VD AMOK
tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
jaargang 13, nummer 4, 2004
Vaste rubrieken:
VD AMOK
Tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
Jaargang 13, nummer 4, 2004
VD AMOK
Verschijnt minstens 4 maal per jaar en wordt uitgegeven door Stichting VD AMOK.
Voor de inhoud van met naam ondertekende stukken zijn de auteurs verantwoordelijk.
Copyright
Overname van artikelen uit het lopende nummer is uitsluitend toegestaan na toestemming van de redactie. Overname van artikelen uit eerder verschenen nummers is toegestaan onder bronvermelding en toezending van een bewijsexemplaar aan de redactie. Deze artikelen staan op onze website www.vdamok.nl
Adres redactie en abonnementenadministratie
VD AMOK
Obrechtstraat 43
3572 EC Utrecht
tel. 06-14127779
email vdamok"at"antenna.nl
Redactie
Mustapha Bah, Hans Christian Bouton (fotoredactie), Kees Kalkman, Karel Koster, Guido van Leemput, Tjark Reininga, Barbara Smedema, Egbert Wever
Fotografen en illustratoren
Hans Bouton, KAN, Kadir van Lohuizen/HH, Onkruit, Berliner Volkszeitung, Torsten Wendav
Vormgeving
René Oudshoorn
Drukker
Drukkerij De Dageraad, Den Haag
Verder werkten aan dit nummer mee
Martin Broek, Howard Clark, Yosé Höhne-Sparborth, Karel Koster, Anke Polak, Clemens Raming,
Leo Salemink, Frank Slijper, Fred van der Spek, Wendela de Vries
Abonnementen
Een abonnement is minimaal € 14,- per jaar.
Een steunabonnement is minimaal € 18,-.
Over te maken op giro 5567607 t.n.v. VD AMOK, Utrecht.
Nieuwe abonnementen schriftelijk aanmelden. Wacht met betaling op toezending acceptgiro.
Opzegging uitsluitend schriftelijk vóór aanvang van het kalenderjaar.
Losse nummers kosten € 3,- (€ 4,- inclusief porto).
Advertenties
Tarieven en opgave bij de redactie.
Sluitingsdatum volgend nummer
1 februari 2004
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
In de Verenigde Staten gebeurde afgelopen 2 november precies hetzelfde, maar er is zo goed als geen berichtgeving over geweest in de Nederlandse media. De stilte over de Amerikaanse verkiezingen is overweldigend en op zichzelf een commentaar waard. Het gaat in de VS niet om een poging van de verliezers om alsnog te winnen. Integendeel, presidentskandidaat Kerry verklaarde al binnen een dag dat president Bush gewonnen had. In plaats daarvan heeft een alliantie van onafhankelijke organisaties en de Green Party een campagne gelanceerd om een hertelling te eisen, in ieder geval in Ohio, een staat waar de uitslag van doorslaggevend belang was voor de nationale uitslag.
Al een week na de verkiezingen hadden activisten gedetailleerde overzichten opgesteld van incidenten tijdens het verkiezingsproces die op zijn minst ernstige vragen oproepen. Greg Palast, een Amerikaanse journalist die in 2000 het geknoei met de verkiezingslijsten in Florida onthulde op BBC tv, schreef op 4 november onomwonden: de verkiezingen zijn gestolen. Hij baseerde dit op het grote verschil tussen de exit polls en de officiële uitslag. Een studie van de resultaten, geschreven door Dr. Steven Freeman van de Universiteit van Pennsylvania, stelt dat de afwijkingen (grotendeels in de richting van Bush) in elf sleutel staten zo groot waren dat ze statistisch niet aan toeval kunnen worden toegeschreven.
Enkele dagen later werd door een niet-partijgebonden organisatie in Ohio (de belangrijkste 'swing state'), de 'Citizens Alliance for Secure Elections', een omvangrijke lijst van 'voter irregularities' opgesteld en gepubliceerd in de Columbus Free Press. Uit deze en andere publicaties over Florida ontstond het volgende beeld:
Het gebruik van computers bij het stemmen in een aantal districten in Ohio, Florida en andere 'swing states' was nog controversiëler. Deze computers laten geen papieren spoor na, dit betekent dat de stemmingen niet controleerbaar zijn. Bovendien was het mogelijk om de elektronische stemuitslag te vervalsen door een fout in de computerprogrammatuur. Een computerexpert aan de universiteit van Iowa sloeg alarm over deze programmatuurfout.
Kortom, er zijn voldoende aanwijzingen voor geknoei met de stemmen ten voordele van president Bush om een hertelling te eisen. Die vindt inmiddels plaats in Ohio, maar kan vermoedelijk niet binnen de aangewezen periode (voor 12 december) worden afgerond. Verder zal de General Accountability Office op verzoek van een aantal Congresleden een onderzoek doen naar fraude in de verkiezingen.
De vraag of er grootscheepse manipulatie van de Amerikaanse verkiezingen heeft plaatsgevonden is van bijzonder groot belang, niet alleen voor de Amerikaanse kiezer, maar voor de rest van de wereld. Als er een kans was voor de Amerikaanse progressieve oppositie om de president af te houden van verdere militaire avonturen, dan lag die bij een regering onder Kerry en niet onder Bush.
Er is nog een reden waarom de verkiezingen van belang zijn: de automatisering van het stemprocédé, zonder controlemogelijkheden, is al deels in Nederland en elders in Europa ingevoerd. Er is geen enkele reden om er blind op te vertrouwen dat er hier niet geknoeid wordt met de stemcomputers, net als dat in de VS kennelijk gebeurd is. Het wordt de hoogste tijd dat een campagne in Europa zich bezig gaat houden met de eerlijkheid van verkiezingen en de controle daarop. Alleen de combinatie van massale betrokkenheid en correcte stemprocedures kunnen een garantie vormen voor werkelijke democratie en het verhinderen van manipulaties.
De redactie
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Na een warm pleidooi voor een aangescherpt maar kritisch veiligheidsbeleid opende wethouder Buying de bijeenkomst. Ook in Leiden werd geklaagd over een gevoel van onveiligheid. Hij waarschuwde tegen de radicalisering, demonisering en achterdocht. En sprak de hoop uit dat dit congres de aanzet is voor een nieuwe opening naar een geweldloze en vredige samenleving.
Als vierde spreker constateert Karel Koster (VD Amok), dat de meeste mensen tevreden zijn, hetgeen de overheid ook nastreeft. Milieu, de NZ-lijn en armoede zijn geen onderwerpen meer! Oorlog is maar voor een klein deel van de mensheid realiteit, de solidariteitsgedachte verdwijnt en het lijkt een pure manoeuvre tussen krachten. Wapens waren niet nodig geweest. Een sanctiebeleid om de leiders te treffen en samenwerken met de plaatselijke bevolking had een alternatief beleid kunnen zijn. Dynamiek kan je ook opbouwen door activiteit te mobiliseren. Overwinningen kan je delen! De campagne tegen kernwapens van de Burgemeesters voor Vrede noemt hij als voorbeeld.
Hierop sluit Anke Kooke's verhaal over geweldloze acties goed aan. Als laatste spreekster en directeur van het NEAG (het Nederlands Expertisecentrum Alternatieven voor Geweld), vertelt zij over de grote invloed van actievoerders tegenover de negatieve krachten van oorlog. Samenwerking is heel belangrijk naast strategisch denken. We moeten afzien van vijandigheid en vernedering en doorgaan met positieve opbouw. Onderwijs en hulp moeten doorgaan ondanks de problemen die militaire en civiele aanwezigheid met zich meebrengt. Verder ziet zij veel heil in internationaal burgervredeswerk, strijdbare vrouwen en training.
Na een discussie met de zaal sluit de voorzitter Fred Valkenburg om vijf uur het congres.
Anke Polak
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
De voorstanders van de oorlog, die tegen het Iraakse regiem was, zullen deze vragen positief beantwoorden, en neigen er daardoor ook toe om de toekomst van de Iraakse bevolking rooskleurig af te schilderen. Ze waren voor de Anglo-Amerikaanse invasie en zijn vermoedelijk niet van positie veranderd. Alleen werd het argument van massavernietigingswapens in Irak steeds meer genuanceerd en is het zelfs verdwenen. Met de publicatie van elk bewijsstuk over de leugens die door de verschillende betrokken regeringen inclusief de Nederlandse verspreid zijn, verschuift de argumentatie steeds meer naar het potentiële gevaar dat de regering van Saddam Hoessein zou hebben gevormd, dan wel de repressie die het uitoefende. Speculatie en vooronderstellingen hebben de feiten verdreven. De tegenstanders van weleer hebben wat betreft de casus belli, volledig gelijk gekregen. Er was geen formele rechtvaardiging van de oorlog, de oorlog is volgens de maatstaven van internationaal recht, illegaal.
Maar de tweede vraag, die ook door de voorstanders wordt opgeworpen, is niet zo makkelijk te beantwoorden. Ze stellen dat de verdrijving van het regime van Saddam Hoessein hoe dan ook een zege is: de bevolking heeft het beter gekregen of zal het beter krijgen. De repressie onder Saddam Hoessein was zodanig dat de nieuwe situatie alleen maar vooruitgang kan betekenen, volgens deze argumenten.
Deze repressie is een ontegenzeggelijk deel van de Iraakse ervaring en Saddam Hoessein is terecht als een bloedige dictator neergezet. Maar of de invasie en de bezetting een verbetering in het leven van de Iraakse bevolking hebben teweeggebracht, valt te betwijfelen. Over de omstandigheden van de burgerbevolking zijn recentelijk drie rapporten verschenen, die bij elkaar een zwart beeld geven.
Een onderzoek van de Britse tak van de IPPNW, Medact (noot 2) geeft een deel van de verklaring: de schrijvers concluderen dat de medische infrastructuur die in Irak al voor een belangrijk deel was afgebroken, sedert de oorlog begon in maart 2003 verder is gedegradeerd. De oorlog verergerde de gezondheidssituatie en beschadigde de mogelijkheden voor de Iraakse maatschappij om de gezondheidszorg te herstellen. Boven op alle andere ellende is er een direct gezondheidsgevaar voor de Iraakse bevolking.
Tenslotte publiceerde het gezaghebbende Britse blad The Lancet een onderzoek van Amerikaanse artsen naar de oorzaken van de sterftecijfers in Irak over de afgelopen drie jaar (jan 2002-sept 2004) (noot 3). Hun bedoeling was om na te gaan of er een verandering heeft opgetreden sedert de invasie. Zij concluderen dat dit inderdaad het geval is, de kans op overlijden werd sedert de invasie 2.5 keer hoger geschat; er zouden 98.000 Irakezen, waarschijnlijk grotendeels burgers, meer gestorven zijn in de periode na de oorlog, vergeleken met dezelfde periode daarvoor. Na het begin van de oorlog werd geweld, meestal door militaire acties zoals bombardementen, de belangrijkste doodsoorzaak. Hoewel de gebruikte onderzoeksmethodiek onmogelijk zekerheid kan verschaffen (het gaat om een mate van statistische waarschijnlijkheid, waarbij het 'extra doden' cijfer het meest waarschijnlijke is binnen een bereik van 8.000-194.000), is het een indicatie van grote aantallen burgerdoden.
De website www.Iraqbodycount.org, dat mediaberichten gebruikt als bron, noemt een aantal van 16.000 burgerslachtoffers van maart 2003 tot november 2004. Zelfs de laagste cijfers zijn een veelvoud van de 1.100 plus Amerikaanse militaire doden.
De conclusie van deze drie onderzoeken is dus dat er na de invasie een verslechtering is opgetreden in het leven van de meeste Iraakse burgers. De omvang van die verslechtering is niet duidelijk en moet beslist verder onderzocht worden. Maar het is helder dat er onmiddellijke en effectieve hulp noodzakelijk is. Het valt te betwijfelen of die onder de huidige omstandigheden - die van een de facto bezetting - kan worden gegeven. De vraag is of deze omstandigheden na de verkiezingen eind januari zullen verbeteren. Bij dit schrijven, begin december, lijkt het er op dat het Soennitische bevolkingsdeel niet zal deelnemen aan de verkiezingen. Dat betekent zo goed als zeker voortzetting van de guerrillaopstand en dus misère voor een deel van de bevolking.
Karel Koster
Noten:
Terug naar tekst
Terug naar tekst
Terug naar tekst
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
De tweede omschrijving wil ik kort verhelderen: het modernisme kennen we ook in Europa, het hangt samen met de Verlichting en het in het middelpunt plaatsen van leken binnen een kerk die zeer klerikaal georiënteerd was. De Amerikaanse variant was gelieerd aan de Vrijheidsstrijd en het relativisme. Het relativisme als filosofie gaat ervan uit dat er geen waarheid is die wij door ons denken zouden kunnen benaderen; en in de zedenleer is het de ontkenning van het bestaan van algemeen geldende normen. Dat is een heldere omschrijving. Amerikanisme bestaat dus.
Tik ik antiamerikanisme in, dan vertelt de machine me dat er op het hele internet vanuit de hele wereld 746 items aangeleverd worden. Een nogal marginaal verschijnsel dus. In die items vind ik bij de NRC het volgende: "Het Europese antiamerikanisme heeft een lange geschiedenis waarin vooroordelen en beredeneerde overwegingen vaak onontwarbaar zijn verbonden. Niet zelden hebben de Amerikanen de schuld bij zichzelf gezocht. In The Ugly American (1958) lieten William J. Lederer en Eugene Burdick zien hoe ze met hun goede bedoelingen en minder goede hebbelijkheden de buitenlanders overweldigen en meer vijanden dan vrienden maken". Deze omschrijving sluit aan bij de eerste Van Dale definitie en ze komt mij voor als een apolitieke bagatellisering. In een Deense publicatie lees ik: 'Men den velbegrundede kritik af det manglende globale perspektiv i amerikansk politik må ikke blive til antiamerikanisme…'. 'het bedoelt de sterk en vaak beargumenteerde kritiek op het falende globale perspectief en de Amerikaanse politiek'.
Kijk, de Deense bron formuleert datgene dat wij herkennen als antiamerikanisme.
Mijn zoektocht sterkt me in de overtuiging dat het fenomeen antiamerikanisme zozeer wordt gemarginaliseerd èn marginaliserend werkt, dat ik zelf twee reflecties als noodzakelijk wil neerzetten.
De eerste reflectie: de term antiamerikanisme is een stoplap.
Antiamerikanisme is een trend in het Europa van de frustratie. Het is de zure emotie van degenen die treuren om het socialistische debakel en de héle schuld daarvoor wensen te leggen bij de Verenigde Staten. Het is de stiekeme emotie van degenen die graag Europa of zelfs Nederland hersteld zagen in de oude koloniale macht, die tegenwoordig Vrije Markt heet.
Marktleader zijn, dát is het hoogste ideaal in Europa en Nederland tenslotte. En degenen die graag bij Bush op schoot kruipen, willen in hun kuiperijen niet gehinderd worden door keffende Nederlanders die kritiek hebben op die hielenlikkerij en op de Amerikaanse regering zelf: voor hen functioneer de term antiamerikanisme hetzelfde als eerder de term communist: de mond snoeren, de discussie stoppen, in diskrediet brengen vóórdat die kritiek serieuze omvang aanneemt. De term antiamerikanisme, de beschuldiging van antiamerikanisme heeft tot doel te marginaliseren, een karikatuur te maken van de spreker die dat etiket krijgt opgeplakt. De discussie stoppen om het nadenken te stoppen. Over antiamerikanisme kan ik dus eigenlijk heel kort zijn. Het bestaat meer als beschuldiging dan als realiteit. En als beschuldiging lijkt het effectief, in die zin dat het de pers de vrijheid geeft om onwelgevallige kritiek buiten haar kanalen te houden. Mijn zoektocht bevestigt hóe effectief de marginalisering werkt. Fundamentele kritiek op de VS-politiek wordt als antiamerikanisme weggezet.
Stap 1 sluit aan bij de eerste reflectie:
Antiamerikanisme is een gemarginaliseerd en een marginaliserend verschijnsel. Het is een gegeven, dat degene die zich bezighoudt met gemarginaliseerde zaken, zelf ook gemarginaliseerd wordt. Althans, zolang diegene mogelijk wel deel uitmaakt van een dominante groep, maar binnen die groep geen macht heeft. Alleen wie een duidelijke macht bezit, kan door zich met een marginaal verschijnsel bezig te houden dit verschijnsel aan de marginaliteit ontrukken. Voorbeeld: als ik me over een geïllegaliseerd persoon ontferm, raak ik zelf gemarginaliseerd. Als de koningin zich over een geïllegaliseerd persoon ontfermt, kan deze een Nederlands paspoort verwerven. Kort gesteld: antiamerikanisten marginaliseren zichzelf, tenzij ze macht hebben of tenzij ze zover gaan als Al Qaida en bommen gebruiken.
Stap 2 is analoog aan wat ik vanuit Van Dale deed. Omdat van antiamerikanisme nauwelijks een geschiedschrijving bestaat en zeker niet de werkingsgeschiedenis is beschreven, wil ik hier nagaan wat amerikanistische politiek is en wat haar werkingsgeschiedenis is.
De amerikanistische politiek vindt haar basis in de Monroe-doctrine van 1823, waarin o.a. gezegd werd: " …daarom, verplicht aan onze vrijmoedigheid en aan de familiaire banden die bestaan tussen de Verenigde Staten en deze (Europese) staten, verklaren dat wij iedere poging van hen om hun systeem in enigerlei omvang naar onze regionen uit te breiden, door ons beschouwd zal worden als bedreiging van onze vrede en onze veiligheid… Mèt de regeringen die hun onafhankelijkheid hebben uitgeroepen en deze handhaven… kunnen we geen enkele tussenkomst van enige Europese mogendheid met het doel zo'n land te onderdrukken of op welke wijze ook hun bestemming te controleren, anders zien dan een manifestatie van een vijandige houding tegenover de Verenigde Staten." Dit was 1823. Het is een eerste waarschuwing aan Europa dat de VS voortaan de supervisie hebben over heel Amerika. Het is een anti-Europese houding, maar geen anti-kolonistische. Want het is de houding van kolonisten die echter het veroverde niet meer wensen te delen met het moederland. Dit werd de basis van het Amerikaanse imperialisme, gepraktiseerd op het zuidelijk en noordelijk deel van het Amerikaanse continent. Onder Theodore Roosevelt bereikt het Amerikaans imperialisme haar hoogtepunt o.a. door een bevestiging van de Monroe-doctrine en een interpretatie ervan, namelijk dat de VS moeten ingrijpen wanneer "de democratie" in gevaar is. Vanuit de Monroe-doctrine gaat de VS zichzelf toenemend zien "als boven alle landen staand, onder, maar wel dicht bij God. Haar militaire expedities verliezen het karakter van verdediging of wraak, maar worden een straffen van bovenaf". (citaat naar de Noorse politicoloog Johan Galtung). Dit straffend optreden wordt geaccepteerd door allen die menen dat de democratie verdedigd moet worden en dat de VS de ultieme democratie is.
In dit VS nu van de 19de eeuw werd het communisme gezien als iets dat uit Europa komt en dus niet door de Europeanen mocht worden geëxporteerd naar het Amerikaanse continent. Bovendien werd het communisme sinds 1917 als antidemocratisch bestempeld. De Amerikaanse steun aan dictatoriale regiems in Latijns Amerika in de jaren zeventig tot negentig werd gelegitimeerd als strijd tegen het communisme en was een politiek die via Roosevelt tot op Monroe teruggaat. Tussen haakjes, onder Monroe-doctrine vond ik 102.000 items op het internet. Deze politiek die ik amerikanistisch wil noemen, bereikte onder de regering Reagan-Bush haar hoogtepunt (of dieptepunt zo u wilt). Wat is de nu actuele werkingsgeschiedenis van deze amerikanistische politiek? Daarover laat ik enkele onderzoekers aan het woord.
De regering Reagan-Bush duurde van 1980 tot 1988. Reagan riep de Sovjet-Unie uit tot 'het Rijk van Satan'. Dit rijk moest op de knieën. Brzezinski, de veiligheidsadviseur van Carter, had al het plan bedacht om geheime hulp te bieden aan de rebellerende mudjahedin die streden tegen de sovjetgezinde regering in Kaboel, Afghanistan. Het was bedoeld als lokaas voor de Sovjets, opdat zij meer troepen en wapens zouden inzetten en verstrikt raken in zoiets als een eigen Vietnam. Binnen vijf maanden hapte de Sovjet-Unie toe en op 26 december 1979 trok haar leger Afghanistan binnen. De regering Reagan-Bush nam met graagte dit concept over en maakte er een soort Reagan-doctrine van: "Sovjetrussische steun aan regeringen in de derde wereld onbetaalbaar en onhoudbaar maken". Waartoe leidde deze amerikanistische politiek, dit anticommunisme van Reagan en Bush?
In de jaren zeventig hadden tientallen leden van de drie rijkste families in Saoedi-Arabië intensieve relaties aangeknoopt in de hoogste Amerikaanse economische en politieke kringen. Met sommigen openlijke banden, met George H. W. Bush en George W. Bush indirecte banden. Vanuit die goede banden liet de regering Reagan-Bush CIA-directeur Casey onderhandelen met koning Fahd van Saoedi-Arabië en Prins Bandar, indertijd de Saoedische ambassadeur in Washington. Men kwam tot een plan waar beide partijen profijt van hadden: de VS kregen hun uitdaging aan de Sovjetunie en de Saoedi's kregen een manier om de binnenlandse onrust te bestrijden door steun aan fundamentalisten. De Saoedi's zouden grote sommen gelds aan de mudjahedin geven voor wapens en rekrutering. Zij zochten uit hun kringen Osama bin Laden uit om in Afghanistan een leidende rol te spelen. Om de Sovjets echt op de knieën te krijgen, kregen de mudjahedin en de Taliban uiteindelijk ook directe steun uit de VS: in 1987 was dat 700 miljoen dollar per jaar aan wapens, bijvoorbeeld de geavanceerde Stinger-raketten waarmee je vanaf je schouder een vliegtuig kunt neerhalen. Ze kregen satellietgegevens, onderschepte sovjetinlichtingen, springstoffen en militaire trainingen in de VS. En in Peshawar, een Pakistaanse grensplaats met Afghanistan, kwam een groot opleidingskamp voor extreme moslimstrijders. Hier werd de ideologie van de jihad tegen de ongelovigen ontwikkeld. Rond 1990 was hier de eerste panislamitische beweging gevormd met ruim 25.000 strijders. Uit anticommunisme creëerden Reagan en Bush een levensgevaarlijk fenomeen in het onherbergzame grensgebied van Afghanistan en Pakistan, dat door de grote rijkdommen van enkele volgelingen over de hele wereld een netwerk kon opbouwen. Op 11 september 2001 werd helder waartoe dat fenomeen inmiddels in staat is. De amerikanistische politiek had een niet te traceren monstrum opgebouwd.
Dan een andere onderzoeker. In het Tijdschrift voor Geografie van oktober 2004 vond ik nog een analyse van de amerikanistische politiek. Gertjan Dijkink vraagt daar of de Amerikaanse hegemonie ten einde loopt en voordat hij een antwoord suggereert, geeft hij een omschrijving van het politieke handelen van de Verenigde Staten dat voor mij verhelderend was.
Hij zegt een paar dingen over de Amerikaanse hegemonie. Allereerst, dat Nederland beschouwd wordt als de eerste hegemonie, in de 17de eeuw, daarop volgde twee eeuwen een Britse hegemonie, en vervolgens een Amerikaanse. Dijkink overigens kritiseert deze reeks, omdat hij een wezenlijk onderscheid ziet tussen wat de Europese staten deden en wat de VS doen. De Europese staten waren in onderlinge concurrentie en in een proces van het aanscherpen van de eigen identiteit tegenover de ander. Het was een spanningsveld van wederzijdse afhankelijkheid. De VS echter gedragen zich meer als een rijk dan als een staat, zoals het Chinese rijk van de Ming-dynastie. Een rijk kent geen wederzijdse relatie, geen binnen en buiten, maar kent alleen zichzelf tegenover de rest, "barbaren die vernietigd of gepacificeerd moeten worden". De strijd tegen de Indianen, de Amerikaanse Burgeroorlog en de kruistocht tegen het communisme tekenen een traditie van compromisloze strijd die altijd is gericht op expansie. Zichzelf zien als de leider van de ontwikkelingsgang van de wereld. Dit enigszins autistische wereldbeeld is niet bevorderlijk voor een soepele omgang met "de barbaren". De Chinese geschiedenis nu leert dat noch isolationisme, noch een overijverige drang om je eigen principes aan de wereld op te leggen de hegemonie verzekeren. Ook 11 september liet dat zien. De aanslagen van 11 september waren volgens Dijkink niet zozeer schokkend voor Georg W. Bush omdat ze het territorium van de VS schonden. Andere krachten richtten iets aan dat de spelregels wijzigt en dàt is verantwoordelijk voor de heftige reactie van de regering Bush Jr. Het verloren initiatief en niet de territoriale veiligheid is in het geding, aldus Dijkink.
En dat brengt ons terug naar Europa. Heel speciaal naar twee ex-hegemoniale machten in Europa: Groot-Brittannië en Nederland. Het lijkt me geen toeval dat Bush-Blair-Balkenende elkaar zo makkelijk vinden in "de oorlog tegen het terrorisme". Het lijkt me een politiek fenomeen dat nader onderzocht moet worden op zijn historische wortels.
Europa zou de VS kunnen corrigeren, als Europa gezamenlijk zou optreden. Welke rol spelen de ex-hegemonieën in het voorkómen van een gezamenlijke Europese strategie? Hoe kan het, dat het mensenrechtenlievende Nederland en Europa zich niet willen realiseren dat de VS gebouwd zijn op een genocidaal verleden? Het is een natie, die nog nooit intensief werk maakte van de gewelddadigheden waarmee de autochtone bevolking nagenoeg werd uitgeroeid en welke impact dat heeft op de allochtone bevolking die nu het land leidt en de wereldhegemonie heeft gegrepen. Het is ondenkbaar dat dit verleden niet samenhangt met de wijze waarop de VS haar wereldpolitiek vorm geven. En de hele wereld weet het en negeert dit fundamentele gegeven.
In de VS zelf wordt onvermoeibaar uitmuntend onderzoek gedaan naar de feiten rondom de amerikanistische politiek en wordt haar ondemocratische, hypocriete en gevaarlijke karakter in beeld gebracht. Europese antiamerikanisten beperken zich vooral in het overnemen van die gegevens en maken ze daarmee tegelijk marginaal. Wij importeren en leven van de vrucht van andermans arbeid, van wat bovendien als geïmporteerde kennis veel van zijn waarde verliest. Dat is nog steeds koloniaal gedrag. Onze beste steun aan deze arbeid van kritische Amerikanen zou zijn, dergelijke onderzoeksarbeid te verrichten naar de handelwijze van Europese politiek en media en naar de verborgen ambities, relaties, handelingen en belangen.
Ook een onderzoek naar de Nederlandse cultuur lijkt me zinvol. Er hangt in dit land nog altijd een sfeer van wereldleider willen zijn: de beste verdedigers van mensenrechten, de grootste luchthaven en haven, de meest verlichte geesten… Hoeveel nostalgie naar onze 17de eeuwse hegemonie sluimert er nog in de moerassige lucht van Nederland? En vooral, hoezeer hangt deze nostalgie samen met ons politiek zo makkelijk aanschuiven bij de narcistische politiek van Washington? Hoe narcistisch is de Nederlandse politiek? Vertonen de jongste debatten over integratiebeleid geen narcistische trekken?
Maar ook: hoe voorkomen wijzelf, kritische Europeanen, kritische Nederlanders, dat we narcistisch alleen nog onszelf vertrouwen als de weinige Goeden in de strijd tegen zoveel Kwaden? Veel creativiteit, intensieve studie en vooral zelfstudie zijn gevraagd. Geen amerikanistische politiek, geen antiamerikanisme, maar Eurospectie. Waarbij wijzelf ons telkens weer mee moeten analyseren als deel van de Nederlandse gemeenschap, de Europese gemeenschap. De wereldgemeenschap, waarin "het westen" zich presenteert als synoniem met democratie terwijl de uitbuiting van 2/3 van de mensheid steeds perversere vormen aanneemt en steeds beter beschermd wordt. Ikzelf leef binnen die 1/3, weliswaar in de marge maar toch…
Als christen beschouw ik het tenminste als mijn erfzonde dat ik me niet helemaal kan onttrekken aan de welvaart die hier onvermijdelijk mijn leven omgeeft, en die gebouwd is op die perverse Noord-Zuid relatie.
Yosé Höhne-Sparborth
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
De eerste termijn van het presidentschap van George W.Bush (2001-2005) werd gekenmerkt door een keiharde buitenlandse politiek. Die bestond onder andere uit het afwijzen van heel wat internationale verdragen en afspraken. Op bewapeningsgebied het anti-raketverdrag. Op milieugebied het Kyotoverdrag. Op mensenrechtengebied het Internationale Strafhof. Dit laatste natuurlijk in samenhang met systematische martelingen in het concentratiekamp Guantanamo Bay en in de Abu Ghraib gevangenis.
Het betrof vooral echter de defensiepolitiek van Bush. Zijn defensiebegroting kreeg de astronomische omvang van 500 miljard dollar per jaar. Er werden Amerikaanse soldaten in liefst 150 landen gestationeerd. De abjecte terreuraanvallen van 11 september 2001 op de symbolen van Amerika's economische en militaire macht (het World Trade Centre en het Pentagon) met 3000 doden werden beantwoord met een veelvoud van hetzelfde. Namelijk met verwoestende bombardementen op Afghanistan en later, in 2003, met een grootscheepse zogenaamde preventieve aanval op Irak. Deze was gebaseerd op leugens over de Iraakse bewapening en op het verzinsel dat Irak bij 11 september betrokken was. Het aantal slachtoffers van deze nog steeds durende oorlog wordt op meer dan 100.000 geschat. De Amerikanen plegen er bovendien op grote schaal oorlogsmisdaden. Er wordt uitsluitend op de terreuraanslagen gereageerd met keiharde repressie en niet met het onderzoeken van de oorzaken. Bij die aanslagen gaat het zeker ook om religieus fanatisme, maar vooral om verzet tegen de grootscheepse uitbuiting, onderdrukking en minachting van de volkeren van de Derde Wereld door het rijke Westen, voorop de Verenigde Staten.
Op 2 november jl. bleek het Amerikaanse electoraat absoluut niet genoeg te hebben van deze misdadige repressiepolitiek. Bush won weer en veel duidelijker dan in 2000. Toen kreeg hij een half miljoen stemmen minder dan zijn tegenstander Gore, nu versloeg hij opponent Kerry met 3 1/2 miljoen stemmen. In procenten: 51% tegen 48%. Bovendien werden bij de tegelijk gehouden verkiezingen voor beide huizen van het parlement de meerderheden van Bush' Republikeinse Partij vergroot. Zijn uitgangspositie is dus heel sterk en aanzienlijk beter dan in 2000.
Als verklaring voor deze, in veler ogen onverwachte grote steun voor die geweldslievende president worden wel zijn neoconservatieve opvattingen over abortus, homoseksualiteit etc. genoemd. Enige rol hebben die waarschijnlijk wel gespeeld, maar veel belangrijker was mijns inziens het volgende: Amerikanen geloven, getraumatiseerd door 11 september 2001, nog steeds dat zij voortdurend ernstig militair bedreigd worden. Zij zien de oorlog tegen Irak als onderdeel van de bestrijding van het terrorisme. Ze beseffen niet dat de buitenlandse politiek van Bush kweekplaatsen voor nog meer terrorisme doet ontstaan. Ze accepteren, terwille van de flinke politiek van Bush, de afbraak van sociale voorzieningen, enorme begrotingstekorten en andere nadelen.
Het is dan ook nauwelijks de vraag wat voor politiek Bush in zijn tweede termijn zal bedrijven. Hij zit stevig in het zadel en hij beschikt over de rijkste economie ter wereld en over verreweg het sterkste militaire apparaat. Hij zal dus voortgaan met wereldwijde machtsuitoefening door de Verenigde Staten en voor de belangen van de Verenigde Staten. Dikwijls zal het inzetten van militaire middelen daarvoor niet nodig zijn, maar hij zal er niet voor terugschikken om dat wel te doen. Minister van buitenlandse zaken Colin Powell voorspelde al het voortzetten van het offensieve buitenlandse beleid. Powell wordt overigens vervangen door de havik Condoleezza Rice, tot nu toe Bush' nationale veiligheidsadviseur. Verder blijft havik Cheney vice-president. Bush heeft nu al een grote uitbreiding van de CIA aangekondigd.
Men moet overigens de gematigdheid van Colin Powell niet overschatten. Hij heeft vier jaar lang gefungeerd als een trouwe dienaar op een belangrijke voorpost. Ik herinner aan zijn optreden op 5 februari 2003 in de Veiligheidsraad (live uitgezonden op de Nederlandse TV) waar hij het militaire aanpakken van Irak uitlegde met een lawine van leugens over de bewapening van Irak. Ik vond het direct al zeer ongeloofwaardig. Powell heeft onlangs toegegeven dat het allemaal onzin was. Hij moet dat, als militair deskundige, destijds geweten hebben.
Wereldwijde machtsuitoefening:
Tenslotte: men moet het verschil tussen het Amerika van Bush en dat van zijn voorgangers niet overdrijven. Het land wordt dikwijls afgeschilderd als de grote weldoener onder de staten, voortdurend bereid onderdrukte volkeren te bevrijden en iedereen die hongert te spijzigen. Maar nu de feiten: de Verenigde Staten zijn mee gaan doen aan de Tweede Wereldoorlog doordat Japan hen op 7 december 1941 aanviel. Direct daarna verklaarde Hitler de oorlog aan Amerika, waardoor het ook tot de geallieerde combinatie tegen Duitsland ging behoren. Een tijdje nadat Duitsland de Sovjet-Unie had aangevallen (22 juni 1941) vond er in de Amerikaanse senaat een debat over de oorlog plaats. Een Democratische senator stelde dat de Verenigde Staten uiteindelijk moesten gaan deelnemen aan de oorlog en wel aan de kant van degene die dreigde te verliezen, dwz. Duitsland of de Sovjet-Unie. Dit vanwege het behoud van het machtsevenwicht. Een senator slechts, maar wel iemand die vier jaar later president werd: Harry Truman. Ze hadden dus bijna aan de Duitse kant meegedaan.
Fred van der Spek
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
De logica hiervan geldt specifiek voor de Balkan. Er zijn veel plekken waar veel meer mensen in burgeroorlogen zijn gedood dan in Kosovo. Tijdens de oorlog in Kosovo zijn hoogstens 10.000 mensen gestorven, maar KFOR - de door de NAVO geleide internationale troepenmacht - heeft ooit een sterkte gehad van 50.000 militairen en telt er momenteel nog steeds 19.000. Vergelijk dat eens met de Democratische Republiek Congo, waar pas na vijf jaar en het uitmoorden van 3 miljoen mensen (meer dan de hele bevolking van Kosovo) de sterkte van MONUC - de VN-macht in Congo - tot 16.000 is toegenomen. Bovendien huisvest Kosovo nog een internationale politiemacht van rond de 6.000 agenten en heeft de internationale bureaucratie onder leiding van UNMIK (de VN-organisatie voor Kosovo) de Europese Unie en de Wereldbank verantwoordelijk gemaakt voor de economie en de OVSE voor de democratisering.
Kortom, terwijl de wereldmachten sinds het begin van de jaren negentig probeerden Kosovo van de agenda te houden, is het sinds de regering Clinton en de NAVO-bondgenoten hun geduld met Milosevic hadden verloren een internationale prioriteit geworden.
Toch begonnen sommige Serviërs zich begin van 2004 veiliger te voelen in Pristina. Hoewel ze nog steeds onder militaire bescherming buiten de stad woonden, konden ze daar wel binnen komen om te werken - bij de internationale organisaties of het voorlopige interim-zelfbestuur - en voelden zich uiteindelijk veilig genoeg om in de stad rond te lopen.
Die oppervlakkige stabiliteit werd doorbroken in het weekeinde van 17 en 18 maart 2004. De uitbarsting van woede begon als reactie op een onbevestigd bericht dat enkele Albanese kinderen die verdronken waren, door Serviërs de rivier in zouden zijn gejaagd. Volgens KFOR namen vervolgens ongeveer 50.000 Albanezen deel aan een massale geweldsexplosie, waarbij ongeveer 900 huizen in brand werden gestoken, 19 mensen werden gedood, 950 gewond raakten en rond de 3.200 Serviërs en 350 Roma en Ashkali (Albanees sprekende Roma) van huis en haard werden verdreven. Op hun beurt verjoegen Serviërs 350 Albanezen uit het noordelijk deel van Mitrovica.
Plotseling kon niemand meer doen alsof de internationale operatie een succesverhaal was. Integendeel, het potentieel voor een inter-etnische explosie in Kosovo is nog net zo groot als vroeger. De Servische boykot van de algemene verkiezingen in Kosovo afgelopen oktober - al ging die gepaard met intimidatie - is een ander teken dat het UNMIK niet lukt om een bestuursvorm voor Kosovo te vinden die acceptabel is voor alle etnische groepen. Maar het is niet alleen een etnisch probleem: de economische vooruitzichten van Kosovo zijn belabberd. Ondanks al het internationale geld dat sinds 1999 in Kosovo is uitgegeven stagneert de economie en is meer dan de helft van de beroepsbevolking werkloos. Ondertussen tieren corruptie, intimidatie en diverse criminele organisaties die sinds de oorlog zijn opgekomen - auto's, bouw, prostitutie - welig. Kosovo is het soort plek waar de plaatselijke onderdirecteur van het elektriciteitsbedrijf een handeltje drijft in noodaggregaten voor cafés, winkels en internationale NGO's, om voordeel te halen uit het falen van zijn bedrijf om de elektriciteitscentrales in de regio op te knappen.
De complexe situatie in Kosovo leverde urgente en meervoudig gelaagde problemen op. De situatie kort na de oorlog met de noodzaak voor hulp en onderdak voor interne vluchtelingen, wederopbouw van huizen en het ruimen van niet geëxplodeerde munitie (clusterbommen van de NAVO en Servische mijnen) was daarvan nog maar het begin. Elke oorlog laat ook een erfenis na van haat en trauma's, lijken die moeten worden opgespoord en geïdentificeerd, en misdaden die moeten worden aangeklaagd en onderzocht. In het bijzonder bij burgeroorlogen blijven er meestal gewapende groepen over die hun wapens willen houden om er later van te profiteren. De gebruikelijke institutionele chaos na een oorlog werd in Kosovo verergerd door de uitsluiting van de Albanezen van overheidsfuncties, banen en onderwijs tijdens de harde repressie gedurende de tien jaar die aan de oorlog voorafgingen. Hoewel de politieke leiders van de Serviërs in Kosovo nu zeggen dat ze indertijd werden 'gemanipuleerd', herinneren hun Albanese buren zich heel goed de initiatieven die een aantal van die Serviërs vanaf 1987 namen om Milosevic op het schild te heffen als kampioen van alle Serviërs. Bovendien zijn er in Kosovo weinig herinneringen aan etnische coöperatie uit vroeger tijden: sinds de Servische verovering van het gebied in 1912 is de geschiedenis er één van etnische overheersing, hoofdzakelijk door de Servische minderheid en hun achterban in Belgrado, maar ook door Albanezen tijdens de Tweede Wereldoorlog en, volgens het Servische gezichtspunt, tijdens de periode van autonomie in de jaren zeventig en begin jaren tachtig.
De VN waren op twee manieren slecht voorbereid. Ten eerste is de periode van de NAVO-bombardementen - van maart tot juni 1999 - niet gebruikt voor een serieuze planning van de naoorlogse vredesopbouw. Ten tweede is de VN nog steeds slecht toegerust om het bestuur over een door conflicten verscheurd gebied over te nemen om de instellingen en de staat zelf te reconstrueren. Tijdens de bombardementen op Joegoslavië zeiden NAVO-woordvoerders herhaaldelijk dat ze de naoorlogse wederopbouw al aan het plannen waren. Maar dat was pure propaganda. Ter plekke namen de leiders van het Kosova Liberation Army (UCK) het initiatief terwijl de VN alleen een 'interim' hoofd van UNMIK kon benoemen. Intussen moest de internationale staf improviseren bij vrijwel alle aspecten van de wederopbouw. Omdat deze buitenlanders meestal op basis van korte termijn contracten werken was er weinig continuïteit in dit werk. En de hele operatie werd verstoord door een gebrek aan transparantie en verantwoording. Hoe kunnen UNMIK en de OVSE de beste aanpak (best practices) in praktijk brengen als ze niet eens in staat zijn om hun eigen staf te screenen op criminele activiteiten voor, tijdens of na de oorlog? Hoe kunnen KFOR en de politiemacht van UNMIK de 'mensenrechten' handhaven wanneer ze bij hun eigen optreden niet aan de maatstaven voor diezelfde mensenrechten voldoen?
Ik zie twee fundamentele tekortkomingen in de internationale benadering van Kosovo na de oorlog. Ten eerste is dit een poging om de vrede op te leggen. En hoewel internationale organisaties kunnen helpen de omstandigheden te creëren die tot vrede leiden en in sommige gevallen een tijdelijk staakt-het-vuren kunnen opleggen, hangt vrede af van de bevolking zelf en hun bereidheid om de mensenrechten van iedereen te respecteren. Ik kom hier nog op terug.
Ten tweede loste de oorlog van de NAVO de essentiële kwestie hoe er besloten moet worden over de toekomstige status van Kosovo niet op. Dat nodigt uit tot pogingen om de situatie te manipuleren. Hoewel de meeste leden van de Veiligheidsraad lijken te begrijpen dat de Albanezen van Kosovo nooit meer zullen accepteren om te leven onder Servische overheersing, hebben ze zich ook verbonden aan de handhaving van een multi-etnisch Kosovo. Maar totdat de kwestie van de status is opgelost zullen de nationalisten van beide kanten proberen om voldongen feiten te scheppen voor het Kosovo dat zij willen - Albanese extremisten bedreigen alleen al de aanwezigheid van Serviërs in Kosovo, terwijl hun Servische tegenhangers de Servische bevolking proberen te hergroeperen zodat de provincie opgedeeld wordt. De grootste Servische gemeenschap woont in het noorden van Mitrovica. Ze zijn in hoge mate afhankelijk van geld uit Belgrado - de parallelle universiteit en het ziekenhuis worden vanuit Belgrado gefinancierd, terwijl de lagere scholen en de basisgezondheidszorg door Belgrado en Pristina samen betaald worden. Dat geeft sommigen de mogelijkheid om voor één baan twee salarissen op te strijken, een regeling die geaccepteerd wordt omdat het voor hen een prikkel is om in Kosovo te blijven. Daarom zijn de Servische leiders van Mitrovica meer georiënteerd op Belgrado dan op welke autoriteit dan ook, die in Kosovo wordt gevormd, en zijn ze meer erop uit om in Belgrado in de gunst te blijven dan om kontakten met hun buren van andere etnische groepen aan te knopen.
De kloof tussen retoriek en werkelijkheid blijkt het grootst bij het vraagstuk van de terugkeer van de interne vluchtelingen, meest Serviërs. Zowel Belgrado als UNMIK zien dit als prioriteit, en alle Albanese politiek leiders hebben zich in het openbaar uitgesproken voor de terugkeer van de verdreven Serviërs. Bovendien heeft UNMIK een fraai handboek terugkeer geproduceerd, dat de beste aanpak voor alle betrokkenen in kaart brengt, vanaf de individuele families via de hulporganisaties tot en met de gemeentes. Dit is echt het neusje van de zalm op het gebied van nadenken over de terugkeer. En toch beweegt er ter plekke bijzonder weinig. UNMIK heeft geprobeerd de gemeentes te dwingen om werkgroepen op te zetten van plaatselijke autoriteiten en NGO's om de terugkerende vluchtelingen te ondersteunen, maar die functioneren maar in heel weinig gevallen. Intussen zijn er diverse EU-landen die geld hebben gereserveerd voor terugkeer, maar er zijn geen praktische projecten waaraan dit geld kan worden besteed.
De Albanezen van Kosovo hebben de internationale interventie verwelkomd, maar ze hebben al snel ontdekt dat ze niet verondersteld werden een grote rol te spelen in het bepalen van hun toekomst. Igballe Rogova van het Kosova Vrouwennetwerk (KVN) heeft de ervaringen met UNMIK gebruikt als waarschuwing voor de vrouwen van Irak. "We waren graag bereid om samen te werken met de internationale organisaties om een strategie uit te werken voor de urgente behoeften van Kosovaarse vrouwen, maar de meesten erkenden niet eens dat we bestonden en luisterden vaak niet naar wat we zeiden over beslissingen die ons leven en onze toekomst betroffen. Ze hadden hun eigen plannen en kant en klare in andere landen uitgeteste programma's en wilden niets wijzigen om aan onze realiteit tegemoet te komen.
Financiers bieden de NGO's vaak trainingen aan, in het bijzonder capacity building, waarbij de trainer uit het buitenland in een dag ongeveer net zoveel verdient als een plaatselijke onderwijzer in een maand. En de belangrijkste 'capaciteit' die geleerd wordt lijkt het verwoorden van wat de donors graag willen horen.
Als trainer van een plaatselijke organisatie voor humanitaire hulp kreeg een vriendin van mij van de groep te horen dat "Serviërs genetisch slecht zijn". Ze vroeg zich af of het nu de bedoeling was de plaatselijke bevolking te leren om zulke gevoelens voor de buitenlandse financiers verborgen te houden. Toen ik dezelfde uitdrukking hoorde tijdens een workshop over vredesopbouw protesteerden alle andere deelnemers in elk geval tenminste nog.
Toen een activist voor een Balkan vredesagenda de inter-etnische NGO-lijst van de OVSE afbelde bleek slechts een derde van de groepen te bestaan en waren er maar weinig bezig met dialoog. De meesten bestonden alleen om toekomstige financiers een genoegen te doen. Misschien is er een formule op te stellen: hoe meer NGO's, hoe minder civiele samenwerking.
Deze demonstratie was niet zo groot. Hij was van te voren uit het nieuws gehouden en werd later onderbelicht door de machthebbers - zowel plaatselijk als internationaal. Maar misschien vertegenwoordigen de demonstranten wel een veel te laat opgedoken emotie bij een bevolking die de NAVO (en later KFOR) al te lang dankbaar is geweest en die al te lang geleerd heeft wat ze moeten vertellen om zich te verzekeren van internationale financiering.
KAN is een groep vooral jonge mensen die geweldloze manieren zoeken om de ontevredenheid van de bevolking tot uitdrukking te brengen. Hun filosofie is die van 'volksmacht' (empowerment) - daarom schrijven ze KAN ook als 'I CAN' - en geweldloosheid. Het internationale Kosova Action Network bestaat al een paar jaar en voert met name campagne voor het vrijlaten van gevangenen. KAN is in Kosova opgericht na een internationale conferentie in 2003.
De eerste actie was het organiseren van een petitie over de mensen die na de oorlog nog vermist zijn. Deze meest ondertekende petitie sinds tien jaar richt zich op solidariteit met degenen die tijdens de oorlog geliefden verloren, maar wil ook druk uitoefenen voor verder onderzoek, in het besef dat meer dan 800 lijken die in Servië zijn opgegraven nog wachten op terugkeer naar Kosovo. Ze denken dat er nog meer lijken zijn in massagraven in Servië. Zelfs tijdens de bombardementen van de NAVO vervoerden Servische strijdkrachten dode lichamen van Kosovo naar Servië om oorlogsmisdaden te verhullen.
KAN's tweede actie was de bezetting van een winkelcentrum op zondag 8 februari, met toestemming van de eigenaars. Ze beplakten de ramen met zwart plastic en maakten van het hele gebied een zone voor vrije meningsuiting rond de vragen: "Waar komen we vandaan? Waar zijn we nu? Waar gaan we heen?" Rond de 30.000 mensen namen daaraan deel. Het muzikale hoogtepunt was het optreden van een Ashkali groep - één van de meest bedreigde minderheden.
Daarna gingen ze verder met de organisatie van hun demonstratie op 10 juni. Het geweld van 17 maart zette daar een domper op.
Deze herfst heeft KAN - met de familie van de vermisten - de hoofdweg naar Pristina dagelijks acht uur bezet gehouden. De internationale ombudspersoon voor Kosovo heeft het hardhandige politieoptreden tegen deze acties bekritiseerd, zelfs al overschreden de demonstranten in zijn ogen de wettelijke grenzen voor protestacties.
De meer ervaren leden van KAN lijken grotendeels gerekruteerd uit de geweldloze studentenbeweging van 1997 en net als toen negeert KAN waarschuwingen om de situatie niet uit de hand te laten lopen. Ze zien UNMIK als onderdeel van een proces van toenemende corruptie en machteloosheid in hun samenleving. De partijpolitici en een groot deel van de politieke elite hebben zich ingekocht in dit proces. Het is nu tijd om de geest van solidariteit en vrijwillige actie te laten herleven, die ongekend is in het naoorlogse Kosovo. Ze stellen dat de toenemende frustratie bij de jeugd moet worden gekanaliseerd in geweldloos actief verzet en zijn begonnen met werkgroepen rond thema's als "Geweldloosheid en verwerving van macht". Ze zijn niet geïnteresseerd in inter-etnische dialoog als doel op zich en ze wijzen erop dat Albanese en Servische criminelen geen enkel probleem hebben om samen te werken. Maar KAN is zeker bereid om samen te werken met Serviërs voor gemeenschappelijke doelstellingen en de vroegere studenten van 1997 houden nog steeds contact met hun collega's in Belgrado uit die tijd.
Wat betreft de onderhandelingen tussen Serviërs en Albanezen verwacht ik niet dat er één internationale topfiguur stom genoeg zal zijn om een nieuwe oorlog te provoceren door Kosovo terug te sleuren naar Servië. Aan de andere kant kan ik me, gezien de algemene aversie van de Veiligheidsraad tegen aanspraken op territoriale zelfbeschikking, moeilijk voorstellen dat ze de onafhankelijkheid van Kosovo willen erkennen. Ik zou willen dat het anders was.
De Servische politici in Kosovo zitten nog even sterk op één lijn met Belgrado als altijd. Het zou verschil kunnen maken als de Serviërs op het platteland van Kosovo een politieke stem zouden krijgen maar dat is onwaarschijnlijk. De meeste Serviërs op het platteland willen blijven, het maakt hun niet uit wie het gebied bestuurt. Daarom zijn het mensen die eerder kiezen voor een rustig bestaan dan dat ze zich bezig houden met politiek. Er moet ook een conceptuele sprong gemaakt worden zodat de Serviërs onderscheid gaan maken tussen autonomie voor hun gemeenschap en autonomie van een territorium. Te denken valt bijvoorbeeld aan een systeem zoals in België waar de Vlaamse en Waalse 'gemeenschappen' verantwoordelijk zijn voor hun eigen onderwijsstelsels.
Aan de Albanese kant van Kosovo is de toestand al even deprimerend. President Rugova - eens onterecht bestempeld als de Albanese Ghandi - is passiever dan ooit en neemt geen enkel initiatief. Dat hij nog steeds 47% van de stemmen kan halen komt voornamelijk door het gebrek aan acceptabele alternatieven. Afgelopen maart waren er in elk geval een aantal andere leiders, die verder gingen dan de rituele afwijzing van geweld. Enkele burgemeesters en een delegatie met onder andere de premier en ministers van andere politieke partijen probeerden opgewonden menigtes tot bedaren te brengen. De ministers boekten daarbij direct succes, de burgemeesters hadden een wisselend resultaat. Toch zijn te veel Albanezen in Kosovo eerder gewend anderen de schuld te geven - Serviërs of UNMIK of hun eigen louche politieke leiders - dan hun eigen verantwoordelijkheid te erkennen voor de manier waarop ze moeten leven.
Misschien is het meest dwingende argument voor de onafhankelijkheid van Kosovo dat dan de verantwoordelijkheid voor de toekomst van het gebied stevig in de handen zal liggen van degenen die daar leven - en niet bij de ten onrechte zo genoemde 'internationale gemeenschap' die probeert op te leggen wat het niet in praktijk kan brengen, noch bij Belgrado. Groepen zoals het KNV en KAN vormen misschien niet de hoofdstroom, maar ze worstelen al om hun verantwoordelijkheid voor de situatie op zich het nemen. Degenen in de hoofdstroom daarentegen - de partijpolitici, al te veel autoriteiten in het interim-bestuur en zelfs mijn voormalige vrienden in de media - zijn maar al te bereid om de verantwoordelijkheid af te wentelen die hun rol van hun vereist.
Howard Clark
Relevante websites:
www.kan-ks.org
www.womensnetwork.org
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
De twintigste eeuw was een eeuw van oorlogen en wel van ongekende massaslachtingen. Alleen al in de twee wereldoorlogen stierven in totaal minstens 65 miljoen mensen, vooral veel jonge mannen in de bloei van hun leven. En tot in onze tijd blijft oorlog een dagelijks verschijnsel. Zo dagelijks dat veel mensen het als een natuurverschijnsel over zich heen laten komen of - meer nog - het op tv als een spannende film volgen.
Als reactie hierop ontstond al in de negentiende eeuw een pacifistische beweging die als een morele schaduw van oorlogen allerlei initiatieven ontplooide. Een daarvan is het oprichten van anti-oorlogsmusea. Afgezien van een vroege halfslachtige voorloper in Luzern, is het Anti-Kriegsmuseum in Berlijn uit 1925 de eerste in zijn soort. Als een soort spiegel van een eeuw van oorlogen en vaak ook als voorbeeld voor andere musea, volgen we het ontstaan en de ontwikkeling van dit 'kleine museum met een grote boodschap' Later volgden er meer anti-oorlogsmusea, vooral na de Tweede Wereldoorlog. In Nederland kennen we vanaf 1913 het Vredespaleis in Den Haag, maar een echt anti-oorlogsmuseum is er opvallend genoeg niet. Het 'Museum voor Vrede en Geweldloosheid' is vanaf 1995 actief bezig zoiets op te zetten, maar is tot nu toe niet veel verder gekomen dan het verzorgen van overigens zeer waardevolle reizende tentoonstellingen. Verder zijn de druk bezochte herinneringscentra in Vught en Westerbork - zeker in hun educatieve programma's - sterk pacifistisch ingesteld.
De oprichting en inrichting van het Anti-Kriegsmuseum in Berlijn anno 1925 was in hoge mate het werk van één persoon, Ernst Friedrich. Een bijzondere man waar al heel wat over geschreven is.
Friedrich was al vroeg actief in de Duitse arbeidersbeweging van voor de Eerste Wereldoorlog en in 1914 - bij het uitbreken van de oorlog - is zijn keuze duidelijk: hij weigert dienst en wordt opgesloten in een inrichting. Tijdens de afloop van de oorlog is hij actief betrokken bij de Spartacus opstand en leert er o.a. Rosa Luxembourg kennen. Maar Friedrich voelt niets voor het communistische experiment in de USSR. Hij verafschuwt Lenin evenzeer als de paus!
Veel meer is hij een anarchistische pacifist met bijna 'provoachtige' trekjes. Zo woont hij in een commune en ziet hij vooral in jongeren de revolutionaire kracht ("Vertrouw niemand boven de 30").
Hij is een voorstander van directe en spontane actie bijv. door middel van muurkranten of het uitdelen van anti-oorlogs-kerstkaarten onder het winkelende publiek. En in de Friedrich-bijeenkomsten wordt samen gekookt, samen muziek gemaakt en worden na het voordragen van gedichten eindeloze politieke discussies gevoerd. Ook benadrukt hij het sichselbst revolutionieren als beginpunt van maatschappelijke verandering. Vandaar ook dat thema's als natuurvriendelijke landbouw en Liebe ohne Folgen besproken worden. Rond 1920 heeft Friedrich flink wat aanhang in Berlijn en andere grote steden. Bindende factor is daarbij het blad 'Freie Jugend', maar verder is zijn aanhang zwak georganiseerd. Veel in deze beweging draait om de charismatische Friedrich. 'Een fanaticus maar geen dogmaticus', zoals hij later door een goede vriend werd getypeerd.
Ondertussen is de altijd actieve Friedrich bezig een verzameling aan te leggen van met name foto's die de Eerste Wereldoorlog betreffen. Via oproepen in kranten en tijdschriften verzamelt hij de meest vreselijke foto's van verminkte soldatenhoofden, kreupele soldaten, executies, hongerige kinderen, smoezelige veldbordelen en nog veel meer In 1924 publiceert hij dit materiaal in zijn beroemde fotoboek Krieg dem Kriege en dit boek slaat direct aan. Vooral zijn manier van presenteren is opmerkelijk en provocerend: bijna steeds plaatst hij twee foto's naast elkaar; de ene geeft de officiële / nationalistische visie weer, de andere brengt de meestal gruwelijke en soms bijna walgelijke werkelijkheid in beeld. En dat pagina's lang, soms met kritisch of cynisch commentaar ('Met God voor keizer en vaderland uit elkaar gerukt'). Een simpele maar 'gouden vondst ' die later ook veel navolging krijgt. Veel later zijn de foto's uit dit boek wel eens vergeleken met de tv-beelden over de oorlog in Vietnam. Ook die schokten de wereld en hadden grote invloed op de publieke opinie. Beelden zijn blijkbaar sterker dan woorden!
Via allerlei vakbonden en vredesorganisaties wordt dit - in vier talen uitgegeven - boek niet alleen in Duitsland verspreid, maar ook in de rest van Europa. En heel veel later - in de zestiger en zeventiger jaren - verschijnt in Amerika een herdruk als ondersteuning voor de Vietnambeweging. Ook verschijnen er in die tijd een Chinese en een fraai verzorgde Japanse uitgave. Er zouden tot nu toe zo'n 400.000 exemplaren gedrukt zijn in totaal 40 talen, volgens opgave van een kleinzoon van Friedrich.
Het basismateriaal van dit boek vormt de kern van het in 1925 door Friedrich opgerichte Ersten internationales Anti-Kriegsmuseum in Berlijn. Friedrich zag het, juist als Duitser, als zijn plicht om in een land met zoveel oorlogsmonumenten ook een 'monument voor de vrede' op te richten. Hij richt zich in dit museum sterk op jongeren, immers: Ein Gespenst geht um in Europa. Das Gespenst der Jugend. Ja zelfs kinderen krijgen zijn speciale aandacht. Zo richt hij in het museum een speciale sprookjeskamer in en legt hij een verzameling oorlogsspeelgoed aan. Op speciale kindermiddagen wordt dit alles besproken en soms in actieve vorm door middel van toneelstukjes uitgebeeld.
Afgezien van de grote hoeveelheid foto's uit 'Krieg dem Kriege', zijn er ook tastbare museumstukken zoals helmen (gebruikt als bloempot), menukaarten van generaalsetentjes, zakdoeken met krijgshaftige taal, gipsen afgietsels van halve armen etc. Ook was het museum de plaats waar 'Arbeiter-Kunst' te zien was zoals van Otto Dix en Käthe Kollwitz, met wie Friedrich innig bevriend was. Verder waren er lezingen over puur politieke onderwerpen, maar ook over seksualiteit, kunst, vegetarisch leven en nog veel meer..
Humor zag Friedrich ook als een belangrijk wapen in de strijd tegen militarisme. Zo stond bij de ingang een bordje met de tekst: "Entree: voor mensen 20pfg. Soldaten hebben vrije toegang". Later zou hij nog een boekje uitgeven met Witze über das Dritte Reich.
Als we dit museum achteraf met een moderne museale blik bekijken dan was het - zeker voor die tijd - verrassend modern qua opzet: sterk visueel, tastbare voorwerpen, direct en eenvoudig taalgebruik, activerend en multifunctioneel.
Met dit alles wilde Friedrich niet alleen afschrikken en herinneren, maar ook opvoeden en alternatieven aanbieden.
Met de opkomst van Hitler en zijn nazi's komt het vredesmuseum steeds meer in problemen. Talloze processen en verdachtmakingen brengen Friedrich steeds meer in een moeilijk parket. Maar de vele processen tegen Friedrich werken averechts of zoals Friedrich het zelf achteraf uitdrukte: de akoestiek in de zalen was goed, ik kon er goed mijn ideeën ten gehore brengen en de andere dag stond het ook nog in de krant. Uiteindelijk komt het in 1933 tot een bestorming van het museum door een doldrieste horde SA-mannen. Voortaan is het een SA-clublokaal met in de kelder een martelruimte. Gelukkig heeft Friedrich van tevoren zijn unieke verzameling foto's en voorwerpen in veiligheid gebracht bij vrienden en iets later weet hij deze verzameling het land uit te smokkelen. Zelf belandt deze 'pacifist in Hitler-Duitsland' in de gevangenis, wordt gemarteld maar weet toch - waarschijnlijk onder druk van buitenlandse krachten - nog in 1933 het land te ontvluchten. Ondertussen was hij door Zweedse pacifisten officieel voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Vrede. Tevergeefs.
Het eerste anti-oorlogsmuseum lijkt te zijn gesneuveld in de oorlogshitserij van Hitler en zijn mannen. Maar dan kent men Friedrich niet! In ballingschap zet Friedrich zijn levenswerk zoveel mogelijk voort, juist nu met de constante oorlogsdreiging. In België lukt het hem met behulp van vakbonden en vredesgroepen zijn museum om te zetten in een reizende tentoonstelling. En met behoorlijk succes. Zijn tentoonstelling wordt in Gent door meer dan 6.000 mensen bezocht, waaronder ook soldaten. Zo blijft het Anti-Kriegsmuseum buiten Duitsland voortleven.
Als België door de Duitse legers onder de voet wordt gelopen, vlucht hij naar Frankrijk. Zijn toenmalige vriendin Ella weet niet te ontkomen en sterft in Auschwitz. In Frankrijk wordt door de nazi's en collaborateurs fanatiek jacht gemaakt op deze prominente Duitse antifascist. Uiteindelijk sluit de pacifist Friedrich zich aan bij het gewapende verzet en zoals altijd stort hij zich vol overgave in de strijd o.a. bij het redden van 70 Joodse kinderen uit een tehuis.
Na de oorlog is het een tijd stil rond Friedrich en zijn museum. Pogingen om het museum te heroprichten in de puinhopen van de Gedächtniskirche, midden in Berlijn, mislukken. Politieke tegenwerking in deze tijd van Koude Oorlog en weinig zakelijk optreden van Friedrich zelf, liggen hieraan ten grondslag. Friedrich blijft in Frankrijk wonen en is vooral actief in het opzetten van 'verzoeningsactiviteiten' tussen Franse en Duitse jongeren. Hij voelt zich meer en meer Europeaan, al neemt hij officieel het Franse staatsburgerschap aan. Als uitvloeisel daarvan koopt hij een stuk van een eiland in de Seine en maakt daarvan onder de naam 'Île de la Paix' een pacifistisch ontmoetingscentrum voor jongeren. Dat in 1965 Willy Brandt bij een bezoek aan Parijs uitdrukkelijk Ernst Friedrich wenst te ontmoeten, moet hem ongetwijfeld goed gedaan hebben. In deze jaren wordt hij steeds meer gekweld door financiële zorgen en de slechte gezondheid van zijn vrouw. Samen met de Koude Oorlog en de oorlogen in het Midden-Oosten leidt dit bij Friedrich tot verbittering en depressies.
"Als je iets wilt veranderen, gebruik dan niet je spieren, maar je hersens" zei hij tegen zijn kleinzoon. Maar de politieke leiders dachten daar anders over. Mei 1967 komt er een eind aan zijn leven, 72 jaar oud en moegestreden. Daarmee lijkt ook zijn Anti-Kriegsmuseum definitief ten einde, maar de geschiedenis verloopt anders.
In 1982 besluit zijn kleinzoon van moederszijde, Tommy Spree, tot heroprichting van het museum in West-Berlijn. Het is de tijd van de Koude Oorlog en de anti-kernwapendemonstraties. De sfeer van de anti-Vietnambeweging hangt nog in de lucht van Berlijn. Geheel in de traditie van zijn grootvader kiest Tommy Spree voor een 'irriterende' aanpak o.a. door simpelweg de gruwelijkheid van oorlogen te laten zien. En nu niet alleen van de Eerste Wereldoorlog (de fotoverzameling van Friedrich o.a. in een 3-D presentatie), maar ook van de Tweede Wereldoorlog (bijv. een 'gasbedje' in geval van een chemische aanval) en van de Vietnamoorlog, de oorlog in Afghanistan etc.
Het museum wordt een actief onderdeel van de brede vredesbeweging van die jaren. Tegen atoomwapens en Koude-oorlogsdenken, met tentoonstellingen over racisme, chemische oorlogsvoering, de Koerden en oorlog en economie. In de Peace Gallery is er een voorzetting van wat Friedrich ooit beoogde met zijn Arbeiter-kunst tentoonstellingen. Jonge kunstenaars kunnen er vanuit het motto 'kunst is vrij' hun kijk op de wereld uitdragen.
Postuum is er steeds meer waardering ontstaan voor Friedrich als 'vredesopvoeder' van de Duitse jeugd; er is een Ernst-Friedrich-Oberschüle, een Friedrich-promenade en op drie plaatsen in de stad zijn er herdenkingsplaquettes.
Zijn museum ontstond in 1925 als reactie op de Eerste Wereldoorlog, de eerste 'moderne oorlog'. Daarna volgden nog vele 'moderne' oorlogen, maar er ontstonden ook even zovele vredesmusea over de hele wereld en niet in het minst in landen als Duitsland en Japan. In die landen vervullen deze musea een belangrijke rol in de 'vredesopvoeding' van de jeugd. Immers in de woorden van Friedrich: "Meestal zijn het oude grijze mannen die een oorlog beginnen. Maar ze gaan niet zelf naar het front. Nee, daarvoor gebruiken ze de bloedjonge mannen" En misschien wel daarom blijft in deze tijd van de Irak-oorlog Ernst Friedrich en zijn museum in Berlijn een pijnlijke actualiteit behouden.
Leo Salemink
Leo Salemink is freelance historicus en als zodanig werkzaam bij o.a. Wolters Noordhoff en de LOI.
Anti-Kriegsmuseum
Brüsselererstrasse 21
13353 Berlin (Mitte)
Email: Anti-Kriegs-Museum"at"gmx.de
Website: www.anti-kriegs-museum.de
Literatuur en verder:
Het beroemdste werk van Friedrich is Krieg dem Kriege (oorspronkelijke uitgave: Berlin, 1924. Er zijn vele heruitgaves o.a. de Amerikaanse editie War against War uit 1987). Het boek is op universiteitsbibliotheken wel te krijgen. Vaak is het dan een heruitgave of een compilatie, maar daarom niet minder bruikbaar. Omdat het in de eerste plaats gaat om de foto's, is zelfs de fraaie Japanse uitgave zeer bruikbaar (onder de foto's staat namelijk ook de oorspronkelijk Duitse tekst). Verder is Friedrichs autobiografische Pacifist in Hitler-Duitsland (Gent, 1937) zeker voor een historicus de moeite waard, omdat hij hierin al scherp het nazisme ontrafelt. Vanuit wetenschappelijke hoek is het boek van U. Linse Anarchistische Jugendbewegung 1918-1933 (Frankfurt am Main, 1976) van belang, omdat hierin Friedrich in een breder kader aan bod komt. Ook de speciale uitgave van Europaische Ideeen (uitg. A.Mytze) 1977 Heft 29 is in dit verband de moeite waard o.a. vanwege de vele primaire bronnen en foto's.
Is men geïnteresseerd in vredesmusea in het algemeen, dan kan men onder de naam van prof. Van der Dungen (hoogleraar in Bradford) in elke catalogus het nodige vinden bijv. zijn bijdrage hierover uit 1999 in Encyclopedia of Violence, Peace and Conflict, Volume 2. En via internet is onder de trefwoorden 'peace museum' of 'peace education' het nodige te vinden. De website van het Nederlandse "Museum voor Vrede en Geweldloosheid" (www.ddh.nl/org/aom/) is wellicht nuttig vanwege educatieve zaken (tentoonstellingen die te leen zijn met een sterke nadruk op de visuele invalshoek). Ook kan men natuurlijk de website van het Anti-Kriegsmuseum in Berlijn (www.anti-kriegs-museum.de) raadplegen.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
11 September 2001 is de dag van de wederopstanding van de Meedogenloze Vijand. Van de verpulvering van Amerika's veiligheidswaan. Van de gekrenkte supermachttrots die om genoegdoening schreeuwt, terwijl ieder spoor van bezinning op de supermachtrol ontbreekt. De tomeloze behoefte aan het uitdragen van Amerika's supermacht, belette Bush ook om de kans op wereldleiderschap die Bin Laden hem in de schoot wierp, politiek effectief te gebruiken.
Zijn heerszuchtige greep naar het aanvoerderschap in de oorlog tegen het terrorisme mocht een weldaad voor de Haagse volgzaamheid zijn, in andere regeringscentra ontkiemde onder het loyaliteitsbetoon meteen al de tegenstand. Deze groeide en kwam naar buiten toen Bush de afrekening met Saddam Hoessein op het programma zette. Het aantal regeringen die zich achter de aanval schaarden bleef gering en maakten zich met hun meemarcheren bij de eigen bevolking niet geliefd.
Nu, drie jaar later, komt er nog geen begin van een ommekeer in zicht. De VS blijven onverdroten het commando in Irak voor zich opeisen, hoe jammerlijk ze daar ook alle vredeskansen hebben verprutst. Keer op keer hengelen ze naar steun voor hun bezettingsgeweld maar ze mogen blij zijn als de landen die troepen naar Irak hebben gestuurd die niet terughalen.
De politieke wereldtop kijkt toe en wacht af welke kant het uitgaat. Zakt Irak blijvend weg in een moeras van wanorde en geweld, of weten Bush en de zijnen alsnog de weg naar een minimale stabiliteit te vinden? Dit in samenspel met een deel van de Iraakse elite en met behulp van repressie, angst voor chaos en terreur, en het bevriezen van problemen.
Triest, onverdraaglijk, een schandaal. Terwijl het falen van de Amerikanen dramatische vormen heeft aangenomen doet de internationale gemeenschap niets om de vastgelopen supermacht tot de terugtocht te bewegen. Frankrijk en Duitsland willen geen nieuwe aanvaring met de Verenigde Staten. Rusland en China hebben er evenzeer belang bij om hun relatie met Amerika rustig te houden. En uit het gezelschap van de Arabische politici is nog nooit een krachtig initiatief tevoorschijn gekomen.
Nogal wiedes, zul je zeggen, dat iedereen voor een confrontatie met de Verenigde Staten terugschrikt. Dat maakt het niet minder wrang dat de beleidsmakers elkaar niet kunnen vinden in een situatie die om een stellingname smeekt. Deze mensen zitten zo aan hun eigen machtspolitieke belangen vastgeplakt dat niemand van hen in staat is om geloofwaardig op te treden op grond van wat er nodig is. En wij kijken dat aan en zijn daar al zo op ingesteld dat het normaal gaat lijken.
Wat is de VN-hoop waard? De Veiligheidsraad is een slangenkuil. En Kofi Annan en zijn mensen kunnen alleen binnen de door de Veiligheidsraad uitgezette kaders opereren. Het roepen om een sterkere rol van de VN tegenover die van de VS stelt dus niet veel voor. Alleen al het feit dat men voor een sterkere rol van de VN pleit, spreekt boekdelen. Want dat komt neer op capituleren voor de onwil van Amerika, plus de andere grote mogendheden, om de VN een sterke rol te laten spelen.
Somberheid troef? Ik denk nu aan die brief van jou waarin je het vermoeden uit dat de wereld nog grote ellende wacht voordat het een keer de goede kant uitgaat. De mensheid zit klemvast in de greep van het dominantiespel dat de buitenlandse politiek van de grote mogendheden met elkaar verbindt en het hele internationale speelveld beheerst.
Mijn idee hierover is dat je de daardoor veroorzaakte onveiligheid nooit doeltreffend te lijf kunt gaan zolang het verschijnsel machtspolitiek zelf buiten schot blijft. Als er één zaak is die de machtigen der aarde buiten de discussie willen houden is het deze. Dus blijft de weg naar de wereldvrede geblokkeerd. Om te beginnen de weg naar een sterke rol van de VN, die Irak uit de post-saddamse ellende zou kunnen bevrijden.
Somberheid, jazeker. Toch blijven we denken dat het een keer de goede kant uit zal gaan. Kinderen van het vooruitgangsdenken als we zijn, accepteren we geen statisch wereldbeeld dat de mensheid eindeloos speelbal van gewelddadig machtsspel laat blijven. Het feit dat het in de kern van de politiek altijd om macht tegen macht gaat, weerlegt ons verlangen niet. Die waarheid geldt immers ook voor de binnenlandse politiek en toch is er een hemelsbreed verschil tussen het leven onder een dictatuur en in een democratie, zelfs al is deze nog zo'n belabberde vertoning.
Het effect van die vooruitgang is echter onbevredigend. De grens die 'defensief tegen agressief geweld' bedoelt te trekken lost op wanneer er in plaats van grondgebied en vrijheid machtsposities in dienst van economisch eigenbelang verdedigd worden. Bovendien bevat het Handvest een knieval voor de internationale machtspolitiek doordat het in de Veiligheidsraad vijf permanente leden met vetorecht de dienst laat uitmaken. De toewijzing van die vijf zetels is allang achterhaald en er ligt nu eindelijk een officieel voorstel op tafel voor een reconstructie van de Raad. Maar als er inderdaad iets verandert zal dat vast niet verder gaan dan het aanpassen van de knieval aan de huidige machtsverhoudingen.
Het aanscherpen van de spelregels voor militair optreden schiet ook tekort zolang niet ieder land daaraan te houden valt. De VS hebben herhaaldelijk straffeloos preventieve militaire acties ondernomen hoewel het Handvest die niet toestaat. In 2002 hebben ze zelfs de preventieve oorlog officieel bij hun militaire strategie ingelijfd. Wie doet hun wat?
Dat is, zul je zeggen, het recht van de sterkste. Jawel, alleen werkt dat recht niet automatisch. De Amerikaanse militaire suprematie geniet de steun van de cultuur van het geweld die de internationale politiek beheerst. In deze cultuur geldt het ontketenen van tegengeweld als het aangewezen antwoord op het geweld van anderen. Zodoende wordt het voorbereiden van oorlog tot hoeksteen van ieder veiligheidsbeleid gepromoveerd. Eenmaal aan de macht creëert deze manier van denken haar eigen rechtvaardiging. Zij zorgt ervoor dat de ontwikkeling van vreedzame manieren om het geweld van anderen te stuiten verwaarloosd wordt.
We zouden om te beginnen iets kunnen ondernemen tegen het normalisatie-effect dat de heersende geweldscultuur in de internationale politiek beschermt. Je zou met name het machismo dat daarbij hoort op de korrel kunnen nemen, het recht van de sterke om anderen met zijn macht te intimideren. Neem de toespraak van president Bush op 12 september 2002 in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Hij dreigde daarin met het irrelevant verklaren van de Veiligheidsraad als deze zijn oorlogszuchtige houding tegenover Saddam Hoessein niet zou steunen. Hierop had van de andere leden van de Raad natuurlijk maar één antwoord gepast: mijnheer Bush, op die basis valt er met ons niet te praten. Maar Bush wist kennelijk wat hij zich veroorloven kon. De anderen slikten de chantage en zijn aanhang prees hem omdat hij de weg, 'de koninklijke weg' zoals Van Aartsen zei, via de Verenigde Naties gekozen had.
De linkse partijen, de anti-oorlogsbewegingen en de media deden er over deze gang van zaken het zwijgen toe. Twee maanden een soortgelijke toestand rondom de befaamde resolutie 1441. Deze gelastte Irak op straffe van oorlog wapeninspecteurs toe te laten en alle deuren voor hen te openen. De resolutie repte met geen woord over de eventuele besluitvorming over die straf. Je zou kunnen denken dat het als vanzelf sprak dat de Veiligheidsraad zelf daarover diende te beslissen. Dat was inderdaad logisch. Maar nadat de VS hadden aangekondigd desnoods op eigen houtje ten aanval te zullen trekken kwam deze zwijgzaamheid erop neer dat de VS de vrijheid kregen om die optie te handhaven.
Geen wonder dat resolutie 1441 door het pro-Bushkamp prompt heilig werd verklaard. De wereldgemeenschap had gesproken, wie durfde daar iets tegenin te brengen? En de oppositie slikte de resolutie en wierp zich op de kluif van de wapeninspecties. Uiteindelijk bleken die, zoals te verwachten viel, een fopspeen te zijn.
Ik hoor jou grommen dat dit verhaal weer eens de smerigheid van de internationale politiek bewijst; en dat de anti-oorlogsbeweging terecht beseft dat je je niet moet verbeelden dat de tijd rijp is om daartegen in actie te komen.
Er gaat, verzon ik, onder auspiciën van de VN een vredesteam van buitengewoon gekwalificeerde personen, overwegend afkomstig uit de regio, aan het werk. Dit team gaat met zoveel mogelijk leidende figuren van geweld bedrijvende groepen praten, met inbegrip van de Amerikanen. Hun boodschap namens de internationale gemeenschap luidt dat er een eind dient te komen aan het geweld: het is hoog tijd dat er voor de mensen in Irak eindelijk rust en veiligheid opdagen.
Ik vind dat je bij het ontwerpen van een alternatief niet meteen al aansluiting moet gaan zoeken bij de gevestigde realiteit. Ik heb me dan ook niet bezig gehouden met de vraag of mijn voorstel kans op uitvoering maakt. Het ging mij om het bedenken van een plan dat bij een goede uitvoering een betere kans op verbetering van de toestand in Irak zou bieden dan niet willen rusten voordat alle opstand is neergeslagen.
Die toestand is weliswaar zo erbarmelijk dat je het nauwelijks nog geloofwaardig over een uitweg kunt hebben. Blijft toch de vraag: als er onder de huidige omstandigheden een mogelijkheid bestaat om Irak op de goede weg te helpen hoe ziet die er dan uit?
Het wordt tijd voor een hoopvol geluid. Wellicht kan het optreden van de heer Bush een stoot in de goede richting geven omdat het voor zoveel mensen duidelijk maakt van wat voor een soort leiderschap we het niet moeten hebben. En dat een unilaterale supermachtpolitiek niet te stuiten valt binnen de pikordecultuur van het gevestigde machthebberschap.
De these van de Amerikaanse politiek is dat de Bin Ladens en de Saddam Hoesseins de welvarende wereld zo onveilig maken dat deze aangewezen is op eenheid onder leiding van de VS. Dit boven alle onderlinge tegenstellingen uit en ongeacht wie er in Amerika aan het bewind zijn. Naar mijn idee is politiek Europa niet capabel, ook niet een deel ervan, om daar een consistent alternatief veiligheidsconcept tegenover te stellen. We kunnen daarom treuren maar ik geef, met alle respect voor jouw vertwijfeling als ik jou daar niet overheen kan helpen, er de voorkeur aan om dat als een uitdaging op te vatten.
Clemens Raming
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Twee documenten zijn van cruciaal belang om deze vragen te beantwoorden: de Europese Veiligheidsstrategie en de Europese Grondwet. De Europese Veiligheidsstrategie is geschreven door Janvier Solana, hoge commissaris voor de gemeenschappelijke buitenlandse en veiligheidspolitiek (CFSP) van de Europese Unie en vroeger de secretaris-generaal van de NAVO. De strategie is in 2003 aangenomen door de Europese leiders. De Europese grondwet is onlangs ondertekend door de Europese leiders en moet nog worden geratificeerd door alle nationale parlementen van de EU. En in sommige landen zal de Grondwet worden onderworpen aan een referendum.
De Europese Veiligheidsstrategie heeft als hoopvolle ondertitel meegekregen "Een veilig Europa in een betere wereld". Het is een bijzonder interessant document. Het analyseert de dreigingen tegen de Europese Unie in de komende jaren. Volgens dit document is de toenemende concurrentie om natuurlijke hulpbronnen en met name energie een belangrijke oorzaak van oorlogen. Maar het gaat ook om water en land dat gebruikt kan worden voor het produceren van voedsel. De concurrentie neemt snel toe, omdat de vraag almaar groeit terwijl natuurlijke hulpbronnen steeds schaarser worden. Dit proces kan zelfs nog bevorderd worden door de klimaatsverandering. De oorlogen van de toekomst zullen dus niet worden uitgevochten doordat een vijand Europees grondgebied binnenvalt, zoals tijdens de Koude Oorlog verwacht werd. In een geglobaliseerde economie zal de oorlog gaan om de controle over natuurlijke hulpbronnen. En die zal zowel worden uitgevochten door staten als door zogenaamde non-state actors, zoals terroristische groeperingen en de georganiseerde misdaad.
En natuurlijk wordt terrorisme als een groot gevaar gezien. Daarbij is het goed om in gedachten te houden hoeveel slachtoffers terrorisme nu eigenlijk in werkelijkheid maakt. Het tijdschrift Foreign Affairs, bepaald geen radicaal linkse publicatie, merkt droogjes op dat volgens de cijfers van het State Department, het ministerie van buitenlandse zaken van de VS, in 2003 een totaal aantal van 625 mensen - waaronder 35 Amerikanen - wereldwijd zijn gedood bij terroristische aanvallen. Daartegenover vielen er alleen al 43.200 doden bij auto-ongelukken in de VS en stierven er wereldwijd drie miljoen mensen aan AIDS.
De Europese Unie maakt zich ook zorgen over de proliferatie van wapens, met name massavernietigingswapens die in handen kunnen vallen van terroristen.
Wat gaat Europa tegen deze dreigingen ondernemen? Het document over de veiligheidsstrategie concludeert dat we niet alleen militaire middelen moeten inzetten. We moeten ook juridische middelen gebruiken. We moeten internationale organisaties en het internationaal recht versterken. We moeten steun geven aan de ontwikkeling van mensenrechten. En we moeten economische middelen gebruiken om de wereld te stabiliseren. Het is echt een heel interessant document, deze Europese Veiligheidsstrategie.
Maar hoe werkt het nu in de praktijk? Om daarop een antwoord te vinden kijken we in de Europese Grondwet. In de Grondwet worden namelijk concrete plannen voor een toekomstige Europese buitenlandse en veiligheidspolitiek uitgewerkt. En dan blijkt die helaas weinig meer voor te stellen dan een militaire politiek. De Grondwet bereidt Europa voor op een gemeenschappelijk Europees leger. Dit Europese leger is niet bestemd voor de verdediging van het Europese grondgebied. Het moet overal ter wereld ingrijpen waar de Europese veiligheid, inclusief de Europese economische belangen, op het spel staat. Het zal een leger worden dat kan worden uitgezonden onder de vlag van de Verenigde Naties, maar nadrukkelijk ook zonder instemming van de Verenigde Naties. De Europese Unie kan besluiten op te treden zonder instemming van de internationale gemeenschap. Het is onduidelijk hoe dit bijdraagt aan de internationale rechtsorde en de versterking van internationale organisaties.
De wapenindustrie is erg tevreden met de Europese Grondwet. De wapenindustrie heeft een zeer krachtige lobby in Brussel. Zij is rechtstreeks betrokken bij de ontwikkeling van de Europese veiligheids- en defensiepolitiek. Een van de instrumenten daarvoor is een comité dat de Group of Personalities (Groep van Persoonlijkheden) heet, waarin de wapenindustrie samenwerkt met leden van de Europese Commissie, parlementsleden en toppolitici. Solana zelf zit er ook in. Deze Group of Personalities adviseert niet alleen de Europese Commissie, maar werkt ook rechtstreeks samen met de Europese Commissie aan beleidsdocumenten. De Europese Grondwet voorziet ook in de oprichting van een Europees Defensie Agentschap. Dit is een bewapeningsbureau voor steun aan de militaire industrie, zodat die efficiënter wordt en beter kan concurreren.
Het toekomstige Europese leger heeft een militaire industrie nodig om zich te voorzien van de juiste uitrusting. Er zijn een hoop nieuwe wapens nodig. Om wereldwijd troepen in te zetten is ander materieel nodig dan voor de ouderwetse verdediging van het grondgebied. Je hebt meer wapens voor de lange afstand nodig, meer satellietverbindingen, commandovoering, transportmogelijkheden enz.
De Europese wapenindustrie wil dit tekort aan thuismarkt compenseren door te exporteren naar landen buiten de Europese Unie. Landen als Israël of Saoedi-Arabië. Dat zijn niet bepaald vredelievende landen met een goed rapportcijfer voor mensenrechten. De Europese Grondwet beperkt deze wapenexport in het geheel niet. Alles kan aan iedereen verkocht worden. Je kunt je afvragen hoe je kunt spreken over veiligheidspolitiek als je door blijft gaan met allerlei gevaarlijke regimes te bewapenen. Wapenexport is in het belang van de Europese regeringen. Er is namelijk een algemene economische wet die ook geldt voor de wapenindustrie: hoe meer je van een product verkoopt, des te lager de relatieve productiekosten. Dat zijn de voordelen van een grootschalige productie. Hoe meer de Europese wapenindustrie exporteert naar derden, andere landen, des te goedkoper de wapens worden voor de Europese landen.
Tegelijkertijd legt de Europese Grondwet Europa vast op een economische buitenlandse politiek die helemaal niet bijdraagt tot vrede en stabiliteit. Ondanks de goede bedoelingen die beschreven staan in het document over de Europese Veiligheidsstrategie. Als het aan de Grondwet ligt zal de Europese economische politiek voor een reeks van jaren een vrije marktpolitiek zijn. En dat is pas een echte bedreiging voor de veiligheid. Omdat de mislukte staten en de regionale conflicten die Solana aanwijst als dreigingen voor Europa op zijn minst voor een deel worden veroorzaakt door vrije marktpolitiek. Als IMF en Wereldbank landen dwingen om de basisvoorzieningen van de overheid te ontmantelen en de concurrentie over hulpbronnen te verscherpen, dan is dat geen bijdrage aan de stabiliteit van staten en samenlevingen. Integendeel.
Europa probeert een onafhankelijke militaire macht te worden en Nederland wil dit doel graag ondersteunen. En tegelijkertijd bewapenen we de wereld met onze wapenexport. En we breken lokale sociale en economische structuren af die voor veel mensen een veilig bestaan betekenden. Europa bewapent zich tegen een dreiging waaraan het zelf actief bijdraagt.
Wendela de Vries
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Tot nu toe is het openbaar ministerie er niet in geslaagd om bij strafzaken de beweringen uit de koker van de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (de vroegere BVD) effectief in te zetten tegen verdachten. De rechters weigerden deze oncontroleerbare gegevens te gebruiken. Voortaan moet, in het kader van de verscherping van het strafrecht, dit materiaal wel gebruikt worden. Wie ervaring heeft met de BVD weet dat daar complete verzinsels over ongewenste personen worden vastgelegd in gewichtige dossiers. Geheime diensten laten zich uiteraard niet controleren, maar de rechters moeten deze leugens wel accepteren.
De laatste tijd is er nogal wat bekend geworden over het infiltreren door de BVD in politieke partijen. Daardoor weet je van een partijgenoot, met wie je optrekt, nooit of hij een echte medestander is of een spion is. Zo wordt de praktijk van de democratie in hoge mate aangetast. Overigens blijkt steeds weer dat "terroristen" buitengewoon knap zijn in het infiltreren van organen die hen moeten bestrijden. Erg succesvol is de zogenaamde oorlog tegen het terrorisme dan ook meestal niet.
Een andere aantasting van het bestaande strafrecht is het schrappen van de verplichting van het openbaar ministerie om alle processtukken tijdig aan de verdediging te doen toekomen. Dit betekent een ernstige aantasting van de rol van de advocaat.
Ook zal er voortaan niet meer een concrete verdenking tegen iemand nodig zijn voor het hinderlijk volgen, observeren en telefoon aftappen. Een vermoeden is voldoende. Deze vérgaande aantasting van de persoonlijke levenssfeer is natuurlijk voor het College Bescherming Persoonsgegevens niet aanvaardbaar. Toch lijkt verzet van die kant niet veel kans op succes te hebben.
Het wordt mijns inziens tijd dat Nederland ophoudt met zijn gebruikelijke grote mond bij het veroordelen van mensenrechtenschendingen in andere landen.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
"Het behoeft dan ook niet veel durf te stellen, dat in de Nederlandse vredesbeweging
momenteel een dogmatiese afwijzing van (eigen) geweldsgebruik sterk overheerst.
Het standpunt (..) dat met alle gepraat en vreedzaam gedemonstreer niets bereikt
is en alleen gewelddadig verzet nog iets uithaalt, dat in de vredesbeweging
nauwelijks lijkt voor te komen, maar wel in bepaalde groepen van met name de
Amsterdamse kraakbeweging wordt aangehangen, verklaart geweld tot een soort
universeel geneesmiddel en is daarmee niet minder dogmaties dan (en in feite gewoon
de keerzijde van) de bovengenoemde principiële afwijzing van elk geweldsgebruik. (..)
Toch is het pacifisme lang niet altijd zo logies en eenduidig. Wat bijvoorbeeld te denken van
sociaaldemokratiese toppolitici (..) sinds de PvdA geen regeringsverantwoordelijkheid
meer draagt.(..)
Zij zijn zeer principieel tegen elke vorm van geweld, ook als dit uit de bevolking of uit
een beweging voortkomt. Heel iets anders is het voor zulke mensen dan, als het om hun
standpunt over de NAVO of het Nederlandse leger gaat, om de aanschaf van massa-
vernietigingswapens of de bewapeningsuitgaven en om het inzetten van de ME
tegen krakers of kernenergie-tegenstanders. (..) Zij vrezen een aantasting van
het geweldsmonopolie van de staat (die zij immers zelf zouden kunnen/willen
regeren), en deze vrees is vaak veel fundamenteler dan hun bezorgdheid
over de voortgaande bewapeningswedloop. (..)
De vraag of een gewelddadige aktie op sympathie of afwijzing stuit,
isolerend of juist mobiliserend en verbredend werkt, hangt van de
omstandigheden af. Faktoren die daarbij een rol spelen (..): hoe
staat de bevolking tegenover de doelen van de beweging?;
hoe serieus neemt men de kwestie waar het om gaat?;
ziet men perspektief in het verzet?; hoe wordt de
handelwijze van de overheid en het optreden
van de politie beoordeeld?"
VeeDee
november 1984
'Belangrijke gebeurtenis op diezelfde VR [Verenigingsraad] was het besluit dat VD
het Komitee Kruisraketten Nee moet verlaten. VD is vertegenwoordigd in het Platform
van Radikale Vredesgroepen, en dat Platform is op zijn beurt weer vertegenwoordigd in het
KKN en in het Landelijk Overleg Vredesorganisaties (LOVO). Besloten is om er in het Platform
op aan te dringen het KKN te verlaten en, als dat niet lukt, een verklaring te doen uitgaan dat het
Platform in het KKN niet meer namens VD spreekt. Verschillende overwegingen waren bij dit besluit
van belang. Ten eerste werd bezwaar gemaakt tegen een Komitee met een semi-permanent karakter,
waar naast de vredesbeweging ook politieke partijen akties tegen de kruisraket moeten verzinnen,
koördineren en uitvoeren. Verder werd er ingeschat dat het KKN waarschijnlijk voor 1 november
1985 (datum definitief plaatsingsbesluit) niet veel initiatief meer zal ontplooien omdat er felle
interne tegenstellingen zijn. Ook na 1 nov. 85 zal het KKN niet aktief meer zijn: als het
parlement besluit tot plaatsing, dan mag je zo'n besluit niet obstrueren volgens
velen in het KKN; als er niet geplaatst wordt is het doel van het KKN bereikt
en zal het zichzelf opheffen. Het is dus zinloos om daar bij te blijven zitten. (..)
Nee, VD's plaats is bij de andere Radikale Vredesgroepen in het
Platform, bij niet-vertegenwoordigde groepen als Beweging Weigering
Defensiebelasting (BWD) en Landelijk Overleg Non-Koöperatie (LONK) en bij
nog minder strikt georganiseerde groepjes en (basis)groepen die écht in aktie komen."
De laatste tijd verschijnen rapporten die meer licht werpen op de richting die het uitgaat met de Europese militaire samenwerking. Zo is er een studie uitgekomen van een "onafhankelijke task-force" van militaire experts van het Institute for Security Studies (ISS) in Parijs. Van deze werkgroep maakten onder meer onze eigen Rob de Wijk van Clingendael en de Duitse ex-staatssecretaris voor defensie Lothar Rühl deel uit. Het ISS was tot 2001 het onderzoeksinstituut van de inmiddels grotendeels ontmantelde Westeuropese Unie (WEU). Het is nu het militaire studiecentrum van de EU en wordt gedomineerd door het continentale Duits-Franse denken. Het rapport mag officieel geen Witboek heten, omdat dit door sommige EU-regeringen niet op prijs zou worden gesteld, vandaar dat men het een "Voorstel voor een Witboek" heeft genoemd.
Het beschrijft militaire scenario's op basis van de in 2003 door de EU-leiders vastgestelde Europese Veiligheids Strategie. In de inleiding wordt een oproep gedaan voor een Europa dat "wereldwijde verantwoordelijkheden" op zich neemt, een "effectief multilateralisme" bevordert en uitgaat van een "strategie van preventief engagement" (13). De term engagement staat voor een breed interventiebegrip waarbinnen in elk geval ook militaire interventie valt. Interessant is dat hier ook de vitale belangen van de EU opgesomd staan, die tot militaire missies kunnen leiden. Daarbij zijn het belang van "economisch overleven" dat kan leiden tot het "projecteren van stabiliteit om handelsroutes en het vrije verkeer van grondstoffen" te garanderen en het belang van "sociale en politieke veiligheid" dat onder meer leidt tot het "projecteren van stabiliteit om een massale toestroom van vluchtelingen te voorkomen."
Vervolgens worden er vijf scenario's geschetst. Het eerste is dat van de grootschalige vredesoperaties. In juni 2003 zette de EU bij dit soort operaties meer dan 41.000 militairen in, waarvan bijna 30.000 in de Balkan. Het tweede scenario heet "humanitaire interventie met hoge intensiteit". Het gaat om het voorkomen van genocide in landen als Rwanda, Bosnië en Oost-Timor. Hier moeten kleinere aantallen manschappen sneller in actie kunnen komen. Scenario 3 is "regionale oorlogsvoering ter verdediging van strategische Europese belangen". Het betreft Europese interventie in grootschalige regionale oorlogen die Europese belangen zoals vrije olie- en overige handelsroutes, lage olieprijzen, en vluchtelingenstromen bedreigen. Je moet dan niet alleen aan het Midden-Oosten denken. Het rapport merkt in dat verband op dat Aziatische landen een groter aandeel in de EU-export hebben dan Noord-Amerika. De geanalyseerde casus is veelzeggend. "In een staat grenzend aan de Stille Oceaan hebben antiwesterse elementen in staat x de macht gegrepen en gebruiken olie als wapen, waarbij westerlingen het land worden uitgezet en westerse belangen worden aangevallen. Bovendien zijn ze een invasie begonnen van buurland y met een pro-westers regime dat een cruciale rol speelt bij de vrije stroom van olie naar het Westen (..). (83) De aanname is dat Europa een bijdrage van 60.000 troepen (10 brigades) levert aan een door de VS geleide strijdmacht. Dit vereist verbeteringen op het gebied van strategische mobiliteit, commandovoering, computers, inlichtingen- en verkenningsmiddelen (C4ISR). Het rapport merkt op: "Zulke initiatieven zullen belangrijke gevolgen hebben voor de begrotingen en een toename teweegbrengen van de totale uitgaven aan defensie, en niet alleen maar interne verschuivingen van begrotingsposten." (85) Het militairtechnologisch niveau wordt zo hoog dat "als scenario 3 serieus wordt genomen, de Europese strijdmachten in aantallen zullen blijven afnemen, terwijl de defensie-uitgaven moeten stijgen." (86)
Het vierde scenario is het voorkomen van een aanval met massavernietigingswapens. In het scenario wordt dit geoperationaliseerd als een operatie tegen een terreurgroep, die opereert vanuit feitelijke straffeloosheid verschaft door een zwakke gastheerstaat. Het model Afghanistan - Al Quaida dus. Het scenario stelt voor een dergelijke situatie in een verafgelegen Aziatisch land aan te pakken met special forces, die de terreurcellen elimineren en de wapens vernietigen. Het vereist een kwalitatieve sprong in inlichtingenmiddelen en precisiemunitie en het opvoeren van de aantallen special forces om de operatie vol te kunnen houden.
Ten slotte het vijfde scenario, de verdediging van het eigen grondgebied (homeland defence). Het gaat om het beschermen van mogelijke doelwitten tegen aanvallen van terroristen en het beperken van de gevolgen van een aanslag. Het rapport constateert dat de grenzen tussen interne en externe veiligheid vervaagd zijn en dat er geen andere mogelijkheid is om militairen in te zetten om het eigen grondgebied te beschermen. Lichte infanterie ter ondersteuning van de politie is hier de oplossing.
Vervolgens bespreekt het rapport de mogelijkheden om de bestaande militaire capaciteit van de EU uit te breiden en te verbeteren. Een bruikbaar overzicht, maar ik zal er hier om plaatsredenen niet verder op ingaan, ook omdat het al snel technisch wordt.
Opvallend is nog wel dat het rapport niet aarzelt om een taboe in de Europese militaire discussie aan te snijden, namelijk dat van de eigen Europese kernwapens. "(..) Wij hebben niet vermeden om scenario's te presenteren waarbij de nationale kernmachten van de Europese lidstaten (Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk) hetzij expliciet, hetzij impliciet bij de berekeningen kunnen worden betrokken. Het gaat daarbij niet om veronderstellingen over een vooralsnog hypothetische 'Europese rol' van deze nationale kernarsenalen. (..) Het gaat er simpelweg om dat bij recente historische ervaringen, zoals de Golfoorlog van 1991 waarbij EU-leden waren betrokken, er een nucleair aspect was (..). In gevallen waarin de tegenstander een potentieel heeft van massavernietigingswapens (mvw), zal het conflict per definitie een wmd-dimensie hebben." (68)
Het zou goed zijn als de discussie over het Europese leger meer werd gevoerd aan scenario's en de kosten die deze met zich meebrengen. Het is bijvoorbeeld goed mogelijk om op basis van scenario 1, 2 en 4 op basis van bestaande begrotingen een Europees leger te schetsen dat zich niet verwikkelt in grote oorlogen en binnenlandse militarisering.
(KK)
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Ook de waarde van de vergunningen wordt weergegeven. In januari 2004 gaat het om een bedrag van 136 miljoen euro. Bij een gemiddelde wapenexport van 600 miljoen euro over de afgelopen vijf jaar (1999-2003) is dit een fors bedrag. Hetgeen onderstreept dat de Nederlandse wapenexporten groeien.
Naast een overzicht van de vergunningen zou het ook goed zijn om een overzicht van de daadwerkelijke exporten (de zogenaamde realisaties) te krijgen. Dat geeft een beeld van wat Nederland echt exporteert. De regering stelt dat het verschil tussen beide klein is en dat met een overzicht van de vergunningen voldoende duidelijkheid wordt gegeven. Maar er zijn bijvoorbeeld omstreden leveringen die toch niet door blijken te gaan. Ook dat is goed om te weten.
In november verscheen ook de rapportage met verstrekte vergunningen in 2003. Het meest in het oog springt het hoge bedrag. Sinds de huidige rapportagevorm wordt gehanteerd (1997) is dit nog nooit zo hoog geweest, ruim 1.100 miljoen euro.
Ook opvallend is dat India weer terug is van weggeweest. In 2003 werden vergunningen ter waarde van 8,7 miljoen euro voor onderdelen van wapens afgegeven. Vanaf 1998 tot 2003 zijn er nauwelijks wapens aan India geleverd. Dat was het gevolg van een embargo naar het subcontinent vanwege de Indiase kernproef. Het is verder onduidelijk of deze leveringen bestaan uit onderdelen voor eerder door Nederland geleverde systemen of voor wapens die India zelf fabriceert op basis van Nederlandse kennis. Het militaire weekblad Defense News meldde onlangs dat de Nederlandse vuurleidingradar van Thales Nederland, de Flycatcher, een van de best verkopende producten van het Indiase Bharat Electronics is. Welke landen de Flycatcher afnemen werd niet gemeld.
Land | Waarde verstrekte exportvergunningen (In euro miljoen) |
---|---|
Griekenland | 431,66 |
VS | 237,21 |
Zuid-Korea | 99,93 |
Polen | 89,07 |
Duitsland | 84,29 |
Turkije | 75,42 |
VK | 21,69 |
Frankrijk | 12,42 |
India | 8,72 |
Taiwan | 7,19 |
Totaal alle landen | 1.150,76 |
Op hun beurt schrijven ambtenaren als antwoord op Kamervragen een mij bekende tekst op: "Het schip schoot als reactie een paar salvo's richting kust." De rest van die bekende tekst laten ze weg: "de soldaten openden daarna de jacht." Dat klonk schijnbaar te cru, zeker in het licht van uitspraken van de Indonesische legerleiding dat alle rebellen met wortel en tak moesten worden vernietigd.
Ook cru is dat er per jaar 50 miljoen euro naar ontwikkelingsprojecten gaat, maar er tegelijkertijd 400 miljoen verdiend wordt aan de levering van twee marineschepen. Dominee staat tot koopman als één staat tot acht. Dat is handelswiskunde van de bovenste plank, maar geen teken van een coherent overheidsbeleid.
Op de Dam in Amsterdam protesteren in oktober 2004 enige tientallen demonstranten tegen de levering. Uit Jokyakarta en Keulen waren op uitnodiging van Indonesische activisten in Nederland van het Indonesia House zelfs kunstenaars overgekomen om de actievoerders les te geven in Wayang Aksi. Deze actie haalde zeven kranten en het radiojournaal. Enige dagen daarvoor begrijpen ex-medewerkers van de scheepswerf De Schelde op een GroenLinks bijeenkomst in Vlissingen prima waarom de levering niet door moet gaan. Een week later zou in de Tweede Kamer de D66-fractie verklaren tegen de levering te zijn: "Wij moeten geen korvetten aan Indonesië leveren, (…) vanuit het oogpunt van de EU-gedragscode," aldus Van der Laan van D66. Ze valt daarmee Van Bommel (SP) bij tijdens het begrotingsdebat Buitenlandse Zaken. Ook Amnesty International roept de regering in oktober op om de korvetten niet te leveren. De levering is dan ook te gek voor woorden. Jarenlang hebben tal van NGO's gepleit voor een gedragscode wapenexporten. Die wordt met deze levering tot een dode letter gemaakt. Met minimaal drie van de acht criteria wordt een loopje genomen. Zelfs de Provinciale Zeeuwse Courant erkent dat de gedragscode opgerekt moet worden om de levering door te zetten. Belangrijker dan die gedragscode is dat de korvetten niet geleverd mogen worden, omdat dit ten koste gaat van vrede, ontwikkeling en democratie.
Kleine stapjes zijn gezet. 90.000 actiekaarten verspreid. Ze worden in januari tijdens het wapenexportdebat aangeboden aan de regering. Ook al lijkt die niet te willen luisteren. De activiteiten tegen de levering gaan echter door, met kleine stapjes, maar wel met de inzet om te winnen tegen het cynisme van een dergelijke wapenleverantie.
Het CPB maakt ook korte metten met de visie dat de industrietak innovatieve technologie ontwikkelt die ten dienste staat van de Nederlandse economie. Volgens het CPB houden de betrokken bedrijven vooral elkaar bezig en zijn er nauwelijks effecten naar de rest van de economie (spill-over). Het rapport houdt een belangrijk deel van de Nederlandse defensie-industrie kritisch tegen het licht en is daarom een aanrader.
Bron: Bert Minne, CPB Document, nr. 68, 'Economische gevolgen van korvettenaanschaf; Een welvaartseconomische analyse,' Oktober 2004.
De demonstratie werd gesteund door een groot aantal gepensioneerde generaals. Niet omdat het plotseling vredesduiven zijn geworden, zoals een commentator stelde, maar omdat ze als Chinezen van het vasteland een 'Eén China beleid' voorstaan en vrezen dat de enorme wapenaankoop China en Taiwan nog verder uiteen zal drijven. De wig tussen de Taiwan Chinezen en vasteland Chinezen is een belangrijk politiek thema in Taiwan. De tweede groep voelt zich door de huidige regering steeds verder in de hoek gedreven.
De discussie in de pers in de weken na de demonstratie was fel. 'Als je vrede wil, bereid je voor op oorlog' en alle andere argumenten die de gemiddelde vredesactivist bekend in de oren klinken verschenen in de kolommen van de kranten. Dat de demonstranten werden gesteund door vrijwel de hele oppositie, werd aangehaald om aan te tonen dat de demonstratie eigenlijk electorale redenen had. Hoewel de 'antiwapenaankoop alliantie' stelt dat ze onafhankelijk is en geen banden heeft met politieke partijen, is de kwestie wel onderdeel geworden van de oppositie tegen de regerende DDP en het belangrijkste politieke thema geworden. In de maanden na de demonstratie is de wapenaankoop vrijwel dagelijks in het nieuws.
Inmiddels begint de DPP wel te schuiven. Het meest omstreden deel van de wapenaankopen is de aanschaf van onderzeeërs. Een deel waarin ook sprake is geweest van Nederlandse deelname, door de Rotterdamse scheepswerf RDM. Door de onderzeeërs niet in Taiwan te assembleren kan er 3,3 miljard euro bespaard worden, zo stelt de DDP. Ondanks deze opening is er tot nu toe nog geen parlementaire toestemming voor de aankoop, aangezien de hele oppositie tegenstemt. Vanuit de Verenigde Staten komen waarschuwingen dat het niet aannemen van het programma verkeerde signalen naar China zendt. Als Taiwan geen besluit tot aankoop neemt, dan zal China de druk op Taiwan verder opvoeren, zo stelt de Amerikaanse ondersecretaris voor defensie, Richard Lawless in niet mis te verstane woorden.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Deze vragen van burgemeester Akiba zijn nu in Nederland door een solidariteitscampagne aan een twintigtal burgemeesters voorgelegd. Daarbij kregen de acht leden van 'Burgemeesters voor Vrede' voorrang: van hen heeft burgemeester Opstelten van Rotterdam de Amerikaanse burgemeestersverklaring ondertekend. Burgemeester de Geus van Waalwijk heeft nee gezegd, in B&W van Amsterdam wordt het op 7 december besproken. Bij de andere vijf (Den Haag, Utrecht, Arnhem, Middelburg, Tilburg) is de kwestie in behandeling. Daarnaast werden ook gemeenten die niet lid zijn van Burgemeesters voor Vrede benaderd. Daaronder zijn die van: Abcoude, Amersfoort, Bergen, Culemborg, Deventer, Dordrecht, Geulle, Groningen, Haarlem, Laren, Leiden, Meerssen, Nijmegen, Sneek, Tilburg, Westerveld, Zeist, Zutphen en Zwolle. De burgemeesters van Abcoude en Laren hebben een duidelijk nee gegeven, die van Groningen en Deventer ja, bij de anderen is de zaak aangekaart, schriftelijk of mondeling.
Het is de bedoeling dat, net als bij de campagne voor kernwapenvrije gemeentes in de tachtiger jaren, de gemeenten zich uitspreken over de veiligheid van de burgers. Daarbij zullen ook de gemeenteraden worden benaderd. (Karel Koster)
Informatie: k.koster"at"inter.nl.net
De Australische intimidatiepogingen gaan uit van de veronderstelling dat Vanuatu een mislukte staat is, die een financiële basis vormt voor transnationale zware criminaliteit en een mogelijke magneet is voor terroristische activiteiten in het zuidelijk deel van de Stille Oceaan. In een poging om een wettig gekozen regering omver te werpen oefent Australië achter de schermen druk uit om de toeristenindustrie, die de belangrijkste inkomstenbron van de archipel is, te saboteren. Tot nu toe houdt de regering Vohor de poot stijf. Het gevaar van een Australische militaire interventie doemt op.
Bron: Anarchist Age Weekly Review No. 621 (2004)
Rudi Friedrich van de Duitse dienstweigerorganisatie Connection e/V legde uit dat sommige dienstweigeraars in Eritrea al meer dan tien jaar in de gevangenis zitten en deserteurs bestraft worden met martelingen en dwangarbeid. "Ze worden in hun land als 'verraders' gezien. Er is sprake van politieke vervolging. Het is een schandaal dat hun aanvragen voor politiek asiel deels afgewezen zijn en sommigen hoogstens beschermd worden tegen uitzetting."
Meer informatie op www.Connection-eV.de/eritrea
Vleugels was bij Barend & Van Dorp te gast om te praten over het werk van de AIVD na de moord op Theo van Gogh. Vleugels volgt de Nederlandse inlichtingendiensten al 25 jaar en voert ook regelmatig juridische procedures tegen de dienst om die te bewegen tot meer openheid. Hij is ook medeoprichter en lange tijd redacteur geweest van het antimilitaristische tijdschrift AMOK, een voorloper van VD AMOK.
De volgende dag werd Vleugels zowel door Henk van Dorp als Frits Barend gebeld. "De AIVD-woordvoerder had hen gebeld met de vraag of de redactie wel was nagegaan of ik deskundig ben. Van Dorp zei nog: dat is een mooie aanbeveling. We nodigen je vaker uit", aldus Vleugels. Erik de Vries, eindredacteur bij Barend & Van Dorp, bevestigt het AIVD-telefoontje. "Mijn antwoord was: laat de baas van de AIVD, Sybrand van Hulst, dat hier maar komen uitleggen. Dat wilden ze niet." Volgens De Vries komt het nooit voor dat organisaties zijn programma bellen met het verzoek bepaalde gasten niet uit te nodigen. Vincent van Steen, woordvoerder van de AIVD, beaamt dat hij vrijdag Barend & Van Dorp heeft gebeld. "Vleugels deed uitlatingen over de AIVD die nergens op sloegen. Zo vergeleek hij onze medewerkers met brandhout. Dat is echt onzin." Het komt, zegt hij, nooit voor dat hij redacties belt met het verzoek mensen niet uit te nodigen. Maar Vleugels raakte een gevoelige snaar. "In onze ogen is Vleugels inderdaad ondeskundig. Er zijn genoeg mensen met wetenschappelijke publicaties op hun naam." Volgens Vleugels is de AIVD overgevoelig voor kritiek.
Overigens deed Vleugels weinig anders van het citeren van de gepensioneerde BVD-ambtenaar Frits Hoekstra, die in zijn memoires "In dienst van de BVD" een aantal van zijn voormalige collega's, met name degenen die de overstap hadden gemaakt uit de koloniale dienst als "aangespoeld wrakhout" betitelde.
Bron: GPD en eigen nieuwsgaring
De aanklachten tegen de arrestanten varieerden van het betreden van verboden gebied tot en met het dragen van een masker, strafbaar onder een oude wet die tegen de Ku Klux Klan was gericht.
Volgens de priester Roy Bourgeois van de groep SOA WATCH (genoemd naar de oude naam van de school, School of the Americas) gaat het erom de gedachten levend te houden aan degenen die vermoord zijn door het optreden van deze school. "Hoe kun je democratie leren vanuit de loop van een geweer? Als ze zo bezorgd zijn over opvoeding tot democratie, waarom sturen ze deze studenten dan niet naar onze beste universiteiten?"
Sinds 1990 wordt er elk jaar bij de school gedemonstreerd tegen de moorden, verkrachtingen en martelingen die op het conto staan van de leerlingen. Het gaat daarbij onder meer over de moorden op zes jezuïeten en hun personeel in El Salvador in 1989. Nog in oktober van dit jaar werd een Colombiaanse ex-officier die bij de school is afgestudeerd beschuldigd van moord op een ambtenaar in de tijd dat hij nog in het leger diende. Majoor David Hernandez die commandant van een paramilitaire groep was, werd gedood tijdens en gevecht met regeringstroepen.
Bron: Miami Herald 22.11.2004
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Zaterdag 12 maart 2005, van 10:30 tot 17:00 uur, wordt vanuit het Platform Vredescultuur een ontmoetingsdag voor alle deelnemende organisaties van het platform georganiseerd, alsook voor alle organisaties en individuen in Nederland die vrede en geweldloosheid hoog in het vaandel dragen, onder de titel: GEWELD: macht of onmacht? Wat is het resultaat van bijna een half decennium bouwen aan een cultuur van vrede en geweldloosheid voor de kinderen van de wereld?
Met enkele boeiende voordrachten van prominente Nederlanders, onderzoek naar welke activiteiten plaatsvonden, welke methoden werden gebruikt en welke resultaten er zijn geboekt en een ontmoetingsplaats hopen we een belangrijke schakel te maken in de grote ketting van vredeswerkers
Zet 12 maart alvast in uw nieuwe agenda, want een cultuur van vrede en geweldloosheid bouwen, dat kunnen we alleen maar samen!
Waar: Nicolaas-Monica kerk op het Boerhaveplein 199, 3552 CT, Utrecht
Entree: 2 euro, eigen lunch meenemen.
Meer weten: info'at'voordekinderenvandewereld.nl
De training zal begin 2005 worden verzorgd door het NEAG (Nederlands Expertise-centrum Alternatieven voor Geweld). Hieraan hangt een kostenplaatje.Voor de minimaal betaalde leerkrachten is de eigen bijdrage aan deze training soms een te hoge drempel. Ondanks enkele giften is het benodigde bedrag nog lang niet bijeen, zodat we opnieuw de actie onder uw aandacht brengen.
Help mee aan een cultuur van vrede en geweldloosheid voor de kinderen (decenniumoproep van de VN) en maak deze training mogelijk voor HVO-docenten. Stort uw bijdrage op giro 79911 ten name van het Humanistisch Vredesberaad te Hilversum onder vermelding: "vredeseducatie".
De dagelijkse werkelijkheid drukt ons op feiten. Alternatieven voor geweld zijn noodzaak.
Tijdens haar tachtigjarig bestaan heeft Kerk en Vrede de algemene pacifistische noties steeds opnieuw op de wereldsituatie van dat moment moeten betrekken. In deze tijd hebben we te maken met economische globalisering, verschuivende machtsverhoudingen tussen staten, nieuwe vormen van geweld en oorlogvoering en veranderingen op het gebied van communicatie. Het internationaal recht wordt vaker aangeroepen dan ooit, maar tegelijkertijd ook steeds vaker en grover met voeten getreden. De wereld is in de ban van 'het terrorisme'. Voor ons is hierop maar één antwoord mogelijk: het politiek pacifisme. In dit boek worden concrete handelingsperspectieven en bouwstenen voor een grotere pacifistische agenda aangereikt.
Aan deze uitgave werkten mee: Mark Akkerman, Daniël de Jongh (eindredactie), Bram van der Lek, Piet van der Meulen, Trijnie Plattje, Jan Schaake, Jan Slop, Arjan Vliegenthart en Lydeke Vroom.
Het boek kan voor € 8,- besteld worden bij Kerk en Vrede, email: verkoop'at'kerkenvrede.nl of tel. 030-2316666.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Het militarismeZou waarlijk de soldatenstandEen zegen zijn voor 't vaderland? Het geld dat aan de legermacht Door 't volk ten offer wordt gebracht, Zou 't werk'lijk nuttig zijn besteed? Als iemand mij te zeggen weet Wat goede dingen het verricht, Welk nut het voor de menschen sticht, Zoo 't iemand weet, dat hij het zegg' Want wat voor niets dient moet maar weg.
Het kunstenmaken op bevel
Wanneer het volk, dat honger lijdt
Wanneer men nergens oorlog wil,
't Is niet van 't mooiste zoo men ziet,
|
Naar begin gedicht
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina