Aangepast zoeken

Naar beginpagina
Naar overzicht VD AMOKs

VD AMOK
tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
jaargang 12, nummer 1, 2003

De bril van Kofi Annan; Bezorgde burgers over de bommen op Irak


Inhoudsopgave






Colofon

Deze brochure is een uitgave van VD AMOK (als jaargang 12, nummer 1, 2003) tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren.

VD AMOK
verschijnt minstens 4 maal per jaar en wordt uitgegeven door Stichting VD AMOK. Voor de inhoud van met naam ondertekende stukken zijn de auteurs verantwoordelijk.

Copyright
Overname van artikelen uit het lopende nummer is uitsluitend toegestaan na toestemming van de redactie. Overname van artikelen uit eerder verschenen nummers is toegestaan onder bronvermelding en toezending van een bewijsexemplaar aan de redactie.

Adres redactie en abonnementenadministratie:
VD AMOK
Obrechtstraat 43
3572 EC Utrecht
tel. 030-8901341
e-mail vdamok@antenna.nl

Redactie:
Hans Christian Bouton (fotoredactie), Kees Kalkman, Karel Koster, Guido van Leemput, Tjark Reininga, Egbert Wever
Verder werkten aan dit nummer mee
Marije Cornelissen, Clemens Raming, Kollektief Rampenplan

Abonnementen:
Een abonnement is minimaal € 14,- per jaar.
Een steunabonnement is minimaal € 18,-.
Over te maken op giro 5567607 t.n.v. VD AMOK, Utrecht.
Nieuwe abonnementen schriftelijk aanmelden. Wacht met betaling op toezending acceptgiro. Opzegging uitsluitend schriftelijk vóór aanvang van het kalenderjaar.
Losse nummers kosten € 4,50 (€ 6,- inclusief porto)

Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina





Voorwoord

Nadat in de zomer van 2002 steeds duidelijker werd dat de Amerikaanse regering op ramkoers tegen Irak lag, en zich daarbij niets van andere grootmachten in de wereld leek aan te trekken, brak bij velen in leidende kringen het klamme zweet uit. Zelfs de oude dinosaurussen van de Amerikaanse grootmacht kwamen in de weer en maakten in lange artikelen kanttekeningen bij deze brutaliteit. Kampioen der dino's, Henry Kissinger, schreef zo'n lange lap, die zelfs in twee Nederlandse kranten (NRC en Volkskrant) verscheen. Kissinger zei daarin, dat de VS bezig waren het oude systeem van soevereine natiestaten die formeel aan elkaar gelijkwaardig zijn, ondersteboven te gooien. Hij herinnerde eraan dat dit systeem stamt uit de vrede van Münster of Westfalen in 1648. Hij vond het omvergooien van dit systeem door middel van een oorlog tegen Irak op zich niet zo erg. Wat ontbrak was echter een diplomatieke begeleiding die de schok van de ommekeer kon dempen.

En zowaar, aldus geschiedde. Bush kwam in september naar de VN om de andere grootmachten een rol te gunnen in zijn spel. Daartoe verving hij zijn sleutelbegrip 'regime change' door 'ontwapening'. Als jullie niet willen dat ik zonder jullie toestemming ten strijde trek, zei hij tegen Frankrijk, Rusland en China, moeten jullie mij steunen bij het bedreigen van Saddam Hoessein met oorlog. Er werd een lange resolutie opgesteld, no. 1441, en sindsdien lijkt het weer op dat de Veiligheidsraad de diplomatieke weegschaal van de wereld is.

Amerika kon nu met permissie van de raad zich op de oorlog voorbereiden. En De Hoop Scheffer en Balkenende riepen: maximale druk op Saddam Hoessein voor een vreedzame oplossing.

Maar de mensen zagen dat Amerika nog altijd op ramkoers lag. De ongerustheid over de afloop groeide. De vredesbewegingen kwamen in beweging en er werden tal van acties georganiseerd. De Amerikaanse vredesbeweging bleek ondanks het nationale trauma van 11 september 2001 springlevend. In Londen demonstreerden 400.000 mensen, in Florence een miljoen.

In Nederland ondertussen, heeft de regering zich ferm opgesteld en noemt zij gebruik van de Veiligheidsraad wenselijk maar niet noodzakelijk. Ter linkerzijde probeert de PvdA meerdere opties open te houden. Men steunt nog steeds de opvatting dat resolutie no. 1441 voldoende is, maar speelt vooral twee kaarten uit. De Franse reserves, die tot het uitspreken van een veto over oorlog in de Veiligheidsraad kunnen leiden en de bril van Kofi Annan, zoals PvdA- woordvoerder Koenders het uitdrukt. Die bril van Kofi Annan (de aanpak via de Verenigde Naties) is het gereedschap om de internationale vredesbeweging ook in beeld te krijgen op de weegschaal van de wereldmacht. Zonder zo'n bril zien Koenders en ook Blair de vredesbeweging niet.

Op het moment dat dit geschreven wordt, 7 februari 2003, staat de oorlog voor de deur. Het spel in de Veiligheidsraad nadert zijn ontknoping. Iedereen voelt wel wat er gaande is. Maar de toestand roept tegenstrijdige gevoelens en gedachten op.

In deze situatie zijn twee dingen nodig: groeiend inzicht en groeiend verzet. Wij willen in dit boekje meehelpen aan de groei van het inzicht. Alleen maar tegen de oorlog zijn is niet genoeg. Wat telt is dat je laat zien dat je ertegen bent zijn. En dat je laat zien dat je het machthebbersspel doorziet.

Stop George Bush, om te beginnen in Nederland!


De redactie


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina





Manifest tegen de oorlogspolitiek van de VS

De gevolgen van een oorlog tegen Irak zijn niet te overzien. De verwachtingen van deskundigen zijn verontrustend: talrijke slachtoffers onder de burgerbevolking, grote vluchtelingenstromen en hongersnood. Er is kans op een escalatie die het hele Midden-Oosten in brand zet.

De argumenten die de VS voor zo'n oorlog aanvoeren zijn hypocriet en verwerpelijk. Terwijl Bush spreekt over de massavernietigingswapens van Saddam, heeft het tegen Irak ingestelde embargo al aan minstens een half miljoen kinderen het leven gekost. De Amerikaanse regering heeft de mond vol over vrijheid en gerechtigheid maar haar daden zijn daarmee in strijd. De VS schenden internationale verdragen, houden Israël bij het onderdrukken van de Palestijnen de hand boven het hoofd, beknotten de burgerrechten in eigen land. Intussen wordt er volop zaken gedaan met andere dictaturen.

Bovendien dreigen de VS, de staat met het grootste militaire apparaat in de wereldgeschiedenis, zelf met kernwapens. Bush' doctrine van 'preventieve aanvallen' zet de deur open voor een permanente oorlog tegen ieder land en iedere beweging die door de VS tot vijand worden uitgeroepen.

Als oorlog ooit geoorloofd kan zijn, dan alleen in een barre noodsituatie, als alle andere middelen om brute agressie te keren zijn uitgeput. Van zo'n situatie is nu geen sprake. De Amerikaanse politiek is uit op het ontketenen van een oorlog, niet op een politieke oplossing. In plaats van haar aandeel te nemen in het opheffen van de oorzaken van conflict en onveiligheid in de wereld, richt zij zich op wereldmacht en economisch eigenbelang.

Deze heilloze machtspolitiek betekent in onze ogen een veel groter gevaar voor de mensheid dan Saddam Hussein met zijn wapentuig. Het is geen wonder dat daar een wereldwijd verzet tegen opkomt, zowel van onderop, ook in Amerika, als bij regeringen. Ook wij verzetten ons tegen de strategie van de preventieve oorlog en tegen het inperken van burgerrechten en het racisme dat in het kielzog volgt. Daarom keren wij ons tegen een regering die zich beijvert om uit te blinken in volgzaamheid.

Er komt aan de Nederlandse medeplichtigheid bij de Amerikaanse oorlogsdrijverij niet vanzelf een einde als het CDA met de PvdA gaat regeren. Het enige criterium waaraan de PvdA een aanval op Irak lijkt te willen toetsen is goedkeuring ervan door de Veiligheidsraad. Terwijl iedereen weet dat de VS in de Veiligheidsraad de eerste viool spelen en naar hartelust chanteren en marchanderen.

Het is niet genoeg om tegen de oorlog te zijn. Wie hart voor de vrede heeft moet dat nu laten blijken. Bush moet worden gestopt. Beginnen we bij Bos en Balkenende.


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina





Commentaar op een aantal stellingen

Stellingen
Pro en contra een oorlog tegen Irak

I HET REGIME

Irak wordt geregeerd door een gevaarlijke dictator, die al vele malen grootscheeps geweld heeft uitgeoefend tegen zijn eigen bevolking.

Dat klopt. Volgens rapporten van Amnesty International en Human Rights Watch is er in Irak sprake van een wrede dictatuur. Er is geen vrij gekozen parlement, een geheime politie met vergaande bevoegdheden en vele politieke gevangenen. Duizenden Iraakse opponenten van Saddam Hoessein zijn gedood, gemarteld of gevangen gezet.

Irak heeft massavernietigingswapens, heeft jarenlang VN resoluties gericht op afschaffing van haar massavernietigingswapens genegeerd en ontduikt nu de wapeninspecties van de VN.

Irak is tussen 1991 en 1998 onderworpen aan een streng inspectieregime (UNSCOM) dat een groot deel van de productiecapaciteit en voorraden van grondstoffen voor het maken van massavernietigingswapens heeft opgespoord en vernietigd. Het strenge sanctieregime dat al vanaf 1991 wordt toegepast ontwrichtte in ieder geval tot 1998 de pogingen van Saddam Hoessein om dat wapenarsenaal weer op te bouwen. In dat jaar moesten de inspecteurs Irak verlaten, omdat hun werk door de Iraakse regering werd belemmerd, op grond van het feit dat de Amerikaanse regering het inspectieteam voor spionage doeleinden had misbruikt. Volgens latere rapporten en onderzoeken bestaat de mogelijkheid dat grondstoffen en technologie voor de fabricage van massavernietigingswapens zoals chemische en biologische wapens aanwezig zijn. Om die op te sporen is in 1999 door een resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties het UNMOVIC inspectieteam ingesteld. UNMOVIC voert momenteel de inspectieopdracht in Irak uit, zoals vastgelegd in resolutie 1441, unaniem aangenomen op 8 november j.l. door de Veiligheidsraad.
De gegevens waarmee Colin Powell op 5 februari in de Veiligheidsraad heeft willen aantonen, dat Irak de controle van de VN ontduikt, kunnen zolang ze niet zijn geverifieerd niet als bewijs gelden.

Irak is een bron van terrorisme.

Het ligt voor de hand dat Saddam Hussein op het punt van samenwerking met terroristen niet brandschoon zal zijn maar er zijn geen connecties blootgelegd. Door de Amerikaanse regering is een aantal keren verklaard dat de Iraakse regering samenwerkte met de terroristen die de aanslagen van 11 september 2001 op New York en Washington uitvoerden. Hiervoor is echter geen bewijs geleverd. Zo'n samenwerking met het sterk religieuze Al-Qaida netwerk of andere moslim fundamentalistische groeperingen is zeer onwaarschijnlijk, omdat de religieuze leiders van die groeperingen juist een grote afkeer hebben van het seculiere regime van Saddam Hoessein. Een aanval op Irak zou daarentegen juist de aanleiding kunnen vormen voor zo'n monsterverbond.

De VN-sancties hebben het Iraakse volk getroffen en niet het regime.

Het sanctieregime en inspectieproces van de jaren negentig heeft succes gehad in het stopzetten van de invoer van de technologie en grondstoffen die nodig zijn voor het maken van massavernietigingswapens. De sancties hadden echter zulke verreikende schadelijke gevolgen voor de Iraakse bevolking dat in 1997 een 'olie voor voedsel' programma is ingevoerd door de VN, met de bedoeling om voldoende voedsel te distribueren onder de bevolking. De sterfte onder kinderen jonger dan vijf jaar in Irak steeg volgens cijfers van UNICEF van 56 per duizend in 1989 tot 113 per duizend in 1999 en daalde daarna als gevolg van het nieuwe VN voedselprogramma. De beperkingen op de invoer van medicijnen hebben eveneens vergaande gevolgen voor de gezondheidstoestand van de bevolking.

II MAATREGELEN TEGEN IRAK - DE GEVOLGEN

Saddam Hoessein kan alleen door een oorlog worden tegengehouden.

In het verleden is de Amerikaanse militaire strategie gebaseerd geweest op het in bedwang houden van potentiële aanvallers door middel van afschrikking, desnoods nucleair. Het is niet in te zien waarom de afschrikkingsstrategie niet langer kan worden toegepast op het gevaar van een Iraakse agressie. In 1990 heeft Saddam Hoessein gedacht dat Amerika zijn inval in Koeweit geen oorlog waard zou vinden. Nu weet hij wat hem te wachten staat als hij nog eens een buurland aanvalt. En als hij massavernietigingswapens inzet tekent hij helemaal zijn doodvonnis.Er is dan ook nauwelijks kans dat dit zal gebeuren. Tenminste, zolang hij niet wordt aangevallen.
Intussen is men in de buurlanden minder beducht voor Saddam Hussein dan voor de toestanden waar men na zijn val in terecht zal komen. En politici en burgers daar maken zich meer zorgen over de machtsgreep van de VS op het Midden-Oosten dan over een mogelijke Iraakse dominantie.
Een bijzonder belangrijk element in de weerstand tegen een Amerikaanse aanval op Irak vormt de voortdurende westerse (vooral Amerikaanse) steun voor de Israëlische bezettingspolitiek in Palestina. Er wordt met twee maten gemeten. Israël mag er wel kernwapens op nahouden en mag VN-resoluties naast zich neerleggen. Door vele deskundigen wordt verwacht dat een aanval op Irak zal resulteren in een toename van het aantal rekruten voor terroristische organisaties voor wie de Amerikaanse bondgenoten zoals Nederland een vanzelfsprekend doelwit vormen.

De VS zijn zelf agressief.

Het uitbreiden van de Amerikaanse veiligheidspolitiek met de optie op preventieve oorlog is een algemene beleidslijn van de Amerikaanse regering. De aanslagen van 11 september 2001 hebben geleerd dat het bezit van een overweldigende militaire overmacht op zich nog geen veiligheid garandeert. Dit heeft niet tot bezinning geleid, maar tot een conclusie die gevaarlijker is voor de veiligheid in de wereld dan alle terroristen bij elkaar: Amerika moet klaar staan om zijn militaire macht in te zetten om bedreigingen voor zijn veiligheid en machtsposities - voor een supermogendheid gaan die twee in elkaar over - te lijf te gaan.
Oud-president Carter sprak zich in december bij zijn aanvaarding van de Nobelprijs voor de Vrede uit tegen het plan van de huidige Amerikaanse regering om preventieve oorlogen te voeren. Ook volkenrechtdeskundigen hebben zeer grote bezwaren tegen deze strategie.

Het bewind van Saddam Hoessein is geïsoleerd en heeft weinig steun in Irak:
het zal bij een aanval snel instorten.

Volgens de meeste deskundigen zal in het reguliere leger de bereidheid om te vechten minimaal zijn. Wel verwacht men taaie weerstand van de kant van Saddam's elitetroepen. Ook kunnen er in het land opstanden uitbreken zoals ook in 1991 het geval was. Toen bleef de beloofde steun door de VS uit en volgde een scherpe repressie door Saddam Hoessein. Een andere mogelijkheid is een coup. Omdat een belangrijk deel van de elite haar lot met dat van Saddam Hoessein heeft verbonden zal ze ook geen toekomst zien in overgave aan een pro- Amerikaanse opstand. De risico's van een couppoging zijn ook aanzienlijk: eerdere pogingen zijn steeds tijdig ontdekt door de Iraakse geheime dienst.

De oorlog zal rampzalige gevolgen hebben voor de Iraakse bevolking.

De omvang van deze gevolgen hangt uiteraard af van de duur en de intensiteit van de oorlog. Ook een kortdurende campagne zal echter veel ellende veroorzaken. De beste mogelijkheid is een precisieoperatie waardoor Saddam Hussein en zijn gevolg snel worden uitgeschakeld. Maar de Amerikaanse troepenopbouw geeft aan dat dit geen waarschijnlijk k scenario is.
Tijdens de eerste Golfoorlog hebben bombardementen talrijke burgerslachtoffers geëist en hebben delen van Irak zwaar geleden als gevolg van kapot gebombardeerde waterleidingssystemen. Bij een nieuwe oorlog zullen de bombardementen ongetwijfeld nog veel intensiever zijn.
Een gelekt rapport van de Verenigde Naties schat dat 500.000 mensen na een oorlog medische hulp nodig hebben, terwijl andere hulp voor 900.000 Iraakse vluchtelingen noodzakelijk zal zijn. De Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, Ruud Lubbers, voorspelde dan ook in december dat een oorlog zal uitlopen op een humanitaire ramp. Massale vluchtelingenstromen zullen sociale en politieke spanningen in de omringende landen veroorzaken. Verzelfstandiging van de Koerdische ministaatjes in het noorden van Irak zal een Turkse invasie tot gevolg hebben. Het huidige hoofd van het VN hulpprogramma in Irak, Francis Dubois, zegt dat bij een aanval op Irak het voedseldistributieprogramma in elkaar zal storten binnen twee weken terwijl 60% van de bevolking van die distributie afhankelijk is.

De meeste Iraki's willen desnoods met behulp van een oorlog van Saddam Hoessein verlost worden.

De berichten hierover van mensen met kontakten in Irak en met Iraakse vluchtelingen lopen uiteen. Het Platform van Iraakse vluchtelingenorganisaties in Nederland is tegen een grote aanval op Irak.De opvattingen verschillen naar gelang de voorstellingen die mensen zich maken van de oorlog en van de situatie daarna.
Het bevrijden van het Iraakse volk uit het schrikbewind van Saddam Hussein is geen Amerikaans oorlogsdoel en wordt ook niet als legitimatie opgevoerd. Ook in de gedachtevorming over de toekomst van Irak is het welzijn van het Iraakse volk geen centrale factor. Dit alleen al doet vermoeden dat een bevrijding door Amerikaans geweld geen einde van het tijdperk Saddam zal brengen dat de weg naar een betere toekomst opent.

De oorlog zal een grote destabilisatie teweeg brengen in Irak en in het hele Midden-Oosten.

Er bestaat geen oppositionele beweging die in staat is om in Irak het heft in handen te nemen. De bijeenkomst van oppositiegroeperingen in Londen in december was vanwege sterke verdeeldheid niet in staat om de leden van een coördinerend comité in ballingschap aan te stellen. Enkele van de door de CIA gesteunde generaals in ballingschap, zoals generaals al- Khazraji en al-Shamarri, waren betrokken bij gasaanvallen op Koerdische burgers en Iraanse troepen. De Amerikaanse bedoeling is om pro-Amerikaanse generaals een leidende rol te laten spelen na de val van Saddam Hoessein. De Amerikanen willen volgens recente berichten geen regering in ballingschap, omdat ze een eigen plan hebben om een militaire gouverneur te installeren na de oorlog. Op de conferentie in Londen verklaarde Jalal Talabani, leider van een deel van de Koerdische oppositie, zich al tegen zo'n ontwikkeling.
Op dit moment circuleert de veronderstelling dat Amerika na enige tijd wil plaatsmaken voor een Europese militaire en civiele aanwezigheid in Irak. Deze zou moeten zorgen voor de politieke reconstructie van het land. Op het punt van multicultureel opbouwwerk heeft het Westen - zie Bosnië, zie Kosovo, zie Afghanistan - zich echter tot dusver erg zwak getoond. Het is niet zo waarschijnlijk dat het in Irak een echt alternatief van de grond zal krijgen voor burgeroorlog en het uiteenvallen van het land. De Turkse regering is zo bezorgd over de totstandkoming van een onafhankelijke noord-Koerdische staat dat ze aan het begin van de oorlog een groot bezettingsleger Irak in stuurt. In het zuiden wordt gespeculeerd op pogingen van de Sjiïtische verzetsbewegingen om aansluiting bij Iran te vinden.

De repressie binnen Irak maakt verzet zonder hulp van buiten onmogelijk.

Het verzet heeft zeker steun van buiten nodig. Net als destijds de oppositie tegen het Zuid- Afrikaanse apartheidsbewind, zou een democratische oppositie tegen Saddam Hoessein ook gesteund moeten worden. Selectieve sancties tegen het Iraakse bewind, die vooral de elite treffen, zouden deel uitmaken van zulke steun, evenals economische hulp en bescherming voor het Koerdische noorden. Sancties die grote delen van de bevolking treffen moeten worden opgeheven.

No-fly zones beschermen de bevolking.

De Britse en Amerikaanse luchtmachten handhaven al jaren twee 'no-fly zones', boven Noord- en Zuid-Irak. Deze zones, die niet door de Veiligheidsraad van de VN zijn gesanctioneerd, werden ingesteld met de verklaarde bedoeling om de burgerbevolking te beschermen tegen de strijdkrachten van de Iraakse regering. Toen het Turkse leger een paar jaar geleden het Koerdische gebied in Noord-Irak binnenviel kregen de piloten echter de instructie om niet te vliegen, zodat ze de wandaden van het Turkse leger tegen de Koerdische bevolking niet zouden waarnemen. Toen het Iraakse leger in 1996 de zone binnenviel na een couppoging tegen Saddam Hoessein, werd er door de Anglo-Amerikaanse luchtmacht niets ondernomen om de bevolking te beschermen. Momenteel vallen de Britse en Amerikaanse vliegtuigen steeds vaker doelen in de zones aan die een potentieel gevaar zijn bij de komende aanval op Irak. Daarbij worden herhaaldelijk Iraakse burgers gedood en gewond.

De wapeninspecteurs kunnen nooit alle massavernietigingswapens vinden.

Dat zou inderdaad moeilijk zijn. Desalniettemin kan er veel bereikt worden door uitbouw van het inspectieapparaat en uitrusting met hoogwaardige opsporingsapparatuur. De voortdurende aanwezigheid van de inspecteurs zou het bijzonder moeilijk maken om zulke wapens te maken. Zeker wanneer de Amerikaanse inlichtingendienst, anders dan tot nu toe, haar informaties zonder uitstel aan de wapeninspecteurs doorspeelt. Maar Bush wilde evenmin als Saddam Hoessein dat de inspecties een succes werden. In dat geval zou hij immers de aanval op Irak moeten afblazen.
Overigens weigeren de VS iedere controle op hun eigen bewapeningsprogramma's. Zelf zijn ze bewapend met meer dan 7000 strategische kernwapens en beschikken daarmee over een nucleaire slagkracht die alle andere in de schaduw stelt.

Het is Amerika alleen om de olie te doen.

De Amerikaanse regering wil controle over de Iraakse olie. Het gaat daarbij niet alleen om eigen gebruik, maar ook om indirecte druk op andere olieafhankelijke staten. Irak heeft de tweede grootste reserves in de wereld. Saddam Hoessein, die tot 1990 een goede bondgenoot was van de VS en het Westen, wordt niet langer als een geschikte handlanger beschouwd. Datzelfde geldt voor Saoedi-Arabië, het land met de grootste oliereserves. Volgens berichten in de New York Times is er al sprake in Amerikaanse regeringskringen van een aanval op dat land.
Het is echter simplistisch om te stellen dat het Amerika alleen om de olie gaat. Cruciaal is ook de invloed op andere landen door controle op een van de grootste olievoorraden ter wereld.

III ALTERNATIEVEN

Er is geen alternatief voor een oorlog.

De alternatieven zijn niet uitgeprobeerd. Opheffing van het voor de bevolking schadelijke sanctieregime zou de macht van het Iraakse regime verminderen. Deze kan haar greep immers handhaven doordat de Iraakse burgers worden uitgeput in een strijd om overleving. Naast sancties en de controle op de import van technologie voor massavernietigingswapens zouden ook selectieve sancties (bijvoorbeeld financiële) die alleen de elite rondom Saddam Hoessein treffen moeten worden doorgevoerd. De democratische oppositie moet gesteund worden in haar werk om de steun van de bevolking te verwerven. Initiatieven om de regering van Saddam Hoessein te overtuigen dat ze in ballingschap moet gaan, moeten worden aangemoedigd.

Oppositie heeft toch geen zin.

De krachten die in de VS en elders op oorlog aansturen hopen vurig dat de meeste mensen dit geloven. In feite is de algemene stemming in zowel Europa als de VS tegen een oorlog. Zeker als die alleen door de VS wordt uitgevoerd, terwijl ook een door de VN goedgekeurde aanval grote twijfels oproept. In Washington demonstreerden in het najaar al 100.000 mensen tegen de oorlog. Op 18 januari, Martin Luther King dag, vonden al grote demonstraties plaats in de VS, in Washington DC en Los Angeles, en in een aantal andere landen. In de aanloop naar de oorlog worden nog meer demonstraties georganiseerd over de hele wereld. De oppositie van de burgers heeft invloed op de politiek van de regeringen. Het is van groot belang dat zoveel mogelijk mensen demonstreren of op andere wijze hun oppositie tonen.

De oppositie is anti-Amerikaans.

De oppositie is zeker tegen het huidige beleid van de Amerikaanse regering. Net als Amerikaanse burgers zijn zeer veel mensen overal ter wereld tegen deze oorlog. De Amerikaanse oppositie wil juist dat wij tegen de Amerikaanse regering stelling nemen. In het Amerikaanse Senaat worden er stappen ondernomen door de senatoren Byrd en Kennedy om een besluit tot oorlog alsnog door het Congres te laten nemen en het niet aan de regering over te laten.

IV NEDERLAND

Nederland moet niet meedoen in een aanval op Irak.

De bedoelingen van de Nederlandse regering hieromtrent zijn onduidelijk. Het is goed mogelijk dat gevechtsvliegtuigen en schepen worden ingezet in de Golf regio om een Amerikaanse aanval te ondersteunen. Momenteel opereert er al een Nederlandse onderzeeër in de Golf. In het kader van NAVO-afspraken worden in ieder geval het Nederlandse luchtruim en de infrastructuur (vliegvelden, havens, spoorlijnen, wegen) opengesteld voor het vervoer van Amerikaanse troepen en materieel uit Duitsland en de Verenigde Staten op weg naar Irak. Eind januari was de Nederlandse bevolking volgens een opinieonderzoek massaal tegen deelname van Nederland aan een nieuwe Golfoorlog. Ruim 72 procent van de ondervraagden was tegen een aanval als de Verenigde Naties (VN) een mandaat geven. Zonder VN-mandaat was zelfs 89 procent van de bevolking tegen. Er werd toen ook gevraagd door het onderzoeksbureau wat de mensen vonden van een zelfstandige aanval van de Verenigde Staten op Irak. Zonder mandaat was 87 procent van de ondervraagden tegen, met mandaat was 58 procent tegen.
Over de beweegredenen van de Verenigde Staten om Irak aan te vallen heeft de Nederlander ook een duidelijke mening. Ruim 86 procent denkt dat het Amerika gaat om het veiligstellen van de olietoevoer.

Als de Veiligheidsraad besluit om een mandaat voor een oorlog te geven dan moet Nederland daar aan meedoen.

Dat is een weinig doordachte stelling. Nederland is niet verplicht om het met beslissingen van de Veiligheidsraad eens te zijn en om vrijwillig mee te werken aan de uitvoering daarvan. Ook degenen die een Veiligheidsraad resolutie aanvaarden als mandaat voor een oorlog moeten zich rekenschap geven van de effectiviteit en de gevolgen van zo een oorlog. Wat hierover in het voorgaande is aangevoerd geeft aanleiding genoeg om daaromtrent tot een negatieve beoordeling te komen.


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina





Briefwisseling van 'Bezorgde Burgers' met Nederlandse kamerleden

De volgende brieven zijn door de actiegroep 'bezorgde burgers' verstuurd. De eerste brief is per abuis naar alle kamerleden verstuurd, de tweede brief, naar aanleiding van de ook in deze tekst opgenomen motie Koenders/De Graaf, is naar de Tweede-Kamerfracties van de PvdA en D66 verstuurd.Deze brieven worden gevolgd door de reacties hierop van CDA, PvdA en D66, een reactie van de 'bezorgde burgers' op de brief van de heer Westerhof van het CDA en een brief aan de heer Koenders van de PvdA.


Nijmegen, 30 september 2002



Geachte heer/mevrouw,


U zult evenals wij bezorgd zijn over de dreigende oorlog tussen de VS en Irak. Wij zien echter binnen uw partij geen bezinning op gang komen over de manier waarop Nederland op de spierballenpolitiek van de VS moet reageren. Om te bevorderen dat daar verandering in komt willen wij u drie vragen voorleggen.

1. President Bush spreekt met twee monden. Hij zegt dat er oorlog komt als Saddam Hussein niet snel en zonder voorbehoud voor de eisen van de VN buigt; hij zegt ook dat Saddam Hussein weg moet en dat hij niet zal rusten voor het zover is. Wat is in het licht van de laatste stellingname de functie van het eerste? Volgens ons moet ze dienen om degenen die Amerika op het oorlogspad volgen een alibi te verschaffen. Zij kunnen beweren dat zij Bush steunen bij het op de knieën dwingen van Saddam Hussein om te voorkomen dat Amerika oorlog tegen Irak gaat voeren. Hoe denkt u hierover?

2. De voorgenomen aanval van de VS op Irak past bij het omhelzen van preventief ingrijpen als kerngedachte van het Amerikaanse veiligheidsbeleid. Bush zegt hierover: 'veiligheid voor mijn burgers'. Wij zijn geneigd hiervan te maken: 'ruim baan voor mijn machtspolitiek'. In onze ogen is deze machtspolitiek een groter gevaar voor de mensheid dan het wapentuig van Irak. Je kunt van onze regering niet vergen dat ze zich vierkant tegen Bush keert. Maar dat er zelfs geen flintertje verontrusting van af kan is volgens ons de schijterigheid ten top gedreven. Hoe denkt u hierover?

3. U zult waarschijnlijk vinden dat u met betrekking tot deze vragen geen vrijheid van spreken hebt. Uw fractie steunt immers een regering die trouw blijft aan de in de Nederlandse politiek ingebakken volgzaamheid jegens Amerika. Vandaar onze laatste vraag. Hoe staat het met uw vrijheid van denken? Staat u zichzelf toe de toestand onder ogen te zien? Of schrikt u daarvoor terug om het uzelf niet moeilijker te maken om op het politieke toneel voor struisvogel te spelen?

Horen wij iets van u?

Hoogachtend,

Clemens Raming
Frans Spiering
Simon van Dreumel





Groesbeek, 23 december 2002



Aan de leden van de Tweede-Kamerfracties van de PvdA en D66.


Geachte heer/mevrouw,

Deze brief ontspruit uit de onhandigheid van onze kant die een voor de leden van de regeringsfracties bestemde tekst bij alle kamerleden terecht deed komen. Tot onze spijt kreeg u daardoor het onterechte verwijt van struisvogelarij op uw dak. Het heeft ons goed gedaan dat enkelen van de per abuis aangevallenen hebben gereageerd en wij vonden het een goede zaak hen terug te schrijven. Nu willen we achteraf van die schrijverij het voorwerk maken voor een tweede brief aan complete kamerfracties, dit keer gericht aan die van D66 en de PvdA.

Als handvat gebruiken we de motie Koenders/De Graaf die op 5 september door beide fracties is ingediend en die wij als een voorbeeld van hellend-vlakpolitiek zien. Laten we beginnen met onze kaarten op tafel te leggen.

Oorlog voeren is in onze ogen zo destructief en onmenselijk, dat wij alleen als er werkelijk niets anders overblijft om brute agressie te keren, daarmee accoord zouden kunnen gaan. Dit is, menen wij, niet zomaar een privé-meninkje. Het denken van ethici en rechtsgeleerden over de oorlog wordt beheerst door sterk restrictieve opvattingen over de rechtvaardiging van oorlogsgeweld. En deze restrictieve opstelling ligt ook aan de basis van de juridische rechtvaardigingsgronden van het naar de wapens grijpen.

Wat dat voor de Iraakse situatie betekent is duidelijk. Geen enkel land ziet zich door een acuut Iraaks agressiegevaar bedreigd. Daar zal nauwelijks verandering in komen wanneer Saddam Husein straks beter in zijn massavernietigingswapens zit. De man weet immers dat hij zijn eigen doodvonnis tekent als hij ze inzet. Dus zijn ze ook als dreigmiddel weinig waard, behalve als het gaat om het afschrikken van een potentiële aanvaller. (Nu kunnen we het er nog op wagen, denkt men kennelijk in Washington, straks niet meer.)

U begrijpt nu waarom de motie van de PvdA en D66 ons teleurstelt. Deze gaat mee met de gedachte dat een aanval op Irak het overwegen waard is. Zo stelt ze 'dat eventuele militaire acties tegen Irak vooraf getoetst moeten worden aan criteria van legitimiteit, effectiviteit en proportionaliteit, en de uitputting van andere bestaande strategieën.' Dat ligt in de lijn van de ethische theorie. Er ontbreekt slechts één praktische kleinigheid aan: de uitkomst van de toetsing door PvdA en D66 van die eventuele actie.

De motie is een toonbeeld van tweeslachtigheid. Haar boodschap luidt: wij willen geen oorlog maar durven daar niet voor uit te komen. De indieners zijn blijkbaar bang om beticht te worden van het saboteren van de actie 'maximaal onder druk zetten van Saddam Hussein'. Worden wellicht de ruggen gerecht op het moment dat Bush daar een punt achter zet en voor de aanval kiest? Het tegendeel lijkt waarschijnlijk. Als de aanval begint zal er op regeringsniveau geen ruimte meer zijn voor verzet. Duitsland en Frankrijk nemen dan hun draai en Nederland komt in de kwade hoek terecht als het vertikt de mensenslachting goed te keuren. Dat is een vooruitzicht dat voor een op regeringsdeelname ingestelde partij moeilijk te verteren valt. Dus denken wij dat de dubbelzinnigheid van nu vooruitloopt op het straks door de bocht gaan.

Deze diagnose weerspiegelt de onstandvastigheid die we in de hele internationale politiek aantreffen. Het ontbreekt aan solide weerwerk tegen Amerika's unilaterale krijgshaftigheid, aan een doelbewuste oppositie die bij de hoe-dan-wel vraag niet blijft steken is algemeenheden als: 'er moet naar diplomatieke oplossingen worden gezocht', en: 'de voedingsbodem van het terrorisme moet worden weggenomen'.

In het begin van dit jaar ging er een huivering door de politieke wereld toen president Bush met zijn as van het kwaad op de proppen kwam. Kort daarop nog grotere rillingen bij de lancering van de veiligheidsdoctrine waarmee de Amerikaanse politiek zich boven de internationale rechtsorde stelde. Waar gaat het naar toe, vroegen verontruste geesten zich af, als Amerika zichzelf een vrijbrief geeft om andere staten preventief aan te vallen zodra het die als een bedreiging voor zijn veiligheid wenst te zien? En dat desnoods los van concreet agressief gedrag en buiten de Veiligheidsraad om? Maar uit het koor van de verontruste geluiden kwam bij de westelijke politieke elites zelfs geen aanzet te voorschijn van een streven om Amerika het hoofd te bieden.

Nu, bijna een jaar later, zien we waar het naar toegaat. Schurkenstaat Irak is het eerste land waarop het eigenmachtigheidprincipe wordt toegepast. Het gros van de verontruste politici heeft intussen zijn normen aan die van Amerika aangepast. Er wordt over het preventief aanvallen van een land, dat geen concreet agressiegevaar vertegenwoordigt, laat staan een acuut, gesproken alsof dat op zich een normale zaak is. Men meent Bush partij te geven door voorwaarden te stellen: 'het moet eerst bewezen worden dat Saddam Hussein over massavernietigingswapens beschikt', en: 'geen militaire actie zonder toestemming van de Veiligheidsraad'. Al tegenstribbelend en met voorbehouden wapperend maakt men zich op om door de bocht te gaan.

Bevindt u zich in dat gezelschap? Vindt u misschien dat wij weinig begrip tonen voor de positie van uw partij? Wij zijn ons echt wel bewust van de druk waaronder op regeren georiënteerde politici in deze zaak komen te staan. Er is geen simpel alternatief. Je kunt de Amerikaanse eigenmachtigheid niet stuiten door pal te staan voor de bestaande rechtsorde. De begrippen 'internationaal terrorisme' en 'schurkenstaat' verwijzen naar onveiligheidfactoren waartegen de gewelds- en sanctiemogelijkheden die deze rechtsorde biedt niet zijn opgewassen.

Bovendien schieten ook de voorwaarden voor het toepassen van die mogelijkheden tekort omdat ze een knieval inhouden voor het recht van de sterkste. Wat zich in de Veiligheidsraad afspeelt is grote-mogendhedenpolitiek waar men een verantwoordelijkheid voor de veiligheid in de wereld heeft opgeplakt, die niet spoort met de machtspolitieke inslag van die politiek. Zodoende zitten we met een internationale gemeenschap die geen gemeenschap, en Verenigde Naties die geen verenigde naties kunnen worden.

Als je dit bedenkt is het niet vreemd dat een staat die over een grote militaire superioriteit beschikt uit de te licht bevonden rechtsorde stapt en op eigenmachtig optreden overschakelt. En het is evenmin een wonder dat men er in Amerika van uitgaat dat Europa niet in staat is om de eigenmachtigheiddoctrine van een krachtig antwoord te voorzien.

Nodig daarvoor is een fundamentele heroriëntatie omtrent vrede en veiligheid in de wereld. Maar de Europese vooruitstrevendheid zit in het slop en mist de visie en het zelfvertrouwen om zo'n heroriëntatie te entameren.

Op grond van zulke overwegingen kun je de aanval op Irak niet afwijzen, zult u zeggen. Dat klopt, maar het gebrek aan vooruitstrevend perspectief is geen rechtvaardiging voor het opgeven van het verzet. Er zijn risico's die je niet voor je rekening mag nemen. Zo heeft onlangs het hoofd van het VN-voedselprogramma voor Irak, Francis Dubois, tegenover leden van een Europese delegatie verklaard, dat bij een oorlog het Iraakse distributiesysteem zal instorten met als gevolg dat er binnen 14 dagen hongersnood heerst.

De te verwachten en mogelijke heilloze gevolgen van een oorlog weerspreken ook het verwelkomen daarvan als middel om het Iraakse volk van de wrede dictatuur van Saddam Hussein te bevrijden. Er is geen reden om te veronderstellen dat deze uitkomst de prijs zal rechtvaardigen - zelfs niet als je je blikveld tot de toestand in Irak beperkt.

Het is waar dat er al heel wat door deskundigen gepresenteerde doemscenario's niet zijn uitgekomen. Wie echter de waarschuwingen van serieuze mensen niet au serieux neemt, heeft geen excuus als blijkt dat deze terecht waren.

Wij stellen voor dat u en uw fractiegenoten nagaan hoe de Amerikaanse politiek in Irak zich verhoudt tot de in motie Koenders/De Graaf vermelde toetsingscriteria, en tot de in de motie uitgesproken mening 'dat een nieuw diplomatiek offensief gericht op de hele regio ter oplossing van het Israëlisch-Palestijns conflict een grotere prioriteit dient te hebben' (dan wat wordt niet ingevuld maar laat zich raden); en dat de fractie dan, op grond van haar bevindingen hierover en deze afwegend tegen de factor politieke druk, beslist of ze zich al of niet onder het vaandel van president Bush zal scharen.

Als er genoeg duidelijkheid is om nu te kiezen moet je niet naar argumenten zoeken om een beslissing voor je uit te schuiven. En het zal ook goed zijn, lijkt ons, om naar buiten te komen met de afweging die de fractie gemaakt heeft.

Wij horen natuurlijk graag hoe onze overwegingen en ons voorstel in uw fractie beoordeeld worden. Tot slot wensen wij u sterkte toe in het zoeken van uw weg in deze moeilijke en beklemmende zaak.

Met een vriendelijke groet,

Clemens Raming,

mede namens:
José Boijens
Simon van Dreumel
Eugène Janssen
Frans Spiering
Hans Wester
en andere bezorgde burgers

P.S. Wij kregen inzage in een reactie van Yosé Höhne-Sparborth, de Nederlandse deelneemster aan de bovenvermelde delegatie, op een discussiebijeenkomst in de Rode Hoed met kamerleden van de PvdA. Zij toonde zich teleurgesteld hierover. Zij vond dat met name de heren Bos en Koenders meer gemotiveerd waren om het Pvda-standpunt uit te dragen dan zich te verdiepen in wat zich in en rond Irak afspeelt.





Reactie van het CDA:



Geachte heer, mevrouw,

Hartelijk dank voor uw mail van 22-11-02. We begrijpen uw bezorgdheid omtrent de situatie in Irak. Wellicht kan onderstaande tekst het CDA standpunt wat meer verduidelijken.

Vriendelijke groet,

Bas Westerhof
clustersecretaris buitenland van de CDA fractie in de Tweede Kamer



Eurlings: Maximale druk voor vreedzame oplossing in Irak

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 8 november 2002 met algemene stemmen een krachtige resolutie aangenomen waarin Irak een laatste kans krijgt zich te ontwapenen. Met 'ernstige gevolgen' wordt in deze resolutie 1441 gedreigd als Irak niet meewerkt. We hebben dus te maken met een stevige resolutie die een duidelijke stok achter de deur is. Inmiddels zijn de eerste VN-wapeninspecteurs in Irak aangekomen. Het CDA pleit voor zeer kritisch toezien op naleving van de resolutie. Het CDA hoopt dat door een grote druk richting het Irakees regime, Saddam Hoessein dit keer wel echt met de inspecties zal meewerken en dat een oorlog aldus kan worden voorkomen.

Meer dan een jaar na de aanslagen in Amerika is het noodzakelijk te blijven beseffen dat we als open samenleving kwetsbaar zijn. We moeten onze ogen niet sluiten voor eventuele gevaren.

De kwetsbaarheid van onze moderne samenleving voor aanvallen, niet zozeer alleen van staten, maar ook van door hen beschermde of gedoogde terroristische organisaties of groepen, vraagt om een andere aanpak.

Dit moet leiden tot een integrale aanpak van terrorisme zowel nationaal als internationaal. Er dient voortgaand samengewerkt te worden tussen de bondgenoten in de bestrijding van terrorisme, maar ook moeten maatregelen hier ter bescherming van onze burgers getroffen worden.

Solidariteit met de slachtoffers van 11 september en besef van de kwetsbaarheid maakt ook dat wij hier in Nederland niet naïef moeten zijn.

Direct na de aanslagen stelde de NAVO artikel vijf van het NAVO-Verdrag in werking; het bondgenootschap schaarde zich hiermee vierkant achter de Amerikaanse regering en verklaarde aldus de oorlog aan het terrorisme.

11 september heeft duidelijk gemaakt dat unilateralisme geen optie is. Europa en Amerika zullen voor elkaar belangrijk blijven. Juist als het gaat om de strijd tegen terrorisme en de benadering van landen als Irak constateren we dat het van essentieel belang is dat de EU en de VS samenwerken.

Voor de CDA-fractie bestaat er geen twijfel over de dreiging die van Irak uitgaat. Niet alleen heeft Irak in 1988 gifgas tegen de Koerden ingezet, maar ook is hier gebruik van gemaakt tijdens de oorlog tegen Iran. Ook is tijdens de in 1998 afgebroken wapeninspecties door de VN duidelijk gebleken dat Irak beschikte over een aanzienlijk arsenaal aan massavernietigingswapens. Deze situatie laten voortbestaan is een onacceptabel risico.

Dus de opstelling zoals de Duitse president Schröder die voorstond 'Der Deutsche Weg' was bepaald niet bevorderend voor de totstandkoming van een eenduidig Europese lijn die een oplossing inzake Irak dichterbij zal brengen.

Tijdens de campagne voor de Duitse Bondsdag verkiezingen in september wees SPD- lijsttrekker en bondskanselier Schröder radicaal een aanval hoe dan ook af, ook al zou de hele wereld inclusief VN en Veiligheidsraad hiervoor zijn.

Het CDA is van mening dat het van groot belang is dat er sprake is van een coalitiebenadering. Het voortduren van het ontbreken van EU-eensgezindheid maakt ons een weinig sterke gesprekspartner van de Amerikanen en speelt Saddam Hoessein zeer in de kaart.

Het is van groot belang dat de dreiging die van Irak uitgaat zo snel mogelijk, met het minste risico en met breed gedragen steun, wordt weggenomen.

Juist daarom heeft de CDA-fractie zich vanaf het allereerste begin uitgesproken vóór het totstandkomen van een VN-resolutie in de Veiligheidsraad als die gericht is op terugkeer van VN-wapeninspecties. Het CDA heeft gesteld dat het hierbij van belang is dat er een stevige resolutie wordt aangenomen opdat de wapeninspecteurs echt onvoorwaardelijke toegang krijgen, dus ook tot de 'paleizen' van Saddam Hoessein.

Vanuit deze visie is de CDA fractie verheugd over het feit dat er op 8 november jl. een krachtige VR-resolutie 1441 met unanieme steun is aangenomen waar Irak een laatste kans krijgt als het gaat om ontwapenen. De resolutie regelt namelijk de terugkeer van de in 1998 uitgezette wapeninspecteurs en indien Irak niet meewerkt zal dit 'ernstige consequenties' hebben. Op 8 december van dit jaar moet Irak zijn lijst van wapens inleveren, 45 dagen na aanvaarding van de resolutie op 23 december kunnen ongeveer honderd inspecteurs aan het werk. Unmovic (UN Monitoring, Verification and Inspection Commission), het nieuwe inspectieteam van de VN, is reeds begonnen een reeks 'verdachte' objecten te inspecteren. Zij rapporteren uiterlijk 21 februari 2003 aan de Veiligheidsraad.

Als we terugkijken moeten we concluderen dat de situatie er enkele maanden geleden anders uitzag. Toen stelde de Vice premier Cheney dat VN-inspecties een gepasseerd station zouden zijn geweest. De CDA fractie is verheugd over het feit dat Amerika na consultatie van bevriende landen als Nederland de weg via de VN veiligheidsraad is ingeslagen en gewerkt heeft aan een krachtige resolutie die met de nodige moeite toch tot stand is gekomen. Hierin bewijst zich de waarde van de opstelling die regeringen als de Nederlandse hebben gekozen.

Er moet nu alles op alles worden gezet om de wapeninspecties te laten slagen.

De dreiging van een stok achter de deur moet juist daarom groot zijn, want zonder een serieuze dreiging zal een dictator als Saddam nooit pareren.

Nederland zou dan ook positief moeten reageren op het recent gedane verzoek van de VS en ons bereid verklaren mee te doen aan een eventuele militaire coalitie. Voor alle duidelijkheid het gaat hier niet om het voorbereiden van een concrete actie, maar om het verder opvoeren van de militaire druk. Hopelijk kan hiermee een vreedzame oplossing in de hand worden gewerkt, want het wegnemen van de dreiging via diplomatie is en blijft verreweg de beste oplossing. Mocht Saddam Hoessein desondanks de wapeninspecties frustreren en verdere actie noodzakelijk blijken, dan zullen de Regering en de Kamer opnieuw een afweging moeten maken.





Groesbeek, 6 januari 2003



Geachte heer Westerhof,


Wij danken u voor uw reactie [in de vorm van een tekst van de heer Eurlings] op onze brief over de op stapel staande Amerikaanse aanval op Irak. Wij willen graag ingaan op de houding van het CDA in deze zaak, zoals de heer Eurlings die schetst in de tekst die u ons heeft toegestuurd.

'Maximale druk voor vreedzame oplossing in Irak', staat boven die tekst. Wanneer een machtige staat met oorlog dreigt, als hij zijn zin niet krijgt, is het dan vredelievend om de eisen van die staat te steunen? Het is een goede zaak, stelt het CDA, dat Amerika zijn zin krijgt en Irak zijn massavernietigingpotentieel kwijtraakt. Maar volgens ons zijn Bush c.s. er niet op uit om op die manier hun zin te krijgen en zoeken ze naar een geschikt moment om tot de aanval over te gaan.

President Bush heeft de weg van de wapeninspecties gekozen nadat zijn verlangen om Irak aan te vallen binnen de statenwereld op grote weerstand was gestuit. Hij vertrouwt er kennelijk op dat Amerika langs deze weg bij een rechtvaardiging van een gewelddadige afrekening zal uitkomen. De heer Eurlings beweert, dat de Amerikaanse koersverlegging de waarde bewijst van de opstelling die regeringen als de Nederlandse hebben gekozen. Volgens ons geldt het tegendeel. Als iedereen zo loyaal achter Bush stond als Blair en Balkenende en het CDA, was de oorlog allang een feit.

Wij denken dat volgzaamheid jegens Amerika in het CDA een prioriteit heeft die de wens om tegen de oorlogsdreiging in te gaan, opzij schuift, en dat er bij CDA-politici de behoefte bestaat om dit te ontveinzen. Wie weet toont Bush zich uiteindelijk verstandig en neemt hij genoegen met de kleinere winst van de wapeninspecties. Het CDA kan zich dan op de borst kloppen. Alleen gelooft niemand dat het zo zal gaan.

Voorlopig is 'maximale druk voor een vreedzame oplossing' voor volgzamen een geschikte formule, omdat ze een positieve draai geeft aan verschijnselen zoals de oorlogszuchtige taal van Bush en de vrijheid die de VS zich hebben toegekend om, eventueel los van een directe dreiging en buiten de Veiligheidsraad om, andere staten preventief aan te vallen.

Toen de VS in het begin van 2002 deze eigenmachtigheiddoctrine afkondigden reageerde politiek Europa geschokt. Waar gaat het naar toe, werd er opgeworpen, als Amerika zich boven de internationale rechtsorde stelt? Maar uit alle verontruste geluiden kwam niets te voorschijn dat in de richting van het trekken van consequenties wees.

Een half jaar later bleek het politieke establishment, waaronder het CDA, haar normen geruisloos aan de Amerikaanse preventieleer te hebben aangepast. Men spreekt nu over het preventief aanvallen van een land, waar geen directe agressiedreiging van uitgaat, alsof dat een normale zaak is. De opvatting dat oorlog voeren zo destructief en onmenselijk is, dat daar alleen aan gedacht mag worden als er werkelijk niets anders overblijft om brute agressie te keren, komt er niet aan te pas. Alsof dit een wereldvreemd privé-meninkje is in plaats van de kerngedachte van het ethisch denken over de oorlog, en van de in het internationale recht neergelegde criteria voor de toelaatbaarheid van militair optreden.

Het is alsof een onzichtbare hand plotseling de bordjes verhangen heeft. Alsof er uit de hemel een boodschap is neergedaald dat het overbodig is om het dreigen met preventief optreden serieus te vergelijken met de keus voor afschrikking. De Bush-paladijnen hebben inderdaad reden om die vergelijking te ontwijken. Saddam Hussein weet dat hij zijn eigen doodvonnis tekent a1s hij massavernietigingswapens inzet. Dus zijn ze ook als dreigmiddel weinig waard, behalve als het gaat om het afschrikken van een potentiële aanvaller. Je kunt hoogstens zeggen, dat als hij straks beter met zulke wapens is uitgerust, het nog riskanter wordt om hem preventief aan te vallen dan het nu al is, omdat dat wapentuig nooit in één klap kan worden uitgeschakeld.

Verder is er de kans dat Saddam Hussein massavernietigingswapens aan terroristen zal doorgeven. Het ligt meer voor de hand dat hij die wapens in eigen beheer zal willen houden, mede vanwege de vijandige verhouding tussen hem en de religieus gedreven radicale Islamieten. Maar een monsterverbond met bijvoorbeeld mensen van Al Qaeda is niet ondenkbaar, met name niet in het zicht van de ondergang.

Is dit alles bij elkaar zo dreigend, dat het de verschrikkingen en de grote risico's van een oorlog kan rechtvaardigen? Wij menen dat men dit niet in redelijkheid kan volhouden. Door tal van deskundigen is er met klem voor de gevolgen van een oorlog gewaarschuwd. Zo heeft onlangs het hoofd van het VN-voedselprogramma voor Irak, Francis Dubois, tegenover leden van een Europese delegatie verklaard, dat bij een oorlog het Iraakse distributiesysteem zal instorten met als gevolg dat er binnen 14 dagen hongersnood heerst.

U kunt opmerken dat er al zoveel door deskundigen opgevoerde doemscenario's niet zijn uitgekomen. Het kan ook wel zo gaan, dat Saddam Hussein snel en zonder veel bloedvergieten wordt uitgeschakeld waarna in Bagdad de feestvreugde losbarst. Toch is het geen kleinigheid om ernstige waarschuwingen van tot oordelen bevoegde mensen naast je neer te leggen. Je zou die in elk geval goed tot je moeten laten doordringen en serieus overwegen.

Rest de vraag wat het CDA zal doen wanneer Bush tot de aanval overgaat. De heer Eurlings beëindigt zijn stuk met: 'Mocht Saddam Hussein desondanks de wapeninspecties frustreren en verdere acties noodzakelijk blijken, dan zullen de Regering en de Kamer opnieuw een afweging moeten maken.'

De uitkomst van die afweging ligt al opgesloten in het woord 'noodzakelijk'. Regering en regeringspartijen hebben zich zo onvoorwaardelijk bij de Amerikaanse aanpak aangesloten, dat afhaken op het moment dat het menens wordt een complete breuk zou betekenen met het tot dan toe gevolgde beleid.

Wij zien CDA-politici er niet op aan dat ze de Amerikaanse geweldspolitiek voor de aangewezen remedie houden tegen de dreiging die er van terroristen en agressieve regimes uitgaat. Het lijkt ons eerder zo dat zij niets beters weten dan deze te volgen. Nederland kan zich immers niet veroorloven om tegen Amerika in te gaan en een inzetbaar alternatief is niet voorhanden. Het probleem van deze motivatie is dat je er niet goed mee tevoorschijn kunt komen. Dientengevolge ontbreekt het aan een betoog dat langs de weg van afwegingen tot de slotsom komt dat Nederland zich onder het vaandel van Bush moet scharen.

Het stuk van Eurlings laat zien wat daarvoor in de plaats komt. Het roept het beeld op van de strijd, onder leiding van het grote Amerika, tegen het gevaar dat ons bedreigt van de kant van terroristen en schurkenstaten. De lezer wordt aangespoord om zich met dat beeld te identificeren. 'Solidariteit met de slachtoffers van 11 september, en besef van de kwetsbaarheid maakt dat wij hier in Nederland niet naïef moeten zijn'. Plus: 'Juist als het gaat om de strijd tegen het terrorisme en de benadering van landen als Irak constateren we dat het van essentieel belang is dat de EU en de VS samenwerken'. En: 'Deze situatie (een van massavernietigingswapens voorzien Irak) laten voortbestaan is een onacceptabel risico'. Over alles wat de identificatie tegenwerkt zwijgt de heer Eurlings als een graf. Geen woord over de verschrikkingen van een oorlog, over de kans op escalatie, over de politieke situatie na de val van Saddam Hussein. Niets over de oorlogszuchtige houding van de VS, niets over de ongelijkheid in de samenwerking tussen de EU en de VS, niets over de mogelijkheid van afschrikking. Niets over de rol van oliebelangen.

Het gaat bij identificatie niet om hoe waar of onwaar, waarschijnlijk of onwaarschijnlijk iets is, maar om de vraag waar je bij hoort. Als u in verband met Irak het woord 'oliebelang' hoort beseft u als CDA-er meteen dat een centrale rol van oliebelangen niet past in het beeld van de strijd tegen de schurkenstaat Irak. Dus moet de gedachte daaraan opzij geschoven worden.

Het zwijgen van de heer Eurlings over alles wat niet bij dat beeld thuishoort, geeft aan dat zijn verhaal een macht vertegenwoordigt die over bedenkingen en twijfels heenwalst. Dit is de macht waar wij bij horen, zegt het, de macht die ons en ons welvaartsleven beschermt. Houd dus alles op een afstand wat je de andere kant uit wil trekken, de kant van de naïviteit, van het niet beseffen dat onze veiligheid in de eerste plaats op fysieke machtsmiddelen berust.

De fictie van de nieuwe afweging als het geweld losbarst, draagt bij tot het creëren van afstand. Je hoeft niet in debat te gaan met de opvatting, dat de Amerikaanse aanvalsdreiging geen steun verdient; je kiest pas voor de oorlog op het moment dat deze zijn onvermijdelijkheid bewijst door er te zijn en het alibi 'er is geen andere keus' voor het grijpen ligt.

Klopt, mijnheer Westerhof, wat u betreft deze karakteristiek met de werkelijkheid? Als u vindt dat ze een vertekend beeld geeft van wat er omtrent de kwestie Irak in het CDA omgaat, willen wij dat graag van u horen. Onze beeldvorming zet ons aan om bij CDA-politici meer ruimte te wensen voor overwegingen die tegen een militaristische veiligheidspolitiek pleiten en speciaal tegen een Amerikaanse aanval op Irak.

U zult daar wellicht een nutteloze zelfkwelling in zien, omdat het CDA nu eenmaal in een veiligheidsschuitje zit waarin het moet meevaren. Wij vinden dit een begrijpelijke maar geen goede gedachte. Er moet een ogenblik kunnen komen waarop iemand zegt: dit is mij te link, ik haak af. Wij hopen dat u het hierin met ons eens bent.

Wij zullen een afschrift van deze brief aan de Tweede-Kamerleden van het CDA sturen.

Met een vriendelijke groet,

Clemens Raming,

mede namens de bezorgde burgers:
José Boijens
José Bolwerk
Simon van Dreumel
Frans Spiering





Reactie van Bert Koenders, Tweede-Kamerlid van de PvdA
Den Haag, januari 2003



Geachte Heer, Mevrouw Raming,


Dank voor uw uitvoerige en interessante brief, ik heb deze zorgvuldig gelezen. Onderstaand vindt u ons standpunt ten aanzien van de situatie met Irak, u al grotendeels bekend. Hier wil ik nog aan toevoegen dat ik niet vind dat wij een beslissing voor ons uitschuiven. Naast alle kritiek op het handelen van de VS en de kritiek op het functioneren van de VN en de internationale machtspolitiek die wij net als u hebben, sluiten wij militair ingrijpen niet in alle gevallen uit. Zoals u al aangeeft zijn deze afwegingen uiterst moeilijk en moet die afweging zeer zorgvuldig plaats vinden. Daar zijn wij ook continu mee bezig terwijl wij de ontwikkelingen op de voet volgen. Wij zijn het daarom ook niet eens met de, volgens ons, te voorbarige gesprekken over militaire samenwerking met de VS.

Ook de PvdA maakt zich grote zorgen om de situatie rond Irak en de dreiging van een oorlog. Wij vinden dat er alles aan gedaan moet worden om via de Verenigde Naties het conflict via de diplomatieke weg op te lossen. Pas in het uiterste geval als alle andere middelen hebben gefaald, kan in gezamenlijkheid besloten worden of militair ingrijpen onvermijdelijk is. De 'alleingang' van de Verenigde Staten past daar dus niet in. Dit kan zelfs de positie van de VN ondermijnen. Zelfs bij het onverhoopt gebruik van militaire middelen dient altijd proportionaliteit en effectiviteit voorop te staan gezien de risico's voor de Irakezen in de regio. Nederland zal hier altijd een eigen afweging dienen te maken.

Wij vinden dat we alles doen om via de internationale gemeenschap tot een oplossing te komen, het liefst in een brede internationale coalitie met vooral ook landen uit de regio. Zorgvuldigheid is essentieel willen we het doel van deze VN-weg niet voorbijschieten. Het doel is om Irak vrij van massavernietigingswapens te maken en de internationale veiligheid te vergroten. De PvdA wil dus dat Nederland investeert in een krachtige VN. Ook vanuit onze traditie zijn we altijd op de VN georiënteerd. Wij willen dat het gezag van de Verenigde Naties en dat van de Veiligheidsraad wordt hersteld en dat vrede een kans krijgt voordat er militair wordt ingegrepen.

Er is veel reden om uiterst bezorgd te zijn over het huidige Irakese bewind. Saddam Houssein schendt de mensenrechten stelselmatig en op grote schaal. Verdwijningen, moorden, executies zijn aan de orde van de dag, politieke tegenstanders worden uit de weg geruimd. Verboden chemische wapens zijn tegen de eigen bevolking ingezet. Vele VN-resoluties gericht op opsporing en vernietiging van massavernietigingswapens in Irak werden tegengewerkt. We moeten dus constateren dat de Veiligheidsraad met resolutie 1441 Saddam Houssein een laatste kans biedt om ernstige consequenties voor zijn land af te wenden. Als de wapeninspecteurs gehinderd worden is er volgens ons sprake van 'material breach'. Wij hebben dan wel een sterke voorkeur voor een nieuwe resolutie van de Veiligheidsraad. Maar, nogmaals, altijd komt er een eigen Nederlandse afweging bij. Nederland loopt nu voor de troepen uit.

De VS wilde aanvankelijk zelfs unilateraal optreden, dat is onder internationale druk veranderd. Helaas moet gezegd worden, was dat niet dankzij onze regering en de vorige coalitiepartijen. Zij liepen afgelopen september in militair opzicht al voor de Amerikaanse troepen uit. Daarmee verklaarden zij in feite al bij voorbaat het oordeel van de VN- veiligheidsraad als niet relevant. Wij vinden dat daar de internationale rechtsorde niet bij gebaat is. Inmiddels heeft de VS de bondgenoten verzocht om bijstand bij eventueel militaire acties. Nederland heeft hier in beginsel positief op gereageerd. Wij zijn het met deze voorbarige goedkeuring van het demissionaire Kabinet Balkenende voor militaire voorbereidingen niet eens. Dit verzoek komt namelijk van de VS en niet van de VN. Ook lijkt de Nederlandse regering geen poging te ondernemen zich in te zetten voor een gemeenschappelijke EU-opstelling, en te zorgen dat de twee permanente leden van de Veiligheidsraad (Frankrijk en Groot-Brittannië) zich daaraan houden. Tevens moeten we de strijd tegen het meerkoppige monster van het terrorisme, maar vooral ook de oorzaken daarvan veel meer aan de orde stellen. De bredere Arabische regio vereist democratie, goed bestuur en een Marshallplan. Ten koste van alles moeten we een botsing van beschavingen voorkomen.

Het conflict met Irak staat niet op zichzelf. De situatie in het Midden Oosten is ook zeer zorgelijk. De PvdA steunt daarom het initiatief van Tony Blair om zware druk op de Israëliërs en de Palestijnen uit te oefenen om een einde te maken aan het conflict. Wij zijn voor een levensvatbare Palestijnse Staat die er zo snel mogelijk moet komen. De spanningen in het Midden-Oosten moeten niet verder opgevoerd worden. Daarvoor is een oplossing via de VN de beste weg.

De PvdA zal zich inzetten om een oplossing te zoeken via de VN, een oplossing die aandacht heeft voor het Irakese volk en die de internationale rechtsorde versterkt. Ik hoop dat ik u zo voldoende op de hoogte gesteld heb over ons standpunt.

Tenslotte, in reactie op uw opmerkingen over Yose Höhne-Sparborth wil ik u zeggen dat het mij spijt dat zij deze indruk heeft gekregen. De afgelopen maanden heb ik (en vele anderen betrokken bij de PvdA) mij door conferenties en anderszins verdiept in Irak en alle aspecten van de huidige situatie, daar waren vaak ook Irakezen zelf bij betrokken. Uiteraard ben ik bereid en van plan te blijven luisteren en afwegen.

Met vriendelijke groet,

Bert Koenders
Woordvoerder buitenland PvdA Tweede Kamerfractie





Aan de heer B. Koenders
Tweede-Kamerlid PvdA

Groesbeek, 31 januari 2003



Geachte heer Koenders,


Hartelijk dank voor uw brief over de opstelling van de PvdA tegenover de voorgenomen Amerikaanse aanval op Irak. Het doet mij goed dat u vasthoudt aan de eigen afweging die Nederland nog moet maken ook als de Veiligheidsraad die aanval goedkeurt. Ik blijf echter pessimistisch over de toekomst van deze stellingname. Tijdens de verkiezingscampagne heb ik Wouter Bos geen ander criterium voor instemming horen noemen dan een expliciete legiti- matie van de oorlog door de Veiligheidsraad. Alles wat daar bovenop komt levert ook een extra belemmering op voor een coalitie met het CDA. De houding van Bos lijkt mij bovendien in het verlengde te liggen van de manier waarop uw partij tot nu toe op de ontwikkelingen in de richting van de nu snel naderende oorlog gereageerd heeft.

Ik moet voor ik hier verder op in kan gaan, eerst het beeld oproepen van de wereldpolitieke situatie rondom de kwestie Irak. Na Bush' beruchte State of the Union van verleden jaar werd snel duidelijk dat de regering-Bush op een aanval op Irak zinde. Regime change in Bagdad, luidde het parool. In de wereld van de internationale politiek riep deze oorlogszuchtige houding grote verontrusting op. Maar niemand waagde zich aan het vierkante afwijzen van deze eerste toepassing van de leer van de eigenmachtige preventieve oorlog. De behoefte om de tegenstelling niet te laten exploderen leidde tot de idee om de Amerikaanse aanvalsdrift te binden aan een hervatting van de wapeninspecties. Op die manier konden er twee vliegen in één klap worden geslagen: Irak zou ontwapend worden en de oorlog zou niet doorgaan. Voor- waarde voor die heerlijkheid was de loyale medewerking van Saddam Hussein. Die zou wel beseffen dat er niets anders voor hem opzat. In Washington vond de voorgestelde deal aanvankelijk een afwerend onthaal. U zult zich herinneren hoe Cheney de inspecties een gepasseerd station noemde. Maar men besefte dat het erg hachelijk zou zijn om het oorlogs- plan dwars tegen alle weerstand in door te drijven. Het grote voordeel voor Amerika van de deal was dat het motto 'druk uitoefenen op Saddam' als legitimatie kon dienen voor de militaire voorbereiding van de aanval en het uitslaan van dreigende taal. En Saddam Hussein zou Saddam Hussein niet zijn als hij niet de controle op zijn massavernietigingpotentieel zou proberen te ontduiken.

De deal aanvaardt dus het principe van de preventieve aanval zonder dat er sprake is van direct agressiegevaar, terwijl ze de tegenstelling tussen 'alleen met toestemming van de Veiligheidsraad' of 'desnoods zonder permissie' onopgelost laat. De eerste beslissing die de deal van regeringen en politieke partijen vraagt, is of ze ermee accoord gaan of zich althans eraan willen conformeren. In mijn brief aan de fractieleden van uw partij en D66 heb ik vastgesteld dat er in Nederland - in andere landen zal het niet anders zijn gegaan - geen politieke discussie is geweest over deze basisvraag. De PvdA hoort tot de partijen waarin men zich erbij heeft neergelegd, ik neem aan met angst in het hart, dat de deal als kader functio- neert voor de politieke menings- en besluitvorming in de strijd tussen de VS en Saddam Hussein. Ik vind dat jammer maar besef dat het bijna een wonder zou zijn als de PvdA voor een non-conformistische opstelling van Nederland zou kiezen. De heer Schröder kan het zich wellicht veroorloven om, althans met de mond, tegen de keer in te gaan. De Nederlandse politiek is echter sinds jaar en dag doordrenkt van de loyaliteits- oftewel afhankelijk- heidsgedachte. In dit geval laat de loyaliteit zich al heel gemakkelijk preken omdat de deal een product van de Veiligheidsraad is. In dit licht lees ik de uitspraken in uw brief over de VN: 'De PvdA wil dus dat Nederland investeert in een krachtige VN. Ook vanuit de traditie zijn we altijd op de VN georiënteerd. Wij willen dat het gezag van de Verenigde Naties en dat van de Veiligheidsraad wordt hersteld en dat de vrede een kans krijgt voordat er militair wordt ingegrepen.' Wat zijn dit anders dan bezweringsformules die de vertwijfeling moeten onderdrukken? Bush zegt tegen zijn partners in de Veiligheidsraad: als ik niet met jullie instemming met Saddam Hussein kan afrekenen zal ik het buiten jullie om doen. Pure chantage. En niemand zegt: mijnheer Bush als u wilt meedoen in de Veiligheidsraad moet u zich aan de spelregels binden. U zou moeten erkennen dat de VN zich in een vertwijfelde situatie bevinden. Het gezag ervan gaat kapot doordat Amerika wordt toegestaan om zich boven de internationale rechtsorde te stellen. Maar als de VS zich van de VN afkeren en de weg naar de oorlog kiezen buiten de Veiligheidsraad om, liggen de Verenigde Naties hele- maal op hun gat.

Wat kan er onder deze omstandigheden van de door u zo dapper bepleite eigen afweging door Nederland terechtkomen? Volgens de ethische theorie dient die er inderdaad te zijn. Eerst komt de vraag of een agressiegevaar zo acuut en dramatisch is, terwijl het niet met geweld- loze middelen te stuiten valt, dat het voor een militair antwoord in aanmerking komt. Vervolgens moet dan worden nagegaan of men het er redelijkerwijs op mag houden dat de gunstige uitkomsten van de oorlog zullen opwegen tegen rampzalige gevolgen ervan. De machtspolitieke deal waaraan de PvdA zich geconformeerd heeft schuift deze tweede afweging opzij. De daarbij behorende inschattingen kunnen dan ook in de Veiligheidsraad slechts marginaal ter sprake komen. En in de Nederlandse politiek ligt het niet anders. Deze afweging is trouwens op zich al een hachelijke zaak vanwege het aandeel erin van koffiedik kijken. Wie weet zal de weerstand tegen de aanval snel instorten waarna de Irakezen massaal hun bevrijding van het juk van Saddam Hussein gaan vieren. Kortom, die eigen afweging zal een drogbeeld blijken. Tenzij er in uw partij mensen zijn die willen erkennen in de fuik te zijn gezwommen en daar een aanleiding tot bezinning van maken. Dit is niet iets wat je in de politieke wereld verwachten kunt. Toch zal het op dit punt tot een doorbraak moeten komen wil de wereld ooit uit de militaristische ellende raken.

Ik wens u en uw partijgenoten veel sterkte in de komende weken,

Clemens Raming (Groesbeek)

mede namens de andere bezorgde burgers:

Jean Paul Beumer (Rijswijk)
Kees de Boer (Beverwijk)
José Boijens (Groesbeek)
José Bolwerk (Vught)
Simon van Dreumel (Groesbeek)
Henk Huisman (Deventer)
Eugène Janssen (Nijmegen)
Isolde van Overbeek (Rotterdam)
Henk Ruyssenaars
Frans Spiering (Nijmegen)
Jasper Teunissen (Nijmegen)
Hans Wester (Nijmegen)





Reactie van D66:



Beste Clemens Raming,


Dank voor de uitvoerige mail met betrekking tot de discussie over Irak. Hieronder geef ik in het kort weer hoe D66 denkt over de situatie met betrekking tot Irak.

D66 vindt met betrekking tot de kwestie Irak dat het in dit stadium te voorbarig en niet verstandig is om nu definitief voor of tegen een aanval op Irak te pleiten. D66 is van mening dat Irak zijn medewerking moet verlenen aan het VN-wapeninspectieteam, opdat het inspectieteam aan de Verenigde Naties kan rapporteren over haar bevindingen. Als uit de conclusies van het wapeninspectieteam blijkt dat Irak onvoldoende heeft meegewerkt aan de uitvoering van resolutie 1441 dan komt de vraag aan de orde of militair ingrijpen noodzakelijk is. Bij deze vraag spelen verschillende factoren een rol. Allereerst de vraag hoe groot de bedreiging is van Saddam Hussein. Maar ook geopolitieke overwegingen zijn van belang: wat betekent een aanval voor de regio en in het bijzonder voor het conflict in het Midden-Oosten? Hoe ziet de toekomst van Irak eruit? Wat betekent een aanval op Irak voor de strijd tegen het internationale terrorisme? D66 zal beslist niet, zoals de SP en Groenlinks doen, zeggen dat Nederland wat er ook gebeurt sowieso geen steun moet verlenen aan een aanval op Irak. Hun keuze mag principieel heten, ons inziens wordt hierdoor a priori de druk op Irak verslapt om mee te werken aan het onderzoek van de wapeninspecteurs naar chemische- en massavernietigingswapens in Irak. De druk op Irak om overtuigend bewijsmateriaal op tafel te leggen moet maximaal zijn. Of zoals secretaris generaal van de VN Kofi Annan het uitdrukt: 'the use of diplomacy with force'.

D66 zegt dus niet bij voorbaat: aanvallen, maar ook niet bij bij voorbaat nee tegen een eventuele aanval. De wapeninspecteurs moeten een serieuze kans krijgen hun werk te doen. Wanneer je op voorhand tegen een militaire aanval bent, dan ken je minder zwaarte toe aan het werk van de wapeninspecties. Zij moeten het bewijs leveren of Irak een serieuze bedreiging vormt voor de vrede en veiligheid in de wereld. Is dat bewijs er dan moet de Veiligheidsraad van de VN opnieuw bijeen komen om te bezien of militaire actie gerechtvaardigd en is.

Met vriendelijke groet,

Laura Prat Bertrams
Fractiemedewerker D66



Commentaar 'bezorgde burgers': De redenering van D66 is een goed voorbeeld van de fuik waarin je zwemt als je onder de vlag van de Verenigde Naties meegaat in de oorlogsvoorbereidingen. De discussie wordt voortgezet.


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


Tweede Kamer

23 432 De situatie in het Midden-Oosten
Nr. 57 MOTIE VAN DE LEDEN KOENDERS EN TH. C. DE GRAAF
Voorgesteld 5 september 2002

De Kamer, gehoord de beraadslaging, van mening: - dat Irak dient te voldoen aan VN- veiligheidsraadsresoluties, waaronder resolutie 1284, te weten de "onvoorwaardelijke en onmiddellijke terugkeer van de wapeninspecteurs, die onbelemmerd hun werk moeten kunnen doen"; - dat diplomatieke middelen om het conflict met Irak op te lossen volstrekte prioriteit hebben en militaire acties geen automatisme mogen zijn; - dat eventuele bewijzen van c.q. sterke aanwijzingen voor het bezit en de mogelijkheid tot de inzet elders van massavernietigingswapens door Irak en de eventuele betrokkenheid bij internationaal terrorisme openbaar gemaakt dienen te worden; - dat eventuele militaire acties tegen Irak vooraf getoetst moeten worden aan criteria van legitimiteit, effectiviteit en proportionaliteit en de uitputting van andere, bestaande strategieën; - dat een unilateraal tot stand gekomen preventief optreden van de Verenigde Staten tegen Irak overtuigende rechtsgrond ontbeert en politiek ongewenst is; - dat een nieuw diplomatiek offensief, gericht op de gehele regio ter oplossing van het Israëlisch-Palestijns conflict een grotere prioriteit dient te hebben en daarbij tevens samenwerking met de Arabische landen moet worden gezocht; - dat de tot stand gekomen alliantie tegen het terrorisme actieve ondersteuning verdient;

verzoekt de regering, zich actief in te zetten voor de totstandkoming van een gemeenschappelijk EU- en NAVO-standpunt en een VN-Veiligheidsraadresolutie, die op bovenstaande uitgangspunten zijn gebaseerd; verzoekt de regering tevens bilateraal en in EU- verband druk op de regering van de VS uit te oefenen om te komen tot een beleid dat op bovenstaande principes gebaseerd is, en gaat over tot de orde van de dag.

Koenders, De Graaf


Terug naar tekst brief
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina





De VS trekt ten oorlog, met of zonder inspecteurs


Medewerker Bush: Inspecties of geen inspecties, wij zullen Irak aanvallen

De voornaamste veiligheidsadviseur van George Bush heeft gisteravond toegegeven dat de VS Irak zullen aanvallen zelfs als de VN-wapeninspecteurs geen wapens vinden. Dr. Richard Perle verbaasde Lagerhuisleden toen hij volhield, dat zelfs een verklaring van Hans Blix, hoofd van de VN-wapeninspecteurs, dat Irak schone handen heeft de Amerikaanse oorlogsmachine niet kan tegenhouden. Eén enkele ooggetuige van het wapenprogramma van Saddam Hoessein is voldoende om een nieuwe militaire slachtpartij te starten, hield hij een bijeenkomst met alle partijen over de wereldveiligheidssituatie voor.

Oud-minister van defensie Peter Kilfoyle, Labour, nu Lagerhuislid, zei `Amerika bedriegt de wereld met de suggestie dat het de wapeninspecties steunt. President Bush zal ten oorlog trekken, zelfs als de inspecteurs niets vinden. Dit maakt het hele proces tot een lachertje en onthult Amerika´s vastbeslotenheid Irak te bombarderen.´

´Ik zie niet hoe Hans Blix meer kan verklaren dan hij weet.´ zei dr. Perle. ´En het enige dat hij kan weten is de uitkomst van zijn eigen onderzoek. En dat bewijst niet dat Saddam geen massavernietigingswapens heeft.´

De voorzitter van de Amerikaanse Defensieraad zei: ´Veronderstel dat we iemand kunnen vinden die bij de ontwikkeling van wapens betrokken geweest is, die meldt dat er voorraden zenuwgassen bestaan. Maar dat we die niet kunnen vinden omdat ze zo goed verborgen zijn. Moeten we die zenuwgassen zelf kunnen tonen om anderen te overtuigen. We hoeven in deze situatie geen medewerking verwachten.'

De heer Kilfoyle zei dat Lagerhuisleden met afschuw van deze bekentenis kennis zouden nemen. Hij voegde daaraan toe: 'Saddam wordt in Irak zo gehaat dat het niet moeilijk moet zijn om iemand te vinden die toe wil geven, dat hij het maken van wapens heeft gezien. Perle gaat er van uit dat de Amerikanen met zulke beweringen genoegen zullen nemen zelfs als daarvoor geen hard bewijs geleverd wordt. Dat is een afschrikwekkend vooruitzicht.'

Paul Gilfeather,
The Mirror, 21 november 2002





Regering Bush saboteert de inspecties


West Cornwall, Conn. - Nu de VN-wapeninspecteurs in Irak zijn aangekomen willen de meeste Amerikanen ook dat het proces tot resultaat leidt. Maar de haviken in de regering Bush zijn panisch voor zo'n succes en doen hun best om dit te ondermijnen.

Nog op 21 november jongstleden verbaasde Richard Perle, topadviseur in het Pentagon en haantje de voorste voor de oorlog in Irak, een groep Engelse Lagerhuisleden met de uitspraak dat zelfs de verklaring dat Irak schone handen heeft van Hans Blix, hoofd van de VN- wapeninspecteurs, een oorlog niet zou voorkomen.

De Engelse oud-minister van defensie Peter Kilfoyle zei daarop dat de uitspraken van Perle duidelijk maken dat `Amerika de wereld bedriegt met de suggestie dat het de wapeninspecties steunt. President Bush zal ten oorlog trekken, zelfs als de inspecteurs niets vinden. Dit maakt het hele proces tot een lachertje en onthult Amerika´s vastbeslotenheid Irak te bombarderen.´

In een nauwelijks verhulde poging om de inspecteurs en het inspectieproces zwart te maken hebben medewerkers van vice-president Dick Cheney en minister van defensie Donald Rumsfeld volgens de Engelse krant The Guardian een "fluistercampagne" gevoerd tegen Blix. Terwijl de inspecteurs zich voorbereiden op hun werk in Irak verklaarde Perle "Gezien zijn vroegere prestaties had ik Hans Blix niet uitgekozen." Zulke beschuldigingen zijn 'zeker niet bevorderlijk' voor zijn werk, reageerde Blix. En dat is zonder enige twijfel de opzet.

De regering Bush weigert bovendien de VN-inspecteurs voor zondag, wanneer Irak daarover een rapportage moeten overhandigen, haar informatie over de Irakese wapenprogramma's ter beschikking te stellen. Het is duidelijk dat de belangrijkste reden daarvoor is om te kunnen aantonen dat Blix door de Iraki's om de tuin is geleid.

Onze bondgenoten in de Verenigde Naties vrezen met reden dat de regering Bush op zoek is naar een voorwendsel om een aanval te rechtvaardigen. Dat was voor Kofi Annan, secretaris- generaal van de VN, aanleiding om na een gesprek met president Bush op te merken dat de VS een "lagere drempel lijken te hebben"dan de rest van de wereld om een oorlog te beginnen, en om te waarschuwen voor een "nietig of haastig excuus om ten oorlog te trekken".

Op het moment dat de inspecteurs in Irak aankwamen begon de VS zo'n "nietig of haastig excuus" te fabriceren. In een overduidelijke provocatie bombardeerden Amerikaanse en Engelse vliegtuigen Irak. Toen Irakese vliegtuigen terugvuurden verklaarde een zegsman van het Witte Huis 'De Verenigde Staten vinden het beschieten van onze of Engelse vliegtuigen in het gesloten luchtruim een schending, een materiele woordbreuk." De VS vinden dat zo'n materiele woordbreuk voldoende rechtvaardiging is voor oorlog.

Annan reageerde met tegenover Washington ongebruikelijke heftigheid: 'Ik geloof niet dat de Veiligheidsraad zal uitspreken dat dit in strijd is met de Veiligheidsraadresolutie.' Niet één Veiligheidsraadslid steunde de opstelling van de VS, zelfs Groot-Brittannië niet.

Toch blijft de regering Bush haar oorlogsmobilisatie opvoeren, door grote hoeveelheden strijdmateriaal naar het gebied over te brengen en in stilte reservisten op te roepen. Zij claimt nog altijd het recht een omwenteling in Irak te eisen, hoewel de Veiligheidsraad dit recht niet heeft erkend.

Goede generaals en diplomaten laten hun tegenstander een ontsnappingsroute. De Verenigde Naties hebben president Bush een gemakkelijke terugtocht geboden voor een mogelijk rampzalige oorlog. Hij hoeft alleen maar aan te kondigen dat de inspecties resultaat gehad hebben en dat zijn - de Amerikaanse - dreigementen Saddam Hoessein hebben gedwongen de inspectie toe te laten en ontwapening te accepteren. Tegenstanders van de oorlog in Irak hoeven zo'n hypocriete claim niet te steunen om dit als een overwinning te herkennen.

Maar toen Annan Washington bezocht voor dit, in de woorden van een van zijn medewerkers, 'missiewerk' was zijn waarschuwing 'We moeten geduld hebben en de wapeninspecteurs de tijd en de ruimte bieden om hun werk te doen'. Op een zwak voorwendsel ten oorlog trekken, doceerde Annan, zou niet alleen verzet uitlokken van leden van de Veiligheidsraad, maar ook van de gewone Amerikanen die willen dat Bush met de VN samenwerkt bij het bewerken van Irak. Door het inspectieproces zo openlijk te saboteren lokt de regering Bush niet alleen een internationaal politiek isolement uit, maar geeft zij gewone Amerikanen nieuwe argumenten tegen haar mars naar de oorlog.

Jeremy Brecher,
Baltimore Sun, 3 december 2002


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


Persbericht 7 januari 2003
0700GMT


Campagne Tegen Sancties tegen Irak
Vertrouwelijk VN document voorspelt humanitaire noodsituatie in het geval van oorlog met Irak



Een 'strikt vertrouwelijk' VN document, geschreven als ondersteuning voor VN noodplanning in het geval van oorlog met Irak, voorspelt grote aantallen burgerslachtoffers, een uitbreiding van de bestaande hongersnood, en de 'het zeer waarschijnlijk (is) dat de uitbraak van ziekten epidemische, zo niet pandemische, proporties zal aannemen '. Het bestaan van het conceptdocument, met de titel 'aannemelijke humanitaire scenario's ' gedateerd 10 december 2002, werd voor het eerst gerapporteerd in The Times in Londen op 23 december 2002, maar wordt nu voor het eerst openbaar gemaakt. Het is beschikbaar op http://www.casi.org.uk/info/undocs/war021210.pdf

Het document concentreert zich op de waarchijnlijke humanitaire gevolgen van een breed bereik van verwachtte militaire scenario's. Het schat dat: 'zoveel als 500.000 mensen in meer of mindere mate behandeling vanwege directe of indirecte verwondingen nodig hebben.' gebaseerd op schattingen door de Wereld Gezondheidsorganisatie van 100.000 directe en 400.000 indirecte slachtoffers (paragraaf 23). Het verwijst naar bestaande tekorten van sommige medische artikelen, 'de bestaande voorraad onvoldoende zal zijn.' voor de toename van de behoefte ten tijde van oorlog (paragraaf 22) en verergerd 'vanwege de vermoedelijke afwezigheid van een functionerend primair gezondheidszorgsysteem in een post-conflictsituatie' (paragraaf 24)





10 december 2002

-Strikt vertrouwelijk-



    aannemelijke humanitaire scenario's
    inleiding

  1. Bij de presentatie van dit paper werd niet aangenomen dat oorlog niet onvoorkomelijk is. Echter, vanwege planningsdoeleinden, en zoals gevraagd, zijn een aantal vooronderstellingen gemaakt ter voorbereiding op mogelijke gebeurtenissen als vijandigheden zich voordoen. Anders dan de ontwikkeling van de militaire interventie in 1991, is het aannemelijk dat een toekomstige confrontatie zich verder zal ontwikkelen dan de voorbereidende, en relatief korte, luchtbombardementen van infrastructuur, dorpen en steden, tot een potentieel grootschalig en langgerekt grondoffensief, ondersteund door lucht- en conventionele bombardementen. De resulterende verwoesting zal ongetwijfeld groot zijn. Eerst zal toegang tot hulpbehoevenden óf geweigerd worden door de ene of de andere partij, óf erg belemmerd worden door veiligheidszorgen. Ook logistiek, met name de mogelijkheid om met enige vrijheid te bewegen, zal een belangrijke belemmering zijn.

  2. Er bestaat een neiging in sommige kringen om de situatie die zal volgen op een toekomstig conflict in Irak gelijk te stellen aan hoe het Iraakse volk zich met de situatie redde ten tijde van het conflict in 1991. Zulke vergelijkingen gaan niet op, aangezien het overgrote deel van de bevolking vlak voor het conflict in 1991 een baan had en geld en middelen om met de crisis om te gaan. Naast dat ze al een behoorlijke periode geen werk hebben, heeft bijna iedereen, behalve de meest bevoorrechten in de tussentijd hun reserves opgemaakt. Daardoor is het grootste deel van de bevolking nu totaal afhankelijk van de regering van Irak voor de meeste, zo niet alle, basisbehoeften. En ze hebben, anders dan de situatie in 1991, geen manieren om zich te redden als daar ze geen toegang toe hebben: het sanctieregime, als het enig effect heeft gehad, heeft de afhankelijkheid van het regime als zo ongeveer de enige bron van levensbehoeften vergroot.

  3. Er is ook een neiging om vergelijkingen te maken tussen de situatie in Afghanistan na de militaire interventie van 2001/2002 en de situatie waarin Irak zich vermoedelijk zal bevinden in een post-conflictscenario. Ondanks het feit dat ze vergelijkbare bevolkingscijfers hebben - bijna 26 miljoen in Afghanistan en ongeveer 26,5 miljoen in Irak - zijn zulke vergelijkingen simpelweg onwaar. De bevolking van Afghanistan woont grotendeels op het platteland. Daarbij is de Afghaanse bevolking steeds meer gewend geraakt aan minder afhankelijkheid van de staat - er is geen allesomvattende 'staatsmachinerie' geweest in Afghanistan - en de Afghanen zijn daardoor zelfredzamer. De situatie in Irak is echter het tegenovergestelde geweest: een relatief verstedelijkte bevolking, die hun basisbehoeften van de staat krijgen in het kader van regeringsbeleid. Aangezien huishoudens over het algemeen armer zijn geworden gedurende het sanctieregime, zijn de Irakezen nog afhankelijker geworden van de staat voor hun basisbehoeften.

  4. Verder, ondanks het sanctieregime, zijn de Iraki's relatief verfijnd in hun behoeften. De Irakese samenleving is simpelweg gewend geraakt aan een redelijke standaard van diensten die geleverd worden door of onder toezicht van de staat. Echter, met het vermoedelijke verval van infrastructuur in het algemeen en electriciteit in het bijzonder, waar de verlening van die diensten zwaar afhankelijk van is, is het onwaarschijnlijk dat veel van deze diensten nog beschikbaar zijn na een conflict.

  5. Daarom, als de vermoedelijke humanitaire behoeften van de Irakese bevolking in een post-conflictsituatie ingeschat worden, lijken de volgende aannames gerechtvaardigd te zijn :
    1. Het electriciteitsnetwerk zal zwaar te lijden hebben onder schade aan stroomopwekkingsinstellingen en aan de doorgifte- en distributienetwerken. De schade aan het electriciteitsnetwerk zal ook resulteren in bijkomende vermindering van de capaciteit van alle sectoren, zoals water en sanitair, en ook gezondheid.
    2. De haven van Umm Qasr zal grotendeels onbeschikbaar zijn aangezien hij óf afgesloten zal worden, óf grote schade zal oplopen in de voorbereidende stadia van eventuele vijandigheden. Daarom kan er niet met enige zekerheid gezegd worden wanneer de haven enigszins ingezet zou kunnen worden voor humanitaire activiteiten.
    3. Het spoorwegsysteem zal zwaar aangetast worden als gevolg van schade aan bruggen en sporen.
    4. Wegtransportwagens en depots zullen aanzienlijke schade oplopen en, als gevolg daarvan, zal het toch al slechte transportsysteem behoorlijk degraderen.
    5. Aangezien Irak in drieën wordt gedeeld door twee grote riviersystemen die van het noorden naar het zuiden stromen en de meeste, zo niet alle, belangrijke bruggen vernield of beschadigd zullen worden, zal transport van mensen en goederen van oost naar west slechts zeer beperkt plaats kunnen vinden. Verder zijn de rivieren van zo'n diepte dat het niet mogelijk is om ze te doorwaden terwijl boten, veerponten en dergelijke totaal afwezig zijn.
    6. Er zou aanzienlijke schade kunnen zijn aan de bestaande voorraden van alle voorzieningen van de regering.
    7. Zowel de productie en export van ruwe olie als de productie van petroleumproducten voor met name de binnenlandse markt zal opgehouden zijn, en de plaatsen waar de bestaande reservevoorraden bewaard worden zullen zwaar aangetast zijn.

  6. (pag 3 is niet vrijgegeven)

  7. (pag 3 is niet vrijgegeven)

  8. (pag 3 is niet vrijgegeven)

  9. (pag 3 is niet vrijgegeven)

  10. (pag 3 is niet vrijgegeven)



    Inschatting van behoeften

  11. Zoals al eerder opgemerkt in paragraaf 2 hierboven, is ongeveer 60% van de bevolking - 16 miljoen mensen - zwaar afhankelijk van de maandelijkse 'voedselmand' - ze 'consumeren' alle aangereikte voorzieningen (door ze zelf te gebruiken of te verkopen om in andere behoeften te voorzien), aangezien ze geen andere manieren hebben om te voorzien in andere essentiële behoeften.

  12. In de drie noordelijke provincies zal onmiddellijk de noodzaak ontstaan om een alternatieve bron van leveranties van de goederen die in de 'voedselmand' zitten op te zetten, voor de gehele bevolking van meer dan 3,7 miljoen mensen. Gegeven hoe het conflict zich waarschijnlijk zal ontwikkelen, is het onwaarschijnlijk dat het huidige leveringssysteem voor voedsel en basisbehoeften vanaf Mosul en Kirkuk vanaf het begin van de vijandigheden nog beschikbaar zal zijn, gezien hun locatie ten zuiden van de scheidingslijn. Van de totale populatie van de drie noordelijke provincies zal 2,2 miljoen grotendeels afhankelijk zijn van het voedseldistributiesysteem.

  13. Het verlies van electriciteit in Dahuk, hoewel zeer ingrijpend op huishoudniveau, zou niet meteen gevolgen hoeven hebben voor de verlening van humanitaire diensten. Aangenomen dat het niveau van het conflict laag blijft in de noordelijke provincies, en gebaseerd op recente VN observaties van kleine en middelgrote electriciteitsgenerators in deze provincies en een 29 MW generator in elk van de drie provincies, lijkt het erop dat er voldoende capaciteit beschikbaar is, aangevuld door de leveringspijplijn van toegevoegde generators onder al goedgekeurde contracten om noodstroom te leveren aan 'noodfaciliteiten'. Dit is een factor die meegenomen zal worden als besloten wordt over de uiteindelijke hoedanigheid van de kleine en middelgrote generators die al beschikbaar gesteld zijn in het kader van het humanitaire programma.

  14. Het zal echter nodig zijn om een toevoerlijn voor brandstof te creëren. Er wordt geschat dat de brandstofbehoefte in de drie noordelijke provincies ongeveer 30.000.000 liter benzine, 30.000.000 liter diesel, 40.000.000 liter kerosine en 10.000 ton kookgas per maand is. Er is echter maar een zeer beperkte opslagcapaciteit beschikbaar in de drie noordelijke provincies en de beschikbare raffinagecapaciteit zou onbeduidend zijn.

  15. Elders in het land, met name in de 'centrumregio' en 'Baghdad', is het, met de vermoedelijke intensiteit van een eventueel conflict, met name in de voorbereidende en eerste stadia, waarschijnlijk dat de infrastructuur zwaar beschadigd zal worden als gevolg van lucht- en grondbombardementen of door de terugtrekkende regeringstroepen. Er kan verwacht worden dat infrastructuur, met name die gerelateerd aan olieproductie; transport, zoals voertuigen en depots; havens; spoorwegen; wegen en bruggen; en electriciteitsproductie extra zwaar aangevallen worden. Als gevolg daarvan zal de beschikbaarheid van drinkwater waarschijnlijk sterk ingeperkt worden. De infrastructuur, inclusief privé en zakenvoertuigen, die nog beschikbaar zijn, zouden door de regering voor andere dan humanitaire doeleinden ingezet kunnen worden. In ieder geval vereisen de logistieke aspecten van de humanitaire reactie een substantiële hoeveelheid gespecialiseerde onderdelen en de afwezigheid van zulke onderdelen in voldoende mate zal waarschijnlijk een grote belemmering vormen, totdat er enige mate van wederopbouw, zelfs van tijdelijke aard, plaatsvindt. Brandstof zou in het ergste geval geïmporteerd moeten worden.

  16. Het is echter onwaarschijnlijk dat het niveau van diensten die door de regering geleverd worden gelijktijdig stopt voor de gehele bevolking. Het is waarschijnlijker dat er een geleidelijke vermindering en uiteindelijk uitblijven van distributie van middelen en levering van diensten op zal treden. Als men aanneemt dat een potentiële militaire interventie gelijktijdig vanuit het zuiden en vanuit het noorden zal plaatsvinden, zullen de buitenprovincies Basrah, Maysan, Thi Qar, Muthana, Najaf, Kerbala en Qadisiyah in het zuiden en Ninewa en Tameem in het noorden meteen aangetast worden.

  17. De bevolking die onmiddellijk humanitaire interventie nodig heeft en waarvan verwacht wordt dat ze bereikbaar zijn, dus die in het zuiden, zou dan op 5,4 miljoen neerkomen, waar nog 2 miljoen intern gevluchte personen en vluchtelingen aan toegevoegd kunnen worden, een gedeelte van de geschatte 900.000 met bestemming Iran en de 50.000 naar Saoudi Arabië vanuit Baghdad en de centrale provincies. Zo zal het totale aantal ontvangers op 7,4 miljoen komen. Er zullen wel behoeften zijn waarin voorzien zou moeten worden in andere provincies, zoals al eerder opgemerkt, maar er wordt aangenomen dat toegang óf ontzegd wordt door de oorlogspartijen óf onuitvoerbaar zal zijn vanwege de heersende veiligheidssituatie.

  18. (18 ontbreekt)

  19. Gegeven de 21 of 22 dagen per maand dat voedsel wordt uitgedeeld, zijn ongeveer een miljoen mensen gerechtigd om hun rantsoen op één van deze dagen op te halen. Er kan aangenomen worden dat van deze 600.000, of 60% van de ontvangers waar in paragraaf 11 over gesproken wordt, zwaar afhankelijk zal zijn van het rantsoen voor hun dagelijkse voedselbehoefte. Daarbij komt dat, aangezien de distributiecyclus gaat om distributietussenpersonen en niet om individuen, de voorzieningen niet beschikbaar zullen zijn op sommige plekken als de bewuste tussenpersonen hun voorraden niet ontvangen of niet aanwezig zijn. Daarom zal de nood zich op deze gebieden concentreren in plaats van gelijkmatig over het land verspreid zijn. Zulke gebieden zullen helaas in ieder district en in iedere provincie bestaan.

  20. De recente gewoonte van de Regering om de maandelijkse voedselmand in een tweemaandelijkse cyclus te leveren brengt potentieel meer voedsel in huishoudens. Maar, gebaseed op verhalen, gelooft het Wereld Voedsel Programma (WFP) dat veel arme families, die met de minste voedselzekerheid, hun extra ontvangen voedsel verkopen om inkomen te genereren om te voorzien in andere essentiële behoeften. De huidige tekorten aan sommige middelen in de voedselmand, met name peulvruchten - de belangrijkste bron van proteïne - verminderen ook het voordeel van de verhoogde levering van voedsel. Als gevolg daarvan kunnen de meeste huishoudens het niet twee maanden uithouden op hun voedselreserves als distributie onderbroken of gestaakt zou worden.

  21. Door het hele land zijn er zo'n 43.000 Voedsel- en Bloemtussenpersonen, en de maandelijkse voedseldistributie is afhankelijk van een hoge mate van efficientie in de voortgang van het huidige systeem. Dit instituut is immens, en iedere onderbreking in zijn organisatie zou de distributie van voedsel ernstig aantasten, zoals in paragraaf 18 aangegeven. Vanwege de mate van afhankelijkheid van de bevolking in het algemeen van de maandelijkse distributie van voedsel en andere basisbehoeften, is het niet praktisch om delen van de samenleving direct aan te spreken in voedseldistributie. Daarom zou voortgang van het gebruik van voedsel- en bloemtussenpersonen waarschijnlijk het meest praktische instrument zijn om voedsel te distribueren in een post-conflictfase. Behouden wat er nu is en vervangen van het gedeelte van het netwerk dat te lijden had van het conflict, moet een hoge prioriteit zijn.

  22. Wat betreft de gezondheidszorg zal er over het algemeen zo'n vier maanden voorraad van basisgeneesmiddelen en medische middelen in het land zijn om aan de normale behoefte te voldoen. Dit zou echter niet gezien moeten worden als een indicatie dat er een volledige voorraad medische middelen beschikbaar is, aangezien er een aantal specifieke middelen momenteel schaars of niet aanwezig zijn. De verwachte toename van het aantal gevallen van diarree en ademhalingsinfecties als gevolg van de omstandigheden in een post-conflictscenario, bijvoorbeeld een gebrek aan drinkwater en besmette lucht (bijvoorbeeld als olievelden in brand gestoken worden, zoals dat in Koeweit gebeurde), of overbevolking, traumatische verwondingen en gebrek aan koeling, vertalen zich in een toename van de vraag naar en consumptie van medische middelen en geneesmiddelen, zodat de bestaande voorraad onvoldoende zal zijn.

  23. Het is ook waarschijnlijk dat in de vroege stadia een groot deel van de bevolking behandeling voor traumatische verwondingen, die direct door het conflict of door de resulterende verwoesting komen, nodig zal hebben. Gegeven de bevolking die eerder omschreven werd, zouden zoveel als 500.000 mensen in meer of mindere mate behandeling vanwege directe of indirecte verwondingen nodig hebben.

  24. De kinderen onder de vijf, zwangere en borstvoeding gevende vrouwen, en ontheemden zullen extra kwetsbaar zijn vanwege de vermoedelijke afwezigheid van een functionerend primair gezondheidszorgsysteem in een post-conflictsituatie. In het centrum en in het zuiden wordt geschat dat deze groepen een totaal van 5,2 miljoen mensen vertegenwoordigen; 4,2 miljoen jonger dan vijf en een miljoen zwangere en borstvoeding gevende vrouwen, plus nog twee miljoen ontheemden. Daarvan zullen ongeveer 1,23 miljoen zich in de zuidelijke provincies bevinden, waar de Verenigde Naties waarschijnlijk betere toegang toe heeft, en daarmee onmiddellijk humanitaire hulp nodig hebben. Dit cijfer moet nog verder verfijnd worden om rekening te houden met gebrekkigen, chronisch zieken en bejaarden.

  25. Verder is het zeer waarschijnlijk dat de uitbraak van ziekten epidemische, zo niet pandemische, proporties zal aannemen. Ziektes als cholera en dysenterie gedijen goed in het milieu dat zal heersen en als gevolg van omstandigheden en de huidige lage vaccinatiegehaltes zullen mazelen, meningitis en dergelijke altijd aanwezig zijn. Als de vraag naar geneesmiddelen en andere medische middelen ingeschat moet worden, moet daar rekening mee gehouden worden.

  26. Zoals ook in andere sectoren het geval is zal de vraag naar geneesmiddelen variëren in de tijd. Ondanks dat een gedeelte van de initiële afhankelijkheid mettertijd zal verdwijnen, bijvoorbeeld als conflictgerelateerde verwondingen in een specifiek gebied behandeld zijn, en als sommigen alternatieve manieren vinden om in hun behoefte te voorzien, zullen anderen juist meer afhankelijk worden van het systeem. Het is waarschijnlijk dat, in de nabije toekomst, het aantal extra ontvangers groter zal zijn dan het aantal dat alternatieve oplossingen vindt. Daarom zal de behoefte op dit gebied doorgaan met groeien op de korte en middellange termijn, vanwege de algemene omstandigheden en de beperkte alternatieven beschikbaar voor de bevolking.

  27. Er wordt geschatdat de voedingssituatie van ongeveer 3,03 miljoen mensen door het hele land dringend zal zijn en dat zij therapeutische voeding nodig zullen hebben. Dit bestaat uit 2,03 miljoen zwaar en behoorlijk ondervoede kinderen onder de vijf en een miljoen zwangere en borstvoeding gevende vrouwen. Niet alle kwetsbare kinderen genoemd in paragraaf 23 zullen therapeutische voeding nodig hebben, maar alle zwangere en borstvoeding gevende vrouwen wel. Verder, als een directe populatie ratio gebruikt wordt, zal iets meer dan een half miljoen van bovengenoemde mensen zich in de zuidelijke provincies bevinden. Onder de meest kwetsbaren zijn de ongeveer 5.000 mensen die opgenomen zijn, bestaand uit weeskinderen, ernstig gehandicapten, kinderen in detentie en 21.000 ouderen. Aan die cijfers moeten patiënten in ziekenhuizen - de totale capaciteit aan ziekenhuisbedden is bijna 27.000 en hoewel de bezettingsgraad niet bekend is kan aangenomen worden dat die hoog is - en gevangenen toegevoegd worden. Ook al is het aantal niet heel hoog, de dringende omstandigheden waarin ze nu verkeren kan alleen maar slechter worden en daarmee hun nood kritiek.

  28. Waterbehandeling vereist elektrische energie en aangezien dit in alle waarschijnlijkheid sterk zal worden verstoord door een conflict, is het zeer waarschijnlijk dat het zo zal blijven voor onbepaalde tijd. Hierdoor zal de beschikbaarheid van drinkbaar water een kostbare aangelegenheid worden. UNICEF schat in dat voor een korte periode drinkbaar water zal moeten worden verzorgd voor ongeveer 39% van de bevolking door middel van zuiveringsinstallaties die werken op stand-by electriciteitsvoorzieningen, hoewel de watervoorraad zal moeten worden gerantsoeneerd. De toegang tot drinkbaar water is niet gelijkelijk verspreid - 70% van de stedelijke faciliteiten heeft nood-elektriciteitscentrales, tegenover 11% in de landelijke gebieden.

  29. Gezien de omvang van de bevolking die de gevolgen ondervindt in de zuidelijke provincies - zonder de interne vluchtelingen of mogelijke vluchtelingen die Irak nog niet verlaten hebben mee te tellen (bij elkaar 5.4 miljoen, zoals aangeduid in paragraaf 17 hierboven), zou de onmiddellijke vereiste zijn om schoon water voor ongeveer 4.07 miljoen mensen te verzorgen. Hier moet worden opgemerkt dat er slechts beperkte voorraden beschikbaar zullen zijn van chemicaliën noodzakelijk om water te zuiveren, zoals chloor en aluminium sulfaat en ander grondstoffen voor de zuiveringsinstallaties met electriciteitsopwekking.

  30. Het zuiveringssysteem is een andere ernstige zaak. Momenteel worden dagelijks 500.000 metrische tonnen uitwerpselen dagelijks de verswaterbronnen ingepompt. Er zijn momenteel ongeveer 5 miljoen mensen, waarvan 4 miljoen in Bagdad wonen, die toegang hebben tot een rioleringssysteem, afhankelijk van pompstations die aan het elektrische netwerk zijn verbonden. UNICEF schat dat slechts 10% van deze installaties reserve generatoren hebben. Om te ver hinderen dat dit een nog groter gezondheidsprobleem wordt dan nu, moeten 5 miljoen mensen die momenteel afhankelijk zijn van een riolerings netwerk hulp krijgen met zuiveringsinstallaties.

  31. Zoals bij de gezondheidszorg, zal deze afhankelijkheid waarschijnlijk toenemen en een groot percentage van de bevolking waarschijnlijk afhankelijk blijven van externe hulp voor een langere periode. Het herstel van niet alleen het elektriciteitsnetwerk maar ook het water distributienetwerk zou de grootst mogelijke aandacht moeten krijgen.

  32. Gedurende enig conflict, en in de onmiddellijk daaraan voorafgaande fase, zal een aanzienlijk deel van de bevolking verplaatst worden. De schade aan gebouwen zal groot kunnen zijn. Hoewel het makkelijker zal zijn in de stedelijke gebieden om onderdak te vinden door ingebruikneming van deels vernietigde gebouwen en de makkelijker beschikbaarheid van provisonele bouwmaterialen, zullen zulke opties niet beschikbaar zijn voor de mensen in de landelijke gebieden - voor de plaatselijke inwoners noch voor de intern verplaatste personen die van de steden naar de landelijke gebieden zijn getrokken - door het ontbreken van 'voorlopige' accommodatie en herbruikbare bouwmaterialen.

  33. In de initiële fase van de noodtoestand zal toegang tot de mensen in nood moeilijk zijn. Hoewel een groot gedeelte van de bevolking dus eerst verplaatst zal zijn, zullen tegen de tijd dat humanitaire toegang praktisch mogelijk is, velen van deze verplaatsten teruggekeerd zijn of voorlopige huisvesting gevonden hebben. Onder deze omstandigheden lijkt een inschatting dat 25% van de 'oorlogsgetroffen' bevolking een of andere vorm van hulp nodig heeft, realisties hoewel dit cijfer verdere bevestiging nodig heeft. Zo een cijfer vertegenwoordigt een ontvangende bevolking van twee miljoen mensen die hulp nodig hebben met huisvesting. Deze aantallen zullen natuurlijk variëren naar gelang meer mensen worden verplaatst of andere semi-permanente huisvesting vinden of bouwen.

  34. De begunstigde bevolking zal ook specifieke zorg vragen. Verwacht mag worden dat onder de ontheemden belangrijke aantallen ´minderjarigen zonder begeleider´ en ´door een vrouw geleide huishoudens´ zullen bevinden.

  35. Naar schatting zullen uiteindelijk zo´n 900.000 Irakese vluchtelingen om hulp aankloppen, waarvan zo´n 100.000 directe hulp zullen behoeven. Het aantal vluchtelingen kan in werkelijkheid veel hoger worden, hoewel velen die de middelen en vaardigheden hebben om zich elders te vestigen dit al gedaan hebben. Het is ook waarschijnlijk dat in Irak, bij de grenzen, doorgangskampen worden gevestigd waar de bevolking kan oplopen tot wellicht 500.000 zielen.

  36. Het aantal vluchtelingen in Irak waar de UNHCR op dit moment de verantwoordelijkheid voor draagt is ongeveer 130.000. Waar dezen naar alle verwachting in het land zullen blijven, en zich misschien bij de ontheemden zullen voegen, is de kans groot dat de UNHCR de vereiste steun eerst niet zal kunnen geven.

  37. Het ontbreken van een actieprogramma ter verwijdering van landmijnen in het midden en zuiden van het land zal de ontberingen van de bevolking door mijnexplosies verergeren. Op dit moment is men zich in het midden en zuiden bovendien nauwelijks van de gevaren van landmijnen bewust. Waar de plattelandsbevolking intussen enige kennis heeft van het leven in van door landmijnen vergeven gebied, zullen de meeste stedelingen de nodige kennis ontberen.

  38. De streken langs de grenzen met de buurlanden van Irak, en sommige gebieden rondom de scheidslijn met de drie gebieden in het noorden die op dit moment onder het gezag staan van plaatselijke Koerdische autoriteiten, worden `beschermd´ met mijnenvelden, en zullen daarom een geweldig risico zijn voor vluchtelingen en binnenlandse ontheemden. Bovendien zal het conflict alom leiden tot de aanwezigheid van niet-ontplofte munitie, vooral in de steden en dorpen, die aanzienlijke aantallen slachtoffers zal eisen.



    Samenvatting van de scenario´s

  39. Noodgevallen: voor directe humanitaire interventies zal naar verwachting het volgende nodig zijn:
    1. Bruggen, overslag en transport
    2. Voedsel en eerste levensbehoeften voor zo´n 5,4 miljoen mensen
    3. Medische artikelen voor de behandeling van de wonden van ongeveer 100.000 mensen
    4. Medische artikelen voor hulp aan de meest kwetsbare groepen voor zo´n 1,23 miljoen mensen
    5. Medische artikelen om te voorzien in de dagelijkse behoefte van 5,4 miljoen mensen
    6. Voedingspreparaten voor 5,4 miljoen mensen
    7. Waterzuiveringsinstallaties voor 5,4 miljoen mensen
    8. Chemicalien en levensmiddelen voor 5,4 miljoen mensen
    9. Verzorgingsmiddelen en chemicaliën
    10. Een volledig aanbod van diensten ten behoeve van twee miljoen binnenlandse ontheemden, waarvan sommigen op de vlucht gaan. Het aantal mensen dat uiteindelijk in deze categorie zal vallen kan met geen enkele zekerheid worden geraamd
    11. Schuilgelegenheid voor 1,4 miljoen mensen
    12. Voorzieningen voor gezinshereniging voor minderjarigen zonder begeleider
    13. Voorzieningen voor 100.000 Irakese vluchtelingen in de omringende landen
    14. Actieprogramma tegen landmijnen (mijnbestrijding, opruimen niet-ontplofte munitie, bewustmaking)

  40. Langdurige humanitaire voorzieningen: Nadat in de onmiddellijke behoeften is voorzien, zoals in paragraaf 39 genoemd, zal de humanitaire interventie waarschijnlijk lange tijd nodig blijven, zeker langer dan een jaar. Dat kan betekenen±
    1. Meer bruggen, overslag en vervoer
    2. Maalcapaciteit en capaciteit voor het toevoegen van jodium
    3. Voedsel en eerste levensbehoeften voor uiteindelijk, minimaal, 23 miljoen mensen
    4. Medische artikelen voor het behandelen van de verwondingen van ongeveer een half miljoen mensen
    5. Medische artikelen voor het behandelen van tot 23 miljoen mensen
    6. Voedingsmiddelen voor 3,03 miljoen mensen
    7. Waterzuiveringsinstallaties voor 18,24 miljoen mensen
    8. Chemicaliën en voedingsmiddelen voor 18,24 miljoen mensen
    9. Verzorgingsmiddelen en chemicaliën
    10. Een totaal dienstenpakket voor twee miljoen binnenlandse ontheemden, van wie sommigen waarschijnlijk vluchteling worden. Het aantal personen dat uiteindelijk tot deze categorie gerekend moet worden kan niet met enige zekerheid worden geraamd
    11. Schuilgelegenheid voor 3,6 miljoen mensen
    12. Voorziening voor gezinshereniging ten behoeve van de minderjarigen zonder begeleider
    13. Voorzieningen voor 1,4 miljoen Irakese vluchtelingen, 900.000 in de omringende landen en 500.000 in het grensgebied binnen Irak
    14. Initiatieven om de economie te versterken
    15. Landbouwhuisdieren en plant- en zaaigoed
    16. Activiteiten tegen landmijnen (vernietiging, verwijdering van niet-ontplofte munitie, bewustwording).



    Sociaal-economisch herstel van Irak

  41. Het is essentieel dat zo snel als dat praktisch mogelijk is pogingen in het werk gesteld worden om het lange proces van economisch herstel te beginnen. Het lijkt niet wijs de staatsaanbieders door een humanitaire leverancier te vervangen. Dat kan alleen wanneer alternatieve middelen van bestaan worden gerealiseerd om kansen te bieden op een of andere vorm van werkgelegenheid. Een zeer spoedig herstel van de agrarische sector is ook van essentieel belang voor het succes van iedere humanitaire interventie.



    Schuldbestrijding

  42. Een sleutel voor de opleving van de economie is het voortzetten van de bescherming van zowel de publieke sector als inwoners tegen buitenlandse schulden, die worden geraamd op 100 en 150 miljoen dollar, zoals nu onder druk van de sancties het geval is. Hoewel de relevante bepalingen van de resolutie van de Veiligheidsraad herzien kunnen worden of de huidige beperkingen worden afgezwakt na afloop van het conflict, moet welwillend in overweging worden genomen om - tenminste aanvankelijk - die bepalingen te handhaven, die de bescherming bieden die nodig is om de economie op peil te brengen.

  43. [geschrapt]

  44. [geschrapt]

  45. [geschrapt]

  46. [geschrapt]

  47. [geschrapt]



    Toegang van de Verenigde Naties tot de grondstoffenprogramma´s

  48. Het kan noodzakelijk blijken sommige resoluties van de Veiligheidsraad aan te passen om de Verenigde Naties en haar vertegenwoordigers en programma´s in staat te stellen, te blijven handelen onder resolutie 986 (1995) en de daaruit voortvloeiende resoluties. De VN zal continu toegang moeten hebben tot hulpmiddelen, in het bijzonder in het begin van de humanitaire interventie. Dit lijkt een effectieve aanpak om te voorzien in deze behoefte. Voor de korte termijn echter moet de basis zijn dat alle hulpmiddelen die onder het hulpprogramma geleverd worden, eigendom blijven van de regering, om niet in discussies over het eigendom te geraken.

  49. Zoals eerder is aangegeven wordt aangenomen, dat vrijwel vanaf het begin van de vijandigheden de uitvoer van olie wordt gestaakt, voor tenminste enige tijd. Door het verval van de systemen, organisatie en infrastructuur zal de productie van olie stoppen en de export, afgezien van de voorraad die in Ceyhan, Turkije, is aangelegd, en die is zeer beperkt, tot staan komen. In deze omstandigheden is toegang tot de middelen van de programma´s, zij het in geld of in natura in de pijplijn, van doorslaggevend belang totdat andere inkomstenbronnen beschikbaar zijn. Een andere mogelijke aanpak is vergelijkbaar met die in de nasleep van de Golfoorlog, toen lidstaten middelen hebben voorgeschoten op basis van de afspraak, dat die uiteindelijk zouden worden terugbetaald.

  50. Dienovereenkomstig moet dringend worden overwogen of richtlijnen vanwege de Veiligheidsraad en toestemming voor gebruik door de Verenigde Naties van programmamiddelen die in de pijplijn van het olie-voor-voedsel programma zitten gegeven kunnen worden.

  51. [geschrapt]

  52. [geschrapt]



    De verhouding tot en de rol van het leger

  53. VN-instellingen die humanitaire hulp verlenen zullen in contact moeten staan met de militaire autoriteiten ter plaatse. Deze samenwerking is nodig ongeacht of de aanval door de Veiligheidsraad is goedgekeurd of niet, hoewel deze omstandigheid vanzelfsprekend de verhouding zal beïnvloeden. Deze contacten moeten bij voorkeur al voor de start van het conflict gelegd worden en niet worden beperkt tot zaken die verband houden met de locatie van de bases voor de humanitaire hulp.

  54. Al jaren proberen militairen, in het kader van de discussie over de rol van de `postmoderne strijdkrachten´, voor zichzelf een rol te creeren bij de directe hulpverlening, in plaats van hun vroegere rol als leverancier van logistiek en technische ondersteuning voor humanitaire organisaties. Dit is nog nauwelijks in kaart gebracht terrein met, a priori, meer ´tegens` dan ´voors`. US/DOD is de meest actieve militaire organisatie die zo´n rol nastreeft, getuige de zeer intensieve inzet van de `militaire/civiele´ staf in Afghanistan.

  55. ?



    Andere zaken die vroegtijdig de aandacht vragen

  56. Er zijn drie zaken waarvoor in een vroeg stadium richtlijnen gewenst zijn, namelijk:
    1. De te verwachten `veilige plaatsen´ in de diverse veiligheidsfases, gepaard aan de noodzaak op diverse locaties een ´critische staf` te handhaven, in de regio maar buiten Irak, locaties die echter niet samenvallen met de aangewezen `veilige plaatsen´.
    2. De wens om in Irak een internationale vertegenwoordiging te handhaven, bijna ongeacht de kosten, in weerwil van de afkondiging van fase V.
    3. De noodzaak fondsen te kunnen aanboren voor onmiddelijke inzet, ondanks het gegeven dat voor Irak geen noodtoestand is afgekondigd.
    4. Hoewel dat geen exclusief humanitair thema is, moet in een vroeg stadium aandacht worden besteed aan de rol van de Verenigde Naties ten opzichte van het bestuur na afloop van het conflict, als die rol er is.
    5. Een laatste open vraag is de noodzaak dat de Verenigde Naties - gelijkopgaand met het huidige noodplan - een Plan B ontwikkeld voor haar rol tegenover Irak als het conflict alsnog mocht worden vermeden en de sancties - uiteindelijk - worden opgeschort.




    Naar begin artikel
    Naar Inhoudsopgave
    Naar beginpagina





    Transatlantische briefwisseling over de rechtvaardige oorlog



    Op 12 maart 2002 publiceerden 58 leidende conservatieve Amerikaanse intellectuelen een oproep om de "oorlog tegen de terreur" van de VS te ondersteunen. Het appèl was een pleidooi voor de rechtvaardige oorlog. Zowel in de VS als in Duitsland reageerden groepen wetenschappers die zich niet aangesproken voelden door het idee van de 'nieuwe oorlog". Er ontspon zich een transatlantische dialoog waarvan wij hier de eerste (Amerikaanse) en de tot nu toe laatste (Duitse) brief van 20 september 2002 documenteren. De teksten zijn enigszins bekort en te vinden op de website van de universiteit van Kassel






    "Naastenliefde vereist gebruik van geweld"
    Pleidooi van VS-intellectuelen voor de "rechtvaardige oorlog"

    Soms is het nodig voor een natie om zich met wapengeweld te verdedigen. Omdat oorlog echter een zwaarwegende aangelegenheid is, die het opofferen en wegvagen van waardevolle mensenlevens impliceert, vereist het geweten van hen die overwegen oorlog te voeren, dat ze de morele fundering van hun handelen duidelijk aangeven, om voor elkaar en voor de internationale gemeenschap de principes duidelijk te maken die ze verdedigen. Wij bevestigen vijf fundamentele waarheden, waarop alle mensen zonder onderscheid zich kunnen beroepen.

    1. Alle mensen zijn vrij geboren en hebben dezelfde verdienste en dezelfde grondrechten.
    2. Het fundament van elke maatschappelijke ordening is de mens. Elke regering heeft de legitieme taak om de grondslagen voor het menselijk welzijn te beschermen en te versterken.
    3. Mensen hebben de natuurlijke behoefte om te zoeken naar de waarheid over de zin van het leven en zijn meest fundamentele doelen.
    4. Vrijheid van geweten en godsdienst zijn onvervreemdbare mensenrechten.
    5. Het doden in de naam van God staat lijnrecht tegenover het geloof in God en betekent het zwaarstwegende verraad aan universele religieuze waarden.
    Wij strijden om onszelf en deze algemeen geldige principes te verdedigen.

    Wat zijn Amerikaanse waarden?
    Sinds 11 september hebben miljoenen Amerikanen zichzelf en de hunnen gevraagd: waarom? Waarom zijn wij het doelwit van deze van haat vervulde aanvallen? Wij erkennen dat onze natie soms arrogant en onwetend heeft gehandeld ten opzichte van andere naties. In sommige gevallen heeft onze natie een mislukte en onrechtvaardige politiek bedreven. Te vaak is het onze natie niet gelukt volgens onze eigen idealen te leven. Maar wij zijn er van overtuigd - en naar onze mening zal ieder rechtschapen mens in de hele wereld het hiermee eens zijn - dat een verwijzing naar de verdienste of het mislukken van een bepaalde buitenlandse politiek nooit de massamoord op onschuldige mensen kan rechtvaardigen.
    Wij kunnen er geen aanspraak op maken dat wij de motieven van onze aanvallers en hun sympathisanten volledig begrijpen. De leider van Al-Qaida beschrijft de "gezegende aanslagen" van 11 september als een slag tegen Amerika, "de schuldige aan het ongeluk van de wereld". Bijgevolg richt de haat zich niet alleen tegen hetgeen onze regering doet, maar tegen dat wat wij zijn - tegen onze existentie.
    Wie zijn wij dan? Wat zijn onze waarden? Voor veel mensen, veel Amerikanen, waaronder een behoorlijk deel van de ondergetekenden, zijn sommige waarden, zoals die in Amerika zichtbaar worden, pijnlijk en niet nastrevenswaardig. Consumptie als enige doel in het leven. Het vrijheidsbegrip als het ontbreken van regels. Het begrip van het zelfbepaalde en onbeperkt soevereine individu, alsof het niets verschuldigd is aan anderen en de gemeenschap. De verzwakking van huwelijks- en familieleven. Bovendien het enorme vermaaks- en communicatieapparaat dat zulke ideeën nietsontziend bejubelt en ze, welkom of niet, bijna overal ter wereld verbreidt.
    Tegelijkertijd zijn er andere Amerikaanse waarden - die wij als fundamentele waarden zien en veel aantrekkelijker zijn niet alleen voor Amerikanen, maar voor mensen overal ter wereld:

    1. de overtuiging, dat alle mensen beschikken over een aangeboren waardigheid en dat bijgevolg elk mens altijd als doel op zich en niet als middel is te beschouwen zowel mannen als vrouwen en onafhankelijk van ras of huidskleur. De helderste politieke uitdrukking van het geloof aan een transcendentale menselijke waardigheid is de democratie.
    2. de overtuiging, dat er universele morele waarden bestaan, waartoe alle mensen toegang hebben. Tot de meest welsprekende uitdrukkingen van ons vertrouwen in deze waarheden behoren onze onafhankelijkheidsverklaring, de afscheidsrede van George Washington, de Gettysburg-rede van Abraham Lincoln en de rede bij zijn tweede inhuldiging en de brief van Dr. Martin Luther King uit de gevangenis van Birmingham.
    3. de overtuiging dat onze individuele en collectieve kennis van deze waarden onvolmaakt is en dat daarom de meeste meningsverschillen over waarden vergen dat men beschaafd met elkaar omgaat, openstaat voor andere zienswijzen en een rationele discussie voert.
    4. vrijheid van geweten en godsdienst als uitdrukking van fundamentele menselijke waardigheid en als voorwaarde voor andere individuele vrijheden.
    Geen andere natie in de geschiedenis heeft zijn identiteit zo direct en uitdrukkelijk verbonden met de universele mensenrechten. Voor ons heeft geen ander kenmerk van dit land een grotere betekenis.
    Menigeen is van opvatting dat deze waarden niet universeel zijn, maar afkomstig van de westerse, in wezen christelijk georiënteerde beschaving. Zij argumenteren als volgt: Wie deze waarden als universeel ziet, loochent de verschillen met andere culturen. Wij kunnen het hier niet mee eens zijn. Wij geloven dat de vrijheid van alle mensen mogelijk en gewenst is. Wij geloven dat bepaalde fundamentele morele waarden overal in de wereld erkend moeten worden. Wij stemmen in met het mensenrechtencharter van de VN.

    Hoe staat het met God?
    Sinds 11 september hebben miljoenen Amerikanen zichzelf en de hunnen gevraagd: En hoe staat het met God? Als wij denken aan de afschuwelijke gebeurtenissen en de gevaren die waarschijnlijk in het verschiet liggen, zullen velen vragen: is religie een deel van de oplossing of een deel van het probleem?
    De ondertekenaars komen uit verschillende religieuze en morele tradities, deels ook seculiere. Velen van ons geloven, dat wij in Gods hand zijn. Geen van ons gelooft, dat God ooit een mens opdracht geeft om een ander mens te doden of te verslaan. Al zulke ondernemingen, of we ze nu "Heilige Oorlog" of "Kruistocht"noemen, negeren het geloof in God, omdat zij God in een afgod veranderen, die menselijke doelen moet dienen."
    Zij die ons op 11 september hebben aangevallen, zeggen openlijk, dat zij zich in een "Heilige Oorlog" bevinden. Om het rampzalige van deze denkwijze in te zien, hoeven wij Amerikanen ons alleen onze eigen geschiedenis en die van het christelijke westen te herinneren: de christelijke godsdienstoorlogen en het sektarische christelijke geweld.
    Enkele ondertekenaars menen dat de mensen van nature religieus zijn. Alle ondertekenaars erkennen dat godsdienst en religieuze instellingen vaak een weldadige en genezende werking in de samenleving uitoefenen. Veelal bewerkstelligen zij echter scheiding en geweld.

    Een rechtvaardige oorlog?
    Wij erkennen dat elke oorlog verschrikkelijk is en het resultaat van menselijk politiek falen. Wij weten dat de scheidslijn tussen goed en kwaad niet tussen de ene en de andere samenleving loopt, en nog minder tussen de ene en de andere godsdienst. Deze grens loopt midden door het menselijk hart. Doch het verstand en een morele afweging leren ons dat er tijden zijn, waarin de eerste en de belangrijkste reactie op het kwaad moet zijn, het te stoppen. Er zijn tijden waarin het niet alleen moreel gerechtvaardigd, maar zelfs geboden is, om oorlog te overwegen - als antwoord op catastrofale gewelddaden, haat en onrechtvaardigheid. Tegenwoordig beleven wij een dergelijk moment.
    Het idee van de "rechtvaardige oorlog" heeft een brede basis: zijn wortels zijn terug te vinden in vele godsdiensten en seculiere morele tradities in de joodse, christelijke en islamitische leer.
    Volgens de principes van de rechtvaardige oorlog zijn aanvals- en veroveringsoorlogen nooit toegestaan. Er kunnen ook geen legitieme oorlogen voor de nationale eer, uit wraak voor onrecht in het verleden, om het territorium te vergroten of voor elk ander doel dat niet ter verdediging dient, gevoerd worden. De primaire morele rechtvaardiging van een oorlog is om onschuldigen te behoeden voor vaststaand leed. Als iemand onbetwistbare bewijzen heeft, dat onschuldigen, die zich niet zelf kunnen beschermen, groot leed dreigt, indien de agressor niet gestopt wordt met dwingende geweldsmaatregelen, dan vereist het morele principe van de naastenliefde, om geweld in te zetten.
    Legitieme oorlogen kunnen niet worden gevoerd tegen gevaren die onbeduidend zijn of twijfelachtig of waarvan de effecten onduidelijk zijn, niet tegen bedreigingen die af te wenden zijn door onderhandelingen, door een beroep te doen op het verstand, door bemiddeling van derden of niet-gewelddadige middelen.
    Maar als de bedreiging van onschuldige levens reëel is en vaststaat en in het bijzonder wanneer de agressor gedreven wordt door onverzoenlijke haat - wanneer het dus niet zijn bedoeling is om onderhandelingen of concessies af te dwingen maar om de tegenstander te vernietigen - dan is geweld tegen hem als laatste uitweg moreel gerechtvaardigd.
    Een rechtvaardige oorlog kan alleen gevoerd worden door een legitieme autoriteit, die verantwoordelijkheid draagt voor de rechtsorde. Een niet-statelijke, opportunistische of individueel gemotiveerde uitoefening van geweld kan nooit moreel aanvaard worden.
    Een rechtvaardige oorlog mag alleen overwogen worden tegen personen die optreden als combattanten. Ook in een oorlog blijft het menselijk leven heilig en het principe van de gelijkwaardigheid van alle mensen blijft geldig. Zelfs bij de meest tragische oorlogshandelingen moet men zich rekenschap geven van de fundamentele morele waarheid dat alle "anderen" hetzelfde recht op leven, waardigheid en grondrechten hebben als wij.
    Op 11 september heeft een groep individuen opzettelijk de VS aangevallen. Ze waren onderdeel van een internationaal islamitisch netwerk, dat in 40 landen actief is en bekend staat als Al-Qaida. Dit is op zijn beurt weer een bestanddeel van een grotere radicale islamitische beweging.
    We gebruiken de begrippen "islam" en "islamitisch", als we spreken over een van de grote wereldreligies, die ongeveer 1,2 miljard aanhangers heeft, waaronder enkele miljoenen burgers van de VS, waarvan enkelen op 11 september zijn vermoord. Eigenlijk is het overbodig om te zeggen - maar wij willen het hier voor een keer duidelijk uitspreken - dat de moslims in overgrote meerderheid fatsoenlijk, gelovig en vredelievend zijn.
    We gebruiken de begrippen "islamisme" en "radicale islamieten", als we spreken over de gewelddadige, extremistische en radicaal intolerante politiek-religieuze beweging die nu de wereld, ook de moslimwereld bedreigd. Deze beweging bestrijdt het basisuitgangspunt van de moderne wereld, de religieuze tolerantie, evenals de fundamentele mensenrechten in het mensenrechtenhandvest van de VN.
    De massamoord op 11 september heeft aangetoond, dat deze beweging niet alleen de bedoeling, maar ook de capaciteit en de ervaring heeft, om massale en verschrikkelijke verwoestingen aan te richten - met inbegrip van de mogelijke beschikking over chemische, biologische en kernwapens en de bereidheid om die te gebruiken. Georganiseerde moordenaars met een wereldwijd bereik bedreigen ons allemaal. In naam van de universele menselijke moraal en ons volledig bewust van de beperkingen en vereisten van een rechtvaardige oorlog steunen wij het besluit van onze regering en onze samenleving om met wapengeweld tegen hen op te treden.
    Wij beloven alles te doen om op te treden tegen de pijnlijke verleidingen, waaraan naties in oorlog neigen toe te geven - zoals arrogantie en chauvinisme. Tegelijkertijd verklaren wij plechtig en eensgezind, dat het er voor onze natie en haar bondgenoten op aankomt om deze oorlog te winnen. Wij strijden om onszelf te verdedigen, maar wij zijn ervan overtuig dat wij daarbij ook strijden, om de universele principes van mensenrechten en menselijke waardigheid te verdedigen, die de belangrijkste opdracht voor de mensheid vormen.






    "In de 21e eeuw bestaat er voor oorlog geen enkele rechtvaardiging meer"
    Tweede antwoord van de "Coalitie voor Leven en Vrede" aan de "What-we-are-fighting-for" groep van het Institute of American Values


    Geachte collega's,

    Uw laatste verklaring heeft in Duitsland aanzienlijke aandacht gekregen. De poging om het politieke en militaire handelen van de VS als leidende wereldmacht aan een kritische discussie te onderwerpen en daarbij een appèl te doen op de intellectuele en morele krachten van het Westen, lijkt ons belangrijk en verdient het om voortgezet te worden. In zoverre danken wij u voor uw laatste brief en sluiten we ons in ons antwoord aan bij uw slotbeschouwing: de gemeenschappelijke wil om het Westen - als economisch en militair machtigste deel van de wereld(gemeenschap) eraan te herinneren dat het niet egoïstisch zijn eigen belangen moet behartigen, maar aan de hele wereld geloofwaardig tonen, dat het "de universaliteit van de menselijke waardigheid ernstig neemt".

    Oorlog en "gerechtvaardigde oorlog"
    U toont zich teleurgesteld, omdat wij in ons antwoord alleen indirect op uw centrale argumentatie over de "gerechtvaardigde oorlog" zijn ingegaan. Wij hebben er echter moeite mee om het begrip "oorlog" op zich bruikbaar te achten voor de behandeling van de in het geding zijnde problematiek (aanleiding: een terreuraanslag). En dit om verschillende redenen.
    Volgens het geldende volkerenrecht kunnen alleen staten tegen elkaar oorlog voeren. De bestrijding van terroristen die wereldwijd verspreid zijn, en deels ook in landen als Duitsland en de VS woonachtig zijn als "oorlog" te beschouwen is misleidend. Zijn de VS een land dat zich in oorlog bevindt, een oorlog zonder grenzen in tijd en ruimte, tegen vijanden die niet vaststaan? Of moeten nu en in de toekomst militaire middelen en oorlogsrecht nodig zijn voor wereldwijde politieacties? Zoals 11 september op verschrikkelijke wijze heeft aangetoond, kan elke samenleving in beginsel worden aangevallen en verwond, ook zonder dat dit in een oorlog gebeurt. De kwestie die ons allemaal bezighoudt is hoe gereageerd moet worden op deze bijzondere dreiging en hoe adequaat kan worden gereageerd op zo'n gebeurtenis.
    In het begin van uw brief werpt u de vraag op: "Is het gebruik van geweld ooit moreel gerechtvaardigd?" Bij uw vraag gaat het duidelijk niet om het algemene evenwicht tussen force en counterforce, maar meer beperkt om de morele toelaatbaarheid van militair geweld en oorlog, een confrontatie tussen collectieven die niet in de vorm van een dialoog plaatsvindt, in wezen niet tussen staten maar tussen speciaal uitgeruste en opgeleide bewapende troepen. Vanwege zijn potentieel voor overkill, voor massavernietiging, is de moderne oorlog met zijn enorme wapens volkomen irrationeel geworden, omdat hij de conflicten die hij moet oplossen niet meer oplossen kan, maar ze zelfs - door de haat van vele onschuldig getroffenen - in verscherpte vorm in de toekomst voortzet. Want door deze vorm van oorlog worden vooral mensen getroffen die aan het conflict part noch deel hebben, en dat niet alleen door de onmiddellijke effecten van de oorlog, maar vooral ook door de vernietiging van hun materiële en sociale bestaansvoorwaarden. Op grond van de door de moderne techniek mogelijk geworden, bijna onbeperkte geweldsescalatie, is er daarom noch een ideologie van de "rechtvaardige oorlog" noch van het pacifisme nodig, om nu tegen elke oorlog te zijn.
    Maar ook zonder deze principiële ontwaarding van het begrip "rechtvaardige oorlog" is het in onze visie een beladen historisch begrip, omdat het uitnodigt tot misbruik. We beperken ons hier tot een paar kanttekeningen.

    Er is in de nieuwe tijd nauwelijks een oorlog geweest, die niet van beide kanten als "rechtvaardig" of zelfs als "heilige oorlog" is aangeduid. Zelfs het nazi-regime en de aanslagplegers van Hamas hebben hun acties tot "rechtvaardige oorlog" bestempeld. Ook de leden en sympathisanten van Al-Qaida zien met zekerheid achter hun terreuraanslagen een "rechtvaardige" onderneming, de strijd tegen een almachtige, de eigen soevereiniteit bedreigende vreemde macht, die voor hen tot uitdrukking komt in het economisch-militaire complex van de VS, met het Pentagon en het World Trade Center als symbolen. Bij het begrip "rechtvaardige oorlog" zou in elk geval principieel onderscheid moeten worden gemaakt of het woord "rechtvaardig" betrekking heeft op de aanleiding (die gerechtvaardigd kan zijn) of op de uitvoering die eventueel kan bestaan uit zware misdaden, die door het woord "rechtvaardige oorlog" toegedekt en in laatste instantie gelegitimeerd worden.
    Wij vragen concreet: Kan een oorlog waarbij wapentechnologie wordt ingezet, waarmee niet troepen worden bestreden, maar hele regio's, hun bewoners en de basis voor hun bestaan worden vernietigd, ooit aanspraak maken op de aanduiding "rechtvaardig"? Op goede gronden is in ons land de cynische uitdrukking collateral damage tot "vloekwoord van het jaar" uitgeroepen, omdat vluchtende kinderen, vrouwen en bejaarden, wiens dood de aanvaller op de koop toe neemt meer zijn dan gebeurtenissen en marge van de geschiedenis. Het is begrijpelijk dat de beoordeling van wat nog als "rechtvaardig" kan worden beschouwd, extreem verschillend uitvalt naar gelang men in de huid kruipt van degenen die bommen gooien of degenen die op de vlucht slaan. Kan men werkelijk - zoals u in uw brief suggereert - "onbedoeld" gedode burgers in Afghanistan moreel lager waarderen dan opzettelijk gedode burgers in de VS?
    En wie bepaalt eigenlijk in een concreet geval wat rechtvaardig is? Gerechtigheid kan in wezen niet door degene bewerkstelligd worden die gekrenkt of beschadigd is, maar alleen door een hogere onpartijdige morele en juridische instantie. De macht om te definiëren of een oorlog rechtvaardig is, kan toch niet worden overgelaten aan de willekeur van de oorlogvoerende partijen. U herinnert in uw brief zelf aan de grote betekenis en de principes van de Verenigde Naties. De Verenigde Naties en het volkerenrecht, waaraan de Verenigde Staten van Amerika bij hun ontstaan constructief hebben meegewerkt, is in de plaats gekomen van de jungle van zelfbenoemde rechters over oorlog en vrede. Het universeel geldige, want door de consensus van de staten tot stand gekomen recht, dat voor alle staten, sterk of zwak, groot of klein, gelijkelijk moest gelden, was - naar onze opvatting - één van de grootste culturele verworvenheden van de 20e eeuw.

    Mogelijkheden voor verdediging
    U stelt ons de vraag: hoe kunnen mensen die worden aangevallen zichzelf verdedigen? Dat is de grote vraag in het leven, omdat het leven in principe kwetsbaar is. Niet alleen u ziet zich voor die vraag gesteld, maar wij ook en alle zes miljard mensen op onze aarde. Deze vraag is indringender en existentieel bedreigender voor de armen in deze wereld, en niet alleen in de ontwikkelingslanden, maar ook binnen onze economisch hoog ontwikkelde landen. Het geweld dat zij dagelijks moeten verdragen en dat hun ontplooiing als volwaardige mensen blokkeert, is niet voornamelijk fysiek geweld, maar in angstwekkend hoge mate structureel geweld, geweld dat hun menselijke waardigheid minacht. De have-nots beschikken zelf niet over een structuur, die het hen mogelijk maakt om zich tegen dit structureel geweld te beschermen en te verweren, dat hun - schijnbaar geweldloos - berooft van de "lucht om in te ademen" of "het recht om hun eigen voedsel te verbouwen". In zoverre mag de vraag naar bescherming tegen de huidige aanvallen zich niet beperken tot de behoefte aan veiligheid van de welvarende minderheid in de wereld. Er zijn morele basisbehoeften die alle culturen gemeen hebben. De door ons aangehaalde "voldoende ontwikkelde middelen van de rechtsstaat in democratische staten" en de gedeeltelijke flexibele uitbreiding ervan op het internationale niveau vormen daarom al een zeer gedifferentieerde reeks voorbeelden als antwoord op de beginvraag. Zulke rechtssystemen moeten echter steeds verder ontwikkeld worden, om met nieuwe vormen van deze probleemstelling doelgericht en effectief om te kunnen gaan. Klaarblijkelijk kunnen door extreem onevenwichtige structuren, waarbij naakte onmacht geconfronteerd wordt met structurele overmacht, rechtvaardige oplossingen steeds moeilijker worden doorgezet. Zulke hopeloze situaties leiden steeds vaker tot vertwijfelde terroristische gewelddaden.

    Het zou toe te juichen zijn als de door u veronderstelde traditie van de VS, om "in eerste instantie het wapengeweld te beperken en niet te bejubelen", ook tot officiële politiek zou worden gemaakt. Het is wel waar, dat de VS officieel alle massavernietigingswapens van de aarde wil uitbannen - en velen van ons hebben zich jarenlang precies voor dit doel ingespannen. Wij weten echter ook dat de VS deze eis niet aan zichzelf stellen en dat ze niet eens willen afzien van de mogelijkheid ze als eerste te gebruiken. Wordt het niet tijd om de vraag naar de legitimiteit van het bezit van massavernietigingswapens niet alleen aan hen te stellen, die deze wapens niet bezitten maar willen hebben, maar ook aan hen die ze allang bezitten en wel in overmaat? De wereldwijde vermindering van massavernietigingswapens en het afzien van hun gebruik is naar onze opvatting de enige effectieve weg om hun verdere verbreiding te verhinderen.
    Een werkelijke beperking van het wapengeweld wordt natuurlijk ook nu al in praktijk gebracht, want een volledige benutting van hetgeen militair mogelijk is, zou immers neerkomen op een meervoudige zelfmoord van de mensheid en de complete biosfeer van de aarde, die ook de overwinnaar niet zou overleven. Maar dit gevaar bedreigt ons in de toekomst toch allemaal en er wordt zelfs lichtvaardig mee gespeeld. Wel wordt bij de huidige oorlogsvoering nog een zekere terughoudendheid bij de toepassing van de meest verschrikkelijke wapens in acht genomen. Deze is echter vooral gebaseerd op de rationele overweging om slachtoffers aan eigen kant zoveel mogelijk te verhinderen en minder op een beperking van het vernietigingsgeweld waarvan de gevolgen, in het bijzonder voor onschuldigen, niet op de balans verschijnen en in de publiciteit verregaand geheim worden gehouden. (De minister van defensie van de VS: "De mensen moeten zich realiseren dat wij vandaag de dag oorlogen kunnen voeren zonder slachtoffers!"). Op grond van de eigen dynamiek die inherent is aan elke oorlog, waarbij de overwinning het wezenlijke doel blijft, kunnen wij er niet op rekenen dat de verstandige terughoudendheid in laatste instantie toch niet wordt opgegeven. Met het oog op het huidige vernietigingspotentieel is dit een dodelijk visioen.
    U neemt aanstoot aan onze uitspraak dat men niet het ene onrecht met het andere mag vergelden. Zeker, het woord "massamoord" is provocerend en vatbaar voor misverstanden en zou daarom zo mogelijk vermeden moeten worden. Met onze vergelijking was echter niet een "gelijkstelling" van de daden van 11 september en het VS-bombardement [op Afghanistan] beoogd, maar de uitspraak: beide is onrecht.
    Helaas is er vanaf de Tweede Wereldoorlog - na de belangrijke processen van Neurenberg - een soort consensus geweest tussen de overwinnaars, maar ook tussen de voormalige tegenstanders, om de oorlogsmisdaden niet verder te vervolgen. Wij vinden het daarom belangrijk dat u in uw brief stelt, "dat ook in oorlog universele morele principes gelden, die vastleggen, of en wanneer het gebruik van geweld moreel gerechtvaardigd is". Dit kan echter alleen een hogere onpartijdige instantie vaststellen die eist dat men zich houdt aan deze principes, ze bewaakt en overtredingen openlijk aan de kaak stelt en berecht. Daarom zijn wij voor de versterking van de Verenigde Naties en de oprichting van het internationale gerechtshof.
    Wij zouden niets liever wensen dan dat ook de VS de internationale instanties versterken en het internationale gerechtshof erkennen. We kunnen niet toestaan dat een rechteloze ruimte wordt gecreëerd, om krijgsgevangenen, oorlogsmisdadigers en terroristen te onttrekken aan de internationaal geldende en ook in de VS vanzelfsprekende rechtsgang.

    Fundamentalismes
    Ook met onze uitspraak over de gevaren van het fundamentalisme van de kant van de VS hebben wij u geprovoceerd. Onze toenemende zorg over de steeds grotere samenballing van macht in weinig handen in de VS, de enig overgebleven supermacht, lijkt u "alarmistisch" - we hopen allemaal dat u daarin gelijk hebt - maar wij beschikken over rijke historische kennis over hoe snel en helaas ook hoe gemakkelijk moeizaam veroverde burgerrechten en evenwicht van machten in de staat, onder geschikte externe omstandigheden en psychologisch geraffineerd uitgedachte druk van bovenaf, door een grote meerderheid in het land spontaan worden opgeofferd. Bent u niet ook ten zeerste verontrust over het gepraat over een "strijd tegen het kwaad overal ter wereld", over "schurkenstaten"en de "as van het kwaad" en dergelijke uitlatingen van de kant van politici? Wij weten dat vele burgers in de VS daarover net zo geïrriteerd zijn als wij en ook over het feit dat in deze richting waarschuwende stemmen sinds 11 september nauwelijks meer doordingen in de publiciteit.
    Velen van ons denken bij fundamentalisme niet alleen aan de intolerante en radicale religieuze en nationalistische stromingen, maar ook aan de toenemende macht van een economie die zich onder de leuze "Er is geen alternatief" steeds meer ontwikkelt tot een fundamentalistische pseudo-religie en die zonder morele scrupules zijn toenemend structureel geweld inzet voor de eigen versterking.
    Wij zien het religieuze, maar ook het seculiere fundamentalisme in zijn brede schakeringen, als een reactie op een werkelijke of vermeende aanval op de eigen cultuur, op de eigen identiteit en op de persoonlijke of de nationale soevereiniteit. In de islamitische wereld is de opvatting en het gevoel, dat de moslims zijn blootgesteld aan een latente bedreiging door het Westen, zeer wijdverbreid. De terroristen van Al-Qaida hebben zich bij de legitimatie van de aanval op 11 september tegen de symbolen van het Westen gebaseerd op deze gevoelens. Ze brachten aanzienlijke schade toe aan de nationale trots van de zich onkwetsbaar voelende VS, hetgeen op zijn beurt daar fundamentalistische reacties teweegbracht. Het is een van onze meest urgente taken om deze heilloze escalatie van fundamentalisme te doorbreken en door het afbreken van vijandbeelden en het bevorderen van de dialoog tussen de culturen bruggen te slaan.
    Desalniettemin onderschatten wij, in tegenstelling tot wat u denkt, het gevaar van het fundamentalisme en de daarop gebaseerde bereidheid tot geweld in de islamitische wereld niet. Het afweren van fundamentalistische gevaren kan - daarvan zijn wij vast overtuigd - het meest effectief worden gegarandeerd door het vertrouwen te versterken van de machtelozen van deze wereld in de universele waarden, zoals de onaantastbaarheid van de menselijke waardigheid en de individuele vrijheden en de universele rechtsprincipes. Daarvoor is een absolute voorwaarde dat het Westen met de VS voorop, de eigen geloofwaardigheid bij de bescherming van de universele waarden en rechtsprincipes bewijzen. Zo is het bijvoorbeeld moreel en juridisch ongeloofwaardig het islamitisch fundamentalisme aan de kaak te stellen, en tegelijkertijd te heulen met Saoedi-Arabië, het meest invloedrijke fundamentalistische regime in de islamitische wereld, dat bewijsbaar de Taliban en de islamisten in Pakistan ondersteunt en medeverantwoordelijk is voor het ontstaan van de Al-Qaida formaties, die het ook met alle denkbare middelen heeft beschermd. Het is ongeloofwaardig de schending van de mensenrechten in Irak heftig aan de kaak te stellen, maar te zwijgen over de schendingen in Tsjetsjenië en bij het conflict in het Midden-Oosten. Het respect voor de mensenrechten en het volkerenrecht vereist dat het Westen ophoudt met zijn heilloze praktijk van dubbele moreel-juridische maatstaven.

    Slotbeschouwing
    Vanwege de genoemde redenen vinden wij uw uitlatingen vatbaar voor tegenspraak en dat niet alleen: Wij houden ze voor gevaarlijk, omdat u, in een volkenrechtelijk omstreden situatie, een president die klaar is voor de oorlog de intellectuele en morele rechtvaardiging verschaft om de wereld in verdere oorlogsavonturen te storten waarvan de afloop niet te voorzien is - de volgende escalatie van oorlogsgeweld door een militaire aanval op Irak met voorzienbare destabilisering en catastrofale gevolgen voor miljoenen mensen in de landen van het Midden-Oosten kondigt zich immers voor onze ogen aan - in plaats van de middelen van het machtige Amerika in te zetten voor een geloofwaardige en wereldwijd geaccepteerde vredespolitiek. Wij weten dat vele Amerikaanse intellectuelen het eens zijn met onze beoordeling.
    Wij hopen dat u bereid bent zich verder bezig te houden met onze zienswijze. Begrijpt u ons appèl aan u alstublieft als aanbod voor constructieve voortzetting van de dialoog voor een rechtvaardigere, vreedzamere en vrijere wereld.

    Naar begin artikel
    Naar Inhoudsopgave
    Naar beginpagina