Copyright
Overname van artikelen uit het lopende nummer is uitsluitend toegestaan na toestemming van de redactie. Overname van artikelen uit eerder verschenen nummers is toegestaan onder bronvermelding en toezending van een bewijsexemplaar aan de redactie.
Adres redactie en abonnementenadministratie
VD AMOK
Obrechtstraat 43
3572 EC Utrecht
tel. 06-14127779
e-mail: vdamok"at"antenna.nl
Redactie
Hans Christian Bouton (fotoredactie), Kees Kalkman, Karel Koster, Guido van Leemput, Tjark Reininga, Egbert Wever
Fotografen en illustratoren
Autonoom Centrum, Nanette Danckaarts, Miriam Mannak en diversen van het WorldWideWeb
Vormgeving
René Oudshoorn, Egbert Wever
Drukker
Drukkerij De Dageraad, Den Haag
Verder werkten aan dit nummer mee
Ludo den Brabander, Jelle van Buuren, Peter Custer, David Jan Donner, Jan Pieter Everaerts, Hans Lammerant, Kasper Heijting, Wil van der Schans, Frank Slijper, Fred van der Spek
Abonnementen
Een abonnement is minimaal ( 30,- per jaar.
Een steunabonnement is minimaal ( 40,-.
Over te maken op giro 1308126 t.n.v. Vereniging Dienstweigeraars, Utrecht.
Nieuwe abonnementen schriftelijk aanmelden. Wacht met betaling op toezending acceptgiro.
Opzegging uitsluitend schriftelijk vóór aanvang van het kalenderjaar.
Losse nummers kosten ( 6,50 (( 8,90 inclusief porto).
Advertenties
Tarieven en opgave bij de redactie.
Sluitingsdatum volgend nummer
1 januari 2002
Voor de tweede keer dit jaar is de VD AMOK een product van de samenwerking tussen de redacties van VD AMOK en het Vredescahier uit Gent, een uitgave van de vzw Vrede. Begin dit jaar brachten we samen een gedegen boekje uit over de militarisering van de Europese Unie.
Dit nummer gaat geheel over diverse aspecten na de aanslagen in de VS op 11 september. De problemen die voortvloeien uit de aanslagen zijn internationaal. Dat rechtvaardigt in ieder geval een internationale samenwerking. De problemen, analyses en mogelijkheden van de vredesbeweging zijn weliswaar niet identiek in België en Nederland, maar lijken genoeg op elkaar om uit te wisselen. Waarvan acte.
Is de wereld veranderd na 11 september? Gezaghebbende commentatoren beweren van wel. De oorlog tegen het terrorisme zou alles anders maken: er is geschreven over een aanval op de westerse beschaving. Maar zoals veel van de schrijvers in dit nummer betogen, liggen die veranderingen eerder in het verlengde van al bestaande belangen en ontwikkelingen.
De cruciale vraag is of de “oorlog tegen het terrorisme” inderdaad een oorlog tegen terroristen is, of eigenlijk een eufemisme voor een oorlog tegen die delen van de wereld waarvan de bewoners de pech hebben in strategiese gebieden te wonen die van cruciaal belang zijn voor de VS en andere grootmachten. Daarin speelt de kwestie van toegang en controle over hulpbronnen zoals olie, een beslissende rol. Er zijn sterke aanwijzingen dat dit ook in Afghanistan het geval is.
In dat geval wordt er een wisseltruc op ons toegepast: een politionele opsporingsoperatie van een groep internationale georganiseerde, gevaarlijke en bijzonder gewelddadige misdadigers wordt omgezet in een allesomvattende oorlog tegen hele bevolkingsgroepen en landen. Vertegenwoor- digers van de militaristiese vleugel van de Amerikaanse politiek, helaas gesteund door de VVD in Nederland, roepen al maanden op tot uitbreiding van de heilige oorlog: ook Irak, Iran, Libië, Somalia, en Soedan staan op hun verlanglijstje.
Inderdaad: Europa staat ook op een kruispunt. Als de Amerikaanse interventievleugel haar zin krijgt, gaat Europa haar volgen? Het gaat daarbij nauwelijks om de zeer beperkte praktische militaire hulp voor de Amerikaanse avonturen - de befaamde Europese interventiemacht loopt alweer achter op schema - maar des te meer om politieke steun. De kritiekloze medewerking van de Europese lidstaten aan het in werking stellen van het bijstandsartikel in het Atlantisch Verdrag (steun aan een NAVO lidstaat die aangevallen wordt) doet het ergste vrezen.
Tenslotte willen wij ook wijzen op de bijzonder ernstige repressiemaatregelen die in de VS zijn ingevoerd in de vorm van krijgsraden die buitenlanders kunnen berechten. William Safire, de conservatieve commentator van de New York Times (tevens lid van de Democratische Partij) stelde het als volgt: “In zijn schandalige decreet geeft President Bush toe dat ‘de rechtsbeginselen en de regels van bewijsvoering’, die de basis vormen van het Amerikaanse rechtssysteem, buiten werking worden gesteld.” Duizend mensen zijn opgepakt voor onbepaalde tijd op grond van vermoedens en niet bewijzen. De repressie heeft een racistiese wending genomen door het aanwijzen van leden van minderheidsgroeperingen als mogelijke terroristen.
Als een aanslag zoals die van 11 september ook in Europa plaatsvindt vrezen we dat ook hier de roep om harde maatregelen zal toenemen.
De aanslag op de symbolen van de Amerikaanse militaire en economische macht - het Pentagon en het World Trade Centre - op 11 september jl. markeert een omslagpunt in de internationale politiek. Het is echter nog onduidelijk welke kant het opgaat. Een cruciale vraag is of de VS vasthouden aan het unilateralisme van de afgelopen drie jaar, of dat ze op essentiële punten hun beleid wijzigen in de richting van multilateralisme. De tekenen wijzen erop dat dit laatste niet het geval is.
De Amerikaanse regering voerde voor 11 september een koers die onmiskenbaar tot doel had om Amerikaanse doelstellingen na te streven zonder acht te slaan op de belangen van andere landen. Dit is herhaaldelijk tot uiting gebracht door Amerikaanse regeringswoordvoerders, slechts gerelativeerd door een met de mond beleden noodzaak voor overleg met de bondgenoten. De voormalige of toekomstige concurrenten - Rusland en China - werden sowieso genegeerd.
Deze lijn kenmerkte de opstelling van de VS in een reeks onderhandelingen, waaronder die over het Internationaal Strafhof, de Kyoto overeenkomst over het klimaat en overeenkomsten om de productie en verspreiding van chemische en biologische wapens in te perken. Dit alles werd bekritiseerd, afgezwakt, dan wel geblokkeerd door de Amerikaanse regering. Het Teststopverdrag (tegen het nemen van atoomproeven), ondertekend door de VS, werd in 1999 niet geratificeerd door de Amerikaanse Senaat. De kwestie van het raketschild en de wens om het ABM-verdrag af te schaffen was slechts de laatste stap in een reeks.
De aanslagen van 11 september, stellen nogal wat opiniemakers, hebben dit alles veranderd. De VS heeft een coalitie tot stand gebracht die tot doel heeft het 'terrorisme' te bestrijden. Het eerste doelwit van die coalitie werd Afghanistan, door toepassing van de eenvoudige politieke formule: terrorisme = Al-Qaeda netwerk = Taliban regering = allen die de Taliban steunen.
Zoals bekend wordt iedereen die het niet eens is met deze logica door de Amerikaanse regering in de hoek van de tegenstanders gezet. In het gevaarlijke simplisme van de hoofdstroom van de publieke opinie gaat het hier om een strijd van goed tegen kwaad, waar alleen het ter discussie stellen van het uitgangspunt van de regering in de VS al snel als hoogverraad wordt gedefinieerd.
Internationale politiek en olie
Opmerkelijk is dat dit debat nauwelijks gaat over de politieke of economische belangen van de betrokken landen, vooral de VS en Rusland. Rusland en de VS zouden nu bondgenoten zijn in een coalitie tegen het terrorisme, dus deel van dezelfde strijd tegen het 'kwaad'.
Daarmee wordt de eerdere veroordeling van het Amerikaanse unilateralisme vergeten door de internationale politiek. Dat unilateralisme had te maken met een welbegrepen eigenbelang, waarin de controle over de wereld energievoorziening (olie) beslissend is.
De oliepolitiek is de laatste weken wel genoemd als achtergrondfactor, maar de speciale rol die het in het Afghanistan conflict speelde is pas bekend geworden door de onthullingen van Franse veiligheidsexperts, tevens (ex)werknemers van de inlichtingendienst, Brisard en Dasquie, over de onderhandelingen die tussen de Taliban en de Amerikaanse regering gevoerd werden in de laatste jaren, tot vijf weken voor de 11 september aanslag (noot 1). Uit het door de Franse analisten geschetste beeld komt naar voren dat de Amerikaanse regering een machtspositie in Centraal-Azië wil opbouwen om de aanvoer van olie en gas uit de velden rondom de Kaspische zee in Turkmenistan, Kazachstan en Oezbekistan te controleren (noot 2).
Al sinds het eind van de Koude Oorlog woedt een politieke en economische strijd over de exportroute van die olie naar het Westen, via Russisch grondgebied of Turkije, of Iran. Een aanvulling of alternatief daarvoor zou de zuid-oostelijke export via Pakistan naar de Indiase Oceaan kunnen zijn. Die route loopt via Afghanistan en was dan ook, volgens de Franse auteurs, onderwerp van belangrijke onderhandelingen met de Taliban. Eerst met de regering Clinton, die ze afbrak door de aanslagen op de Amerikaans ambassades van 1998, waarna ze dit jaar onder de nieuwe president Bush werden hervat.
De kwestie van de mensenrechten onder het Taliban regime (en nog specifieker vrouwenrechten) speelde geen enkele rol in deze onderhandelingen. De cruciale ruil betrof economische hulp en erkenning tegen een veilige doorgang van olie en gas naar Pakistan via Afghaans grondgebied. Daar werd ook een politieke eis aan toegevoegd: het installeren van een coalitieregering. Aangezien de Taliban door hun sterk repressief bewind een aanzienlijke mate van stabiliteit hadden bewerkstelligd was dit kennelijk een aantrekkelijke optie.
Cruciaal verstorende factor was vermoedelijk de aanwezigheid van Al-Qaeda, oftewel Osama Bin laden, die Afghanistan had uitgekozen als basis voor zijn anti-Amerikaanse activiteiten elders. Volgens een door Brisard en Dasquie aangehaalde onderdirecteur van de FBI waren de belangen van de oliemaatschappijen en de rol van Saoedi- Arabië het belangrijkste obstakel voor zijn onderzoek naar islamitisch terrorisme. Hij nam afgelopen juli ontslag vanwege deze obstructie.
Een beslissende wending in de gebeurtenissen kan zijn dat de Al-Qaeda overtuigd raakten dat de Amerikaanse regering van zins was om Afghanistan aan te vallen (omdat de onderhandelingen over de uitlevering van Osama Bin Laden vastzaten). De Al-Qaeda koos ervoor lang voorbereide plannen in werking te stellen en zelf de eerste klap uit te delen. De Amerikaanse reactie daarop was voorspelbaar en vermoedelijk voorzien door de strategen van Al-Qaeda. Men calculeerde wellicht dat Amerikaans optreden tot gevolg zou hebben dat sterke anti-westerse krachten zich met de oorlog zouden gaan bemoeien.
Dat kan nog steeds: de Amerikaanse aanval op Afghanistan kan uitmonden in een escalerende confrontatie tussen anti-westerse moslims in een aantal landen en hun pro-westerse regeringen die het deksel op de pan proberen te houden. Van belang zijn de Westerse politiek ten aanzien van de Israëlisch-Palestijnse kwestie en de Amerikaanse aanwezigheid in Saoedi-Arabië.
De Amerikaanse oliepolitiek in Centraal-Azië is door de aanslag niet wezenlijk veranderd. De aanslag was eerder een excuus voor de VS om met binnenlandse en buitenlandse steun in Afghanistan orde op zaken te stellen. Franse bronnen gaven in september in Le Monde al aan dat er afdoende redenen waren om ook Saoedi-Arabië aan te vallen, omdat een deel van de financiële middelen van de terroristen uit Saoedi-Arabië afkomstig waren. Maar daarover heerst bij de Amerikaanse regering grote terughoudendheid.
In de Verenigde Staten is in het voorbijgaan de defensiebegroting verhoogd, heeft de CIA weer de formele bevoegdheid om te moorden gekregen en is een draconische wetgeving aangenomen waarmee de binnenlandse oppositie tegen het nationale beleid kan worden gesmoord.
Europese politiek
De Europese NAVO-bondgenoten hebben deze Amerikaanse politiek met enig enthousiasme gevolgd. In eerste instantie door de kritiekloze aanvaarding (zonder een bewijs te eisen) van de Amerikaanse bewering, als zou Osama Bin Laden en zijn organisatie de dader van de aanslag zijn, in de tweede plaats door Afghanistan aan te wijzen als beschermer van Al-Qaeda. Het in werking stellen van artikel V van het Atlantisch Verdrag aangaande bijstand voor de VS, als zijnde een aangevallen NAVO bondgenoot, was het formele sluitstuk van dit beleid.
Deze stap verzorgde de politieke rugdekking die de VS nodig had om haar offensief tegen Afghanistan in werking te stellen. Dit had het grote voordeel dat de oorlog militair gezien door de VS met een eenduidige bevelsstructuur kon worden gevoerd, zonder de bondgenoten als lastige pottenkijkers. Aan een tweede Kosovo oorlog, oftewel oorlog via overlegcommissie, hadden de Amerikanen geen behoefte.
De Europeanen zijn op een merkwaardige manier meegesleurd in het Afghaanse avontuur. Terwijl de VS nauwelijks grondtroepen inzet lijken het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland bereid om zulke troepen te leveren, kennelijk om een zekere invloed te behouden. Kleinere landen zoals Nederland leveren troepen elders om Amerikaanse eenheden vrij te maken.
Rusland heeft een sleutelrol als wapensmid voor de Noordelijke Alliantie, en wendt haar invloed in Centraal-Azië aan om een beperkte Amerikaanse aanwezigheid toe te staan. De vraag is of dit ook zover gaat dat de Kaspische olie wordt geëxporteerd langs een 'Amerikaanse route' - een pro-westers Afghanistan en Pakistan. Vooralsnog lijkt dat onwaarschijnlijk.
Opmerkelijk is de rol van de Britse politiek in de crisis. Ogenschijnlijk lijkt deze de slippendrager van de Amerikaanse te zijn. Maar tegelijkertijd wordt door de Britse regering gepleit voor nauwere samenwerking tussen de NAVO en Rusland (noot 3). Dit is een nauwelijks verborgen poging om de Europese rol richting Rusland te versterken. Een intrigerende opinie artikel geschreven door defensie-expert Charles Grant in het Britse dagblad The Independent van 16 oktober jl. wees al op de transformatie van de NAVO naar een politiek eerder dan een militair verbond, gezien de vrijblijvendheid, waarmee de bijstandsverplichting van artikel V van het Atlantisch verdrag in de praktijk werd gebracht voor Afghanistan. De beperkte Europese militaire inbreng is, zo gezien, niet meer dan een poging om politieke invloed uit te oefenen op de VS, die zoals altijd haar eigen gang gaat.
Intussen probeert de regering van president Poetin maximale winst te slaan uit de crisis door steun voor de oorlog tegen het terrorisme te combineren met oppositie tegen het raketschild. In Texas werden in november door Poetin en Bush unilaterale verklaringen over reducties in de nucleaire bewapening gemaakt zonder dit verdragsmatig vast te leggen. Het eerder gemaakte dreigement van Bush om uit het ABM verdrag te stappen lijkt op de lange baan te zijn geschoven.
In Azië speelt Rusland een rol in de diplomatieke manoeuvres rond de totstandkoming van een overgangsregering in Afghanistan. Intussen wordt de Noordelijke Alliantie gebruikt als buffer tegen islamitische extremisten in de voormalige sovjet gebieden, de grensstaten van Rusland. De deelname aan de coalitie tegen het terrorisme geeft Rusland, net als China, de mogelijkheid om haar eigen strijd tegen binnenlandse vijanden zoals de Tsjetsjeense rebellen, te legitimeren. De tweede pilaar van deze politiek is het afgrendelen van de Amerikaanse invloed om de eigen invloed op de olieroutes te behouden. De Great Game is nog lang niet voorbij en te vrezen valt dat deze manipulaties een versplinterd Afghanistan tot gevolg hebben. De bevolking zal daar de trieste gevolgen van ondervinden.
Vanaf 11 september, de eerste dag van de huidige wereldcrisis, hebben delen van de vredesbeweging zich verzet tegen wraakzuchtige reacties. En gewerkt aan een nieuwe werkstructuur om te handelen. Binnen zes weken werden in Nederland twee landelijke manifestaties georganiseerd en een netwerk van zelfstandig werkende plaatselijke groepen opgezet. Ook in de Verenigde Staten, om maar één buitenland te noemen, bleek de veerkracht en het reactievermogen opmerkelijk. Nog op dinsdag 11 september hing er uit het raam van het kantoor van 'War Resisters'International' in New York, op slechts een kwartier gaans van de plek des onheils een spandoek met de tekst "Oog om oog maakt de mensheid blind". Een spreuk van Ghandi die inmiddels overal is opgedoken.
Binnen korte tijd na de aanslagen zag 'de beweging' zich geconfronteerd met drie negatieve ontwikkelingen op zeer grote schaal.
Om te beginnen de oorlogzucht van de Amerikanen en het gemak van de Westeuropese landen waarmee zij zich NAVO-artikel 5 (Aanval op één, is aanval op allen) lieten aansmeren. Daarmee werd West-Europa medeverantwoordelijk voor de oorlog die op 7 oktober door de VS en Groot-Brittannië daadwerkelijk is begonnen. Inmiddels zijn sinds begin november vele Europese NAVO-landen (waaronder Nederland) verder betrokken geraakt bij de oorlog in Afghanistan. Een oorlog die slechts de eerste etappe lijkt in een serie van oorlogen tegen het echte of vermeende terrorisme.
Ten tweede is er de noodzaak een antwoord te geven op de proto-fascistische beweging van islamitisch fundamentalistische groeperingen die in de hele (islamitische) wereld bestaat. Dit verschijnsel is in fysieke zin ver weg en daarom moeilijk concreet te bestrijden door 'de beweging'. Verzet tegen de oorlog in Afghanistan behoeft aanvulling met een absolute afkeuring tegen de gewelddadige, onderdrukkende organisaties van Bin Laden en soortgelijk denkende lieden.
De Amerikanen zijn er op hardhandige wijze mee geconfronteerd, maar sinds 11 september is er (tot op moment van schrijven) in Europa niets gebeurd, wat paniekzaaiers ook mogen melden. Het feit dat de vermoedelijke daders hun voorbereidingen gedeeltelijk vanuit Duitsland hebben gedaan is vooral een affront voor de politie van dat land. De oorlog die Bin Laden "alle Amerikaanse mannen" in 1996 verklaarde, is duidelijk niet tegen Europa gericht. Europees grondgebied wordt wellicht gebruikt in die oorlog tegen Amerikanen, maar er is geen reëel bewijs dat Europa en Europeanen doel zijn van deze machtszoekers.
Er is in West-Europa feitelijk niets aangericht door terroristisch of politiek geweld uit islamistische kring. Berichten over aanslagen op het Europees parlement, op tunnels in Nederland, versrpeiding van het pokkenvirus, voedden de angst tot zeer grote hoogten. Integendeel, het ware geweld in Nederland bestond uit de tientallen aanvallen en intimidaties tegen alles wat (echt en vermeend) islamistisch is. Deze aanslagen en intimidaties drukken de latente organisatiekracht uit van extreem-rechtse haat tegen mensen van zogezegd islamitisch geloof. Een nieuwe organisatie die deze beweging stem en vorm geeft, Leefbaar Nederland, staat op drempel van een parlementaire doorbraak.
Tenslotte is het afroepen van tal van repressieve maatregelen in diverse Europese landen het belangrijkste gevolg van de aanslagen in Amerika. De stroom van voorstellen en maatregelen tot identificatieplicht, vernieuwde en verbeterde (nog betere) paspoorten, aanvullende antiterreurmaatregelen, een Europees openbaar ministerie met onverwijlde uitleveringsplicht, zijn de ware militaristische gevolgen van de aanslagen in West-Europa.
Eén algemene conclusie over de maatschappelijke gevolgen van de aanslagen van 11 september is de ruk naar rechts die in de wereld heeft postgevat. De overrompelende angst die op enorme schaal postvatte en die door de grote kracht van de media versterkt doordrong, heeft ertoe geleid dat niet alleen schuldige daders en opdrachtgevers worden gezocht, maar ook en vooral in een klap een nieuwe ernstig en diepgaand vijandbeeld heeft opgeroepen.
Een tweede belangrijke politieke conclusie lijkt me de onmiddellijke teweerstelling van wat de vredesbeweging genoemd zou kunnen worden. Daarmee werd een eerste belangrijke daad gesteld tegen de angstpsychose.
De snelheid en (relatieve) kracht van de vredesbeweging is op twee wijzen te verklaren. Een in stand gebleven structuur van vredesgroepen door de jaren negentig (sinds de Golfoorlog) heen, gecombineerd met een wereldwijde beweging tegen (de uitwassen van) het kapitalistische vrijhandelssysteem, de zogeheten antiglobalisten. Deze wereldbeweging die in 1999 in de Amerikaanse stad Seattle is doorgebroken en sinds de acties in Genua in de zomer van 2001 het terrein van het militarisme verkende om in haar thematiek op te nemen. In Canada waren daarvoor, geheel los van de gebeurtenissen van 11 september, de eerste acties opgezet. En in Italië zou, ook gehele los van de aanslagen, eind oktober een NAVO-vergadering in Napels zijn aangegrepen om het verband aan te brengen tussen ongebreidelde vrijhandel en andere vormen van kapitalistische economie en de gewelddadige bescherming daarvan in de vorm van NAVO of andere militaire machten.
Manifest tegen de Nieuwe oorlog
De vredesgroepen die hier bedoeld worden, zijn de leden en aanhangers van de 205 groepen en groepjes die het Manifest tegen de nieuwe oorlog hebben getekend (zie: www.wereldcrisis.nl). Zij kunnen tot 'links' Nederland worden gerekend en vertonen sinds half september een ongekend activisme (zie voor een overzicht elders in dit blad). De vredesbeweging maakt met rasse schreden een verbreding door in tal van steden. Inmiddels hebben zij zich in 21 steden in plaatselijke platforms georganiseerd die veelal wekelijks op de been zijn met wakes en demonstraties. De leuzen waarop tal van comités en platforms zich organiseerden waren wereldwijd overeenkomstig: Rechtvaardigheid, geen wraak; Neem de voedingsbodem van het terrorisme weg; Solidariteit met alle slachtoffers van de geweldspiraal; Creëer geen nieuw vijandbeeld.
Naast acties zijn vele openbare denkoefeningen georganiseerd over de oorzaken van deze crisis, de alternatieven voor dit geweld en de politieke oplossingen.
Nu is het hier geschetste beeld van 'de beweging' niet eenduidig. In genoemde discussiebijeenkomsten nemen vaak ook medewerkers deel van organisaties uit de nieuwe "Civil coalition". Op initiatief van enkele grote organisaties zoals HIVOS, ICCO, NOVIB, NIZA en Vluchtelingenwerk is een verklaring opgesteld. (Deze verklaring is 22 september in enkele dagbladen geplaatst en is na te lezen via www.civilcoalition.nl)
In Aan alle burgers, netwerken en mondiale partners spreken de initiatiefnemers hun afschuw uit over de aanslagen van 11 september en vrezen zij grote druk op de internationale samenwerkingsverbanden waarin zij werken. Voorts stellen ze zeer bevreesd te zijn voor "een geweldspiraal". Opvallend is dat zij zich uitspreken tegen wraak, vergelding of militaire acties. Maar sinds de bombardementen op 7 oktober begonnen, is daarop van de Civil Coalition geen afwijzing gevolgd. Anders dan de ondertekenaars tegen de nieuwe oorlog spreken deze organisaties zich niet duidelijk uit tegen de oorlog of de bombardementen. Ze hebben wel opgeroepen tot een gevechtspauze om de getroffen burgerbevolking bij te kunnen staan met water, voedsel, kleding en medicijnen. De verklaring is inmiddels door honderden organisaties en duizenden personen getekend. Opvallend is verder dat van de organisaties die zich al op 22 september bij de Civil Coalition hadden aangesloten, alleen Solidaridad ook het Manifest tegen de Nieuwe Oorlog heeft ondertekend maar dit later, onder druk van het bestuur, weer heeft ingetrokken. Andersom zijn er wel veel ondertekenaars.
Inmiddels hebben een zevental hulporganisaties het bekende gironummer 555 opengesteld om hulp aan de vluchtelingen in Afghanistan te kunnen betalen. Deze actie loopt slecht. De initiatiefnemers waaronder Memisa, Artsen zonder grenzen, stichting Vluchteling, en Unicef geven dat schoorvoetend toe. Afgezien van gebrek aan indringende tv-beelden is er een keihard politiek feit; "Veel mensen zeggen: we steunen de Amerikanen in hun bombardementen en nu moeten we ook de problemen oplossen. Dat rijmt niet," aldus een van de organisatoren van de actie in het Algemeen Dagblad (12 november 2001). In een verklaring op internet wordt nadrukkelijk gesteld dat geen standpunt wordt ingenomen over de huidige oorlog in de Afghanistan omdat dat politiek is.
De angst om politieke uitspraken te doen tegen de bombardementen in Afghanistan heeft vooral te maken met de angst voor een politiek isolement. Het zeer opvallende feit deed zich voor dat in de eerste dagen na de aanslagen sommige woordvoerders (Kok voor de regering en Faber voor het IKV) authentieke geluiden lieten horen, die echter naderhand vergeten leken te zijn. In eerste instantie was het premier Kok die een pleidooi voor geduld en waardigheid liet horen. Twee dagen later bepleitte hij oorlog. Datzelfde geldt voor IKV'er Faber die na aanvankelijk redelijk commentaar, meegaat in vergelding. Het herroepen van deze uitlatingen onder druk van de omstandigheden of door rechtstreekse influistering van machtiger krachten, zo is mijn insinuatie, droeg bij aan de ontreddering na de shock van de aanslagen en aan de angstpsychose die rondwaart.
Tevens werd er door menig bestuurder van een maatschappelijke organisatie op basis van politieke calculaties (in stilte) geoordeeld dat het niet aantrekkelijk is om tegen de Amerikaans-Britse oorlogsplannen te zijn. Dat valt in de verklaringen van de grote hulporganisaties af te lezen, "er dreigt een geweldspiraal", maar we zijn er niet tegen. Een verklaring tegen de bombardementen afgeven is 'politiek' volgens deze mensen, maar geen mening verkondigen is dat blijkbaar niet.
Belangrijk feit is dat veel leden van de besturen van deze (hulp)organisaties of NGO's ook lid zijn van grote politieke partijen. De staffunctionarissen, verantwoordelijk voor het dagelijks uitvoerend werk, zijn veelal een andere mening toegedaan, maar hebben geen beslissingsmacht in belangrijke zaken. Alle grote NGO's hebben ankers in de grote politieke partijen, ongeacht of deze nu in de regering of de oppositie zitten. Gezien de politieke ernst van de situatie vereist het moed om dwars tegen de partijdiscipline in tegen de oorlog te pleiten. Dan is het 'veiliger' om het te vrezen. Een hypocriete figuur die cachet krijgt omdat veel van deze organisaties financieel in grote mate afhankelijk zijn van overheidssubsidies. Eigenbelang wordt natuurlijk niet op het spel gezet. Wel wordt de achterban verleid om de kosten van de bombardementen via giro 555 te vergoeden.
GroenLinks
De partij die de weerspiegeling lijkt van deze tegenstrijdige posities (merendeel progressieve kaderleden en half meeregerende fractieleiding) is GroenLinks. In een brief aan de leden van begin november laten de schrijvers Paul Rosenmöller en Farah Karimi hun vertrouwen blijken in een hoogtechnologische oorlogvoering. Slimme bommen, zo vat ik samen, bestaan en zijn geoorloofd tegen terroristen. Maar domme niet. Het is een standpunt bedoeld om twee politieke leefwerelden te verenigen. De jacht op terroristen is niet zo zeer omstreden, als wel het aanvallen van een land met alles wat daarin leeft. Dertien november heeft GroenLinks zich bij de tegenstanders van de bombardementen geschaard. De meningsverschillen over de oorlog blijven, onder de huidige omstandigheden, echter nog bestaan.
Ondanks een snelle militaire ontwikkeling dezer dagen valt er over het verloop van de oorlog weinig met zekerheid te zeggen valt. Het werk van de nieuwe vredesbeweging lijkt zeker nodig tot de zomer van 2002. Op basis van uitspraken van Amerikaanse topmilitairen kunnen we uitgaan van deze veronderstelling. Ze verwachten dat de oorlog tegen het terrorisme (en misschien zelfs in Afghanistan) zeker tot dan zal duren. Ten aanzien van Afghanistan komt er een ander politiek vraagstuk bij: hoe moet Afghanistan politiek worden ingericht. Moet het Platform tegen de Nieuwe Oorlog, de vredesbeweging, daarop een antwoord formuleren?
Op dit moment houden veel van de twijfelende groepen (IKV bijvoorbeeld) zich bezig met de toekomst van Afghanistan. Een grote overgangsregering onder leiding of tenminste goedkeuring van de VN is daarin het grote doel. De politieke toekomst van de Veiligheidsraad en de VN zal opnieuw hoog op de agenda komen te staan. Dat betekent dat groepen (vredesbewegingen en politieke partijen, GroenLinks, PvdA) afstand zullen (kunnen) gaan nemen van de Amerikaanse politiek zonder er (vooralsnog) mee te breken.
De vraag komt echter op wat gaat gebeuren als troepen van de internationale macht van toezicht gedood worden in de guerrillaoorlog van Talibaan en Al Qaida-strijders. Dit vraagstuk krijgt in Nederland extra actualiteit nu er in de komende zes maanden twee verkiezingen op het programma staan. Een relevante vraag voor politici daarbij is: is de NAVO een effectief instrument voor deze problemen?
Nieuwe fase oorlog tegen terrorisme
De oorspronkelijke oproepen om af te zien van geweld en te zoeken naar geweldloze oplossingen blijven actueel want de volgende slag in de oorlog tegen het terrorisme staat al op de agenda. Als die begint zal de angst opnieuw worden rondgepompt, en zal het de eerste taak van vredesgroepen moeten zijn deze angst tot zijn ware proporties te ontrafelen.
Vooral Irak wordt door sommige kringen in de VS genoemd als leverancier van de miltvuurbacteriën die in de VS per post zijn rondgestuurd. Irak staat bij de regering Bush hoe dan ook te boek als bron van terrorisme. Na aanvankelijke aarzelingen lijkt nu ook de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell sinds begin november (BBC, 9 november) bereid Irak aan te vallen.
Onderstroom
Voorlopig kan geconcludeerd worden dat de vredesbeweging een politieke kracht in de onderstroom van het politieke bedrijf is. Eén van de doelen van het werk van de vredesbeweging moet zijn het opzeggen van medewerking door Nederland aan deze oorlog. Dan komt er ook meer tijd voor de problemen van het vijandbeeld tegen sommige groepen in de eigen 'multiculturele maatschappij'. Maar daar mag niet mee gewacht worden. Een vraag voor de beweging is hoe deze eisen uit het Manifest te verduidelijken. Het stimuleren van een krachtig, inhoudelijk op geduld en verzoening gericht geluid blijft van zeer groot belang. Misschien ligt daar zelfs, onder voorwaarde dat er tegen de oorlog tegen het terrorisme geageerd wordt, de sleutel voor een nieuwe samenwerking met bijvoorbeeld de Civil Coalition. Doel, een volwaardig en ongecontroleerd burgerschap voor iedereen.
Ondertussen lijkt het tijd geworden om met het oog op zowel de ontwikkelingen in Afghanistan als een te vrezen nieuwe oorlog elders, de twijfelaars in bestaande organisaties verder onder druk te zetten. Ze zitten in de Civil Coalition, en tot in de regering aan toe, zoals staatssecretaris Van der Ploeg, minister Pronk en wie weet wie nog meer.
Guido van Leemput,
20 november 2001
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
President Bush reageert militair op de terroristische aanval van 11 september tegen de verantwoordelijken ervan en tegen de landen die deze ondersteunen of laten begaan. Maar de vraag is of dit internationaalrechtelijk wel kan. Redacteur Hans Lammerant van het Vlaams pacifistische tijdschrift Forum voor Vredesactie geeft een overzicht.
De fundamentele regels over de internationale betrekkingen zijn te vinden in het VN-Handvest:
Geweld en zelfs het dreigen ermee is niet toegestaan volgens art. 2 §4 VN-Handvest. In het VN-Handvest is één uitzondering voorzien: zelfverdediging, volgens art. 51 VN-Handvest.
Het Handvest onderwerpt deze uitzondering nog aan enkele beperkingen: zelfverdediging is maar toegestaan tot de Veiligheidsraad zelf maatregelen heeft kunnen treffen. De Veiligheidsraad is de instantie die moet waken over de internationale betrekkingen en beslissen over eventueel militair ingrijpen. Als de Veiligheidsraad eenmaal een besluit heeft kunnen treffen in het conflict wordt ook zelfverdediging niet meer aanvaard, tenminste als dit in strijd is met dit besluit.
Tevens moet het gebruik van geweld onverwijld gemeld worden aan de Veiligheidsraad.
Wanneer is er nu sprake van zelfverdediging? Dit is niet onmiddellijk af te leiden uit de tekst van het VN-Handvest. Wel spreekt art. 51 van zelfverdediging naar aanleiding van een 'gewapende aanval'. Er moet dus sprake zijn van een voorafgaand gebruik van geweld tegen de betrokken staat.
Verder heeft het Internationaal Gerechtshof duidelijk bevestigd dat bijkomend de voorwaarden uit het internationaal gewoonterecht ook op art. 51 van toepassing zijn: noodzakelijkheid en proportionaliteit (bron: ICJ, Legality of the threat with or the use of nuclear weapons, 8 juli 1996, § 41). Dit betekent dat het gebruikte geweld ter zelfverdediging noodzakelijk moet zijn om de aanval af te weren en in verhouding moet staan met de aanval. Als de aanval eenmaal is afgeweerd kan niet op legale wijze verder geweld gebruikt worden. In dat geval is er sprake van een represaille, en deze is niet meer toegelaten in het VN-Handvest. In de huidige situatie kunnen volgende vragen gesteld worden: in hoeverre is een aanval op Afghanistan wel een vorm van zelfverdediging? en: in hoeverre is een terroristische daad zoals op 11 september een gewapende aanval in de zin van art. 51 VN-Handvest?
Ten eerste is in de huidige situatie de aanval gestopt. Met het spijtige resultaat weliswaar van 5000 doden, maar er is geen geweld ter verdere zelfverdediging meer nodig aangezien er geen verdere aanval meer is. Een aanval op Afghanistan beantwoordt bijgevolg niet aan de noodzakelijkheidsvoorwaarde. Het gaat dan ook niet om zelfverdediging maar om een represaille, om een wraakactie.
Het is duidelijk dat de VS met de aanslag stevig onrecht is aangedaan, maar het moet genoegdoening via de Veiligheidsraad proberen te krijgen. Als deze een aanval op Afghanistan toelaat, kan deze wel legaal gebeuren. In dat geval gaat het niet meer om zelfverdediging maar om een dwangmaatregel onder de verantwoordelijkheid van de VN.
Bush omzeilt dit door het gedogen dat staten voor terroristische groepen doen, met een aanval vanuit dat land gelijk te stellen. Hier zijn argumenten voor en tegen te verzinnen. Om de knoop door te hakken moeten echter niet zomaar argumenten verzonnen worden maar moeten de rechtsbronnen bekeken worden. Naast het VN-Handvest en de rechtspraak van het Internationaal Gerechtshof gaat het hierbij om de praktijk van de bevoegde VN-organen, in casu de Veiligheidsraad.
Deze praktijk is niet zeer consistent. Door de moeilijke internationale verhoudingen en het daaruit voortvloeiende gebruik van het vetorecht kwam er in veel gevallen geen uitspraak door de Veiligheidsraad. In deze gevallen heeft men enkel een reeks opinies van individuele staten. Als men naar de gevallen kijkt waar wel een beslissing van de Veiligheidsraad volgde, is wel een duidelijke lijn te onderscheiden. Militaire reacties omwille van terroristische aanvallen tegen andere landen blijken niet aanvaard te worden. Wel is de grond van de afwijzing niet altijd even duidelijk.
Een kleine, onvolledige bloemlezing:
Een type voorbeeld is het bombardement op de PLO-hoofdkwartieren in Tunis door Israël op 1 oktober 1985. Dit gebeurde een week nadat 3 Israëliërs gedood waren in Cyprus. Israel stelde dat Tunesië zijn grondgebied liet gebruiken als basis voor terroristen en bijgevolg een legitiem doelwit was. De Veiligheidsraad aanvaardde deze uitleg niet en veroordeelde in resolutie 573 de 'daad van gewapende agressie' als in strijd met het VN-Handvest. Israël heeft een hele reeks dergelijke veroordelingen vanwege de Veiligheidsraad vanwege aanvallen in buurlanden waarbij het zelfverdediging inroept n.a.v. terroristische aanvallen (zie noot).
Samenvattend kan gesteld worden dat volgens het huidige internationale recht een militaire reactie op een andere land wegens terrorisme niet legaal kan gebeuren. Een misdrijf gepleegd door personen die in een buitenland verblijven, is niet zomaar gelijk te stellen met een oorlogsdaad vanwege dat land. Een militaire vergelding valt sowieso niet onder zelfverdediging.
Art. 5 van de NAVO stelt: "De partijen komen overeen dat een gewapende aanval tegen een of meer van haar in Europa of Noord-Amerika als een aanval tegen haar allen zal worden beschouwd; zij komen bijgevolg overeen dat, indien zulk een gewapende aanval plaats vindt, ieder van haar de aldus aangevallen partij of partijen zal bijstaan, in de uitoefening van het recht tot individuele of collectieve zelfverdediging erkend in artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties, door terstond, individueel en in samenwerking met de andere partijen, op te treden op de wijze, die zij nodig oordeelt - met inbegrip van het gebruik van gewapende macht - om de veiligheid van het Noord-Atlantische gebied te herstellen en te handhaven.
Elke gewapende aanval van dien aard en alle dientengevolge genomen maatregelen moeten terstond ter kennis worden gebracht van de Veiligheidsraad. Deze maatregelen zullen worden opgeheven zodra de Veiligheidsraad de nodige maatregelen zal hebben genomen, om de internationale vrede en veiligheid te herstellen en te handhaven."
Het NAVO-verdrag moet gelezen worden in het kader van het VN-Handvest. Art. 51 VN-Handvest spreekt ook van collectieve zelfverdediging en art. 52 van het Handvest laat regionale akkoorden of organen toe ter handhaving van de internationale vrede en veiligheid, mits deze verenigbaar zijn met de doelstellingen en de beginselen van de VN. Het NAVO-verdrag is een dergelijk akkoord en schrijft zich volledig in in het VN-kader. Art. 1 van het NAVO-verdrag bevestigt zich te onthouden van bedreiging of gebruik van geweld dat onverenigbaar is met de doeleinden van de VN. Art. 7 bevestigt dit nogmaals, tezamen met de primaire verantwoordelijkheid van de Veiligheidsraad voor de handhaving van de internationale vrede en veiligheid.
Uit de tekst van art. 5 van het NAVO-verdrag blijkt duidelijk dat het solidariteitsmechanisme geldt in het kader van zelfverdediging. De bovenvermelde regels moeten daarbij gevolgd worden. M.a.w. de NAVO mag niet meehelpen in een vergeldingsactie en de leden zijn ook niet verplicht tot solidariteit ermee.
Waar gaat deze solidariteit over: uit de tekst kun je afleiden dat het niet enkel over militair ingrijpen gaat maar dat dit ook een mogelijkheid is. Eveneens blijkt inderdaad dat elk land zelf beslist hoe het ondersteuning biedt. Het gaat hier om de zinsnede "die zij nodig oordeelt" waarbij "zij" op "ieder van haar", m.a.w. de ondertekenende staten, slaat. De verduidelijking die de Belgische regering vroeg was dus inderdaad onnodig. Maar wel verstandig om zeker te zijn hoe dit artikel geïnterpreteerd moet worden.
Wat heeft de NAVO nu eigenlijk beslist: dat de terroristische aanval inderdaad een gewapende aanval is op één van haar leden, en bijgevolg beschouwd wordt als een aanval op elkeen.
De consequenties hiervan zijn tweeslachtig. Enerzijds speelt inderdaad geen automatisme zoals in de Eerste Wereldoorlog, en lijnt het begrip zelfverdediging en de verwijzing naar art. 51 VN af tot waar de solidariteit reikt. Vanuit dit standpunt is met deze beslissing nog niets met een gevaarlijke precedentwaarde gebeurd.
Anderzijds wordt deze aanval op deze manier als iets erkend waarbij gewapende zelfverdediging van toepassing is. Enkel is het nog voorwaardelijk in de zin dat men nog geen land als vijand heeft gevonden. Het mogelijke gevaar zit in de erkenning van terroristische aanslagen als een oorlogsdaad vanwege het land waar deze terroristen zich bevinden. M.a.w. een feit dat relevant is in de internationale betrekkingen tussen staten. Dit in tegenstelling tot het beschouwen van terrorisme als een justitieel probleem dat via uitlevering e.d. moet geregeld worden. Wat zeker een gevaarlijke precedentwaarde heeft is wanneer de NAVO een vergeldingsactie van de VS ondersteunt. Dan wordt het VN-Handvest volledig uitgehold.
Hans Lammerant
medewerker van Forum voor Vredesactie
Noot:
Overzicht resoluties:
res. 228 van 25 november 1966 na een aanval op Jordanië. In deze resolutie werd de militaire actie gekenmerkt als een vergeldingsactie en als in strijd met het VN-Charter veroordeeld;
res. 265 van 1 april 1969 na luchtaanvallen op Jordanië;
res. 270 van 26 augustus 1969 na luchtaanvallen op Zuid-Libanon. Opnieuw een kenmerking als vergeldingsactie;
res. 280 van 19 mei 1970 na een militaire inval in Libanon.
res. 313 van 26 juni 1972;
res. 332 van 21 april 1973;
res. 347 van 24 april 1974; "Israël heeft niet het alleenrecht op dergelijke veroordelingen. In de koloniale periode kregen kolonisatoren die vergeldingsacties uitvoerden in het buitenland, waar bevrijdingsbewegingen hun bases gevestigd hadden ook veroordelingen. Bijvoorbeeld Portugal tegenover Senegal: res. 178 van 24 april 1963;
res. 204 van 19 mei 1965;
res. 273 van 9 december 1969;
res. 294 van 15 juli 1971;
res. 302 van 24 november 1971.
Terug naar tekst
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
De media in binnen- als buitenland schuwden na 11 september de grote woorden niet. Dit was een aanval op het hart van onze westerse beschaving. Dit kon niet ongestraft blijven. We zouden terug slaan. In heel het Westen maakten de media ons via de 'War on America' rijp voor de 'War on Terror'. Kranten en weekbladen brachten extra-edities, journaals verdrongen alle andere radio- en televisieprogramma's en ook het internet leverde zijn bijdrage door een niet te stelpen stroom aan berichten én geruchten die soms voor hevige discussies in de klassieke media zorgden. Alle overheden waren zich bewust van het belang van de media. Ze schakelden overal waar mogelijk de media voor hun eigen agenda's in.
"Een journalistieke wet," schreef Willem de Bruin in de Volkskrant, "wil dat de aandacht voor een ramp wordt bepaald door het aantal slachtoffers gedeeld door de afstand. Afstand moet hier niet alleen worden begrepen als de fysieke afstand tussen ons en de slachtoffers, maar ook als de psychologische afstand. Het verlies van een naaste doet nu eenmaal meer pijn dan de dood van een onbekende in een ver land."
Die journalistieke wet plus de 'politieke lotsverbondenheid' en culturele verwantschap tussen Europa en Amerika maken dat één dag van het jaar 2001 op ons netvlies gegrift staat: 11 september. Die dag stortten drie gekaapte vliegtuigen zich op gebouwen in New York en Washington. De beelden van de instortende Twin Towers gingen live de wereld rond.
Elke dag sterven er wereldwijd naar schatting 36.000 kinderen door honger en ondervoeding. Elke dag worden bloedige maar vergeten (burger)oorlogen uitgevochten in landen zoals Kongo, Colombia, Sri Lanka. In Centraal-Afrika alleen al vielen de jongste jaren meer dan drie miljoen doden, maar voor hen laten we onze slaap niet. VTM (Vlaamse commerciële zender) en VRT (Vlaamse publieke omroep) brengen er nauwelijks beelden van, zelfs niet als onze premier de ex-kolonie bezoekt. De Kongolese 'lijken' lijken ook zo ver van hier. Hun dood is voor onze 'humane beschaving' geen enkele bedreiging. Naar Kongo gaan we niet werken of zonnen en de moordenaars die ginder actief zijn, werken voor de lokale slachtmarkt.
Ondanks het feit dat we op CNN bijna geen dode New Yorker te zien kregen leefden we van minuut tot minuut met de getroffen Amerikaanse stadsbewoners mee. Overlevenden brachten voor de camera's hartverscheurende verhalen. En er waren de spectaculaire beelden van de vliegtuigen die invlogen op de WTC-torens, de ontploffing, de instorting. Meer dan alle onzichtbare doden waren het de eindeloos herhaalde beelden van de brandende torens die ons raakten.
Vraag is ook wie en hoe bepaalt voor welke gebeurtenissen de formule van de onafgebroken rechtstreekse nieuwsuitzending wordt toegepast. Tijdens de aardbeving in Turkije of de overstroming in Mozambique was er geen sprake van breaking news.
Jim Schilder verklaarde in De Standaard (13/10) het grote belang dat de Amerikaanse overheden aan de media hechten als volgt. "In de jaren zestig werd op grote schaal gedemonstreerd tegen de Vietnamoorlog, terwijl de media nog meeliepen met het Witte Huis. Na het Tet-offensief in 1968 verklaarde de gezag hebbende nieuwslezer Walter Cronkite dat de oorlog niet te winnen was, waarna president Johnson gezegd zou hebben: 'Als ik Cronkie kwijt ben, ben ik doorsnee-Amerika kwijt.'" De oorlog duurde wel nog zeven jaar, maar vaak hoor je ook nu weer dat de Amerikaanse militairen denken dat ze de Vietnamoorlog op de beeldbuis verloren hebben. Dat zal hen geen tweede keer overkomen. De Golfoorlog was er al één van enorme censuur en ook van de oorlog in Afghanistan krijgen we nauwelijks iets te zien. Wat nog in de hand gewerkt wordt door het feit dat de oerconservatieve Taliban zowat alle media in hun land verboden hadden.
De terroristen die op 11 september toesloegen wisten echter maar al te goed hoe de Westerse massamedia te bespelen. "De aanslag werd live door CNN uitgezonden en de terroristen lieten de vijandelijke media opdraaien voor de kosten van hun mondiale propaganda," stelde Piet de Moor in De Morgen (13/10). "Ze haalden de Amerikanen op alle terreinen naar beneden door ze, als donderslag bij heldere hemel, te treffen in hun symbolen, hun macht, hun brains, hun vriendschappen en liefdes. De terroristen maakten de Amerikanen belachelijk door hun aanslag te ensceneren als een panoramisch spektakel, opgevoerd in het mondiale stadion, waarin gebruik werd gemaakt van de filmfantasie van Hollywood, de Flight Simulators van Microsoft en de vliegroutes die je terugvindt op de websites van internet. Door 's morgens toe te slaan zorgden de misdadigers voor een dagvullend tv-programma."
De Moor sprak van een "mediale escalatie." Bij zo'n escalatie, waarbij overheid en terroristen geen inspanning onverlet laten om de media naar hun hand te zetten, zou je hopen dat er in de mediawereld een ruime bezinning op gang komt. Dat gebeurde echter nauwelijks.
Standpunten van de vredesbeweging moest je in het begin zoeken op internet of in het enige linkse weekblad dat België nog rijk is: Solidair. "Vrede trekt de straat op," titelde Solidair van 3 oktober. Later wees ook De Morgen er op de voorpagina op dat het standpunt van de vredesbeweging in de media niet aan bod komt. De Standaard wees eveneens op het "doodzwijgen van de vredesdemonstranten": in de VS werden in de eerste weken na de aanslagen reeds tal van vredesoptochten georganiseerd, "maar via het indrukwekkende nieuwsaanbod op tv en internet is er niks over te vinden. Wie er niet bij was, weet niet dat ze hebben plaatsgevonden," berichtte Jim Schilder (De Standaard, 13/10). Zowel De Morgen als De Standaard hadden het wel over de Amerikaanse vredesbeweging.
Het viel overigens ook op hoeveel 'buitenlandse kopij' er in kranten zoals De Morgen en De Standaard staat. Die 'kopij' mag dan van hoge kwaliteit zijn (wat bv. zeker geldt voor de Brit Robert Fisk (The Independent) wiens stukken in De Morgen echt op het debat wogen), het gevaar dreigt dat we zo toch weer met een buitenlandse bril op zitten. Al kan dat nu en dan zeker geen kwaad; als het maar duidelijk is.
"Het belangrijkste criterium is dat de klant het nieuws weet te waarderen," schreven Bas Jansen en Sander Wageman in De Perstribune (2/10, de mediakrant van de opleiding journalistiek te Kampen). "Het gevolg is dat bestaande gevoelens van onbegrip jegens andere bevolkingsgroepen extra worden benadrukt door de lokale media."
Een gevolg is ook dat we worden overstelpt met 'goed verkopende' berichten en programma's over biologische en chemische wapens. Jaren geleden al werd het kapen van vliegtuigen in de hand gewerkt door de sensatieberichtgeving erover. Daardoor konden kapers zich wereldwijd in het nieuws werken. Johan Grimonprez toonde dit op aangrijpende wijze in zijn documentaire DIAL History: vliegtuigkapers voerden via de televisie 'raids' uit op ons bewustzijn. De zelfmoordpiloten van 11 september deden net hetzelfde. Niets nieuws onder de zon. "Feit is dat de terreur van de televisie profiteert," schreef Marcel van Nieuwenborgh in De Standaard (13/9). "De vijanden van Amerika weten sinds Vietnam dat je de televisie nodig hebt, als je de hele natie wilt raken. (...) De nieuwste media vallen niet langer samen met de gevechtstactieken maar maken er integraal deel van uit."
In één van de zeldzame mediakritische artikelen die er tijdens de eerste zes weken na de terreuraanslagen van 11/9 in de Vlaamse pers opdoken (een artikel van Chris De Stoop in Knack van 17/10) stelde de Gentse mediadeskundige Hans Verstraeten dat de media na de aanslagen van 11 september de oorlogslogica even hard ondersteunden als de militairen. "Daar zijn ze volgens mij serieus uit de bocht gegaan. Niet alleen in de Amerikaanse maar zelfs in de Belgische media had je meteen die teneur. In feite lieten ze allemaal steeds dezelfde klok horen: de aanslagen waren een aanval op het Vrije Westen en dus moest het hele Vrije Westen wel terugslaan. (..) In Amerika waren er zelfs media die al te kritische stemmen meteen buiten gooiden. Dan blijkt dat niet alleen objectiviteit maar ook pluralisme een luxeproduct is voor in vredestijd."
Vermits de kijkcijfers de reclame-inkomsten bepalen wordt 'spannend nieuws' (over oorlog, terreur en andere rampspoed, maar ook bijvoorbeeld over seksuele escapades van presidenten) haast levensnoodzakelijk voor commerciële omroepen die zich in nieuwsvoorziening specialiseren.
"En zo beleefde CNN zijn wederopstanding," blokletterde De Morgen op 15/9. CNN's berichtgeving over de aanslagen in de VS werd wereldwijd door zo'n 250 'lokale' televisiezenders overgenomen. "Na enkele crisisjaren was de heropstanding van de marktleider een feit. Net als tijdens de Golfoorlog bleek hij niet te verslaan." Ondertussen heeft CNN er wel de Arabische concurrent Al Jazeera bij, maar de basisvoorwaarde voor het goed draaien van CNN blijft dezelfde: er moet internationaal een crisis heersen of tenminste een 'groot' schandaal, zoals de Lewinsky-affaire, te exploiteren zijn. Anders dreigt voor CNN zelf een crisis. Is het daarom dat de zender het na de aanslagen meteen had over War on America en War on Terrorism?
CNN bloeide op dankzij terreur en oorlog. Zal de zender er niet alles aan doen om de oorlogstoestand zo lang mogelijk te rekken? In De Standaard (13/9) vond de Nederlanse prof Karsten Renckstorf de vraag (van Leo Bonte) of internationale crisissen voor CNN "levensnoodzakelijk zijn" te cynisch, maar weerleggen kon hij ze niet.
En er is niet enkel CNN. Over heel de wereld namen omroepen elementen van CNN over. Zelfs regionale zenders spiegelen zich aan de omroep van Ted Turner. "We willen voortaan de Antwerpse CNN zijn," stond op 12/10 boven een artikel in De Morgen over de Antwerpse ATV. Philip De Winter zal er wel garen bij spinnen. Ook het (gecommercialiseerde) Arabische Al Jazeera is in hetzelfde bedje ziek als CNN. In een reportage die Panorama uitzond, zagen we hoe Al Jazeera heel controversiële figuren (fundamentalisten, oorlogsstokers ...) in de studio haalt. "Lager, als het financieel beter gaat, zullen we meer ernstige mensen uitnodigen," stelde één van de Al Jazeer-medewerkers. Als de zender tegen die tijd niet op de beurs staat: dan kan het financieel nooit goed genoeg gaan.
Een eerste conclusie is dat kritische stemmen het vooral meteen na de aanslagen moeilijk hadden in de media. Door de overkill aan emotionaliteit werd de in vredestijd wel aanvaarde rationele dwarsliggerij, buitenspel gezet. Wat de voorstanders van een 'ferm' optreden handig uitkwam. Later kon kritiek op de gang van zaken dan toch geuit worden in de Vlaamse kwaliteitskranten, met name in De Standaard en vooral De Morgen die o.a. voor de bijdragen van Robert Fisk een pluim verdient.
Nu er steeds meer berichten uit de VS en Groot-Brittannië komen over hoe de autoriteiten journalisten tegenwerken, is het ook in eigen land oppassen voor nieuwe vormen van censuur. In Groot-Brittannië maakte de regering Blair met een klacht bij de BBC (omdat een journaliste de bestemmingen had onthuld van de reis van Blair door het Midden-Oosten) duidelijk dat in 'deze tijden van oorlog' pottenkijkers niet gewenst zijn. In de VS zette de regering de omroepen onder druk om uitspraken van Bin Laden nog slechts heel kort te brengen. De zelfcensuur sloeg toe nadat enkele kritische journalisten aan de deur waren gezet. Zo werd bij The Texas City Sun een journalist afgedankt die gesuggereerd had dat Bush na de aanslagen in Nebraska onderdook en verzuimde het volk leiding te geven.
In de geschreven pers ontstond er nauwelijks enig debat over de rol die de media speelden. Slechts in enkele publicaties vonden we kritische artikelen. Eén Gentse mediaprofessor, Hans Verstraeten, haalde de pers met een uitgewerkte visie. Van de andere Vlaamse mediaproffen hadden we na anderhalve maand amper iets gehoord. Dat ze niet de avond zelf met analyses klaar stonden, is normaal. Een wetenschapper moet afstand nemen. Maar na pakweg een maand moet hij/zij toch in de mot hebben wat er gaande is en zijn/haar stem laten horen. Waarom gebeurde dit niet?
Ook op de Vlaamse televisie was er ook nauwelijks kritiek zicht- of hoorbaar over het eigen reilen en zeilen. Daar waar zo'n kritiek nochtans perfect kan. De Nederlandse televisie bewijst al jaar en dag met programma's zoals vroeger Het Blauwe Licht (VPRO) en nu 'De Leugen regeert' (VARA) dat mediakritiek op televisie interessant kan zijn, leuk en leerzaam zelfs. En op de RTBF-televisie startte zopas een programma waarin kijkers hun klachten over de omroep kunnen uiten.
Door de oorlogszuchtige taal in de media hebben de media de stemming onder de bevolking mee doen evolueren naar een opstelling 'pro' Amerikaanse 'vergeldingsaanvallen'. In plaats van een genuanceerd beeld op te hangen, hebben met name de Vlaamse omroepen eenzijdig de aandacht gefixeerd op de schurk der schurken: Bin Laden, van wie nog steeds niet bewezen is dat hij achter de terreuraanslagen zit!
Merkwaardig is ook dat de media die zogezegd de 'publieke opinie' volgen (de publieke opinie die in de V.S. zogezegd 'om wraak riep'), die publieke opinie niet volgen in haar angst voor nieuwe aanvallen van terroristen als gevolg van het militaire optreden van het Westen.
Vastgesteld is ook dat ondanks de berichten dat de strijd tegen de terreur 'geen strijd tegen de islam' is, de Vlaamse media door hun fixatie op Bin Laden en andere 'moslimterroristen', de angst voor en de haat tegen al wat met de islam te maken heeft, in de hand werkten.
Tenslotte moet opgemerkt worden dat de Vlaamse media door hun zucht naar kijk- en leescijfers en dus naar sensatie, het binnenlands (semi-)terrorisme (dreiging met miltvuur met name) stimuleerden.
Toch kunnen we op een positieve noot eindigen: sinds de aanslagen van 11 september kregen we in de provincialistische Vlaamse media meer buitenland dan ooit te lezen, te horen en te zien. En over de 36.000 kinderen die dagelijks van armoede en honger sterven, over hen wordt nu ook al gesproken.
Wie troost zoekt, kan naar de eerste helft van de vorige eeuw kijken. Met twee wereldoorlogen en een holocaust behoort die tijd tot de donkerste periodes uit de geschiedenis. Maar nadien volgde (in het Westen toch) een lange periode van vrede.
Niemand kan de toekomst voorspellen. Hoe die zich ontwikkelt zal altijd een kwestie van mensenwerk zijn. Belangrijk daarbij is het verenigingsleven, met al de varianten aan vrijwilligerschap die het bevat. Dat verenigingsleven blijkt - zo schreef ethicus Koen Raes op 13/10 in De Morgen - "naadloos te sporen met democratische burgerschapsidealen en is aldus tegelijk voedingsbodem én oplossing voor wat als de 'verzuring van de samenleving' geboekstaafd staat. Het goede doen doet immers goed, en wie zich goed voelt, heeft ook meer vertrouwen in de wereld."
In het verenigingsleven valt ook naar een repliek te zoeken op al het commerciële mediageweld. Van de staatsmedia, ooit openbare omroepen genoemd, moeten we niet veel meer verwachten. Gewrongen als ze zitten tussen de commerciële concurrentie en de politieke elite die de knip op de portemonnee houdt, zijn de hoogdagen van de onafhankelijke omroepjournalisten voorbij.
Deze moet je nu elders zoeken, bij de nieuwe onafhankelijke media. Hier wordt de weg gebaand door het internetwerk Indymedia, email-nieuwsbrieven zoals Aden (Gilles Martin), websites zoals die van DIV@zine en Uitpers, het bestaan ook van maandbladen zoals Imagine en Le Monde Diplomatique. Om maar die te noemen.
In Franstalig België heeft ATA (de Bond van Actieve Televisiegebruikers) getoond dat een handvol vastbesloten mensen een belangrijke impact kan hebben op het televisiegebeuren in een gemeenschap.
Vraag die we ons dan kunnen stellen: moeten we in Vlaanderen (en Nederland, redactie VD AMOK) niet iets soortgelijks opstarten, maar dan misschien best voor heel de Vlaamse media? Een soort 'Bond Beter Mediagebruik'?
Zo'n BBM zou enerzijds de Vlaamse mediagebruikers actief kunnen verenigen, naar het voorbeeld van ATA, van de Bond van Trein-Tram- en Busgebruikers en/of een consumentenorganisatie zoals Test Aankoop. Maar omdat met name het televisiekijken een passieve gelegenheid is waaromheen je blijkbaar moeilijk mensen actief kunt verenigen, zou de BBM misschien eerder een samenbrengende rol moeten spelen zoals de Bond Beter Leefmilieu die voor de milieubewegingen vervult.
Het besef moet groeien bij bv. de milieu- en de vredesbewegingen dat ze zonder goed draaiende mediabeweging weinig kunnen bereiken. Zonder hervorming van de media is het zinloos te denken dat men de 'publieke opinie' ooit voldoende ecologisch of pacifistisch bewust zal kunnen maken.
Wel beste lezers, het idee voor een 'Bond Beter Mediagebruik' is hiermee gelanceerd. Aan u om er wat mee aan te vangen.
Jan Pieter Everaerts
De redactie van VD AMOK heeft dit artikel samengesteld uit een groot dossier van de Brusselse mediadeskundige Jan Pieter Everaerts. Dit dossier is op te vragen via email bij: diogenes.diva"at"skynet.be .
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
In 1993 publiceerde Samuel Huntington zijn omstreden boek 'Botsende beschavingen', dat meteen ook een antwoord was op de al even omstreden theorie van Francis Fukuyama over het 'Einde van de geschiedenis'. Voor Huntington betekende de Val van de Muur inderdaad het einde van de ideologische breuklijnen, maar niet van de geschiedenis. Voortaan zou het strijdtoneel zich op cultureel vlak afspelen, met als belangrijkste pijler de religie. Huntingtons theorie is met de oorlog op Afghanistan zeer actueel geworden.
Samuel Huntington ziet een nauwe samenwerking binnen de westerse beschaving als noodzakelijk met daarin het opnieuw benadrukken van allerlei (oude) westerse beschavingskenmerken (inclusief een rol voor religie). Zo'n identiteit wordt onder meer gevormd door de definiëring van een gemeenschappelijk vijand. Dat is wat men nu poogt te doen. Moslimfundamentalisten konden niets beter dromen en passen al evenzeer Huntington toe. Bin Laden en Bush tappen uit hetzelfde vaatje. Maar waar eindigt dat? Al gauw gebruiken extreme en conservatieve groepen dit om de hele islam in het vijandbeeld onder te brengen. Maar het belangrijkste is wellicht dat Huntingtons these een handig alibi is om de hegemonische politiek van het Westen ten opzichte van de rest van de wereld te rechtvaardigen. Self-fulfilling prophecy als het ware.
"Amerika is de ark van veiligheid, de gezalfde beschaver, de enige bron van licht en warmte en rust in de donkere, woelige, twistzieke wereld," schreef het Amerikaanse Congreslid William Evans Arthur in 1850. (Noot 1) Nog steeds blijft het Amerikaans politiek establishment deze mythe verdedigen. Sinds 11 september is daar evenwel een deuk in gekomen. De Verenigde Staten, die sinds het Brits-Amerikaans conflict (1812-1814) voor de laatste keer vijandige buitenlandse troepen op hun continent moesten dulden, ervaren nu dat de omringende oceanen hen niet beschermen tegen acties van buitenlandse vijanden. Om het vertrouwen onder de bevolking te herstellen, was het dan ook nodig om tijdig het gevoel van onkwetsbaarheid en onoverwinnelijkheid te herstellen. Het antwoord: een grootschalige militaire strafexpeditie tegen Afghanistan. Tegelijk werd voor de zoveelste keer, om het plaatje te vervolledigen, beroep gedaan op zwart-wit stereotyperingen van het 'goede' tegen het 'kwade'. Een klassiek scenario.
In zeker opzicht kwamen de aanslagen van 11 september als een geschenk uit de hemel, zo merkte de bekende Amerikaanse linguïst Noam Chomsky onlangs op. De eerste maanden van zijn presidentschap zat George Bush (o.a. zijn krappe meerderheid) in een vrij zwakke positie. Op binnenlands vlak zal hij nu veel gemakkelijker een aantal moeilijke dossiers door het parlement gesluisd krijgen. Op militair vlak zal zijn Defensieminister Rumsfeld, die voor het fiscale jaar 2003 een defensiebudget van maar liefst 347 miljard dollar naar voren schoof - een stijging met 7 procent t.o.v. 2002 -, wellicht zonder problemen zijn verlangens vervuld zien. Dat geldt ook voor het overboord gooien van het ABM-verdrag. Bovenal heeft de hele affaire ervoor gezorgd dat er amper nog een spoor van onenigheid te bespeuren valt tussen de Europese landen en de VS. Meer nog, Duitsland en Frankrijk staan te drummen om zich te profileren in een oorlog aan de zijde van de VS en de Britten. Het standpunt van de EU tijdens de Top van Gent (19 oktober 2001) laat geen twijfels bestaan over de transatlantische eensgezindheid. De EU-lidstaten "ondersteunen de genomen maatregelen en stemmen onvoorwaardelijk in met de acties, in het kader van de wettige zelfverdediging en in overeenstemming met het Charter van de Verenigde Naties en Resolutie 1368 van de Veiligheidsraad." (Noot 2) "We voelen ons allemaal Amerikanen," zo had de Belgische premier Verhofstadt kort na de aanslag al laten horen. Van de groeiende kritiek op het beleid van Bush is er sindsdien nog weinig te bespeuren. Zeggen de Amerikanen overigens niet tot vervelens toe: "Wie niet met ons is, is tegen ons"?
Het is hier dat Huntington om de hoek komt kijken. Wat is er immers beter voor de eenheid van een land en, in Huntingtons filosofie, een beschaving, dan te beschikken over een gemeenschappelijke vijand: "Vijanden zijn van wezenlijk belang voor volkeren die op zoek zijn naar een identiteit en die hun etniciteit opnieuw uitvinden" (pag 16). Dat is een oud beproefd recept, Huntington verkondigt niets nieuws, maar zet het voor onze conservatieve elite allemaal nog eens op een rijtje.
"Landen hebben de neiging om zich aan te sluiten met een verwante cultuur en zich af te zetten tegen landen met wie ze geen culturele overeenkomsten hebben," aldus Huntington. (Noot 3) Berlusconi en zijn coalitiepartners horen het graag zeggen, want het verwoordt perfect de politiek die ze willen uitvoeren. Religie en een soort mythisch appèl aan 'westerse' waarden (wat die ook mogen zijn) spelen in die verbondenheid een belangrijke rol. In de Amerikaanse politiek is het alvast een normaal gegeven dat God een plaats hoort te hebben in het politieke spel en dat zie je tot op het dollarbiljet toe. Het appèl aan god en vaderland is een constante in nagenoeg elke toespraak van een Amerikaanse president: "Wij zijn het meest vrije land ter wereld, het edelmoedigste land ter wereld, het machtigste land ter wereld. En zo gaan wij voort, te samen, een rijzende natie, het vroegere en toekomstige mirakel dat nog altijd de hoop van deze wereld is. God zegene ons geliefde land!" aldus vader Bush in 1992. (Noot 4) Zoon Bush gaat nu op dezelfde toon verder: "Vrijheid en angst, gerechtigheid en gruwel, zijn altijd met elkaar in oorlog geweest en we weten dat God daar niet neutraal tegenover staat. In alles wat ons nog te wachten staat, moge God ons wijsheid schenken, en over de Verenigde Staten van Amerika waken".(Noot 5)
Huntingtons ideologisch discours past als gegoten op het project van de conservatieve politieke elite in het Westen. Volgens Huntington moet het Westen terug herbronnen in de richting van oude waarden om te vermijden dat het een vlugge ondergang tegemoet gaat. "In de strijd der beschavingen zullen Europa en Amerika samen moeten werken als ze niet beide ten onder willen gaan" (pag 354). "Veel belangrijker dan de economie en de bevolkingsopbouw zijn de problemen van moreel verval, culturele zelfmoord en politieke onenigheid tussen de westerse landen." De toekomstige levenskracht van het Westen en zijn invloed op andere samenlevingen hangt in belangrijke mate af van het te lijf gaan van deze trends (Huntington noemt o.a. druggebruik, echtscheidingen, onwettige kinderen, eenoudergezinnen, de verzwakking van het arbeidsethos, een verminderde toewijding aan het onderwijs; noot van redactie), die uiteraard debet zijn aan de claims van morele superioriteit door moslims en Aziaten" (pag 354-355 - Huntington heeft bij deze laatste groep vooral China op het oog).
Vlak na de aanslag hebben we tal van uitspraken moeten aanhoren over de dreigingen waaraan de westerse beschaving bloot staat en dus ook de noodzaak om die te verdedigen. Bondskanselier Schröder sprak over een "oorlogsverklaring aan de beschaafde wereld",(Noot 6) m.a.w. er is ook een niet-beschaafde wereld. Vraag is alleen wie valt daar onder?
Ook Guy Verhofstadt maakte daags nadien in zijn toespraak voor het Europees Parlement een referentie aan de dreiging waaraan "onze democratie" bloot zou staan: "Want laat ons hierover geen twijfel bestaan, naast de Verenigde Staten en haar inwoners is het de Democratie zelf die wordt geviseerd. De Democratie en haar waarden van vrijheid, verdraagzaamheid en humanisme, die precies het tegendeel zijn van een blind en barbaars terrorisme".(Noot 7)
Het appèl aan waarden is een modeverschijnsel in crisis- of oorlogstijden. Plots komen de vrouwenonderdrukking en mensenrechtenschendingen door de Taliban in het voetlicht, terwijl daar eerder nauwelijks iemand wakker van lag. Diezelfde problemen in Saudi-Arabië krijgen om politieke redenen dan weer geen aandacht. Maar daar kan, afhankelijk van de geopolitieke context gauw verandering in komen zoals Saddam Hoessein, maar ook Bin Laden aan de lijve hebben mogen ondervinden. Deze laatste is plots geen 'vrijheidstrijder' meer - uit de tijd dat hij geld en wapens ontving vanuit de VS in zijn strijd tegen het 'communisme' - maar een 'terrorist' van het ergste soort. Bin Laden zelf is nochtans al die tijd niet erg veel veranderd. Wel is hij zich tegen zijn broodheren gaan keren.
Het is vooral sinds de Golfoorlog dat het 'verfoeilijke islamitische fundamentalisme' onze mediakolommen begon te vullen en als dreiging nummer één wordt ervaren. Daarvoor was er uiteraard nog de Iraanse revolutie van 1979. Maar het is pas met de val van het IJzeren Gordijn dat die dreiging in geopolitiek opzicht een betekenis kreeg. De oude vijand, het communisme, was immers weggevallen.
Huntington geeft daarvoor de ideologische input. "De islam en China belichamen grote culturele tradities die onderling enorm verschillen en die in hun eigen ogen oneindig superieur zijn aan de cultuur van het westen. De macht en de zelfverzekerdheid van beide beschavingen in relatie tot het westen nemen toe en de conflicten tussen hun waarden en belangen en die van het Westen worden steeds veelvuldiger en intenser." (pag 199) Huntington citeert vervolgens een aantal onderzoeken die de "bebloede grenzen van de islam" aantonen (pag 278 e.v.). "Drie verschillende onderzoeken komen derhalve tot dezelfde conclusie: in de vroege jaren negentig waren moslims bij meer gewelddadigheden betrokken dan niet-moslims dat waren. Tweederde tot driekwart van de oorlogen werden gevoerd tussen moslims en niet-moslims. De grenzen van de islam zijn bebloed, evenals zijn binnengebieden." Waarna Huntington het heeft over de "islamitische neiging om conflicten met geweld op te lossen. De oorlogszucht en de hang naar geweld van de islam in de tweede helft van de twintigste eeuw is een feit waar zowel moslims als niet moslims niet omheen kunnen".
Huntington brengt het bij tijd en wijlen allemaal heel subtiel. Hij zegt evenwel amper iets over de mogelijk wortels van dat geweld. Met zijn reductionistische manier van redeneren verklaart hij veel vanuit het zogenaamde inherente karakter van de islam en dat op een selectieve manier: weinig of niets over de gevolgen van de koloniale en neokoloniale politiek van het Westen die grotendeels op oliebelangen is geënt, of over de manier waarop de staat Israël op Palestijns grondgebied is opgericht (waar dus veel geweld is uit voortgesproten), en de structurele economische ongelijkheid tussen Noord en Zuid, waarbij een belangrijk deel van de moslimlanden tot de laatste groep behoren. De wapens waarmee dan diezelfde moslims vechten zijn nagenoeg allemaal afkomstig van de belangrijkste lidstaten van de VN-Veiligheidsraad. De VS staan in voor het overgrote deel van de leveringen. Huntington erkent dat wel allemaal, maar hij belicht het niet voldoende. In essentie gaat hij uit van een zekere superioriteit van de westerse beschaving en de noodzaak om ook in de toekomst ervoor te zorgen dat politieke en economische macht in dat Westen behouden blijven. In zijn voorstel tot herschikking van de VN-Veiligheidsraad bijvoorbeeld reserveert Huntington weliswaar voor elke beschaving een permanent zitje, alleen het Westen zou recht hebben op twee zitjes.
Huntington kent (bewust of onbewust) veel aanhangers in Washington. Of beter misschien, Huntingtons model is een goede reflectie van hoe er al langer in de wandelgangen van de conservatieve politieke en economische elite in het Westen gedacht wordt. Maar er is meer. Huntingtons manier van redeneren, die zoals gezegd misschien vooral een weergave is van een bestaand denken, eerder dan een louter nieuw model, schept ook en vooral een legitimatie voor een hele reeks meer verborgen agendapunten. In elk geval is het een aardige theorie om een aantal andere politieke doelstellingen te verwezenlijken. Destijds poogde Willy Claes, toen nog secretaris-generaal van de NAVO, na het wegvallen van het Warschaupact de legitimiteit van de NAVO te verantwoorden door op een toespraak van de jaarlijkse veiligheidsconferentie van de NAVO (München 4 en 5 februari 1995) te stellen dat het islamitische fundamentalisme de grootste bedreiging vormde voor de NAVO sinds de ineenstorting van het communisme in Oost-Europa. (Noot 8) Een nieuwe vijand was broodnodig. De wapenindustrie zag zich voor een enorme crisis geplaatst. De defensiebudgetten zakten naar een dieptepunt. Door de islam als nieuwe dreiging voor te stellen hoopte men de voldoende steun te verwerven om aan deze neerwaartse spiraal een einde te stellen en de NAVO verder als noodzakelijk voor te schotelen.
Of het nu de indeling is die Huntington maakt, of de categorisering van staten als 'Schurkenstaten' enz. doet uiteindelijk weinig ter zake. De indeling van de wereld in beschavings- of geopolitieke cirkels gebeurt in de eerste plaats voor interne politieke belangen en daarvoor wordt volgens de directeur van de Europese Studies aan de ULB, Eric Remacle een "universeel Messianisme' bovengehaald. Door zich in te schrijven in een historische filosofie waar de democratie en mensenrechten niet langer meer het product zijn van een strijd tussen zwakken en sterken binnen maatschappijen, maar waar een idee wordt verkondigd die stelt dat staten a priori het goede incarneren, knoopt het Westen in de grond opnieuw aan met een universeel messianisme. Het Westen schijnt zich tegenwoordig in te schrijven in een concept waar het niet langer illegitiem is om voortaan rechter en partij te gelijk te zijn." (Noot 9)
Ludo De Brabander
Ludo De Brabander is stafmedewerker van Vrede in Gent. Dit artikel is sterk ingekort door redactie VD AMOK. Het dagblad Trouw publiceerde op zaterdag 24 oktober een vertaling van Huntingtons samenvattend essay uit Foreign Affairs in 1993.
Noten:
1. Geciteerd in: Tom Ronse, Rambo op lemen voeten. Amerika in de jaren negentig. Leuven, Uitgeverij Kritak, 1992.
Terug naar tekst
2. zie: www.fgov.be (per 23 oktober 2001).
Terug naar tekst
3. Samuel Huntington, Botsende beschavingen. Cultuur en conflict in de 21e eeuw. Antwerpen/Baarn, Standaard Uitgeverij/Uitgerverij Anthos, 1997. De originele versie in het engels verscheen in 1993 bij Simon & Schuster (New York) onder de titel: The clash of civilizations and the remaking of the world order.
Terug naar tekst
4. President Bush in zijn State of the Union van 1992. Geciteerd in Tom Ronse. Opus cit.
Terug naar tekst
5. The Financial Times, 22 september 2001.
Terug naar tekst
6. Le Monde, 13 september 2001.
Terug naar tekst
7. Toespraak van Eerste Minister Verhofstadt in het Europees Parlement over de terreuraanslagen in de VS, 12 september 2001.
Terug naar tekst
8. Financieel Economische Tijd, 8 februari 1995.
Terug naar tekst
9. Eric Remacle, La guerre comme instrument de l'imperium démocratique. In: Les Etats-Unis s'en vont-ils en guerre? Brussel, Editions GRIP, 2000.
Terug naar tekst
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
"De tijd van wachten is voorbij, iedereen zal nu iets moeten doen. Wie niet voor ons is, is tegen ons." Woorden die president Bush sprak op 11 november 2001, twee maanden na de aanslagen, op de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York. Een nieuwe wereldorde is aangebroken, de vijand is het terrorisme, de vriend iedereen die dat bestrijdt. Wie die vijand is bepalen de VS. Momenteel zijn dat Osama Bin Laden en zijn Al Quaeda-netwerk, maar ook terroristen in Indonesië, de Filippijnen, en Jemen en de landen die ze ondersteunen, zoals bijvoorbeeld Syrië en Irak. Zij worden door de VS als doel in de nieuwe oorlog beschouwd.
De contouren van die nieuwe oorlog tekenen zich langzaam maar zeker af. Naast de hete oorlog in Afghanistan staat een nieuwe koude oorlog voor de deur. Zo is in Groot-Brittannië de noodtoestand inmiddels afgekondigd, in Duitsland het systeem van Rasterfahndung ingezet, in Frankrijk de bevoegdheden van de politie uitgebreid en bereidt de Europese Commissie speciale terrorisme wetgeving voor. Ook in Nederland is er een fiks pakket maatregelen gepresenteerd om het terrorisme te bestrijden.
Het tempo waarin alle maatregelen worden genomen doet het ergste vrezen. Ruimte voor kritiek is er amper en over de gevolgen van de maatregelen wordt niet gediscussieerd. Gevolgen die het hardst aan zullen komen bij migranten en vluchtelingen. Ook activisten kunnen in de toekomst gemakkelijker geassocieerd worden met terrorisme.
Net als in de Koude Oorlog wordt de oorlog tegen het terrorisme een oorlog die zich over de hele wereld uitspreidt. 'Terroristen' kunnen immers overal zijn. Een groot deel van de antiterrorisme maatregelen zal neerkomen op binnenlandse repressie. Destijds tegen communisten, nu tegen moslims, migranten, vluchtelingen. De eerste contouren van die binnenlandse repressie worden zo'n twee maanden na de aanslagen steeds duidelijker.
De Verenigde Staten zelf lopen voorop wat betreft de aanpassing van hun wetgeving. Buitenlanders kunnen zonder verdenking worden vastgezet. Er is een speciale adviseur Binnenlandse Veiligheid benoemd, die de coördinatie van alle opsporings- en inlichtingendiensten op zich neemt. Er mag meer worden afgeluisterd. De CIA wordt uitgebreid en krijgt haar licence to kill weer terug. Verdachte terroristen kunnen voor een geheim militair tribunaal worden berecht, waartegen geen beroep mogelijk is.
Amerikaanse burgerrechtenorganisaties en advocaten maken zich ernstige zorgen over de uitholling van de rechten van verdachten. Het is ook een teken aan de wand dat de meeste van de 1000 mensen die na de aanslagen zijn gearresteerd nog steeds vastzitten, hoewel van velen de onschuld al vast staat.
Groot-Brittannië volgt de VS getrouw. Vorig jaar is daar al een nieuwe antiterrorismewet aangenomen, die onder andere ondersteuning verbiedt en rechten van verdachten minimaliseert, maar de regering wil die verder aanscherpen. Ook is de noodtoestand inmiddels afgekondigd, waardoor buitenlanders kunnen worden geïnterneerd. De mensenrechten artikelen van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens zijn tijdelijk opgeschort. De regering Blair maakt ook meteen van de gelegenheid gebruik om het asielbeleid aan te scherpen, er kunnen immers terroristen tussen zitten.
Ook in Duitsland slaat de repressie toe. Net als in de tijd van de Rote Armee Fraktion wil men weer een verfijnd systeem van datakoppeling (Rasterfahndung) inzetten. Dit keer zal niet 'links' Duitsland onder de loep worden genomen, maar moslims, migranten en vluchtelingen. Het Bundes Kriminal Amt (BKA) krijgt verregaande bevoegdheden om onderzoeken te starten en informatie uit te wisselen met de inlichtingendienst. Ook wil de Duitse regering dat alle werknemers van electriciteits-, chemie-, water-, atoom- en gasbedrijven maar ook ziekenhuispersoneel gescreend gaan worden door de inlichtingendienst.
In vergelijking met de rest van Europa lijkt de reactie in Nederland nog mee te vallen. Toch worden ook hier buitenlanders in de toekomst veel vaker gecontroleerd en geregistreerd. In het actieplan bestrijding terrorisme en veiligheid gaf de regering in 43 punten haar reactie.
Ze wil vooral meer zicht krijgen op hier verblijvende vreemdelingen en nieuwkomers. Zo zou het verstrekken van visa in nauw overleg en op dezelfde wijze als andere Europese landen moeten gebeuren. Verder moeten de plannen om alle reizigers te kunnen controleren met biometrische kenmerken versneld ingevoerd worden. Bijna alle Westerse landen hebben al plannen om biometrische kenmerken in paspoorten op te nemen. Doel daarvan is "het in een later stadium terug kunnen vinden van personen in systemen, onafhankelijk van de identiteit die de persoon zich op dat moment aanmeet".
Kort was er ook discussie over uitbreiding van de legitimatieplicht. Volgens onder ander minister van Boxtel zou dat de veiligheid in Nederland flink verhogen. Door een grote weerstand onder de Raad van Hoofdcommissarissen van politie bond het Kabinet in en beperkt ze de uitbreiding van de legitimatieplicht voorlopig tot gevallen van ernstige terroristische dreiging.
Toch betekent dat niet dat straatcontroles uit den boze zijn. Aangekondigd is de bestaande vormen van legitimatieplicht te intensiveren. Gecombineerd met de uitbreiding van de bewaking van de binnengrenzen door de marechaussee (Mobiel Vreemdelingentoezicht) zullen vooral veel vreemdelingen dit aan den lijve gaan ondervinden.
Ook ziet de regering een (mogelijk) verband tussen mensensmokkel en terrorisme en wil daarom de Unit Mensensmokkel uitbreiden. De nadruk moet komen te liggen op meer informatie, infiltratie en vergroten van de analysecapaciteit.
Daarnaast ziet de regering het als optie om terroristen buiten de deur te houden door de buitengrenscontrole te intensiveren. Met ander Europese landen moeten hierover afspraken worden gemaakt, iets wat in het huidige klimaat niet al te moeilijk zal zijn.
Naast deze maatregelen, die direct van invloed zijn op vreemdelingen, stelt de regering flink wat zaken voor die ook indirect van grote invloed zullen zijn op de positie van vreemdelingen in Nederland. BVD en politie zullen zich veel meer dan tot nu toe gaan richten op moslims, migranten en asielzoekers. Binnen tal van organisaties zullen ze informanten gaan werven, ook zullen ze zelf vaker gaan infiltreren.
Verregaand zijn ook de afluisterplannen van de regering. De capaciteit moet worden uitgebreid, de gegevens van telecommunicatie (inclusief plaatsbepaling via gsm) moeten langer bewaard worden en het e-mail en surfgedrag van iedereen moet worden vastgelegd. Het gebruik van cryptografie zou verder aan banden moeten worden gelegd.
Onder druk van de Verenigde Staten wordt er ook intensief gewerkt aan het blokkeren van 'terroristische' geldstromen. Vanuit de VS zijn lijsten doorgegeven van organisaties en personen die banden zouden hebben met Osama Bin Laden. Ook hier worden voornamelijk Islamitische steunfondsen en banktegoeden van buitenlanders getroffen. Wat de werkelijke verdenkingen tegen deze fondsen en personen zijn blijft echter onduidelijk.
Ties Prakken, hoogleraar strafrecht in Maastricht, maakte zich in het Nederlands Juristenblad ernstig zorgen over bovenstaande ontwikkelingen: "De zichtbare verhoogde controle op buitenlanders zal zo schadelijk zijn voor het etnisch evenwicht, dat ik vrees dat er niet alleen op terroristen gejaagd gaat worden. Mensensmokkel en illegale immigratie zullen worden bekeken vanuit de invalshoek van het potentieel binnenbrengen van terroristen. Terwijl nu al in de ogen van sommigen elke asielzoeker een (potentiële) crimineel is, wordt hij dan ook nog een potentiële terrorist. Goed voor het klimaat in onze multiculturele samenleving kan dat niet zijn".
Onder druk van Europa wordt er ook 'nagedacht' over het aanpassen van het strafrecht. Minister van Justitie Korthals kondigde al aan om de ban op het inzetten van criminele burgerinfiltranten bij terrorismebestrijding op te willen heffen. Ook kijkt de regering naar invoering van wetgeving in de trant van artikel 140 (lidmaatschap van een criminele organisatie), maar dan een verbod op lidmaatschap van een terroristisch organisatie. De straf zou dan hoger uit moeten vallen en ook ondersteuning zou opgenomen kunnen worden.
Het grote gevaar van dit soort wetgeving is de rekbaarheid van begrippen als "terrorisme", "lidmaatschap" en "ondersteuning". Duitsland kent al lang deze bepalingen en daar heeft het geleid tot verregaande repressie tegen allerlei actiegroepen. Met het huidige vijandsbeeld (moslimfundamentalisme) zullen actievoerders voorlopig wel met rust worden gelaten. In de toekomst kan dat echter snel omslaan.
De Europese Commissie bracht na 11 september in versneld tempo een voorstel naar buiten om in de EU eenzelfde definitie van terrorisme te gaan hanteren. Ook de strafmaat op terroristische delicten dient in de Unie afgestemd te worden. Het voorstel van de Europese Commissie zat al enige tijd in de pijplijn, nadat de Europese regeringsleiders tijdens de speciale Europese justitietop in Tampere, Finland, in oktober 1999 tot een gezamenlijke Europese definitie en strafmaat van terrorisme hadden besloten.
De Europese Commissie stelt een ruime definitie van terrorisme voor, namelijk "daden met het oogmerk landen, hun instellingen of bevolking te intimideren en de politieke, economische en sociale structuren van een land op ernstige wijze te veranderen of te vernietigen." Vervolgens specificeert de Commissie deze 'daden'. Het gaat daarbij om zaken als moord, kidnapping, vliegtuigkaping, gijzeling, inbraken op computersystemen of aantasting van de energie- en watervoorziening. Ook "stedelijk geweld" kan volgens de Europese Commissie onder de definitie van terrorisme vallen.
Op al deze daden komt een forse minimumstraf te staan die de lidstaten moeten overnemen in hun nationale wetgeving.
Verder stelt de Commissie voor om het lidmaatschap van een terroristische vereniging strafbaar te stellen. Een terroristische vereniging is dan een samenwerkingsverband van twee of meer personen die terroristische daden voorbereiden of plegen. Ook medeplichtigheid aan zo'n terroristische vereniging of aan terrorisme wordt strafbaar gesteld.
De gedachte achter het voorstel van de Europese Commissie lijkt vooral te zijn eventuele problemen met uitlevering te voorkomen en de bestraffing van terrorisme te harmoniseren.
Deskundigen betwijfelen echter het nut van het voorstel. Zo zijn de door de Commissie voorgestelde terroristische daden in alle EU-lidstaten strafbaar, óf onder speciale antiterrorismewetgeving, óf onder het gewone strafrecht. Veel problemen met uitlevering zullen zich in de praktijk dan ook niet voordoen, zeker omdat de Europese lidstaten in het Uitleveringsverdrag uit 1997 de klassieke weigeringsgrond voor uitlevering, namelijk het politieke karakter van misdrijven, al grotendeels hadden geschrapt.
De definitie die de Europese Commissie voorstelt kan wel gevolgen hebben in Europa, omdat er veel onder te scharen valt. Zo geeft de Europese Commissie zelf aan dat ook stedelijk geweld onder de noemer terrorisme kan vallen. Volgens Gert Vermeulen van de Universiteit van Gent heeft dit een risico in zich. "Dat heeft natuurlijk met protesten als in Genua te maken. Wat is daar de opportuniteit van? Legitieme protesten, ook al gaan ze soms gepaard met geweld tijdens demonstraties, de kop indrukken door het tot terrorisme te bestempelen? Ik vind dat een gevaarlijke ontwikkeling. Het risico met dit soort paniekreacties is altijd dat het een aantal klassieke vrijheden, die men zorgvuldig heeft opgebouwd in onze democratieën, overboord zet. De balans tussen veiligheid en vrijheid is delicaat. Als je daar al in wilt gaan schuiven, moet je tenminste de tijd nemen om tot een zorgvuldige afweging te komen."
De strafmaat van twintig jaar voor het leiderschap van een terroristische organisatie vindt minister Korthals te hoog. Tijdens overleg met de Tweede Kamer op 30 oktober 2001 gaf hij echter aan niet ten koste van alles te willen vasthouden aan een lagere straf. Inmiddels heeft Korthals bekend gemaakt snel met een wetsvoorstel te komen om in Nederland het lidmaatschap van een terroristische organisatie strafbaar te stellen. In Europees verband wordt ook gewerkt aan lijst van terroristische organisaties. Ook dit kan gevolgen hebben voor de Nederlandse praktijk. Organisaties als de PKK zijn bijvoorbeeld in Nederland niet verboden, zolang ze zich hier niet schuldig maken aan strafbare feiten. Korthals gaf in de Tweede Kamer toe dat dit beleid zal veranderen als de Europese maatregelen worden ingevoerd.
Korthals stelde in de Tweede Kamer overigens een smalle definitie van terrorisme voor te staan, om te voorkomen dat actiegroepen tot terroristen gebombardeerd worden. Over de precieze definitie beslissen de Europese lidstaten op 6 december. De top van Justitie onderhandelt vrijwel elke dag in Brussel, waarbij de definitie van terrorisme ook ongeveer per dag wisselt. De uitkomst is dus ongewis.
Bij Europol werd in allerijl de antiterrorisme-eenheid uitgebreid met 25 man. De Europese regeringsleiders vaardigden op 22 september de oekaze uit dat alle nationale criminele informatie op het gebied van terrorisme met Europol diende te worden uitgewisseld; iets dat daarvoor eigenlijk ook al moest, maar in praktijk nauwelijks gebeurde. Voor Nederland zijn de BVD en de KLPD (Korps Landelijke Politiediensten) in het Europolteam vertegenwoordigd.
Op basis van de informatie maakt Europol een dreigingsanalyse voor de Europese Unie. De uitgebreide antiterreureenheid is in principe voor zes maanden in het leven geroepen. Voor het eind van 2001 moet Europol een Europese lijst van terroristische organisaties samenstellen. Deze lijst kan gebruikt worden om het lidmaatschap van deze organisaties strafbaar te stellen en hun tegoeden te bevriezen.
Bovendien kwam de discussie op gang of Europol toch niet snel meer bevoegdheden moet krijgen, waarbij het naar voorbeeld van de Amerikaanse FBI gemodelleerd zou kunnen worden. Europol-directeur Storbeck riep de lidstaten op eindelijk eens ernst te gaan maken met de uitwisseling van informatie. Ook moet Europol meer middelen en mogelijkheden krijgen om zijn werk naar behoren te doen, aldus Storbeck.
Voor de coördinatie van justitiële onderzoeken naar terrorisme wordt het Europese justitiële samenwerkingsverband Eurojust versneld opgetuigd. Op 10 oktober 2001 vond de eerste bijeenkomst plaats. Eind september kwamen politieagenten en officieren uit België, Duitsland, Frankrijk en Nederland al samen om hun onderzoeken te coördineren. In deze landen vonden arrestaties plaats in verband met de gebeurtenissen van 11 september.
Bovendien gaan de EU-lidstaten het versneld mogelijk maken om gezamenlijke onderzoeksteams in te stellen, waar ook Europol aan meedoet. De mogelijkheid van gezamenlijke onderzoeksteams staat in het Europese Rechtshulpverdrag, dat echter nog door de nationale parlementen geratificeerd moet worden. Europol verwacht op korte termijn de instelling twee gezamenlijke onderzoeksteams naar terrorisme, waaraan ook Europol deelneemt.
Een tweede voorstel van de Europese Commissie is de invoering van een Europees arrestatiebevel. Het doel is om de uitleveringsprocedures tot een minimum te beperken. Als de Italiaanse justitie nu bijvoorbeeld aan Nederland vraagt iemand te arresteren en aan Italië over te dragen, vindt er eerst rechterlijke toetsing plaats. Gekeken wordt of het misdrijf waarvoor uitlevering wordt gevraagd, ook in Nederland strafbaar is. Dit heet het principe van dubbele strafbaarstelling. Is het misdrijf in Nederland niet strafbaar (abortus, euthanasie, softdrugsgebruik), dan volgt geen uitlevering. Bovendien kijkt de rechter of de verdachtmaking hard genoeg is, de verdachte een eerlijk proces kan tegemoet zien, en er geen vrees voor marteling of onmenselijke behandeling dreigt. Tegen de uitspraak van de Nederlandse rechter bestaan beroepsmogelijkheden en uiteindelijk moet de minister van Justitie er over beslissen.
Door de invoering van een Europees arrestatiebevel vervalt het grootste deel van de rechterlijke toetsing. Voor een aantal misdrijven vervalt het vereiste van dubbele strafbaarstelling. Voor welke misdrijven dat is, en hoe die precies omschreven worden, is nog onduidelijk. Nederland wilde in eerste instantie het arrestatiebevel alleen voor terrorisme laten gelden, maar die positie bleek onhoudbaar.
De rechterlijke toetsing moet binnen 60 dagen plaatsvinden, waarbij gesneden wordt in de beroepsmogelijkheden en de ministeriële toetsing wegvalt.
De achterliggende gedachte is dat de Europese lidstaten elkaars rechtsstelsel zodanig vertrouwen, dat zware toetsing achterwege kan blijven.
Bovenstaande maatregelen vormen het begin van een periode waarin mensen- en burgerrechten het onderspit dreigen te delven in het kader van terreurbestrijding. Belangrijke vragen worden namelijk overgeslagen: wat is nu eigenlijk terrorisme, hoe sporen we terroristen dan wel op en hebben al die maatregelen eigenlijk wel zin?
Wat terrorisme voor de één is, is vrijheidstrijd voor de ander. Wat de één als politiek legitiem verzet ziet, ziet de ander als terrorisme. Wat de één als vrijheid van meningsuiting ziet, ziet de ander als ondersteuning van terrorisme. Wat de één als uiting van religie ziet, ziet de ander als broedplaats voor terrorisme. Wat de één als blokkade ziet, ziet de ander als de aantasting van de politieke, economische en sociale structuren van een land.
Ook de grote druk vanuit de VS om in een grote coalitie het terrorisme te bestrijden is niet bepaald bevorderlijk voor de mensenrechten. Tal van landen die nu deelnemen in de coalitie hebben op z'n minst een twijfelachtige reputatie op dit terrein. In veel landen worden binnenlandse oppositiegroepen juist beschuldigd van terrorisme.
Maar ook de manier waarop er internationaal zal moeten worden samengewerkt zal tot problemen leiden. Veel landen zullen hun eigen agenda uitspelen in het schimmenspel dat terrorismebestrijding is. De aanpak van het 'zeventiger jaren' terrorisme heeft laten zien dat er maar al te graag gemanipuleerd wordt om een eigen agenda door te voeren.
Jelle van Buuren
Wil van der Schans
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Naarmate de oorlog in Afghanistan langer duurt, zal het de Pakistaanse militaire leider Musharraf meer moeite kosten overeind te blijven. Pakistan wil internationale bemiddeling als dank voor bewezen diensten, terwijl India erkenning zoekt van het terrorisme dat met Pakistaanse hulp in Kashmir opereert. Aan de bestandslijn in Kashmir is de betrekkelijke rust van het afgelopen jaar verdwenen. Terwijl Westerse politieke leiders de deur in Islamabad en New Delhi plat lopen, ruziën beide landen rustig verder. Een doemscenario ligt op de loer. Een analyse van de stand van zaken begin november.
Direct na de aanslagen in de Verenigde Staten zijn alle ogen gericht op Afghanistan. Osama bin Laden's Al-Qaeda netwerk en de Taleban zijn al snel hoofdverdachte respectievelijk medeplichtige. In de dagen erna stomen Amerikaanse troepen op naar de Arabische Zee en wordt een militair ingrijpen voorbereid. Ondertussen is duidelijk dat Pakistan een cruciale rol is toebedeeld. Het is buigen of barsten voor de zelfbenoemde president Musharraf. Niet dat hij erg veel keus heeft. Onder het mom wie niet voor ons is, is tegen ons, staat een weigering van Pakistan mee te werken met de door de VS geïnitieerde 'coalitie tegen het terrorisme', gelijk aan oorlog. Hoewel het iets makkelijker gaat in een land onder militair gezag, moet Musharraf opboksen tegen een publieke opinie die minder begrip heeft voor het toegeven aan de Amerikaanse druk.
Het is een pijnlijke spagaat voor de machthebbers in Pakistan. De Taleban, die uiteindelijk vooral door Pakistaanse steun kon uitgroeien tot een machtsfactor van betekenis in Afghanistan moet opeens de rug worden toegekeerd. Met een tweetal missies naar Kandahar, die de Talebanleiders ervan moeten overtuigen dat het beter voor ze is van Bin Laden af te komen, probeert Musharraf de internationale gemeenschap zijn goede wil te tonen. De inspanningen leveren weinig of niets op, maar zijn niettemin de enige zichtbare pogingen om in plaats van met bommen een doorbraak te forceren.
Veel Pakistanen zien de politieke wending als verraad aan Afghanistan en de Taleban. Religieuze en etnische banden versterken bestaande anti-Amerikaanse sentimenten, die naarmate de oorlog in Afghanistan langer duurt, Musharraf in een bijzonder lastig parket kunnen brengen. Demonstraties van militante moslimorganisaties lopen regelmatig uit op een veldslag met oproerpolitie en leger, waarbij verschillende doden vallen. Hoewel de impact van de protesten wordt gebagatelliseerd, vertolken ze een in brede kring gedeelde weerzin tegen de aanwezigheid van Amerikaanse legereenheden op Pakistaans grondgebied. De verzekering dat deze troepen niet met aanvalstaken zijn belast, is weinig geloofwaardig. Veel Pakistanen herinneren zich nog goed hoe het de vorige keer ging, (eind jaren '80) toen de Amerikanen Pakistan als frontlijnstaat lieten barsten nadat de Sovjets uit Afghanistan waren vertrokken. Naast een enorm vluchtelingenprobleem en een in chaos verkerend buurland. Veel Pakistanen voelen er niets voor nu weer als achtertuin voor Amerika's buitenlandse politiek te worden gebruikt.
Eind oktober komen de eerste berichten van duizenden tot tienduizenden gewapende Pakistanen en Afghanen, die bij de grens klaar staan de Taleban fysiek te steunen. In het stadje Chilas, in het door Pakistan bestuurde deel van Kashmir grijpen tweeduizend gewapende sympathisanten van de Taleban de macht en nemen de kleine luchtmachtbasis in bezit. Verder naar het noorden blokkeren een paar duizend anderen enkele dagen de Karakoram Highway, die Pakistan met China verbindt. Pas na ingrijpen van het leger komt de weg vrij. De leider van de Jamaat-e-Islami, de grootste radicale moslimpartij roept ondertussen tijdens een bijeenkomst met tienduizend aanhangers op tot het omverwerpen van generaal Musharraf.
In dezelfde week verschijnt op tv een brief, die door Bin Laden zou zijn geschreven en die oproept tot een heilige oorlog tegen de 'christelijke kruisvaarders'. Ook Musharraf krijgt een veeg uit de pan. Authentiek of niet, radicale moslims in Pakistan beschouwen de brief ongetwijfeld als aanmoediging. De Pakistaanse autoriteiten hebben ondertussen een algeheel demonstratieverbod afgekondigd en een aantal moslimleiders en andere kopstukken gevangen gezet of onder huisarrest gesteld. Onder hen bevinden zich Bashir uddin Mahmood, voormalig projectleider van Pakistans nucleaire programma, en Chaudry Abdul Majid, in 1999 nog directeur van de Pakistaanse Atomic Energy Commission. Beide mannen worden ervan verdacht nucleair materiaal aan Al-Qaeda te hebben doorgespeeld.
Minstens zo alarmerend zijn de geruchten dat generaal Musharraf de grootste moeite heeft het leger onder controle te houden. Hoewel hij sinds de staatsgreep van oktober 1999 al bezig is met een schoonmaakoperatie op strategische posities binnen het militaire en nucleaire establishment, is het opvallend dat een aantal kopstukken kort na de aanslagen het veld moeten ruimen. Een van hen is luitenant-generaal Mahmood Ahmad, de chef van de Inter-Services Intelligence (ISI), Pakistans geheime dienst. De ISI heeft een reputatie als het gaat om inmenging in binnenlandse aangelegenheden en de beïnvloeding van het buitenlands beleid. Zowel in Afghanistan als Kashmir is de ISI een machtsfactor van betekenis. De dienst geldt niet voor niets als een staat binnen de staat.
Vlak voordat de eerste Amerikaanse bommen op Afghanistan vallen stuurt Musharraf Ahmad en twee andere hooggeplaatste collega's 'met vervroegd pensioen'. De drie zijn de architecten van Pakistans pro-Taleban politiek en staan bekend als islamitische hardliners. De ontslagen spionnen stonden overigens ook aan de basis van Musharrafs staatsgreep. Eerder in september was Ahmad nog naar Afghanistan gestuurd om te onderhandelen met de geestelijk leider van de Taleban, Mullah Omar. De Times of India suggereert dat Musharraf de mannen onder zware Amerikaanse druk moest ontslaan. De krant meldt op gezag van hooggeplaatste bronnen dat Ahmad zijn baan verloor nadat India bewijs had overhandigd aan de Amerikaanse FBI dat hij betrokken zou zijn geweest bij de aanslagen op het World Trade Centre in New York. Volgens de bronnen is op aangeven van Mahmood Ahmad door ene Ahmad Umar Sheikh aan een van de kapers, Mohammed Atta, $100.000 overgemaakt. Sheikh zat eerder in India gevangen vanwege vermeende betrokkenheid bij de ontvoering van en moord op vier Westerse toeristen in Kashmir in 1994. Hij werd twee jaar geleden met enkele anderen vrijgelaten in ruil voor passagiers van een vliegtuig dat gekaapt was op weg van Kathmandu naar Delhi.
De weinige lichtpuntjes in deze turbulente tijden voor Musharraf zijn de cadeautjes die hij krijgt als dank voor zijn medewerking. Amerikanen en Britten schelden een deel van de schulden kwijt en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) komt met economische steunmaatregelen. De Europese Unie draagt ook een steentje bij en slecht handelsbarrières voor de Pakistaanse textielindustrie. Vijftig dagen na de aanslagen in de VS zijn de beurskoersen in Karachi met zeventien procent gestegen. Weinig andere effectenbeurzen zullen dat na kunnen zeggen. Cynischer is het gemak waarmee de Amerikanen een jaren oud wapenembargo tegen India en Pakistan aan de kant schuiven. Ooit ingesteld als straf voor beider kernwapenprogramma, kunnen de sancties een paar week na de aanslagen de prullenbak in. Een ander deel van de militaire sancties tegen Pakistan dateren van 1999 vanwege Musharrafs militaire coup. Als dank voor Pakistans hulp aan de Amerikanen worden nu in een handomdraai kernwapenstatus en dictatuur erkend.
In Nederland is momenteel eenzelfde plan in de maak. Het VPRO-radioprogramma Argos liet 19 oktober weten uit betrouwbare ambtelijke bron te hebben vernomen dat een nieuwe brief aan de Tweede Kamer hieromtrent in de maak is. Begin dit jaar nog werd de regering teruggefloten door het parlement, dat geen enkele reden zag het Nederlandse wapenembargo tegen beide landen te beëindigen. Staatssecretaris Ybema liet toen echter al weten dat de Nederlandse defensie-industrie enkele grote orders dreigt mis te lopen. Daarmee in het achterhoofd grijpt het Ministerie van Economische Zaken, op instigatie van een paar bedrijven, het opheffen van de Amerikaanse sancties aan om hetzelfde balletje weer eens op te gooien. Woordvoerders PvdA, D66 en CDA hebben gelukkig laten weten geen goede reden te zien om van het bestaande beleid af te wijken.
Ondertussen is India, net als Israël, er na 11 september als de kippen bij om de wereld erop te wijzen hoe zij al jaren gebukt gaan onder terrorisme. India's onderminister van Buitenlandse Zaken laat voor CNN weten dat hij, als de Amerikanen toch gaan beginnen in Afghanistan, ook nog wel een paar terroristische trainingskampen in Pakistan kent. In een televisietoespraak waarschuwt Musharraf India geen misbruik te maken van de situatie. Met het verstrijken van de tijd moet India met lede ogen toezien hoe Pakistan voor de Westerse wereld even een belangrijker partner is. India ontvangt weliswaar aan de lopende band premiers en ministers uit de VS en de EU, maar die komen vooral voor Pakistan. Voor de vorm doen ze daarbij ook Delhi even aan. Niettemin laat de regering Vajpayee geen gelegenheid onbenut om zijn gasten ervan te overtuigen dat het separatistisch geweld in Kashmir ook terrorisme is. De duidelijkste steun krijgt India van de Duitse Minister van Binnenlandse Zaken, Schilly. In een gezamenlijke verklaring laat hij weten dat "beide landen erkennen dat de situatie in Jammu en Kashmir niet buiten de internationale strijd tegen het terrorisme kan worden gehouden." Collega Advani van de BJP had daags ervoor al laten weten hoe hij dat voor zich zag. Amerika's aanvallen op trainingskampen in Afghanistan hebben laten zien dat het bestrijden van terrorisme buiten de landsgrenzen nu als legitiem wordt gezien binnen de internationale gemeenschap, aldus Advani.
Vooral Pakistan gaat spannende maanden tegemoet. Mocht Musharraf zich staande weten te houden zal hij waarschijnlijk een extra reden zien de terugkeer naar een democratisch Pakistan nog even uit te stellen. Hij heeft dan immers het land door een moeilijke periode weten te loodsen en ervoor gezorgd internationaal weer mee te tellen. Blijft Musharraf niet in het zadel dreigt een zwart scenario. Een eventuele greep naar de macht door minder gematigde krachten zal niet zonder bloedvergieten plaatsvinden en behalve voor Pakistan, ook voor India grote gevolgen hebben. Want wat gebeurt er vervolgens met Pakistans kernwapenarsenaal? Sommige Amerikaanse generaals lijken dit ook te beseffen. Tegen de Washington Post zegt een van hen: "Onze acties laten tot dusverre alleen korte termijn denken zien." India's minister van defensie Fernandes (weer terug op zijn oude post, na eerder te zijn afgetreden vanwege het Tehelka steekpenningenschandaal rond de aankoop van wapens) verwoordt het als volgt: "Ieder uiteenvallen van Pakistan zal de stabiliteit van het subcontinent in gevaar brengen, met consequenties die de verbeelding tarten." Het is te hopen dat dergelijk collateral damage in 'onze' oorlog tegen het terrorisme uitblijft.
Frank Slijper
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Bin Laden en het Internationale Terrorisme heten de vijanden te zijn die de Verenigde Staten met hun aanvallen op Afghanistan bestrijden. Maar deze oorlog komt hen economisch niet slecht uit. Volgens Peter Custers is dat geen toeval.
In dit artikel behandel ik het verband tussen de oorlog tegen Afghanistan en de toestand van de Amerikaanse economie. Al is de suggestie onjuist dat deze oorlog uitsluitend door economische motieven ingegeven zou zijn, toch moeten we het verband onderkennen tussen enerzijds de moorddadige bombardementen op Afghanistan en anderzijds de economische prioriteiten van de Bush-administratie.
In de eerste plaats werd de Amerikaanse economie eerder dit jaar, niet toevallig aan het eind van tien jaar aaneengesloten economische groei, geconfronteerd met een dreigende recessie. Na de aanslag op het World Trade Center in New York duikelden weliswaar inderdaad de aandelenkoersen op de internationale beurzen, maar de dalende trend in de koersen was feitelijk al eerder ingezet, rond september 2000, en economische analisten en handelaren in aandelen speculeerden al maanden op een economische recessie in de VS. Er zijn dan ook waarnemers die betoogd hebben, dat degenen die de aanvallen op het WTC gepland hebben eigenlijk de Verenigde Staten tot een oorlog hebben willen verleiden, op het meest kritische keerpunt in zijn conjunctuur.
Er is, ten tweede, geen twijfel dat de Amerikaanse wapenindustrie het meest direct de vruchten plukt van de besluiten die de regering direct na de aanvallen genomen heeft. Dit blijkt bovendien overduidelijk uit de ontwikkelingen op de Newyorkse effectenbeurs sinds 11 september. Terwijl de aandelenkoersen van luchtvaartmaatschappijen dramatisch daalden stegen die van wapenproducenten snel. Volgens Business Week verbeterden defensie-industrieën zich op de eerste dag na de heropening van de beurs gemiddeld vijftien tot twintig procent, en sommige ondernemingen zelfs tot veertig procent (noot 1). Deze koersontwikkeling werd sterk geholpen door de oorlogshouding die Bush en andere Amerikaanse leiders na de aanval hebben aangenomen, maar ook door de verandering van de economische ideologie die de Amerikaanse regering heeft aangekondigd. Terwijl in de hele jaren negentig de beleidsmakers van zowel de Democratische Partij als hun Republikeinse tegenstrevers een beperkte rol in de economie hebben bepleit voor overheidsinstellingen is de regering Bush nu in de bres gesprongen voor hogere overheidsuitgaven, merendeels te besteden voor het militaire apparaat.
Ik wil een vergelijking maken tussen de toestand van de Amerikaanse economie op dit moment, dat wil zeggen in het eerste jaar van het presidentschap van George Bush junior, en die aan de vooravond van de Tweede Golfoorlog, in 1991, toen George Bush senior president was. Ik zal laten zien dat zowel de Tweede Golfoorlog als de oorlog tegen Afghanistan in een concrete behoefte voorzien. Beide dienen de economische doelen van de zittende regering. Deze doelen worden deels gecamoufleerd door psychologische oorlogvoering van Amerikaanse autoriteiten. Maar ze worden zichtbaar voor wie naar eerdere ervaringen kijkt, met name door de cijfers over de Amerikaanse wapenproductie en -export over de laatste tientallen jaren te vergelijken en door het patroon van het overheidshandelen gedurende opeenvolgende conjunctuurgolven te analyseren. Dergelijke vergelijkingen laten zien, dat de VS er niet in geslaagd zijn een civiele economie te ontwikkelen en nu, na een halfhartige poging daartoe in het tijdvak van de globalisering, terug is op het punt waar ze tien jaar geleden was.
Ik wil om te beginnen kijken naar de toestand aan de vooravond van de oorlog tegen Irak (1991). Net als nu dreigde de VS in een stevige recessie te raken. In het grootste deel van de jaren tachtig was de militaire sector door de regering Reagan bewust gebruikt als aanjager, als hefboom om de conjunctuur te stimuleren. Met reusachtige orders voor de wapenindustrie, en met andere militaire uitgaven, zorgde de regering er niet alleen voor dat bedrijven in de militaire sector vette winsten konden boeken, maar steunde ook de activiteiten van toeleveranciers en van bedrijven in de civiele sector van de economie. Met andere woorden: het proces van maatschappelijke accumulatie hing in de VS in een beangstigende mate af van de wapenproductie. En dat gold in zekere zin ook voor de wereldeconomie, omdat de VS haar economische politiek er op afstemde om grote hoeveelheden buitenlands kapitaal aan te trekken om daarmee de begrotingstekorten van de regering te financieren.
Rond 1987/88 werd echter duidelijk, dat deze politiek niet lang meer kon worden volgehouden. Het financieren van de wapenproductie en andere militaire uitgaven met staatsleningen had een herverdeling van kapitaalreserves tot gevolg van de civiele naar de militaire sector van de Amerikaanse economie. Een sleutelfactor lijkt hierbij het handhaven van een kunstmatig hoge rente op staatsobligaties. Het gevolg was enerzijds dat de civiele sector werd ontmoedigd in de uitbreiding van de productie te investeren - doordat de kapitaalreserves uit de civiele sector werden weggezogen - en anderzijds dat de Europese concurrenten van de VS - eerst en vooral Duitsland - ontevreden werden. Het keerpunt was de ineenstorting van de effectenbeurzen in oktober 1987. De directe achtergrond van deze crisis was een conflict tussen de VS en Duitsland over de rentevoet. Het werd overduidelijk dat de VS op korte termijn in een recessie zouden raken en de staat haar militaire uitgaven zou moeten beknotten.
In deze economische context begonnen Bush senior, Powell en de hunnen de Tweede Golfoorlog, een massale slachtpartij die meer dan honderdduizend Irakezen het leven kostte en voor de Irakese bevolking een langdurige economische ellende betekent. Deze oorlog ging, zoals bekend, om de controle over de oliereserves. Door de olievelden van Kuwait te bezetten had de Irakese dictator Saddam Hussein onder de imperialistische machten de angst aangewakkerd dat zij hun langlopende ongehinderde toegang tot de olievoorraden in het Midden-Oosten zouden verliezen. Maar de Amerikaanse regering had met de aanval op Irak nog een tweede belangrijk doel, zoals westerse media in hun berichten over de nasleep van de oorlog overduidelijk hebben aangetoond: het uitlokken van vervangingsopdrachten. Overeenkomst de ervaring van twintig jaar eerder (rond 1970), toen de economie ook in een recessie dreigde te vervallen doordat overmatig op de militaire sector was gebouwd, probeerde de Amerikaanse regering opnieuw de uitvoer van wapensystemen te stimuleren op het moment dat zij haar eigen aankopen van de militaire industrie moest beperken.
De Golfoorlog hielp de Verenigde Staten op die manier haar aandeel in de wapenhandel op de wereldmarkt te vergroten. Terwijl de VS voordien rond eenderde van het totaal verzorgde was de enig overgebleven supermacht in het grootste deel van de jaren negentig verantwoordelijk voor circa de helft van wereldwijd verhandelde wapensystemen. Tegelijkertijd daalde het aandeel van de militaire uitgaven in het bruto nationaal product van meer dan zes naar minder dan drie procent en bereikte het laagste niveau sinds de jaren veertig. Dit betekent niet, dat de Amerikaanse wapenproductie onbelangrijk geworden was. Aan het eind van de jaren negentig waren de VS nog altijd verantwoordelijk voor veertig tot vijftig procent van de wapenproductie in de wereld. Desondanks is in deze tijd van globalisering de economische afhankelijkheid van wapensystemen aanzienlijk teruggedrongen. Een keer in vele tientallen jaren kregen de civiele industrie en de dienstensector prioriteit en werd de conjunctuur niet langer alleen bepaald door de militaire sector.
De toestand aan de vooravond van de oorlog met Afghanistan - een van de armste landen ter wereld - lijkt in sommige opzichten op die in 1990/91. Zoals aangegeven koerste de Amerikaanse economie eerder dit jaar op een recessie af. Dit werd onder andere duidelijk uit de ontwikkeling van de aandelenkoersen op de Newyorkse effectenbeurs. Volgens Frederic Clairmont bijvoorbeeld, een progressieve econoom die in mei een alarmerend artikel publiceerde over de Amerikaanse schuldeneconomie, had de Nasdaq, de index voor bedrijven in de informaticasector, in veertien maanden - sinds maart 2000 - 65 procent van zijn waarde verloren. De schuldenlast van Amerikaanse bedrijven en huishoudens had, zoals in de jaren tachtig, een dramatische hoogte bereikt. Daarom voorzag Clairmont dat de periode van euforische groei op zijn eind liep en het regeringsbeleid aangepast zou moeten worden. Volgens hem stonden de Verenigde Staten voor de ernstigste recessie sinds de Tweede Wereldoorlog (noot 2).
De beleidsrichting die de nieuwe regering koos was al ruim voor de aanval op het World Trace Center zichtbaar. Bush junior liet er, nadat hij door een dubieus verkiezingsproces aan de macht gekomen was, geen twijfel over bestaan dat hij een ware vertegenwoordiger is van het Amerikaanse militair-industrieel complex. Zijn regering startte al snel met een internationaal pleidooi voor het controversiële programma voor de bouw van een ruimteschild, en het militaire budget steeg onmiddellijk. Volgens een artikel in het eerder genoemde oktobernummer van Business Week zal het Pentagon, het Amerikaanse Ministerie van Oorlog, in dit en het komende jaar waarschijnlijk zo'n 70 miljard US-dollars extra ontvangen. Terwijl de regeringsplannen voor een raketschild voor de verwoesting van het WTC in het Congres stevig tegenstand ontmoetten zijn de conflicten tussen Republikeinen en Democraten na 11 september begraven en kan de Bush-administratie bijna elk militariseringsproject doordrukken.
De oorlog tegen Afghanistan lijkt dus nauw verbonden met de dreiging van een recessie, zoals dat met de Tweede Golfoorlog het geval was. De herinrichting van het economisch beleid waarop ditmaal wordt gemikt gaat in omgekeerde richting. Wel wordt, als deze oorlog zich ontwikkelt tot een grootschalig conflict waarin ook Irak wordt aangevallen, zoals door sommige adviseurs en medewerkers van het Pentagon wordt voorgestaan, opnieuw ruimte geschapen voor exportpromotie, waarbij cliëntstaten van de VS geleerd zal worden de efficiëntie van de Amerikaanse gevechtsvliegtuigen, bommenwerpers en ander moorddadig tuig op zijn waarde te schatten. Maar het voornaamste doel van de Amerikaanse regering lijkt het herstel van de militaire sector in zijn oude rol als hefboom om de conjunctuur te stimuleren. In Marxistische economische termen: Bush's doel is de militaire sector opnieuw de positie 'Departement voor de productie van vernietigingsmiddelen' te geven, dat wil zeggen een positie waarin deze sector helpt bij het realiseren van winst door bedrijven die in de twee fundamentele afdelingen opereren: het Departement voor de productie van productiemiddelen en het Departement voor de productie van consumptiegoederen.
Deze ontwikkeling is meer dan een tragedie. Eigenlijk maakt zij het volledige failliet duidelijk van het economisch beleid van de VS. Al sinds de Koreaanse Oorlog, dat wil zeggen sinds het begin van de jaren vijftig, hebben de VS vrijwel onafgebroken vertrouwd op de militaire sector als economische motor, en de gevolgen daarvan aan de rest van de wereld opgedrongen. Meer dan veertig jaar heeft dit een ongelooflijke verspilling betekend van materiele en menselijke hulpbronnen ten behoeve van de Amerikaanse wapenindustrie. Eind jaren tachtig schoot het beleid dat de militaire sector gebruikte als instrument om de conjunctuur te stimuleren overduidelijk door. Aangezien de militaire sector de voornaamste oorzaak was van de recessie van 1990/91was zij nu een belemmering voor de aspiratie van de meeste kapitalisten. Toch zijn de Amerikaanse beleidmakers nu, nauwelijks tien jaar later, terug bij het oude recept, ondanks bewezen ongeschiktheid. De wereld wordt duidelijk in gijzeling gehouden door leiders die niet in staat zijn enig creatief idee voor kapitalistisch beleid en die het publiek in naam van vrijheid en democratie een rad voor ogen draaien.
Peter Custers
Dr. Peter Custers is werkzaam bij het Bangladesh People's Solidarity Center te Amsterdam
Noten:
1. Stanley Holmes en Geoffrey Smith, A call to Arms Awakens Defense, Business Week, 1 oktober 2001, p. 61
Terug naar tekst
2. Frederic F. Clairmont, Une Décennie de Croissance Americaines Achève. Menaces sur l'économie mondiale, Le Monde Diplomatique, mei 2001, p. 3
Terug naar tekst
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
De reis hadden we al in het voorjaar geboekt: in oktober vrienden bezoeken in New York en Boston en natuurlijk deze steden bekijken. Nadat de eerste schok van de aanslagen in de Verenigde Staten verwerkt was, rees de vraag: kunnen we er nog wel heen? We zijn gegaan. We wilden immers onze vrienden bezoeken en zij zouden het jammer vinden als we niet kwamen. Vanuit het vliegtuigraampje wierpen we de eerste blikken op de skyline van Manhattan. Een indrukwekkend gezicht, maar voor je reisgenoten wil je verbergen dat je kijkt.
Een bezoek aan een stad als New York is de moeite waard en spijt hebben we geenszins aan ons bezoek. We voelden ons zelfs wat trots: doordat er minder toeristen en zakenlieden naar New York kwamen, liepen veel restaurants, winkels etc. erg slecht. De drukke New Yorkse straten uit films hebben we niet gezien. Hoe zuidelijker op Manhattan, hoe leger. Burgemeester Giuliani had dan ook opgeroepen om vooral wel naar New York te komen. Een groep van zo'n duizend mensen uit de staat Oregon had meteen een grote reis georganiseerd. Her en der in de stad liepen groepjes toeristen rond met buttons 'Oregon Loves New York'. En ook aan ons kon New York verdienen.
De stad stonk onbeschrijfelijk. De ruïnes brandden nog steeds. Soms daalde zelfs tot in Central Park asdeeltjes neer. De windrichting bepaalde of je graag buiten kwam. Overal in de stad stonden houten borden waarop mensen hun noodkreten konden uiten. Als New Yorkers al over de aanslagen praten, dan is het 'the 11th', 'you know, errr', waarbij oogcontact wordt vermeden en een opmerking wordt toegevoegd over de ernst van de aanslagen. Verder gaat het gewone leven door. Mensen joggen in het park, nemen de metro naar het werk en kopen een krant bij de kiosk.
De kranten gaven een beeld dat te verwachten viel. Vrijwel alle pagina's waren gevuld met verhalen over overledenen. Totdat de VS Afghanistan aanviel. De New York Times meldde beleefd op de voorpagina dat de aanvallen waren begonnen. Andere kranten verkozen grote koppen 'TALIBAM!' en 'KABUM!'.
Na New York naar Boston. Blij om uit New York weg te zijn. Het wordt makkelijker de gebeurtenissen in perspectief te zien. In een column in de Bostonse versie van het gratis krantje Metro levert iemand kritiek op de Amerikaanse cultuur die alles emotioneel opblaast: mensen die huilend voor de televisiecamera over de aanslagen vertellen, terwijl ze ze niet hebben gezien, er niemand kennen en er zelf geen gevolgen van ondervinden. Ook de media zelf beginnen te twijfelen aan hun houding en realiseren zich dat de toon van de berichtgeving wellicht wat buiten proportie is. Zo sprak men de eerste dagen na de eerste Antrax-brieven van 'Antrax Attacks', enkele dagen later van 'Antrax Threat' en uiteindelijk van 'Antrax Scare'. Overigens bleken ook de VS diverse poedermalloten te kennen. Maar ook in Boston worden de aanslagen nooit bij naam genoemd en met onzekere stem meldt een vriend die ons rondleidt dat de terroristen hebben geslapen in het hotel waar we net langs lopen. Alsof je dat niet mag weten. En plots daagt het me: iedereen lijkt zich te willen verontschuldigen, verantwoorden, zich te schamen gezond en wel zo dichtbij de ellende te zijn.
Kasper Heijting
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Bij de huidige militaire reactie van de VS op de schandelijke aanslagen van 11 september komt dan ook de vraag op of de werkelijke motieven niet heel andere zijn. Te denken valt aan het in de praktijk beproeven van nieuwe wapens. En inderdaad: het nieuwe robotvliegtuig Golden Hawk (met verfijnde waarnemingsapparatuur) wordt hier voor het eerst gebruikt.
Een andere serieuze verklaring is het belang van de Amerikaanse energiepolitiek, dat de noodzaak van een oliepijpleiding door Afghanistan inhoudt. Daarvoor is het nodig dat er een pro-Amerikaans bewind in Kaboel aan de macht komt. Een ander essentieel bezwaar tegen de krijgsmacht is dat deze niet bepaald een uitstraling van tolerantie, menselijkheid en democratie heeft. Anders gezegd: de autoritaire, hiërarchische structuur en de op geweldsgeloof gebaseerde praktijk werken verruwend en ontmenselijkend.
Ook op dit gebied valt er in de context van de huidige oorlog heel wat te melden. Om te beginnen heeft de CIA meer bevoegdheden gekregen, waaronder het plegen van moorden (een bevoegdheid die vijfentwintig jaar geleden werd afgeschaft). Verder is er besloten om een Amerikaans militair tribunaal in te stellen dat van terrorisme verdachte buitenlanders gaat berechten. Daarbij zal het proces niet openbaar zijn, het vereiste bewijs zwak mogen zijn en hoger beroep ontbreken.
En dan de ongeveer duizend in Amerika gearresteerde verdachten. Van vele kanten en met grote steun van de publieke opinie wordt bepleit dat de zwijgers onder hen gemarteld mogen worden. Dit alles maakt de bewering dat de aanslagen van 11 september gericht waren tegen de Westerse beschaving tot een ongehoorde brutaliteit.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Winnaars van de nieuwe oorlog
De aanslagen van 11 september in de Verenigde Staten en de daarop volgende oorlog tegen het internationale terrorisme kennen vele slachtoffers. Maar op het graf van duizenden doden dansen de handelaren des doods. Want als er één winnaar uit de strijd tevoorschijn komt, is dat de internationale wapenindustrie, die garen spint bij angst en oorlog.
Zo zijn nieuwe clusterbommen, bunker busters en daisy cutters nodig om de voorraden weer aan te vullen. Oorlog is ook de speeltuin van militaire planners om nieuw wapentuig te testen. Na eerdere proeven voor spionagedoeleinden zijn in Afghanistan voor het eerst bewapende vliegtuigjes zonder piloot ingezet. Deze unmanned aerial combat vehicles zijn de toekomst van de Amerikaanse wapenindustrie: nog minder kans op doden aan eigen kant. Gebleken gebreken van deze en andere wapens moeten de komende jaren worden weggepoetst. Nieuwe miljardenorders zullen, tenminste op papier, het luchtruim nog beter beveiligen tegen indringers, en bommen bij weer en wind van nog grotere hoogte, nog preciezer hun doelen doen treffen.
Voor mensen die menen dat veiligheid niet met wapens, maar eerder met goed onderwijs en andere sociale basisvoorzieningen wordt gekocht breken somberder tijden aan. Net zoals basale grondrechten onder het mom van terreurbestrijding nu in een vloek en een zucht opzij worden gezet, zo verdwijnen in de wapenhandel barrières die ooit waren bedoeld als rem op de verkoop aan dictators en oorlogszuchtige regimes. Orders die tot voor kort omstreden of zelfs verboden waren, krijgen na 11 september stukken gemakkelijker groen licht. Zo verdwenen elf dagen na de aanslagen Amerika's militaire sancties tegen India en Pakistan (zie elders in dit nummer) als wisselgeld voor beider steun aan de coalitie. Andere landen zien plots met grote snelheid orders uit de bureaucratische molen rollen. De levering van de nieuwste versie F-16's aan Golfstaat Oman (gastheer van een omvangrijke Amerikaanse troepenmacht) werd eind september versneld goedgekeurd. Eerder waren er nog twijfels of de Arabieren wel toegang mochten krijgen tot alle hightech elektronica aan boord.
Geplaagd door een economische crisis en zuchtend onder een herstelprogramma van het IMF, wordt de Turkse regering financieel beloond voor de steun aan de coalitie. Amerikaanse ambtenaren werken momenteel aan een pakket steunmaatregelen, waaronder gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van Ankara's vijf miljard dollar aan wapenschulden, die het in de VS heeft openstaan. Amerikaanse bedrijven profiteren daar ook van, aldus een Amerikaanse official: "Een schuldenafschrijving vertaalt zich in grotere Turkse defensieuitgaven, wat weer meer handel betekent voor Amerikaanse defensieordernemingen."
De Filippijnse autoriteiten weten inmiddels ook dat terrorisme het toverwoord is. De vorig jaar al aangehaalde banden worden nu extra versterkt. De $1,9 miljoen Amerikaanse militaire hulp van dit jaar, zal in 2002 stijgen naar $19 miljoen. Naast een aantal gratis Hercules transportvliegtuigen, granaatwerpers en nachtzichtapparatuur, kreeg het Filippijnse leger in oktober een twintigtal Amerikaanse speciale troepen op bezoek voor 'advies' over hun strijd tegen de moslimrebellen van Abu Sayyaf. Het leger van het overwegend katholieke land voert al decennia oorlog met verschillende groepen communistische en islamitische guerrilla's. Na vijf jaar betrekkelijke rust heeft pas ook het islamitische Moro National Liberation Front de wapens weer opgepakt. President Arroyo verklaarde in een interview met de Wall Street Journal dat de strijd tegen het terrorisme niet alleen samenwerking in Afghanistan, maar ook in de Filippijnen mogelijk maakt. Mogelijk dat ook Nederland een steentje zal bijdragen. Een jaar geleden verklaarde de RDM vergevorderde onderhandelingen te voeren voor de modernisering van twaalf Filippijnse M-101 kanonnen.
De meest cynische beleidswijziging komt echter uit Europa en is het zoveelste voorbeeld van een falend Europees wapenexportbeleid. Op 5 november heeft de Cultuurraad (!) van de Europese Unie, op initiatief van het Verenigd Koninkrijk unaniem besloten het algehele EU-wapenembargo tegen Afghanistan op te heffen en om te zetten in een embargo tegen de Taliban alleen. Gezien het feit dat de verandering daar niet eens op de agenda stond en daartoe zonder enige discussie door de cultuurministers is besloten, doet vermoeden dat, om teveel commotie te vermijden, deze achterdeur is gebruikt. Op verzoek van de Zweedse Groenen wordt een onderzoek naar de gang van zaken ingesteld.
De meeste legers van de krijgsheren die gezamenlijk de Noordelijke Alliantie vormen zijn in alle jaren burgeroorlog geen haar beter gebleken dan de Taliban. In de jaren voordat de Taliban de macht greep waren verkrachtingen en moordpartijen aan de orde van de dag. Met name de Oezbeekse krijgsheer Dostum heeft een buitengewoon gewelddadige reputatie. Amnesty International waarschuwt dan ook dat wapenleveranties aan de Noordelijke Alliantie nog meer mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden tot gevolg zullen hebben. Amnesty verwijst naar de massa's wapens die in de jaren tachtig en negentig vanuit de VS en Rusland in Afghanistan terechtkwamen. De rivalen uit de Koude Oorlog staan nu aan één kant. Naar verluidt betalen de Amerikanen de door de Russen geleverde tanks en andere wapens voor de Noordelijke Alliantie.
In antwoord op Kamervragen van de SP voorziet minister Van Aartsen overigens 'onder de huidige omstandigheden' geen verlening van een Nederlandse wapenexportvergunning met bestemming Noordelijke Alliantie. De regering kan zich wel "voorstellen dat andere landen in het kader van de huidige strijd tegen het internationale terrorisme militair materieel leveren aan de Noordelijke Alliantie." Verhagen (CDA) en Karimi (GL) vinden de Europese stap niettemin een slechte ontwikkeling.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Werken aan vrede
Overal ter wereld zetten mensen zich in om de vrede te bewaren! Dit kunt u doen.
Weet u meer initiatieven? Heeft u een goed idee? Meld het via 040-2910295 of via omslag@omslag.nl