Aangepast zoeken

Naar beginpagina
Naar overzicht VD AMOKs

VD AMOK
tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
jaargang 14, nummer 1, 2005


Inhoudsopgave



Colofon

VD AMOK
Tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
Jaargang 14, nummer 1, 2005

VD AMOK
Verschijnt minstens 4 maal per jaar en wordt uitgegeven door Stichting VD AMOK.
Voor de inhoud van met naam ondertekende stukken zijn de auteurs verantwoordelijk.

Copyright
Overname van artikelen uit het lopende nummer is uitsluitend toegestaan na toestemming van de redactie. Overname van artikelen uit eerder verschenen nummers is toegestaan onder bronvermelding en toezending van een bewijsexemplaar aan de redactie. Deze artikelen staan op onze website www.vdamok.nl

Adres redactie en abonnementenadministratie
VD AMOK, Obrechtstraat 43, 3572 EC Utrecht
tel. 030-8901341, email vdamok"at"antenna.nl

Redactie
Mustapha Bah, Hans Christian Bouton (fotoredactie), Kees Kalkman, Karel Koster, Guido van Leemput, Tjark Reininga, Barbara Smedema, Egbert Wever

Fotografen en illustratoren
Hans Bouton, Erik de Graaf, KAN, Karin van Haasteren (cartoon voorpagina) Javad Montazeri/Black Star Iran/HH, Sven Torfinn/HH

Vormgeving
René Oudshoorn

Drukker
Drukkerij De Dageraad, Den Haag

Verder werkten aan dit nummer mee
Mark Akkerman, Martin Broek, Eric Krebbers, Frank Slijper, Fred van der Spek, Wendela de Vries

Abonnementen
Een abonnement is minimaal € 14,- per jaar.
Een steunabonnement is minimaal € 18,-.
Over te maken op giro 5567607 t.n.v. VD AMOK, Utrecht.
Nieuwe abonnementen schriftelijk aanmelden. Wacht met betaling op toezending acceptgiro.
Opzegging uitsluitend schriftelijk vóór aanvang van het kalenderjaar.
Losse nummers kosten € 3,- (€ 4,- inclusief porto).

Advertenties
Tarieven en opgave bij de redactie.

Sluitingsdatum volgend nummer
1 mei 2005



Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Redactioneel -

Nette soldaten in geheime oorlog

Voor het eerst sinds de jaren veertig, de dagen van de gewelddadige special forces van Raymond Westerling, zullen Nederlandse supersoldaten zich op grote schaal in een (smerige) geheime oorlog storten. Een jaar lang zullen 165 leden van het korps commando's en diverse speciale eenheden van de koninklijke mariniers in het kader van de operatie Enduring Freedom operaties gaan uitvoeren in het grensgebied van het oosten van Afghanistan. Ze krijgen bij hun jacht op groepen van Taliban en Al Qaida hulp van vier Chinookhelikopters en 85 bemanningsleden.

Het gaat om een operatie die te groot is om een jaar lang geheim te houden. Toch leek het er op dat geheimhouding de bedoeling was van de regering Balkenende. Minister Kamp was als gevolg van onthullingen in De Telegraaf op zondag 27 februari uitgerukt naar het Tv-programma Buitenhof om daar zo besmuikt mogelijk te vertellen over 'nette soldaten' die vooral inlichtingen moeten gaan verzamelen zodat de Amerikanen de boeven kunnen pakken. Kamp wil nog steeds dat het geheim blijft wat er precies gaat gebeuren. Minder verhullend wordt de opdracht zoek en vernietig (search and destroy) genoemd. Tegelijkertijd had de regering na de berichten in De Telegraaf besloten de operatie in een korte brief aan de Tweede Kamer toe te lichten. Als het tot een debat komt zal het belangrijkste in het geheim worden gemeld aan de Kamerleden.

Wat uit de brief duidelijk is geworden is dat de Nederlanders de Amerikanen terzijde gaan staan in een contraguerrillaoorlog. Het argument van de regering dat het hierbij gaat om nationale zelfverdediging op grond van artikel 97 van de grondwet is grotesk en absurd. Het gaat om een geheime oorlog in dienst van de Amerikaanse regering en het Amerikaanse opperbevel tegen een relatief kleine groep vijanden in een beperkt gebied. Dat is geen bedreiging van het Nederlandse grondgebied. De regering vreest dat deze strijdgroepen met het aanbreken van het voorjaar weer uit hun winterschuilplaatsen zullen komen. De Amerikanen willen de lente en de zomer gebruiken om deze groepen zoveel mogelijk te gaan vernietigen. Dus hoewel de datum van vertrek geheim is, zal dat in het vroege voorjaar (maart) gebeuren.

Het is zeer de vraag of de Nederlandse aanwezigheid militair gesproken noodzakelijk is. Natuurlijk ontlast de inzet van bondgenoten Amerikaanse eenheden in de diverse oorlogen die zij voeren. Maar doorslaggevend is de politieke steun die de Nederlandse regering aan de Amerikaanse bewijst. De samenwerking geschiedt in een willekeurig bondgenootschap, de beruchte coalitie van bereidwilligen. Ofschoon de Amerikanen de officiële leiding van Enduring Freedom graag zouden overdragen aan de NAVO, zijn de NAVO-leden nog niet tot dat besluit gekomen en dat betekent dat het hier gaat om een bilaterale oorlog die niet wordt gelegitimeerd door een recent VN-besluit. De regering beroept zich op een VN-resolutie uit september 2001.

De Nederlandse soldaten worden ingezet door een regering die graag mee marcheert in de voorste linies van de moderne Amerikaanse oorlogen. Nederlandse soldaten onderstrepen het belang dat Nederland hecht aan de imperiale politiek van de Amerikaanse regering. Niet alleen in Irak, maar over de hele wereld. Deze zet is dan ook niet zozeer een goedmakertje voor het terugtrekken van Nederlandse troepen uit Irak, maar een verdere ontwikkeling van de Nederlandse deelname aan de Amerikaanse oorlog tegen vermeend terrorisme. De regering had hetzelfde gedaan als Nederlandse troepen nog steeds in Irak hadden gezeten.

Ondertussen is het zeer de vraag of dit het optreden is dat de Afghaanse bevolking het meeste nodig heeft. Rapporten die aan de NAVO-Assemblee zijn voorgelegd, vrezen niet zozeer de gewelddadige strijdgroepen die Afghanistan willen bevrijden van buitenlandse bezetters, maar vooral de oude krijgsheren die nu 'in papaverteelt' zijn gegaan en willen meedoen aan de parlementsverkiezingen van dit jaar. Een verkiezing zou hun verleden in de stembus witwassen of tenminste van een legitieme machtsbasis voorzien.

Ook aan het stabiliseren van de parlementsverkiezingen zullen 750 Nederlandse mariniers en F-16s een bijdrage leveren. Dat gebeurt in het kader van NAVO-operatie ISAF die strikt gescheiden zou moeten blijven van de oorlog van Enduring Freedom. Dat is in de praktijk niet zo. Maar ISAF doet als het ware de politionele kant van het politieke project Afghanistan. Zij moeten rust en orde bewaken in vrij gemaakte gebieden. De commando's worden de oorlog ingestuurd en hoe geheim de operaties ook zijn, ook de misdaden, die onvermijdelijk zijn in zulke smerige oorlogen, zullen ooit bekend worden. Of het nu ging om Erik O. in Irak of Raymond Westerling in Indonesië, ook de bloedige avonturen van wat in de propaganda sneuvelgrage commando's uit het Brabantse Roosendaal worden genoemd, zullen aan het licht komen. Als de vredesbeweging niet kan voorkomen dat deze soldaten uitvliegen is het aan de pers te achterhalen wat zich in de Afghaanse bergen afspeelt. Zodat duidelijk wordt wat voor oorlogsbeleid de regering Balkenende voert.

De redactie



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Noodwetgeving -

Remkes wil noodtoestand sneller uitroepen

Crisisalarm! In Groningen stond een Europese ministerraad over het vreemdelingenbeleid op de agenda. Demonstranten hadden de stad op zijn kop gezet en tegelijkertijd speelde er een bezettingsactie in Rijswijk. Op vliegveld Eelde hadden demonstranten luchtballonnen opgelaten zodat vliegverkeer daar onmogelijk was. Hoe kon het ongehinderd invliegen van die ministers nog doorgang vinden? Kon dat vanaf Schiphol of een ander vliegveld? En hoe moest tegelijkertijd worden opgetreden tegen die bezetters in Rijswijk?

Tot voor kort konden de bovenstaande gebeurtenissen het resultaat zijn van een dagje 'axie' voeren door de beweging en zouden de verantwoordelijke politieofficieren binnen niet al te lange tijd in onderling overleg met de plaatselijke autoriteiten 'oplossingen' voor deze openbare orde problemen hebben gevonden. Maar inmiddels is dit een geloofwaardig scenario geworden voor een geënsceneerde ramp waarbij de ministerraad met spoed bij elkaar wordt geroepen om zich te bezinnen op noodmaatregelen. Het scenario werd beschreven in NRC Handelsblad (21 juni 2004) en maakte onderdeel uit van een crisistraining voor ministers en staatssecretarissen. Minister van binnenlandse zaken Remkes wil deze oefeningen twee keer per jaar organiseren. In april komt er een hele grote in Amsterdam. Code Bonfire, zoals deze exercitie heet, is geen grapje meer. De oefening, waaraan duizenden mensen, waaronder een rampenstaf met burgemeester Cohen en een crisiskabinet met Balkenende zullen deelnemen, gaat uit van een fictieve terroristische aanslag op een plaats met veel publiek zoals een tunnel, een treinstation of een voetbalstadion.

NRC vermeldde de Groningse oefening als voorbeeld ter gelegenheid van het uitbrengen van het Beleidsplan Crisisbeheersing 2004-2007 vorig jaar juni. Het plan van Remkes kondigt een aanzienlijke verscherping en centralisering aan van het instrumentarium aan crisis- en noodmaatregelen waarover de regering beschikt. Het is het resultaat van door de ambtenarij verwerkte schokkende ervaringen van 11 september, de Irak-oorlog, het bioterrorisme, de vogelpest, SARS, de stroomstoringen en ICT-incidenten. Remkes en de top van binnenlandse zaken hebben uit al deze rampen de conclusie getrokken dat herziening van het stelsel van noodmaatregelen noodzakelijk is. De huidige werkwijze is "onvoldoende voorbereid op nieuwe dreigingen," aldus de minister. "Het gaat over de vraag in hoeverre medewerking van iedereen op korte termijn kan worden afgedwongen."

Een opmerkelijke gang van zaken. Het van kracht zijnde stelsel van crisis- en noodmaatregelen is bepaald geen stoffig relict uit de Koude Oorlog. In de tweede helft van de jaren negentig is de hele wetgeving op dit punt grondig herzien, waarbij met name de rol van de militairen tijdens de verschillende vormen van noodtoestand is teruggedrongen en de mogelijkheid is geïntroduceerd om sectorgewijs noodmaatregelen te nemen. Bij deze Coördinatiewet Uitzonderingstoestanden zijn de Staat van Beleg en de Staat van Oorlog afgeschaft. Er bleven nog twee noodtoestanden over, de beperkte en de algemene noodtoestand. De noodtoestanden kunnen worden ingesteld bij Koninklijk Besluit, een besluit van de regering, dat in de praktijk genomen wordt in de ministerraad. De noodtoestand kan weer worden opgeheven door een gecombineerde vergadering van de Staten-Generaal, dus een vergadering van Eerste en Tweede Kamer samen. Beide noodtoestanden openen de mogelijkheid voor de regering om een reeks noodartikelen uit zeer diverse wetten (Lijst A en Lijst B) te activeren. De te nemen maatregelen kunnen vooral in het geval van de algemene noodtoestand zeer ver gaan tot aan evacuatie op grote schaal, censuur en internering van onwelgevallige elementen uit de bevolking.
Alle procedurele aspecten rond het uitroepen van noodtoestanden zijn van bijzonder groot belang. De noodtoestand is namelijk een vorm van legale dictatuur waarbij aanzienlijke inbreuken kunnen gemaakt worden op grondrechten van burgers en de parlementaire controle tijdelijk is opgeschort.

Opzij schuiven

Wat willen Remkes en zijn staf gaan veranderen? Allereerst gaat het om een centralisatie van de doorzettingsmacht, zoals dat tegenwoordig wordt genoemd, in allerlei crisissituaties (dus niet alleen tijdens noodtoestand). Momenteel speelt de burgemeester van de gemeente waar ramp of crisis zich afspeelt nog een grote rol. Maar in de toekomst zal er een Regionaal Crisisbestuur (RCB) komen bestaande uit politie, brandweer en korpsbeheerders met als voorzitter een door het kabinet aan te wijzen burgemeester (meestal die van een grote stad). Dit krijgt een verregaand mandaat om besluitvorming over alle deelnemende gemeenten af te dwingen. De ambtelijke term hiervoor is 'opschaling', het gaat echter duidelijk om centralisatie van de macht in crisissituaties. De nota spreekt van een 'opperbevelhebbersrol' voor de voorzitter van het RCB. De minister van binnenlandse zaken krijgt op zijn beurt de bevoegdheid om tijdens crisissituaties deze voorzitter dwingende aanwijzingen te geven. "Als die er helemaal een potje van maakt, moet de minister het gezag aan de commissaris van de koningin kunnen overdragen," aldus Remkes. Het komt er dus op neer dat bij terreur en andere grote rampen de minister de mogelijkheid krijgt om de lokale autoriteiten opzij te schuiven. Van bijzonder belang omdat tijdens de episode rond de moord op Theo van Gogh er al grote ruzie is geweest met de burgemeesters van Amsterdam en Den Haag.

Vervolgens moest het afkondigen van de noodtoestand eenvoudiger worden gemaakt. Volgens Remkes is de huidige noodwetgeving gebaseerd op oorlogswetgeving. Zoals we zagen is dit een dubieus argument omdat dit aspect er nu juist tijdens de wetswijziging van de jaren negentig uit is gehaald. De minister is echter van mening: "Tussen het normale bestuurlijke instrumentarium en die op oorlogswetgeving gebaseerde noodtoestand moet iets komen dat bestuurlijk ingrijpen eenvoudiger maakt."

Het middel daartoe wordt het instellen van Ministeriële Beleidsteams (MBT), van vakministers op wier terrein het crisis is en met als voorzitter meestal de minister van binnenlandse zaken. De voorzitter van het MBT zal gemachtigd worden om sectorspecifiek noodwetgeving gecoördineerd in werking te kunnen stellen. De voordracht hiervoor gaat lopen via de minister-president. Het verschil met de huidige situatie is dus dat de ministerraad als geheel wordt omzeild bij het nemen van de cruciale beslissing. Op de juridische uitwerking hiervan wordt nog gestudeerd. Het zal wel een vorm van mandatering worden, een figuur die ook bij het regelen van de activiteiten van geheime diensten uiterst populair is geworden. Om allerlei sectorale en regionale autoriteiten tijdig op de hoogte te stellen van de geldende fase in de noodtoestand en de daarbij behorende maatregelen zal een alerteringsysteem worden ontwikkeld. Ook het bedrijfsleven zal daarbij worden ingeschakeld. Dit systeem zal worden afgestemd op het NATO Crisis Response System (NCRS).

Voor de 'doorzetting' op lokaal niveau valt men in geval van nood terug op een fossiel uit de zwartste tijd van de Koude Oorlog, namelijk het instituut van de Rijksheren. De rijksheren waren plaatselijke notabelen zoals de directeur van de Kamer van Koophandel, de voedselcommissaris, de hoofdingenieur van Rijkswaterstaat, de regionaal militair commandant en de hoofdofficier van justitie. Weinigen zullen nog van het bestaan van dit college weten. De nota crisisbeheersing stelt: "Tijdens de Koude Oorlog vormde het overleg van rijksheren het decentrale forum onder leiding van de Commissaris van de Koningin voor maatregelen in het kader van civiele verdediging. Het overleg bestaat formeel nog steeds. In het recente Wetsontwerp inzake modernisering van de noodwetgeving van de ministeries van Verkeer en Waterstaat en van EZ wordt de rijksheer opnieuw gepositioneerd en oefent hij volgens mandaat de bevoegdheden uit die op grond van noodwetgeving aan een minister zijn toegekend." De rijksheren hebben hun eigen plannen en bevoegdheden en de bovengenoemde plaatselijke crisiscomités RCB's zullen een afstemmingsplicht krijgen ten aanzien van deze figuren. Men ziet de plaatselijke junta's al voor zich.

Derde Rijk

De hoofdredacteur van Het Friesch Dagblad, één van de laatste kranten in Nederland die geen onderdeel is van een groot mediaconcern, gaf op de plannen een fel commentaar. Omdat het aan duidelijkheid niets te wensen overlaat en niet afkomstig is uit linksradikale of antimilitaristische, maar eerder uit behoudend christelijke hoek, citeren wij het hier uitgebreid:
"De nieuwe wetten om het terrorisme te bestrijden betekenen niet alleen dat de overheid vaker dan vroeger iets zal willen weten van de activiteiten, gangen en contacten van burgers. Ook zeer wezenlijke grondrechten kunnen tijdelijk buiten werking worden gesteld. Als het nieuwe waarschuwingssysteem dat er volgende jaar komt de hoogste staat van paraatheid aangeeft, kan de overheid besluiten dat de vrijheid van betoging, van meningsuiting of de bewegingsvrijheid worden beperkt. Feitelijk komt het erop neer dat gedurende zo'n periode de regering, met aan het hoofd de nationale coördinator veiligheid [de heer Joustra, een soort terrorisme-tsaar die zowel onder de minister van justitie als onder die van binnenlandse zaken valt – KK] , over dictatoriale bevoegdheden beschikt.
"Het in noodsituaties verlenen van dictatoriale bevoegdheden aan bewindslieden kent grote gevaren. De geschiedenis van de vestiging van het Derde Rijk in Duitsland voor de Tweede Wereldoorlog levert voor deze stelling een huiveringwekkende onderbouwing. Hitler gebruikte instrumenten die de democratie hem bood om de democratie buiten werking te stellen. Een dag na de Rijksdagbrand van 27 februari 1933 – die werd gekenschetst als een daad van communistisch terrorisme – werd een noodwet aangenomen, die opschorting van grondrechten inhield. In het kielzog van de noodwet werd op 24 maart 1933 een Ermachtigungsgesetz aangenomen, dat de regering volmachten gaf om in geval van nood buiten het parlement om maatregelen te nemen. Zo werd het Derde Rijk twaalf jaar lang op een permanente uitzonderingstoestand gegrondvest."
(..)
"Als de hoogste staat van paraatheid in het nieuwe waarschuwingssysteem wordt bereikt, zullen de uitzonderlijke bevoegdheden ongetwijfeld in veilige handen zijn bij een overtuigd democraat en verdediger van de rechtsstaat als minister Donner is. Maar wat gebeurt er als er ooit – misschien over vele tientallen jaren – mensen aan het bewind zijn die andere gedachten koesteren over het nut van sommige grondrechten?"

De Tweede Kamer heeft tot nu toe uiterst lakoniek gereageerd op deze ontwikkelingen. Het grootste deel ervan moet nog dit jaar in wetsontwerpen worden omgezet. Hopelijk zullen de parlementariërs zich dan opwerken tot een wat hogere alerteringsfase.

Kees Kalkman



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Referendum -

Grondwet Nee komt op stoom

Als de perikelen rond het Referendum voor een Europese Grondwet maatgevend zijn voor het democratische gehalte van de Europese Unie ziet de toekomst van de volksvertegenwoordiging er somber uit. Om te zorgen dat de volksraadpleging de gewenste uitkomst krijgt heeft de Nederlandse regering anderhalf miljoen euro gereserveerd voor een ja-campagne. Dat geld zal worden ingezet als tegenstanders van de Grondwet teveel invloed lijken te gaan winnen. Media die te veel aandacht aan de tegenstanders besteden kunnen met 'corrigerende' interviews en artikelen worden benaderd. Het kabinet ziet de tv-programma's Hart van Nederland en RTL Nieuws als belangrijke podia. Ook regionale kranten en bladen als Metro, Spits, Libelle, Panorama en Boer en Tuinder zijn volgens de regering zeer geschikt voor het uitventen van de kabinetsboodschap. Intensief onderzoek moet het kabinet informeren hoe de burger het best te beïnvloeden is.
Na ophef in de pers over dit voornemen hebben enkele parlementsleden bezwaar aangetekend tegen het bestemmen van overheidsgeld voor kiezersbeïnvloeding. Staatssecretaris Nicolai heeft daarop aangegeven dat de regering er 'nog op terug zal komen' en 'de Kamer erin zal kennen.' De meerderheid van het parlement lijkt hier genoegen mee te nemen.

Intussen is een referendumcommissie ingesteld. Deze moet onder meer een objectieve samenvatting van de Grondwet gaan verspreiden onder de Nederlandse burgers. Hoe een 'objectieve samenvatting' eruit zal zien is een interessante vraag. Informatief is wat dat betreft de peiling die wordt ingezet om de steun voor de Grondwet aan te tonen. De regering heeft een bureau ingehuurd om burgers te vragen of en zo ja wat ze gaan stemmen bij het referendum op 1 juni. Bijna de helft van de mensen die willen gaan stemmen verklaren in eerste instantie nog niet te weten of ze voor of tegen zullen stemmen. Bijna 30% verklaart voor en 20% tegen de EU grondwet te zullen gaan stemmen.

Maar daar weet het bureau wel raad mee: de ondervraagden krijgen een korte 'objectieve' toelichting op de EU grondwet die luidt als volgt: "Het Europees grondwettelijk verdrag is voor het grootste deel gebaseerd op bestaande Europese afspraken aangevuld met een aantal nieuwe bepalingen. Voorbeelden van zaken die in het Europees grondwettelijk verdrag worden geregeld zijn dat de besluitvorming in de EU wordt vereenvoudigd en de bevoegdheden van het Europees Parlement worden uitgebreid. Nederland behoudt echter het vetorecht over een aantal belangrijke onderwerpen. Daarnaast worden in het verdrag belangrijke grondrechten vastgelegd voor de burgers van de EU en wordt er geregeld dat er meer zaken Europees aangepakt worden, zoals asielbeleid en terrorisme." Met geen woord rept de toelichting over negatieve aspecten van de Grondwet, zoals het besluit tot grotere Europese bewapeningsuitgaven. Blij kan de Rijksvoorlichtingsdienst nu dan ook melden dat het aantal potentiële voorstemmers 59% bedraagt. Deze verdubbeling komt hoofdzakelijk omdat de mensen die nog niet wisten wat ze zouden stemmen nu positief tegenover de Grondwet staan. (Zie www.regering.nl).

Hele andere resultaten geeft de peiling van Maurice de Hond (www.peil.nl). Op de vraag: "Als u gaat stemmen (bij een referendum over de nieuwe Europese Grondwet) wat denkt u dan te gaan stemmen?" antwoordt eind januari 31% voor te gaan stemmen tegen 34% tegen. Ook De Hond houdt een tweede peiling. Niet na een eigen toelichting op de Grondwet, maar door de feiten te laten spreken. Hij houdt een tweede peiling na het Spaanse referendum. Veel mensen hebben daarover in de krant gelezen en de verwachting is dat de uitkomst in het ene land die in het andere land beïnvloedt. Misschien is van invloed geweest dat een week voor het referendum nog 90% van de Spanjaarden zei geen flauw idee te hebben wat er in de Grondwet staat. Desondanks gaat toch nog 42% van de Spanjaarden stemmen. Dat is de laagste verkiezingsopkomst sinds 1978 toen de democratie in Spanje is heringevoerd. Maar de uitkomst is positief: 77% van de kiezers voor de Grondwet gestemd. Toch blijken de bedenkingen bij de Nederlanders alleen maar toegenomen, want het aantal potentiële voorstemmers nam licht af tot 29% en het aantal tegenstemmers groeide fors tot 42%. Blijkbaar kan het nog alle kanten opgaan, stelt De Hond vast. Laten we het hopen.

Alleingang

Ook Europarlementariërs zetten zich in om de publieke opinie te beïnvloeden. Zij hebben een Reaction Force ingesteld om onware berichten te bestrijden die over de Grondwet in het nieuws komen. Als voorbeeld van zo'n onwaar bericht noemen ze de bewering dat 'de Grondwet zal leiden tot een nieuw militair bondgenootschap'. Nu staat er in het Verdrag van Maastricht, dat in de Grondwet wordt opgenomen, dat de EU "vastbesloten is een gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid te voeren met inbegrip van een gemeenschappelijk defensiebeleid, dat mettertijd tot een gemeenschappelijke defensie zou kunnen leiden." Verder wordt in de Grondwet een Europees Defensie Agentschap opgericht (zie ook vorige VD AMOK) dat materieelbeleid en militaire productie in de EU moet gaan stroomlijnen. Er wordt gewerkt aan een Europese commandostructuur, en er worden stappen gezet om budget vrij te maken voor Europees militair onderzoek.
De Duitse Bondskanselier Schröder beantwoordt het charmeoffensief van Bush richting Europa met de mededeling dat de NAVO "niet meer de primaire plaats is waar de transatlantische partners hun strategische voorstellen consulteren en coördineren" nu Europa in toenemende mate aan gewicht wint. De Bondskanselier vindt dat de verhoudingen binnen de NAVO aan herziening toe zijn. Daar zou een commissie van NAVO- en EU-vertegenwoordigers voorstellen voor moeten ontwikkelen. De Franse president Chirac voelt wel voor het plan, maar onze eigen Jaap de Hoop Scheffer, in zijn rol als secretaris-generaal van de NAVO, haast zich tegen de Amerikanen te verklaren dat de NAVO nog steeds 'zeer vitaal' is.
Het is echter duidelijk dat de strijd om meer Europese militaire invloed nog volop wordt gestreden. Deze is mede ingegeven door de Amerikaanse alleingang maar ook door groeiende ambities van Europese leiders. Een nieuw militair bondgenootschap zal de EU niet worden, maar aan een sterke Europese militaire macht wordt hard gewerkt.

Dat Europarlementariërs zwaar in de Grondwet geloven hoeft geen verwondering te wekken: de EU is hun boterham, en misschien ook wel een beetje hun droom. Maar het Europees Parlement is een uitermate machteloos orgaan. De dienst in Europa wordt uitgemaakt door de Europese Raad (dat zijn de ministers en premiers van de EU-landen) en door de Europese Commissie (benoemde ambtenaren met een zware de agenda bepalende macht). Het Europees Parlement is eigenlijk een beetje franje, al denken ze daar zelf graag anders over. Willen burgers invloed uitoefenen in Europa, dan kunnen ze dat het beste doen door het Europese beleid van hun regeringen te controleren via nationale volksvertegenwoordigers. Directe invloed op het Europees beleid heeft de gewone burger nauwelijks. Voor lobbyisten van grote bedrijven, bijvoorbeeld van de Europese wapenindustrie, ligt dat anders: die hebben geld genoeg om grote kantoren te onderhouden in Brussel, en hebben direct toegang tot de Europese Commissie. Ze worden bijvoorbeeld regelmatig uitgenodigd als inspreker bij Commissievergaderingen. Het behoeft dan ook geen verwondering dat de nieuwe industriecommissaris van de Commissie, Günter Verheugen, heeft aangekondigd zich te gaan inzetten om de Europese defensie-industrie 'concurrerender' te maken omdat het "traditioneel is uitgesloten van vele voordelen van Europees beleid." Het plan is om nog voor de zomer met een set van maatregelen te komen om "obstakels voor handel en productie in de militaire sector" op te ruimen. Dan kan de concurrentie met de Amerikaanse wapenindustrie beter worden aangegaan.

Wendela de Vries



Het Nederlandse Comité Grondwet Nee, dat zich niet laat hinderen door gebrek aan middelen en gebrek aan serieuze discussie bij politieke partijen, publiceert een tweewekelijkse e-mailnieuwsbrief. De persverklaringen van het Comité, alsmede achtergrondartikelen en links naar kritische en onkritische sites, zijn te lezen op de recent geheel vernieuwde website www.grondwetnee.org. Ook is er een brochure gemaakt, die te bestellen is door € 2,50 (verzendkosten) te storten op postgiro 3002840 t.n.v. Stichting Grondwet Nee Amsterdam, o.v.v. 'brochure' en je naam en volledige adresgegevens. Wil je meerdere exemplaren ontvangen neem dan even (e-mail) contact met ons op. Uiteraard zijn financiële bijdragen ook van harte welkom.



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Midden-Oosten -

IRAN: DE KANONNEN VAN AUGUSTUS

De Kanonnen van augustus is de titel van een boek van de Amerikaanse historica Barbara Tuchman waarin zij de onmiddellijke aanloop naar het begin van de Eerste Wereldoorlog beschrijft. Cruciaal in die aanloop was de onomkeerbaarheid van de mars naar oorlog. Toen de belangrijkste landen ultimatums uitspraken en zich mobiliseerden, was het pad naar oorlog onherroepelijk ingeslagen. Wie vandaag naar de sluimerende crisis in Iran kijkt, komt al snel tot de conclusie dat zo een oorlogsmachinerie ook hier op gang kan komen.

Zoals bekend is Iran door de regering van president Bush gedefinieerd als een 'schurkenstaat'. De beschuldiging berust op de steun die Iran zou geven aan radicale islamitische groeperingen in Libanon en Palestina, en vooral op de plannen die het zou hebben om kernwapens te maken. Volgens het door Iran ondertekende Non-proliferatie Verdrag (NPV) mag geen enkele niet-kernwapenstaat en ondertekenaar van het verdrag kernwapens ontwikkelen.

Al vanaf 2003 wordt echter beweerd door een reeks bronnen, vaak verbonden aan de Amerikaanse of Israëlische inlichtingendiensten, dat Iran bezig is kernwapens te bouwen. De IAEA, het Internationaal Atoom Energie Agentschap dat in opdracht van de VN moet controleren dat landen geen kernwapens ontwikkelen, heeft echter geen bewijs gevonden voor die stelling. Het hele debat moet in het licht worden gezien van de recente oorlog tegen Irak, waarbij het vermeende bezit van massavernietigingswapens door Irak een reden zou zijn geweest om dat land aan te vallen. Deze rationale bleek vals omdat er in niet geringe mate met de bewijsvoering is geknoeid door zowel (delen van) de Amerikaanse en Britse inlichtingendiensten als door de politici die deze bewijsvoering aanvoerden als casus belli om een aanvalsoorlog te voeren. Om die reden is er in het geval Iran sprake van enige terughoudendheid, vooral aan Europese kant. Zelfs de Britten zullen niet snel hun beleid laten afhangen van Amerikaanse inlichtingenbronnen.

Dubbelzinnigheid van NPV

Er is ook sprake van een grote mate van dubbelzinnigheid bij Iran. Dat heeft er alles mee te maken dat het door bijna de hele wereld (behalve de 'onofficiële' kernwapenstaten India, Pakistan en Israël) ondertekende NPV weliswaar het bezit van kernwapens en kernwapentechnologie verbiedt, maar tegelijkertijd garanties geeft voor de toegang tot kernenergie.
Dit is de kern van de afspraken in het verdrag: de bestaande vijf 'erkende' kernwapenstaten (VS, Rusland, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en China) mogen tijdelijk kernwapens houden (maar moeten werken aan nucleaire ontwapening volgens art. 6) terwijl de rest van de wereld geen kernwapens mag ontwikkelen (art. 1 en 2), maar wel kernenergie (art. 4). Door echter kernenergie toe te staan, en zelfs aan te moedigen, wordt de basis voor een nieuwe kernwapenwedloop gelegd, aangezien de technologie om kernenergie op te wekken deels hetzelfde is als het proces om bommen te maken.

In de propagandastrijd om Iran wordt door lekken naar de Amerikaanse media steevast beweerd dat Iran kernwapens heeft of binnenkort zal krijgen. Iran werpt tegen dat het gaat om legitieme activiteiten onder het NPV. In feite hebben de IAEA inspecteurs de Iraanse regering verschillende keren betrapt op het geven van onvolledige informatie, vooral in verband met de opwerkingscapaciteit van haar verrijkingstechnologie. Deskundigen vermoeden dat Iran in ieder geval de mogelijkheid heeft om op relatief korte termijn kernwapens te bouwen. Daarnaast wordt gesteld dat het ook al een aantal draagsystemen voor zulke wapens bezit: raketten geschikt om zowel conventionele explosieven als kernkoppen naar een doel honderden kilometers verderop te dragen. Het is echter onwaarschijnlijk dat die raketten inderdaad in staat zijn om kernkoppen te dragen (de zogenaamde weaponisation).

Waarschijnlijk vooruitlopend of reagerend op de reeks dreigementen van zowel de VS als Israël om de Iraanse nucleaire installaties aan te vallen, heeft Iran een deel van die apparatuur ondergebracht in ondergrondse tunnels. Deze zijn zodanig ingericht en bewaakt met luchtafweersystemen dat militaire experts denken dat het onmogelijk is om de installaties vanuit de lucht volledig te vernietigen.

Media-campagne

De volgende situatie doet zich dus voor: Iran heeft een complex van opwerkingsfaciliteiten (ultracentrifuges) en een nucleaire reactor, beide geschikt om eventueel kernwapens te produceren. Aangezien er geen publieke duidelijkheid bestaat over het bestaan van een kernwapenprogramma, leent deze situatie zich voor het soort media spinoperaties die een paar jaar geleden de aanloop vormden voor de oorlog tegen Irak.

De meest gebruikte truc in deze media-oorlog is het door elkaar halen van de begrippen 'nucleaire technologie' en kernwapens. Bewust of onbewust wordt er al bijzonder vaak verwezen naar het nucleaire programma van Iran, of zelfs de kernwapens van Iran, zonder dat de boven beschreven nuanceringen worden genoemd.

Dat is geen onbeduidend misverstand: het is immers niet onwaarschijnlijk dat een deel van de Amerikaanse politiek – de zogenaamde 'neoconservatieve' vleugel vertegenwoordigd door vice-president Cheney – het politieke doel heeft om Iran aan te vallen. Het doet er in hun visie niet of nauwelijks toe dat Iran kernwapens heeft. In hun ogen is Iran een symbool van het 'ondemocratische kwaad' dat vernietigd moet worden. Zij veronderstellen dat een aanval op Iran zal leiden tot de omverwerping van het theocratische regime. De invloed van deze neoconservatieve vleugel in de Amerikaanse politiek is de beslissende factor in deze calculatie.

Er is nog een oorlogsmechanisme: de rechtervleugel van de Israëlische politiek en de mate waarin die een aanval op Iran kan afdwingen. Zo'n aanval werd in 1981 ook uitgevoerd, toen Israëlische vliegtuigen de Iraakse reactor in Osirak aanvielen. De binnenlandse politieke situatie in Israël is hier van groot belang. Zelfs het beperkte ontruimingsplan van premier Sharon van de bezette Gazastrook zou wel eens extreme interne oppositie van de kolonisten tot gevolg kunnen hebben. In een toestand van grote binnenlandse oppositie, die zelfs delen van het Israëlische leger kan raken, zou het wel eens aantrekkelijk kunnen zijn om een buitenlands avontuur te beginnen.

In het debat over de kansen op zo'n militaire interventie wordt vaak verwezen naar de relatieve onmacht van het Amerikaanse leger. Dat zit immers grotendeels vast in Irak. Het mobilisatiesysteem van de Nationale Garde en de reservisten is door de voortdurende opstand daar zo uitgerekt, dat de Amerikaanse politieke basis voor de voortgezette bezetting van Irak onder grote druk staat. Een keuze voor een landoorlog tegen Iran is dus op zijn minst een groot probleem. Een luchtaanval omzeilt de menskrachtproblemen en vermijdt ook de versterking van de binnenlandse oppositie in de VS. Zo'n aanval kan worden uitgevoerd, ook als men weet dat dit de ondergrondse nucleaire infrastructuur nooit kan vernietigen.

Intussen wordt er nog steeds gezocht naar een politieke oplossing. De drie belangrijkste landen van de Europese Unie (VK, Frankrijk en Duitsland) volgen met steun van de EU een onderhandelingsstrategie bedoeld om meer concessies van Iran los te krijgen die afdoende zijn om de Amerikaanse politiek tevreden te houden. Maar of dat lukt hangt niet alleen af van de toegeeflijkheid van de Iraanse regering, die stelt dat ze niet meer doen dan toegestaan onder het NPV. Aan de andere kant is er de Amerikaanse en Israëlische politiek die eisen kan stellen waarvan van tevoren bekend is dat ze niet worden ingewilligd. In dat geval is het pad via de Veiligheidsraad niet meer dan een opmaat naar oorlog. De Nederlandse anti-oorlogsbeweging moet bijzonder goed nadenken over haar positie in deze zaak. Het is zaak om zowel tegen een nucleair bewapend Iran stelling te nemen, als tegen de plannen om deze met een nieuwe oorlog te bestrijden, ten dienste van de Westerse en Israëlische belangen in het Midden-Oosten.

Karel Koster



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Bombspotting 2005 -

Meer kernwapens in Europa – meer aktie

Uit een recent uitgekomen rapport van de Amerikaanse organisatie Natural Resources Defence Council (NRDC) blijkt dat er hoogstwaarschijnlijk veel meer Amerikaanse kernwapens in Europa liggen opgeslagen dan werd gedacht. Het zou gaan om 480 kernwapens op acht luchtmachtbases. Twintig daarvan zouden liggen op de Vliegbasis Volkel in Noord-Brabant.

Akties tegen deze kernwapenopslag gaan ondertussen door. Speerpunt dit voorjaar is zaterdag 16 april, wanneer op drie plaatsen in België burgerinspecties plaatsvinden onder de titel 'Bomspotting 2005'. Anti-kernwapenactivisten zullen de vliegbasis Kleine Brogel, waar Amerikaanse kernwapens liggen opgeslagen, het politieke hoofdkwartier van de NAVO in Brussel en het militaire hoofdkwartier van de NAVO, SHAPE in Bergen (Mons), aandoen.

Kernwapens in Europa

Kernwapenbases in Europa Dat er al tientallen jaren in NAVO-verband Amerikaanse kernwapens in Europa liggen opgeslagen is algemeen bekend. Over de exacte locaties worden van officiële zijde weliswaar geen mededelingen gedaan, maar onderzoekers en activisten hebben deze inmiddels weten te achterhalen (zie kaartje). Ook is er een aantal bases waar geen kernwapens (meer) liggen opgeslagen, maar die de infrastructuur daarvoor nog wel hebben.
Over de opslag van kernwapens op de Vliegbasis Volkel heeft dit blad al meerdere malen geschreven. Deskundigen gingen er tot nu toe van uit dat in de opslagkluizen (de zogenaamde WS3-vaults) maximaal twee kernwapens konden liggen, en dat meestal de helft daadwerkelijk in gebruik zou zijn. Uit het NRDC-rapport blijkt nu dat er vier kernwapens in één kluis kunnen. Op Volkel, waar elf kluizen aanwezig zijn (waaronder een lege voor trainingen), zouden dan ook geen tien maar twintig atoombommen liggen opgeslagen.
Aan de ene kant is dit opzienbarend nieuws, getuige ook de belangstelling van pers en politiek voor het rapport, aan de andere kant maakt het voor anti-kernwapenactivisten weinig uit. Tien of twintig kernwapens, elke bom is er één te veel. Akties gaan dan ook gewoon door, daarover later meer.

Een andere onthulling uit het rapport is dat in Nederland op twee militaire oefenterreinen kernwapeninzet geoefend wordt: de Vliehors (Vlieland) en de Noordvaarder (Terschelling).

Dubbele standaard

In het rapport wordt erop gewezen dat er steeds minder Amerikaanse kernwapens opgeslagen liggen op bases onder hoede van de luchtmacht van het gastland. Dit is nog slechts het geval in Nederland, België, Duitsland, Italië en Turkije.
Diverse keren is in de pers melding gemaakt van het feit dat de Verenigde Staten, bij monde van de militaire bevelhebber van de NAVO, Generaal Jones, eigenlijk alle tactische kernwapens uit Europa wil terughalen omdat ze geen enkel militair doel meer zouden dienen. Hij stuit daarbij echter op tegenstand van sommige politieke leiders in de NAVO. Landen waar kernwapens gestationeerd zijn zouden bang zijn flink aan invloed binnen de NAVO in te boeten wanneer deze wapens weggehaald worden.
Al met al blijft het zorgelijk dat de NAVO bijna een derde van het aantal kernwapens in Europa geoormerkt heeft voor gebruik door luchtmachten van niet-nucleaire NAVO-lidstaten, een schending van het belangrijkste grondbeginsel van het Non-Proliferatie Verdrag (NPV). De kernwapens blijven formeel onder hoede van de Verenigde Staten totdat de Amerikaanse president ze vrijgeeft voor gebruik. Ondertussen worden de niet-kernwapenstaten wel voorzien van middelen om kernwapengebruik voor te bereiden. Deze dubbele standaard staat pogingen om landen als Iran en Noord-Korea te overtuigen van kernwapens af te zien alleen maar in de weg.



B61 kernwapens
Land Basis VS Gastland Totaal
België Kleine Brogel 0 20 20
Duitsland Büchel
Nörvenich
Ramstein
0
0
90
20
0
40
20
0
130
Griekenland Araxos 0 0 0
Italië Aviano
Ghedi Torre
50
0
0
40
50
40
Nederland Volkel 0 20 20
Turkije Akinci
Balikesir
Incirlik
0
0
50
0
0
40
0
0
90
Verenigd Koninkrijk Lakenheath 110 0 110
Totaal - 300 180 400


Nederlandse politiek

Op grond van de onthullingen in het NRDC-rapport hebben de fracties van PvdA, GroenLinks en SP Kamervragen gesteld. Tijdens het schrijven van dit artikel waren de antwoorden nog niet bekend, maar het ligt in de lijn der verwachting dat deze zoals altijd in de trant zullen zijn van 'daar kunnen we conform standaard NAVO-beleid geen mededelingen over doen'.
Genoemde partijen zijn, samen met D66, voor de terugtrekking van de kernwapens van Volkel, maar ze hebben in de Tweede Kamer geen meerderheid. Binnen de Kamer worden debatten daarnaast bemoeilijkt door het gebrek aan openheid van de regering over de opslag van kernwapens op Volkel. Dit beleid wordt gesteund door de andere partijen. Met name CDA en VVD hebben meerdere malen verklaard dat ze helemaal niet willen weten of en zo ja, waar in Nederland kernwapens opgeslagen zijn.

Bomspotting 2005

Op zaterdag 16 april vinden op drie plaatsen in België burgerinspecties plaats naar Amerikaanse kernwapens. Deze 'Bomspotting XL' doet tegelijkertijd de vliegbasis Kleine Brogel, het NAVO-hoofdkwartier in Brussel en het militaire hoofdkwartier SHAPE in Bergen aan.
Bomspotters betreden en inspecteren de plaatsen waar het gebruik van kernwapens wordt voorbereid en proberen zo om oorlogsmisdaden tegen te gaan. Bomspotten is een geweldloze aktie van burgerlijke ongehoorzaamheid, waaraan duizenden mensen hebben deel genomen. De Belgische overheid kon de bomspotters onmogelijk negeren. Repressie was het antwoord op de vraag naar dialoog. Met massale politie-inzet trachtte de Belgische regering de bomspotting-akties te reduceren tot 'een probleem van openbare orde'. Einde discussie.

Maar de Bomspotters gaan door. De geweldloze akties zijn de hefboom waarmee kernwapens op de politieke agenda gehouden worden. Bomspotting XL borduurt voort op de succesvolle acties van afgelopen jaren, waarbij duizenden mensen op geweldloze wijze burgerlijk ongehoorzaam werden en als burgerinspecteur militaire bases betraden en inspecteerden naar voorbereidingen van het gebruik van kernwapens. Ook politici van vele partijen, waaronder de liberalen en christen-democraten, deden aan de inspecties mee en werden korte tijd vastgehouden.

In tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederland, waar burgerinspecteurs op Volkel standaard tot lage geldboetes worden veroordeeld, of Duitsland, waar flinke straffen staan op het betreden van militaire terreinen, doet de Belgische justitie er alles aan om de kwestie van de kernwapens buiten de rechtbanken te houden. Nadat één keer een rechtbank besloten had dat burgerinspecteurs, vanwege het politieke karakter van hun daad, voor een jury moesten komen, is nooit meer vervolging ingesteld. Iedereen die bij een burgerinspectie wordt aangehouden, wordt normaal gesproken dan ook na enkele uren weer vrijgelaten en hoort er nooit meer wat van.

Uit Nederland zal een bus naar de aktie in Kleine Brogel rijden. Er wordt vertrokken om 9:00 vanaf het Amstelstation in Amsterdam, met stops in Utrecht (9:45 NS Station, in/uitgang Jaarbeurszijde) en Eindhoven (11:00 NS Station, in/uitgang stadszijde).
Na afloop van de actie, als iedereen weer vrijgelaten is, rijdt de bus weer terug. Een kaartje kost €10.
Opgeven kan bij Akties Tegen Kernwapens: per telefoon (070-3890235 of 0515- 573103) of per email bomspotting2005"at"hypocrisy.org.

Mark Akkerman



Meer informatie:
Over Bomspotting: www.bomspotting.be
Over kernwapens op Volkel: www.contrast.org/onkruit/axies/inspexie271199.html en http://www.vredessite.nl/kernwapens/factsheet.html
Het rapport van de NRDC: www.nrdc.org/nuclear/euro/contents.asp



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Mayors for peace -

Burgemeesters voor nucleaire ontwapening

Op 2 mei aanstaande begint in New York de Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatie Verdrag. Deze conferentie is cruciaal voor de toekomst van nucleaire ontwapening en non-proliferatie. Gaan kernwapenstaten echt werk maken van ontwapening en zullen andere landen van kernwapens af zien? Of blijven de landen met kernwapens aan deze wapens vasthouden en zelfs nieuwe wapens ontwikkelen en proberen steeds meer landen aan kernwapens te komen?

Burgemeester Akiba van Hiroshima, de stad die in augustus 1945 verwoest werd door een atoombom, is een internationale campagne gestart voor de afschaffing van kernwapens. Hij roept burgemeesters van over de hele wereld op zich aan te sluiten bij deze campagne en zich voor en tijdens de conferentie in mei 2005 uit te spreken voor ontwapening en non-proliferatie. Het is van groot belang dat ook Nederlandse burgemeesters hieraan meedoen. In Nederland liggen nog altijd Amerikaanse kernwapens op de vliegbasis Volkel. Bovendien steunt de Nederlandse regering het kernwapenbeleid van de NAVO, dat nog steeds voorziet in daadwerkelijk gebruik van deze wapens. In diverse gemeenten benaderen vredesactivisten burgemeesters voor steun aan de campagne. Dat begint zijn vruchten af te werpen.

Op 24 juni 1982 introduceerde de toenmalige burgemeester van Hiroshima, Takeshi Araki, het 'Programma om solidariteit tussen steden te bevorderen en om tot een totale afschaffing van kernwapens te komen'. Dit programma bood steden een mogelijkheid gezamenlijk te werken aan nucleaire ontwapening. Vervolgens riepen de burgemeesters van Hiroshima en Nagasaki, de enige twee steden die ooit door kernwapens werden getroffen, hun collega-burgemeesters over de hele wereld op dit programma te steunen.
Mayors for Peace bestaat uit steden wereldwijd die formeel hun steun hebben uitgesproken voor het programma dat burgemeester Araki aankondigde in 1982. Op 7 februari 2005 waren er 714 steden en regio's in 110 landen lid.

Noodcampagne

De 'Noodcampagne voor de afschaffing van kernwapens' werd in 2003 in Genève gestart door een groep vertegenwoordigers van niet-gouvernementele organisaties en dr. Tadatoshi Akiba, voorzitter van Mayors for Peace en burgemeester van Hiroshima. De eerste belangrijke activiteit was betrokkenheid bij de Voorbereidende Conferentie van het Non-Proliferatie Verdrag in New York in april en mei 2004.
Burgemeester Akiba roept zoveel mogelijk burgemeesters van over de hele wereld op om aanwezig te zijn bij de Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag in New York om zich uit te spreken voor het uitbannen van kernwapens. Daarnaast worden voor en tijdens deze conferentie in zoveel mogelijk steden voor dat doel activiteiten georganiseerd.
Het Europees Parlement en de Amerikaanse Conferentie van Burgemeesters, waarbij honderden burgemeesters zijn aangesloten, hebben hun steun uitgesproken voor de campagne. De resolutie die de Amerikaanse Conferentie hiervoor aannam is inmiddels wereldwijd door burgemeesters ondertekend.
In België en Duitsland hebben al tientallen burgemeesters zich achter deze oproep voor een kernwapenvrije wereld geschaard.

Wakker worden

Op 18 januari 2005 sprak burgemeester Akiba van Hiroshima in Brussel met ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook nam hij deel aan een seminar over kernontwapening.
De volgende dag sprak hij de Commissie voor Buitenlandse Zaken van het Europees Parlement toe, een belangrijk moment in de voorbereiding van de EU op de Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatie Verdrag. Hij zei daarbij onder meer: "Als we niet wakker worden en nu beslissende actie ondernemen, zullen andere steden zonder twijfel slachtoffer worden van een aanval met kernwapens." En: "Het Europees buitenlands en veiligheidsbeleid zou absoluut duidelijk moeten maken dat Europa niets meer wil dan de wereld te bevrijden van de tirannie en waanzin van de nucleaire dreiging." Hij leverde kritiek op het nucleaire beleid van de NAVO en de Verenigde Staten: "De Verenigde Staten weigeren een toekomst te voorzien zonder kernwapens, en dat willen wij niet". Maar hij prees het Europees Parlement voor het op verschillende keren uitspreken van steun voor een kernwapenvrije wereld.

Voorafgaand aan deze toespraak was er een bijeenkomst met vertegenwoordigers van NGO's uit diverse Europese landen, waaronder Nederland. Na bijdragen van de heer Akiba in korte bijeenkomsten van de commissies voor defensie en voor buitenlandse zaken in het Belgische parlement, keerde hij terug voor een receptie in het Europees Parlement.
De volgende dag vertrok Akiba naar Ieperen, waar hij een ontmoeting had met vertegenwoordigers van het lokale bestuur. Tijdens zijn bezoek sprak burgemeester Akiba met diverse Belgische burgemeesters, die besloten gezamenlijk een brief naar hun collega's te sturen en naar de Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatie Verdrag te reizen.

Kernwapenvrije gemeenten

Voor het begin van de noodcampagne waren acht Nederlandse gemeenten lid van Burgemeesters voor Vrede: Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Middelburg, Rotterdam, Tilburg, Utrecht en Waalwijk. Op het moment van schrijven hebben zich inmiddels twee nieuwe leden aangemeld: Groningen en Leidschendam-Voorburg.

In Nederland is een steuncampagne gestart voor de campagne van burgemeester Akiba. Plaatselijke vredesactivisten spreken of schrijven de burgemeester van hun gemeente aan met de oproep de campagne te steunen. Diverse burgemeesters hebben hieraan al gehoor gegeven.
Een greep uit de reacties. De gemeente Amsterdam schreef in een persbericht: "[…] de gemeente Amsterdam steunt de campagne van harte en doet haar best om die onder de aandacht te brengen." Burgemeester Krikke van Arnhem liet in een commissievergadering weten dat zij een adhesiebetuiging voor de campagne zou schrijven. Burgemeester Vreeman van Tilburg schreef burgemeester Akiba: "Recente ontwikkelingen bewijzen dat het, helaas, nog steeds noodzakelijk is de wereld te herinneren aan het verschrikkelijke gevaar van kernwapens." En burgemeester Ter Horst van Nijmegen schreef aan de Nederlandse steuncampagne: "Ik ga graag in op uw verzoek om burgemeester Akiba te ondersteunen in zijn campagne tegen kernbewapening".

Helaas lieten ook enkele burgemeesters weten de campagne niet te zullen steunen. Opvallend daarbij is dat de meesten er wel sympathiek tegenover staan, maar het geen zaak voor lokale overheden vinden. Bij zo'n reactie is het goed nog eens te wijzen op het grote aantal gemeenten dat zich zo'n twintig jaar geleden 'kernwapenvrij' verklaarde. Geen enkele gemeente kan zich op zinvolle wijze voorbereiden op een aanval met kernwapens, rampenplannen zullen zinloos blijken. Daarom gaat de zaak van nucleaire ontwapening wel degelijk ook het lokale bestuur aan.

Burgemeesters kunnen hun steun op diverse manieren vorm geven. Zij kunnen deelnemen aan de burgemeestersdelegatie naar de Toetsingsconferentie, de regering aanspreken of in de eigen gemeente activiteiten te organiseren. Daarvoor is een tentoonstelling beschikbaar, met beelden van de aanval op Hiroshima en informatie over de huidige situatie rond kernwapens, alsmede over de noodcampagne.

Mark Akkerman



Voor informatie over de noodcampagne, of wanneer u de burgemeester van uw gemeente wilt benaderen voor steun voor deze campagne, kunt u contact opnemen met de Nederlandse steuncampagne, per telefoon (030-8901341) of per e-mail (k.koster"at"inter.nl.net).
Informatie over de noodcampagne is beschikbaar op de (Engelstalige) website:
www.pcf.city.hiroshima.jp/mayors/english/campaign/2020vision.html
Berichten over de campagne in Nederland, waaronder een regelmatig uitkomende nieuwsbrief, zijn te vinden op de website van de Werkgroep Eurobom: www.eurobomb.nl



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Europese veiligheid -

Een menselijke veiligheidsdoctrine voor Europa

"Dit is een kritiek moment voor de Europese Unie, die zojuist met tien lidstaten is uitgebreid en een Grondwet heeft aanvaard. In de nasleep van 11 september en de oorlog in Irak heeft dat Europa de historische verantwoordelijkheid bij te dragen aan een veiliger en rechtvaardiger wereld." In het rapport A Human Security Doctrine for Europe (noot 1) presenteert een studiegroep met leden uit diverse landen een veiligheidsstrategie voor de Europese Unie. Europa zal zich in moeten zetten voor de veiligheid van alle mensen, is de conclusie, maar op een andere manier dan tot nu toe gebruikelijk is. Het rapport laat zien hoe de veiligheid van de inwoners van Europa samenhangt met die van alle andere wereldburgers. Het sluit daarin aan bij de analyse die ten grondslag ligt aan de Europese Veiligheidsstrategie (European Security Strategy, ESS), die de Raad van Ministers van de Europese Unie in december 2003 heeft vastgesteld.

Die ESS beschrijft vijf bedreigingen voor Europa: terrorisme, de verspreiding van massavernietigingswapens, regionale conflicten, ineenstortende staten en de georganiseerde misdaad. Deze bedreigingen hangen onderling samen en leiden in verschillende situaties tot verschillende vormen van ernstige onveiligheid. Geen van deze bedreigingen is echter volledig militair en dus kunnen ze niet volledig met militaire middelen worden bestreden. En tenslotte zijn het geen bedreigingen voor Europa alleen, maar voor de hele wereld. Daarom, meent het rapport, moet Europa er zich mee bezighouden.

Handelen

Op basis van deze analyse formuleert het rapport een menselijke veiligheidsdoctrine (Human Security Doctrine), waarnaar Europa in situaties van ernstige onveiligheid zou moeten handelen. Het leerstuk omvat drie elementen. Het formuleert een zevental principes met betrekking tot operaties ter beteugeling van ernstige onveiligheid, principes die zowel op het doel als op de middelen betrekking hebben. In het bijzonder wordt daarbij een benadering van onderop benadrukt. Dit is het eerste element.
Het tweede element is de oprichting van een Human Security Response Force bestaande uit 15.000 mensen, waarvan tenminste een derde civiel. Deze strijdmacht staat onder het gezag van de Europese minister van buitenlandse zaken die door de Europese Grondwet wordt gecreëerd.
En het derde element is een nieuw rechtskader, dat zowel van toepassing is op de beslissing tot interventie als op de operaties die daaruit voortvloeien. Dit kader is gebaseerd op de wetgeving in het interventiegebied en in de landen die ingrijpen, het internationaal strafrecht, de internationale mensenrechten en de internationale humanitaire wetgeving.
Essentieel in het betoog is, dat de veiligheid van de Europeanen het noodzakelijk maakt dat Europa ingrijpt in situaties waar de veiligheid van mensen, en daarmee van de mensheid, wordt bedreigd. Dat zijn er veel. En kon na de terreurdaden van 11 september 2001 nog worden volgehouden dat die bedreiging vooral buiten Europa gold, sinds 11 maart 2004 is het klip en klaar dat geen enkele wereldburger veilig is binnen de grenzen van zijn eigen land, en dat onveiligheid zich niet langer vooral manifesteert als een inval van een buitenlandse macht.

Uitgangspunten

Hoewel technologische ontwikkelingen een ander gezicht hebben gegeven aan de oorlogvoering heeft de studiegroep zich voor dit rapport voornamelijk beziggehouden met menselijke kwaliteiten. Net als voor de ESS is het uitgangspunt voor de studiegroep het voorkomen van crises. Maar in veel hedendaagse conflictsituaties is het niet langer eenvoudig te onderscheiden of de dreiging van een crisis toe- of afneemt, en daarom zou het Europese veiligheidsbeleid zich op alle fases van conflicten moeten richten.
Bovendien moeten de uitgangspunten voor Europees beleid zowel gelden voor het doel van de betrokkenheid als voor de ingezette middelen. Al te vaak komt het bij interventies voor dat de politiek gedefinieerde doelstellingen worden ontkracht door de militaire middelen die worden ingezet. Daarom formuleert het rapport zeven principes waarmee bij een Europese interventie rekening gehouden moet worden.

1. Het primaat van de mensenrechten moet gehandhaafd worden. Al te vaak worden in de traditionele benadering mensenrechten ondergeschikt gemaakt aan het nationale belang. In het debat over de vraag of handhaving van mensenrechten boven de nationale soevereiniteit gaat van regimes die deze rechten schenden, wordt vaak voorbijgegaan aan de middelen die ingezet moeten worden bij operaties om de mensenrechten te handhaven. De inzet van militaire middelen is in die opvatting gerechtvaardigd als interventie gerechtvaardigd is en als de doelen dat rechtvaardigen. In de benadering van de studiegroep moet de methode van ingrijpen in overeenstemming zijn met het beoogde doel, waarbij iedereen als burger wordt behandeld.
Dit stelt grenzen aan de militaire strategie. Bovendien betekent het dat degenen die de mensenrechten schenden veeleer als misdadigers behandeld moeten worden dan als tegenstander. De instelling van het Internationaal Strafhof en de tribunalen voor Joegoslavië, Rwanda en Sierra Leone is voortgekomen uit de constatering dat niet alleen staten voor de schending van mensenrechten verantwoordelijk zijn. Het is dan ook belangrijk in het oog te houden dat de plegers van terroristische daden criminelen zijn en de bestrijding van terrorisme moet daarop zijn toegesneden.

Samenwerken

2. Een strategie gericht op veiligheid voor de mensheid moet het tot stand brengen van helder politiek gezag als centrale doelstelling hebben, in de vorm van een wettig politiek bestuur dat in staat is veiligheid te handhaven. Bij het ineenstorten van autoritaire regimes staan daartoe in principe drie wegen open: internationaal bestuur, nieuw nationaal bestuur en lokaal bestuur. Hierover moet overeenstemming bereikt worden, anders dreigt wanorde. Europa beschikt over een breed scala aan instrumenten om hieraan bij te dragen. Voor zover militaire middelen daarbij een rol spelen kunnen die alleen tot succes leiden met plaatselijke instemming en steun.
Voor de Europese Unie is de verantwoording daarbij een specifiek probleem. In te zetten troepen staan formeel weliswaar onder centraal Europees gezag, maar ontvangen hun instructies in de praktijk nog steeds van hun eigen politici; vooral in onzekere tijden is dit niet werkbaar. Aan de andere kant is de democratische controle van een centraal Europees commando problematisch. Hoewel formeel aan zowel het Europees Parlement als de nationale parlementen verantwoording moet worden afgelegd, kan het maar al te gemakkelijk gebeuren dat geen van beide voldoende gebeurt.

3. Multilateralisme is het derde belangrijke uitgangspunt. En dan niet alleen op politiek en diplomatiek niveau, maar ook operationeel. Daarbij moeten we ons realiseren dat het veel meer moet zijn dan het handelen van een groep staten. Mede vanwege de legitimiteit moet sprake zijn van samenwerking met internationale instituties als de Verenigde Naties en de regionale samenwerkingsverbanden. Die zullen daartoe waar nodig moeten worden hervormd. Bovendien zal het optreden plaats moeten vinden binnen gemeenschappelijk vastgestelde regels en normen, gebaseerd op internationaal recht. En er moet sprake zijn van wezenlijke coördinatie tussen staten en instellingen, in plaats van de maar al te gebruikelijke verdubbeling van activiteiten op gebieden als het verzamelen van inlichtingen of het beleid ten aanzien van handel, ontwikkeling en veiligheid. Het is pijnlijk dat momenteel zelfs binnen de Europese Unie coherentie vaak ver te zoeken is. Als het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid niet wezenlijk 'gemeenschappelijk' wordt, zal het opvoeren van de technische en personele inspanningen niet leiden tot meer effectiviteit. Rivaliteit bedreigt de fundamentele veiligheid.

4. Bij het bepalen van het beleid is het essentieel dit te benaderen van onderop, uit te gaan van de fundamentele behoeften van de bevolking die het slachtoffer is van geweld en onveiligheid. Niet alleen om morele redenen, maar ook vanwege de effectiviteit. De bewoners van het getroffen gebied vormen de beste bron van informatie, daarom moeten doorlopende communicatie, consultatie, samenwerking en dialoog leidend zijn voor de strategische keuzes. Dat betekent werkendeweg leren omgaan met de verschillen in opvatting en belang, en met de complexe politieke verhoudingen in het gebied.
Al te vaak is tot interventie overgegaan om een probleem voor de plaatselijke bevolking op te lossen, voorbijgaand aan het gegeven dat het resultaat afhankelijk is van haar instemming. Dit probleem wordt weliswaar al jaren onderkend, maar de oplossing wordt veelal gezocht in samenwerking met internationale NGO's en bannelingen. Die beschikken weliswaar over contacten, maar zijn niet altijd de beste gidsen voor een benadering van onderop. Ondanks alle goede bedoelingen zijn veel internationale instellingen doordesemd van een top-down benadering, niet alleen in attitude maar ook in het dagelijks leven tijdens missies.

Verantwoorden

5. De nieuwe oorlogen hebben geen duidelijke grenzen, maar dijen uit via vluchtelingen en ontheemden, minderheden in andere landen en criminele en terroristische netwerken. Oog voor de regio moet daarom voorkomen dat conflicten overslaan naar naburige staten, zoals dat in de staten van voormalig Joegoslavië gebeurd is. Maar men moet niet alleen over de landsgrenzen heen kijken, ook regionale verschillen binnen staten vormen veiligheidsrisico's. De georganiseerde misdaad en het etnisch geweld in Bosnië, Macedonië en Kosovo zijn hiervan duidelijke voorbeelden. Bovendien vergroot een regionale benadering de kans dat een aanpak die op een plaats succes boekt ook elders kan worden ingezet.

6. Het gebruik van juridische instrumenten en het internationaal recht blijft niet beperkt tot het diplomatieke niveau en de beslissing tot interventie. Zij zijn bepalend voor de wijze waarop een operatie wordt uitgevoerd. Handhaving van de wet moet centraal staan, militairen moeten de plaatselijke politie en de autoriteiten daarbij terzijde staan. Ook de interventietroepen dienen zich daarbij aan het recht ter plaatse te houden en zullen zich daarvoor desgevraagd moeten verantwoorden tegenover de plaatselijke bevolking. Naast een gedragscode voor de troepen zijn sancties voor wie die code breekt noodzakelijk.
De vraag is wel welk recht gehanteerd moet worden, vooral wanneer het gaat om ingestorte regimes. Essentieel is dat de plaatselijke bevolking betrokken wordt bij de handhaving van het recht. Vaak zullen voldoende bekwame mensen aanwezig zijn om het rechtsstelsel aan te passen, maar als dat niet zo is kan een programma met steun van internationale deskundigen uitkomst bieden. Daarbij is van belang dat terroristen, oorlogsmisdadigers, schenders van mensenrechten en drugshandelaars met wettige instrumenten worden aangepakt, in overeenstemming met de internationale mensenrechten.

7. Sluitstuk van de doctrine is en blijft gepast gebruik van geweld. Traditionele oorlogen worden tussen partijen uitgevochten. Militairen beschermen primair zichzelf en de burgers aan hun kant, maar proberen daarnaast het aantal burgerslachtoffers bij de tegenstander te beperken. De nadruk op gevechtskracht en techniek heeft echter veelal tot grote aantallen slachtoffers geleid, terwijl het doel zou moeten zijn mensen te beschermen en het aantal slachtoffers te minimaliseren. Overeenkomstig het eerste en zesde principe moet het beperken van de inzet van geweld uitgangspunt zijn, zonder dat dit overigens het recht op zelfverdediging aantast. Duidelijk moet zijn dat militairen altijd juridisch voor hun acties verantwoordelijk zijn.
Het gebruik van beperkt en gericht geweld betekent voor de troepen een groter risico dan het inzetten van massaal geweld. Die logica moet zowel de militairen, de politici als het publiek duidelijk zijn.

Interventiemacht

Om daadwerkelijk overeenkomstig deze principes te kunnen optreden zal de Europese Unie over twee soorten instrumenten moeten beschikken: de bekwaamheden die geïntegreerd civiel-militaire veiligheidsoperaties mogelijk maken en een juridisch kader dat zowel de beslissing tot optreden als dat optreden zelf reguleert.
Er is geen blauwdruk voor de middelen waarover Europa voor een operatie ter bevordering van de veiligheid moet kunnen beschikken. Het rapport bepleit een holistische benadering die gericht is op het stabiliseren van de situatie, het beperken van onveiligheid – ook aangeduid als het bevorderen van recht en orde, maar van geval tot geval zal bezien moeten worden welke middelen dat vraagt. Duidelijk is dat daarbij hooggekwalificeerde en gespecialiseerde krachten nodig zijn, zowel militair als civiel.
De studiegroep bepleit daarom de oprichting van een Reactiemacht voor Veiligheid van de Mensheid (Human Security Response Force), bestaand uit zowel militairen als burgers. De gedachten gaan uit naar een eenheid van tenminste 15.000 mensen, waarvan eenderde politie en civiele specialisten. De kern van deze reactiemacht wordt gevormd door het bestaande civiel-militaire hoofdkwartier in Brussel. Van hieruit worden bovendien de waarnemers, monitoren en speciale vertegenwoordigers uitgezonden naar (mogelijke) probleemregio's. Daarnaast moeten zo'n 5.000 parate troepen binnen enkele dagen als gemengd civiel-militaire teams uitgezonden kunnen worden om op veiligheid gerichte opdrachten uit te voeren. En tenslotte moeten op wat langere termijn de overige 10.000 krachten opgeroepen kunnen worden.
Deze troepenmacht kan worden gevoed uit drie bronnen: de militairen worden betrokken uit de Europese Snelle Reactie Macht en de leden van politietroepen. Burgermedewerkers worden door de lidstaten beschikbaar gesteld uit hun eigen rangen en uit de medewerkers die al voor de Europese commissie werkzaam zijn. En tenslotte zouden vrijwilligers er deel van uit kunnen maken die veiligheidstaken uit kunnen voeren. Het is van groot belang dat de zo gecreëerde strijdmacht multinationaal is en onder politieke leiding staat, zowel in Brussel als op operationeel niveau.

Gemeenschappelijke moraal

Deze veiligheidsmacht heeft meer behoefte aan slim personeel dan aan hightech foefjes. Maar toch zullen binnen Europa twee soorten materiaal gemaakt moeten worden: ICT-apparatuur en transportcapaciteit. Voor beide is vooral van belang dat ze zowel civiel als militair ingezet kunnen worden en dat medewerkers uit alle deelnemende staten er mee uit de voeten kunnen.
Van nog veel meer belang is dat de troepen zowel hoogopgeleid zijn als flexibel ten opzichte van de taken die hen kunnen worden opgedragen. De te vormen eenheden zullen bovendien een gemeenschappelijke moraal moeten ontwikkelen, die in ieder geval de volgende elementen omvat: Training en gemeenschappelijke oefeningen kunnen dit het beste bereiken, mits die voor personeelsleden uit alle deelnemende landen openstaan.
Daarnaast kunnen NGO's deel uitmaken van de vrijwilligerstroepen en kunnen particuliere ondernemingen voor uitvoerende werkzaamheden worden ingeschakeld.

Wettelijk kader

Op dit moment wordt effectief gezamenlijk optreden van de Europese Unie gehinderd door het ontbreken van een eenduidig gemeenschappelijk rechtsstelsel. Hoewel dit niet in een grote slag kan worden gerealiseerd zou de Unie er goed aan doen werk te maken van een gemeenschappelijk juridisch kader waaronder missies buiten de Unie kunnen opereren. Hierin moeten ook criteria zijn opgenomen op grond waarvan de EU in kan grijpen los van een uitspraak van de Veiligheidsraad.
Voor de medewerkers van een internationale missie en voor de locale bevolking die bij zo'n missie betrokken raakt, kan het juridisch kader worden gebaseerd op de locale wetgeving, de wetgeving in de landen die aan de missie deelnemen en aan internationale wetgeving. Voorkomen moet worden dat voor deelnemers uit verschillende landen verschillend recht geldt.
Volgens het ontwerp voor een Europese Grondwet, dat in juni 2004 in Dublin is vastgesteld, komt er een Europese minister van buitenlandse zaken die het initiatief kan nemen tot het optreden van de veiligheidsmacht. Hiertoe moeten het bestaande militaire comité van de Ministerraad en de eenheid voor crisismanagement en het voorkomen van conflicten van de Europese Commissie worden samengevoegd. De minister is verantwoording verschuldigd aan de Europese Raad en aan de Raad van ministers. De democratische controle ligt gezien het intergouvernementele karakter van de Unie in de eerste plaats bij de 25 nationale parlementen en het Europees Parlement heeft nauwelijks enige zeggenschap. Om het democratisch tekort enigszins in te vullen zijn aanvullende maatregelen nodig: openbaarheid van alle relevante documenten, versterking en harmonisering van de positie van het de nationale parlementen, bevordering van de samenwerking tussen de nationale parlementen en vergroten van de zeggenschap van het Europees Parlement over het veiligheidsbudget.
Een andere bijdrage aan vergroting van de effectiviteit van Europese missies is de benadering van onderop: ze moeten de plaatselijke bevolking raadplegen over doel en middelen, het wettelijk kader moet openbaar zijn en er moet een klachtenprocedure zijn. De Europese Unie kan dit in een wettelijk kader vastleggen. Bovendien moet het zorgen voor mogelijkheden om direct op te treden bij misdragingen van medewerkers.

(On)afhankelijk

De stuurgroep heeft een route uitgestippeld naar een grotere rol voor Europa als het op mondiale veiligheid aankomt. Hij baseert zich daarbij op de gedachte dat de wereld na 09/11 en de oorlog in Irak anders over veiligheid is gaan denken. De groep neemt aan dat door deze gebeurtenissen onder de bevolking de gedachte veld wint dat Europa een zelfstandige rol te spelen heeft.
Dit is een verleidelijke gedachte, die wellicht niet geheel ongegrond is. Maar in de feitelijke keuzes zien we haar nog betrekkelijk weinig terug. Debatten over veiligheid worden in vrijwel alle landen overschaduwd door de angst voor de "nieuwe" vijand, het internationale (moslim)terrorisme. En het lijkt de behoudende krachten op regeringsniveau veelal goed te lukken de debatten in deze richting te sturen.
In dat licht is het de vraag of het militaire establishment zal toelaten dat een vrij fundamentele verandering in de bevelsstructuur, zoals die volgens het rapport nodig is, tot stand kan komen. En dat knelt, met name omdat ook de strijdmacht die het rapport voor ogen staat goeddeels van dit establishment afhankelijk zal zijn. Dat te doorbreken zal nog een zware klus zijn.

Tjark Reininga



Noot:
A Human Security Doctrine for Europe – The Barcelona Report of the Study Group on Europe's Security Capability Capabilities; Barcelona, 2004.
Terug naar tekst



De Studiegroep inzake Europa's Veiligheidsinstrumenten werd georganiseerd door Mary Kaldor, hoogleraar Wereldbestuur en directeur van het Center for the Study of Global Governance van de London School of Economics (LSE). Kaldor was mede-oprichter van de Campaign for European Nuclear Disarmament (END) en co-voorzitter van de Helsinki Citizens Assembly. Leden van de werkgroep waren Ulrich Albert, Christine Chinkin, Kemal Dervis, Renata Dwan, Anthony Giddens, Nicole Gnesotto, Sonja Licht, Jan Pronk, Klaus Reinhardt, Geneviève Schméder, Pavel Seifter en Narcis Serra. De studiegroep werd bijgestaan door een team van LSE en financieel gesteund door de Caixa de Catalunya.


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Darfoer -

Soedan: Geen sprake van genocide?

Er is geen sprake van genocide in Darfoer, zo luidde de conclusie van de VN-onderzoekscommissie die op 1 februari haar rapport over de situatie in Darfoer uitbracht. De Soedanese regering en de Janjaweed worden wel verantwoordelijk gehouden voor misdaden tegen de menselijkheid. Er is een (geheime) lijst van verantwoordelijken opgesteld en de commissie adviseert de zaak voor te leggen aan het Internationaal Strafhof in Den Haag.
Heeft dit rapport helderheid gebracht, of is er slechts sprake geweest van uitstel?

Kritiek op het VN onderzoeksrapport

"De Soedanese regering en de Janjaweed hebben niet de intentie om genocide te plegen," zo staat te lezen in het rapport. Soedan-deskundige Eric Reeves, in zijn eerste commentaar op het rapport: "Het rapport noemt alle elementen op die voldoen aan de criteria voor het plegen van genocide: het op grote schaal plegen van gewelddadigheden, systematische aanvallen, verkrachtingen en moorden, racistische uitingen en de gerichtheid op de Afrikaanse bevolking." Maar, zegt het rapport vervolgens: "Wat mist is de intentie om genocide te plegen." Want: "Degenen die de aanvallen op dorpen organiseren, doen dat met de bedoeling om een opstand te bestrijden." Hier wordt het motief van de Soedanese regering tot intentie gemaakt. En die argumentatie klopt niet. Reeves ziet het rapport vooral als een politieke verklaring. Niemand zit te wachten op een verklaring van de VN dat wat er in Darfoer gebeurt als genocide gekenmerkt wordt. Als er sprake is van genocide dan zijn landen verplicht om in te grijpen. En tot dusver wil niemand zijn vingers branden aan Darfoer.

Onenigheid over Internationaal Strafhof

Het rapport heeft tot een discussie geleid tussen de VS en de EU-lidstaten over het Internationaal Strafhof. Hierdoor ligt het hele vredesproces in Soedan stil.
De VS piekert er niet over om het Strafhof te erkennen en pleit voor een tribunaal in Tanzania. Dat is veel te duur en duurt veel te lang, zo reageert de EU. In Den Haag staat een Strafhof en is de kennis aanwezig. Het kost jaren om een apart tribunaal op te zetten. De vervolgde bevolking van Darfoer wil ondertussen niets liever dan naar Den Haag gaan om te getuigen over de gruwelijke misdaden die er tegen hen zijn gepleegd door hun eigen regering en door de Janjaweed.
Op 28 februari heeft de VS een ontwerpresolutie ingediend bij de VN, die een oplossing moet bieden voor Zuid-Soedan en Darfoer. De resolutie omvat het sturen van 10.000 blauwhelmen naar Zuid-Soedan, het op korte termijn vinden van middelen voor de versterking van de Afrikaanse Unie (AU) in Darfoer, een reisverbod en bevriezing van de financiën voor de oorlogsmisdadigers in Darfoer, een wapenembargo voor de Soedanese regering en het berechten van de verantwoordelijken. De resolutie wordt vooralsnog door de EU-lidstaten verworpen vanwege de onenigheid over het Internationaal Strafhof. Op dit moment wordt er druk onderhandeld in de VN.

Het conflict in Darfoer

Darfoer is zo groot als Frankrijk en heeft ongeveer 6 miljoen inwoners. Er leven 40 à 50 verschillende bevolkingsgroepen, de meeste Afrikaans, en daarnaast zijn er Arabische nomaden. Bijna alle inwoners zijn moslim en door onderlinge huwelijken is iedereen qua uiterlijk zwart en Afrikaans. Ondanks deze traditionele menging van bevolkingsgroepen heeft zich de laatste jaren een scheiding voorgedaan tussen Arabieren en Afrikanen, die geringschattend als 'zurga' (zwarten) worden aangeduid.

De twee belangrijkste rebellengroepen in Darfoer zijn het SLA, Sudanese Liberation Army, en de JEM, Justice and Equality Movement. In februari 2003 begon de strijd in Darfoer. De regering reageerde keihard en probeert, net als in Zuid-Soedan, de strijd te winnen door de hele bevolking aan te vallen en op te jagen. Hierbij zetten ze de Janjaweed in, Arabische strijders te paard. Janjaweed wordt ook wel vertaald als 'duivels te paard'.
Het SLA en JEM eisen economische ontwikkeling en meer politieke invloed. Darfoer wordt al zo'n 50 jaar verwaarloosd door de Soedanese regering. Er is geen geld voor reparatie van wegen, voor scholen, ziekenhuizen of landbouwontwikkeling. De regering discrimineert Afrikanen en wijst het gros van de hoge functies toe aan de Arabische bevolking.
Darfoer kan in principe voldoende produceren voor zijn 6 miljoen inwoners. Het landschap is divers, van woestijn in het noorden tot vruchtbare dalen en graslanden in het zuiden. Regenwater wordt opgevangen in wadi's (rivierbeddingen), waar dammen in zijn gebouwd en bekkens zijn uitgegraven om genoeg water te verzamelen voor de droge tijd. Door de oprukkende woestijn en dichtslibbende waterreservoirs, waar de regering geen geld voor uitgeeft om ze opnieuw uit te graven, kwamen er steeds meer conflicten tussen de Arabische nomaden en sedentaire Afrikaanse boeren. Conflicten die vroeger altijd door stamraden werden opgelost. De nomaden konden door de burgeroorlogen in omringende landen makkelijk aan zwaardere wapens komen en gingen steeds meer gewapende roofovervallen op de boerenbevolking uitvoeren.
Vanaf 1999 heerst de noodtoestand in Soedan. Oppositie wordt hard aangepakt, de pers wordt gecensureerd, mensen die zich uitspreken, of proberen oplossingen te zoeken worden geïntimideerd, gemarteld en gevangengezet. Darfoer heeft geprobeerd om de problemen op de agenda van het vredesproces met het zuiden te zetten, maar hier werd door de regering geen gehoor aan gegeven. De SLA en JEM hebben uit het Noord-Zuid vredesproces geconcludeerd dat de enige manier om gehoord te worden is door de wapens op te pakken.

De VS als vredestichter

In 2002 is de VS zich met Soedan gaan bemoeien. President Bush werd door zijn evangelische achterban onder druk gezet om tegen de vervolging van christenen in Zuid-Soedan op te treden. Kerken uit Midland – Bush' geboortestad – voerden een campagne om hun zusterkerken in Zuid-Soedan te helpen. Daarnaast handelde de VS uit eigenbelang. President Bush wil laten zien dat hij niet alleen een oorlogspresident is, maar dat hij ook vrede kan stichten tussen christenen en moslims. En niet het minst belangrijke argument: er is olie in (Zuid-)Soedan. In 1996 verbrak Clinton echter alle diplomatieke en economische betrekkingen met Soedan vanwege terroristische dreiging tegen Amerikaans personeel. Dat betekende dat de grote olievoorraden van Soedan niet door Amerikaanse oliemaatschappijen geëxploiteerd konden worden.
Sinds 1999 exporteert Soedan olie, nadat China een pijpleiding had aangelegd naar de Rode Zee. De jaarlijkse opbrengst is 2 miljard dollar, nog maar een fractie van wat er uit de grond gehaald kan worden. China, Canada en Zweden exploiteren de olie.
De VS legde een vierpuntenplan op tafel. De Soedanese regering wilde maar al te graag de betrekkingen met de VS herstellen en de rebellen van het Soedanees Volksbevrijdingsleger, de SPLA, zagen in dat ze de strijd niet zouden winnen en waren bereid te onderhandelen. Zo kwam er nieuw leven in een vredesproces dat al jaren aansukkelde. Op oudejaarsavond 2004 werd er een vredesakkoord ondertekend tussen de Soedanese regering en de SPLA, waarin de olieopbrengsten werden verdeeld en er werd vastgelegd dat Zuid-Soedan over 6 jaar via een referendum kan kiezen voor onafhankelijkheid.

Interventie of diplomatieke druk?

Mensenrechtenactivisten pleiten voor interventie, het liefst door Afrikaanse landen maar eventueel door Westerse landen, of (de tegenstanders van interventie) voor sancties en diplomatieke aktie, maar in elk geval voor versterking van de missie van de AU om de bevolking te beschermen. De AU heeft nu 1.400 militairen in Darfur, i.p.v. de 3.400 die waren afgesproken. Dit is veel te weinig om de wapenstilstand tussen de Soedanese regering en de rebellen te handhaven.
De EU-lidstaten hebben een groot deel van de beloofde financiële en logistieke steun aan de missie van de AU nog niet gegeven. Het World Food Programme van de VN concludeert bitter: "De krokodillentranen van de internationale gemeenschap hebben niet geresulteerd in de benodigde hulp."
Op dit moment luiden hulporganisaties de noodklok, in de komende maanden dreigt er water- en hongersnood voor 4 miljoen vluchtelingen. Het aantal vluchtelingen in de kampen is opgelopen tot 1,8 à 1,9 miljoen en stijgt elke dag. In Darfoer zwerven 3 à 4 miljoen mensen rond. Het geweld is de afgelopen maanden weer opgelaaid, de wapenstilstand tussen regering en rebellen wordt regelmatig geschonden. De Soedanese regering en de Janjaweed voelen zich vrij om gewoon door te gaan met het platbranden van dorpen, het opjagen van de bevolking, het verkrachten van vrouwen en meisjes, het vermoorden en ontvoeren van burgers.

Tien jaar Rwanda

Op 7 april 2004 tijdens de herdenking van de genocide in Rwanda (in 1994) sprak Kofi Annan de VN toe. Hij zei dat de genocide in Rwanda mogelijk was omdat de wereld niks deed. Ook toen debatteerde de internationale gemeenschap wekenlang over de vraag of er nou sprake was van genocide of niet. En intussen gebeurde er niks.
Alleen als de internationale gemeenschap daadkracht toont kan de crisis beëindigd worden.
Darfoer kwam pas op de agenda toen de crisis het Noord-Zuid vredesproces in gevaar bracht. Nu het vredesakkoord is gesloten verdwijnt de kwestie Darfoer weer van de agenda.
Zolang elk land zijn eigen belangen voorop blijft stellen voelt de regering in Khartoem zich veilig en zal ze haar politiek van etnische zuivering blijven uitvoeren. En dat is één van de voorwaarden voor genocide: niemand claimt de vervolgde groep en voelt zich voldoende verbonden met de vervolgde groep om op te staan en die te beschermen.

Barbara Smedema


Bronnen:
Eric Reeves, www.sudanreeves.org;
UN News Service;
Samantha Power, the New Yorker, 'Dying in Darfur';
TAZ- 'Krieg der Vernachlässtigten', 9-8-2004;
TAZ- nr. 7594, 18-2-2005;
persbericht Oxfam, 28-2-2005;
Amnesty International, dossier Soedan;
Internationale Samenwerking, maart 2005;
Panorama, BBC, 14-11-2004.



Het Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide is aangenomen door de Algemene Vergadering (Resolutie 260-III) van de VN op 9 december 1948.

Artikel II van het verdrag bepaalt dat onder genocide wordt verstaan:
Elk van de volgende daden die begaan zijn met de bedoeling volledig, of gedeeltelijk, een nationale, etnische, raciale of religieuze groep te vernietigen, zoals:
a) het vermoorden van leden van de groep;
b) het veroorzaken van ernstig lichamelijk letsel of geestelijk letsel aan leden van de groep;
c) het weloverwogen opleggen van leefomstandigheden aan de groep, berekend om de fysieke vernietiging van het geheel of een gedeelte teweeg te brengen;
d) het opleggen van maatregelen bedoeld om geboorten binnen de groep te voorkomen;
e) het onder dwang overbrengen van kinderen van de groep naar een andere groep.

Artikel III bepaalt dat de volgende daden strafbaar zijn:
a) genocide;
b) het samenzweren tot het plegen van genocide;
c) het direct of publiekelijk aanzetten tot het plegen van genocide;
d) poging tot het plegen van genocide;
e) medeplichtigheid aan het plegen van genocide.

Zie ook: www.preventgenocide.org/nl/verdrag.htm



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Vredesbeweging en Stasi -

Over de Berlijnse Muur
Vredesactivisten naar Oost-Duitsland

'Waarom demonstreer je niet in Moskou?' Vaak kregen vredesactivisten in de Koude Oorlogsjaren die verwijtende vraag te horen. De discussie over de wapenwedloop tussen Oost en West werd ermee platgeslagen. Duizenden Nederlanders uit de kerken en de vredesbeweging trokken echter in de jaren zeventig en tachtig daadwerkelijk naar het oosten. Niet letterlijk naar Moskou, maar wel naar toegankelijker Warschau Pactlanden en vooral naar de DDR. Niet om daar te demonstreren, maar wel om gelijkgestemden te leren kennen en waarderen. De Utrechtse historica Beatrice de Graaf promoveerde in december op de contacten van de Nederlandse kerken en de vredesbeweging met Oost-Duitsland. Oud-VD AMOK-redacteur Erik de Graaf (geen familie) bespreekt het boek en gaat in op contacten van antimilitaristen met Oost-Duitse radicalinski's.

Kerk en vredesbeweging

Het ging Beatrice de Graaf in haar proefschrift om de contacten tussen Nederlanders en Oost-Duitsers, die niet volledig door het DDR-regime werden gecontroleerd. Officiële contacten liepen altijd van staatswege. En die waren zo smal en beperkt als de transitwegen naar Berlijn en boden nauwelijks mogelijkheden tot openhartige contacten. Alleen binnen kerkgebouwen waren kritische discussies mogelijk. De kerk was als enige institutie niet in de socialistische maatschappijstructuur geïntegreerd. Daardoor bleef ze onafhankelijk en kon ze regimecritici onderdak bieden om vrij over thema's als vrede, mensenrechten en milieuvervuiling te discussiëren. Niet voor niets ontstond de Oost-Duitse vredesbeweging met het "zwaarden-tot-ploegijzers"-embleem aan het begin van de jaren tachtig onder het dak van de kerk en was bijvoorbeeld de Umweltbibliothek, een AMOK-achtig onderzoekscollectief dat zich bezighield met vrede en milieu, ondergebracht in de kelders van een Oost-Berlijnse kerk. Voor Nederlandse antimilitaristen was het wel eens vreemd de bondgenoten in de kerk te vinden. Het was echter Oost-Duits pragmatisme. De kerk bood niet alleen ruimte, maar ook bescherming. De overheid was huiverig openlijk in de kerkelijke discussies in te grijpen. Toen politie en geheime dienst in november 1987 wel de Umweltbibliothek binnenvielen om de distributie van een ondergronds tijdschrift te voorkomen, leidde dat tot een storm van protesten. De kerk stond pal achter de gearresteerde medewerkers van de Umweltbibliothek, die onder invloed van de protesten en de publiciteit al snel werden vrijgelaten. Toch waren er ook spanningen tussen kerk en oppositie. De kerk werd regelmatig verweten te voorzichtig te zijn. Toen het enigszins mogelijk werd zochten veel oppositiegroepen ruimte buiten de kerk.

Openlijk ingrijpen tegen kerkelijke groepen was lastig voor de staat. Dat betekende niet dat de overheid de kerkelijke groepen hun gang liet gaan. De Stasi had een luisterend oor in veel Oost-Duitse vredesgroepen en zelfs meer dan dat. Beatrice de Graaf beschrijft dat de Stasi al vanaf 1960 Inofficiële Medewerkers (IM's) binnen de kerkelijke organisatie plaatste. Halverwege de jaren tachtig moeten dat er zo'n duizend in de hele DDR zijn geweest. Toen de Stasi-archieven in 1992 opengingen bleek bovendien opmerkelijk veel kerkelijk personeel voor de dienst te hebben gewerkt. Van hoog tot laag. Beatrice de Graaf noemt al veel voorbeelden uit de top van de kerk. Maar ook als argeloze bezoeker uit Nederland kon je ongemerkt met de geïnfiltreerde kerk geconfronteerd worden. In januari 1982 woonde ik in het Oost-Duitse Jena, het broeinest van "staatsvijandelijke hetze", een discussieavond in een kerkelijke jongerengroep bij. Thema was Keine Moneten für Raketen (geen poen voor raketten). Voor het blaadje van Vlaardingen Tegen Kernwapens schreef ik indertijd een verslag van de avond, waarin ik onder andere de moed van de dominee roemde. Tien jaar later stuurde een vriend me een ander verslag van dezelfde avond. Dit keer geschreven door Stasi-informant Konstantin Stanescu, inderdaad de dominee: Tijdens de avond was ook een Hollander aanwezig "(...). Von diesem war nur der Vorname Erik bekannt".

Gut Niederländer zu sein

De nadruk in Over de Muur ligt op de jaren zeventig en tachtig. De pioniers uit de jaren veertig en vijftig worden relatief kort beschreven, evenals de groepen die in de jaren zestig voor de diplomatieke erkenning van de DDR pleitten. Vanaf 1972 kwam de DDR onder invloed van de internationale ontspanning in bredere belangstelling te staan. Door de Helsinki-akkoorden van 1975 werd het bovendien eenvoudiger het land te bezoeken. Het aantal contacten tussen Nederlandse en Oost-Duitse kerkelijke gemeenten nam daardoor vanaf 1975 voorzichtig toe. Enkele jaren later kregen de in eerste aanleg neutrale kerkelijke gemeentecontacten een forse impuls onder invloed van de massale protesten in West-Europa tegen de kernwapenwedloop van de NAVO en het Warschau Pact.

De Nederlandse vredesbeweging sprak enorm tot de verbeelding in de DDR, zowel bij de officiële instanties als bij de onafhankelijk en kritisch denkende Oost-Duitsers. De Oost-Duitse partij was erg in haar nopjes over het succes van de Nederlandse vredesbeweging, waardoor Nederland in haar ogen de zwakste schakel in de NAVO werd. Samen met Moskou schuwde ze dan ook geen enkele moeite om de protesten in Nederland aan te wakkeren en de hollanditis epidemisch te laten worden. Op hoog niveau werd in 1977 besloten de door de Communistische Partij Nederland (CPN) opgezette campagne Stop de Neutronenbom ideologisch, materieel en financieel te ondersteunen. Van het totale budget van 250.000 gulden kwam ruim twee ton uit het oosten. De financiële bijdrage uit de DDR liep in de jaren tachtig op tot een totaal van een half miljoen gulden. En dan hebben we het nog niet eens over de in Oost-Berlijn gedrukte brochures, buttons en tassen. Grappig is de anekdote over de 10.000 posters die in 1981 vernietigd moesten worden, omdat de Oost-Berlijnse drukkerij ze in haar overijverige propagandadrift van een DDR-embleem had voorzien. Dat was net iets te doorzichtig.
De financiële bijdragen aan de Stop de Neutronenbom-campagne waren overigens bescheiden in vergelijking met de injecties in de West-Duitse vredesbeweging. Uit een studie van de Berlijnse politicoloog Udo Baron bleek onlangs dat de DDR jaarlijks vijf miljoen DM in de West-Duitse communistische broederorganisaties pompte.

Hoe dan ook, de campagne tegen de neutronenbom werd een groot succes in Nederland. Een demonstratie in maart 1978 bracht 50.000 mensen op de been en een petitie tegen de neutronenbom werd door 1,2 miljoen mensen ondertekend. Een andere reden voor het Oost-Duitse enthousiasme was het feit dat de kerkelijke vredesorganisaties IKV en Pax Christi zich achter Stop de Neutronenbom schaarden. Lange tijd werkten de organisaties nauw samen. In de eerste jaren had de communistische beweging het voortouw. Dat vereenvoudigde het voor de Stasi om via Stop de Neutronenbom ook invloed uit te oefenen op de kerkelijke groepen. Tot 1981 verliep dat geheel volgens de Oost-Duitse wens. "Es ist gut Niederländer zu sein in diesen Tagen," schreef het tijdschrift Neue Zeit een paar weken na de grote novemberdemonstratie in Amsterdam in 1981. En IKV-secretaris Mient Jan Faber was nog een held in de DDR.

Mensenrechten

Maar in feite waren de rollen toen al aan het omdraaien. De demonstratie van 21 november 1981 droeg al een duidelijk IKV-stempel. Het IKV had de leiding in de vredesbeweging daarmee van Stop overgenomen. Bovendien vond drie weken na de Amsterdamse mammoetdemonstratie de staatsgreep in Polen plaats, waardoor de vrije vakbond SolidarnoϾ buitenspel kwam te staan.
De Nederlandse vredesbeweging heroriënteerde zich op haar strategie. Moest de dialoog met de officiële Oost-Europese vredesraden blijven worden gevoerd of moest partij worden gekozen voor de oppositie in Oost-Europa? Met Faber als drijvende kracht kozen IKV en Pax Christi officieel voor een tweesporenbeleid, maar in de praktijk ging de voorkeur uit naar de oppositie. Voortaan waren de onafhankelijke groepen in Oost-Europa de natuurlijke bondgenoten en werden vrede en mensenrechten op één lijn gesteld. Daarmee was de "hollanditis" voor de DDR van hoop tot risico geworden. Plotseling zagen Partij en Stasi ook besmettingsgevaar in eigen land. In feite bestond dat gevaar al.

De Poolse staatsgreep was een keiharde slag voor de vredesgroepen. Het was het definitieve bewijs dat van de eigen regering geen positieve vredespolitiek viel te verwachten. Polen radicaliseerde daardoor de Oost-Duitse vredesbeweging. Dat bleek ook op de eerder genoemde bijeenkomst met Stasi-dominee Stanescu op 5 januari 1982, waar eerst spontaan geld ingezameld werd voor Polen en vervolgens een actie voor eenzijdige ontwapening werd bediscussieerd. Om te beginnen in het Warschau Pact, dus geheel in de geest van de Nederlandse leus "Alle kernwapens de wereld uit, om te beginnen uit Nederland". Volgens zijn eigen Stasi-verslag heeft Stanescu de actie afgeraden met het argument dat een oproep tot eenzijdige ontwapening van het Warschau Pact in de politieke realiteit ook de bereidheid betekende zich (door het kapitalistische westen) te laten uitbuiten. Misschien was het een argument voor de baas, misschien heb ik het gemist. In ieder geval kan ik het me na 23 jaar niet herinneren.
De Poolse staatsgreep was niet alleen in Jena een breuk in de strategie van de vredesgroepen. Op 13 februari 1982 werd in Dresden ter gelegenheid van de herdenking van het bombardement in 1945 vanuit een kerkgebouw een stille tocht gehouden, waarin voor het eerste het "zwaarden-tot-ploegijzer"-embleem openlijk werd meegedragen. Het was het begin van een nieuwe fase van de Oost-Duitse vredesbeweging.

Totaalweigercontacten

Contacten van de Oost-Duitse oppositie met het westen waren in de ogen van de overheid staatsondermijnend. Daarom werden veel contacten zeer omzichtig onderhouden. De Stasi lag altijd op de loer en publiciteit betekende vrijwel meestal einde-oefening. Talloze Oost-Westcontacten zijn daarom onbekend gebleven. In de DDR was een opvallend grote linkse oppositie, die niets met het autoritaire socialistische regime ophad, maar ook de kapitalistische Bondsrepubliek niet als serieus alternatief zag. Daarom bleven ze liever in de DDR dan dat ze naar het Westen vluchtten. Voor radicalere antimilitaristen uit Nederland waren zij mogelijke bondgenoten. Begin jaren tachtig reisden de totaalweigeraars Paul Vertegaal en Herbert Bitter naar de DDR om in het Oostblok bondgenoten te vinden en daarmee het eeuwige flauwe verwijt dat ze een Vijfde Colonne van Moskou vormden te weerspreken. Resultaat van hun reis was dat de uitgezette Oost-Duitse dienstweigeraar Michael Blumhagen uit Jena in 1981 als getuige-deskundige op het proces van de totaalweigeraars werd gehoord.
De contacten werden in de jaren daarna uitgebreid. De Werkgroep Antimilitarisme Overal (WAO) organiseerde jarenlang discussiekampjes in Oost-Europa waar antimilitaristen uit Oost en West over oorlog en vrede, rijk en arm, man en vrouw en tal van andere zaken van gedachten wisselden (zie VD AMOK 1992, nr. 2). Dat leidde tot wederzijdse ondersteuning. De Oost-Duitsers protesteerden tegen de stationering van Pershings en de arrestatie van Nederlandse totaalweigeraars in Nederland, terwijl de WAO hun Oost-Duitse tegenhangers ondersteunde, onder andere toen de Umweltbibliothek door politie en Stasi werd binnengevallen.

Generaals voor de Vrede

Terug naar de nieuwe koers van het IKV, die niet onomstreden was. De CPN en haar mantelorganisatie Stop de Neutronenbom bleven hameren op de dialoog met de officiële Oost-Europese vredesraden. Maar ook binnen het IKV ontstond onenigheid. Generaal Von Meijenfeldt, in de jaren zeventig IKV-voorzitter, zag de voorkeur voor de oppositie als een historische fout. Sinds 1981 was de gepensioneerde generaal de eerste voorzitter van Generaals voor de Vrede, een samenwerkingsverband van enkele NAVO-generaals, die zich tegen de wapenwedloop keerden. Nog duidelijker dan Beatrice de Graaf geeft de Duitse historicus Hubertus Knabe aan dat Generaals voor de Vrede als nuttig publicitair instrument van de Stasi is ontstaan en gebruikt. Toen ruim vóór zijn oprichting 100.000 DM per jaar werd voorgesteld om het werk van de generaals te vergemakkelijken, werd dat verzoek onmiddellijk door Stasi-generaal Markus Wolf ingewilligd. In de ophef over het proefschrift van Beatrice de Graaf is Von Meijenfeldt vaak verdedigd met het argument dat zijn bedoelingen toch goed waren en dat die door de onderzoekster onvoldoende zijn geverifieerd bij Von Meijenfeldts vrienden in de Evangelische Volkspartij (EVP) en de kerken. Dat mag waar zijn, maar duidelijk lijkt mij toch dat Von Meijenfeldt en de Generaals voor de Vrede zich al dan niet bewust door de Stasi hebben laten gebruiken. Minder kras lag dat bij IKV-voorzitter Van Putten, die net als Von Meijenfeldt vond dat de Westerse vredesbeweging op hoog niveau met de DDR-overheid moest blijven overleggen en daarin op een naïeve manier te ver is gegaan.

De DDR was een kwetsbaar land. Als product van de Koude Oorlog had ze geen baat bij ontspanning. Beter dan de oppositie was de partijleiding ervan doordrongen dat het einde van de Koude Oorlog het einde van haar bestaan zou betekenen. Daarom werd de Stasi ingeschakeld om in Nederland middels een verdeel-en-heerstactiek invloed uit te blijven oefenen op de verhoudingen binnen de vredesbeweging. De contacten met de Oost-Duitse oppositie werden als staatsondermijnend ervaren. Von Meijenfeldt en Van Putten werden omarmd, de bondgenoten van de Oost-Duitse oppositie bestreden, zowel in de DDR (ze kwamen er gewoonweg niet meer in) als in Nederland.
De Oost-Duitse kwetsbaarheid bleek ook toen de Sovjetunie na 1985 haar stalinistische opstelling verliet en in haar streven naar ontspanning ook contact met de Westerse vredesbeweging onderhield. De DDR bleef keihard tot het einde. Partijbureaulid Hager zei in 1987 dat de DDR niet net als de Sovjetunie hoefde te veranderen. "Je gaat toch ook niet behangen omdat de buren dat doen." Toen de Berlijnse Muur in november 1989 viel was het pleit snel beslecht. De oppositie, die in ieder geval de binnenlandse katalysator van de Wende was geweest, werd snel overrompeld door de Duitse Eenwording.

De publiciteit rond het proefschrift van Beatrice de Graaf deed Koude Oorlogstijden korte tijd herleven. De media berichtten massaal over de rol van de Oost-Duitse geheime dienst, de Stasi en over de invloed van de Nederlandse vredesbeweging op het ontstaan van Oost-Duitse oppositiebeweging van 1986. De hoofdrolspelers van weleer gingen als vanouds in de clinch. Het IKV gaf een persbericht uit waarin het zich bijna als morele winnaar van de Koude Oorlog uitriep. Anderen schoten in de verdediging en claimden hun gelijk. Het leidde tot een kortstondige discussie, die toonde dat de Koude Oorlog weliswaar geschiedenis is maar nog niet verwerkt.

Erik de Graaf
Erik de Graaf is historicus. Zijn artikelen voor Spiegel Historiael, Groniek en VD AMOK over o.a. de DDR zijn binnenkort te lezen op www.bureau-graafwerk.nl.



Heb je ook nog onbekende verhalen over contacten van Nederlandse vredesactivisten/antimilitaristen met gelijkgezinden in de DDR? Neem dan contact op met Erik de Graaf: erik.de.graaf"at"wanadoo.nl




Beatrice de Graaf
Over de Muur
De DDR, de Nederlandse kerken en de vredesbeweging

Amsterdam : Uitgeverij Boom
2004
ISBN 90 8506 024 9
250 p., geïllustreerd, € 29.50


Udo Baron
Kalter Krieg und heisser Frieden
Die Einfluss der SED und ihrer westdeutschen Verbündeten auf die Partei 'Die Grünen'

Münster : LIT Verlag
2003
ISBN 3825861082


Hubertus Knabe
Die unterwanderte Republik
Stasi im Westen

Berlin : Propyläen Verlag
1999
ISBN 3549055897



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Discussie Symposium Leiden -

Anti-Amerikanisme bestaat wel degelijk

"Anti-Amerikanisme bestaat niet", schreef Yosé Höhne-Sparborth in de vorige VD AMOK. "Het bestaat meer als beschuldiging dan als realiteit." Sinds de oorlog in Irak wordt het begrip anti-Amerikanisme inderdaad voortdurend misbruikt door politici, journalisten en opiniemakers om elke kritiek op de politiek van de Verenigde Staten af te doen als bevooroordeeld en irrationeel. Maar dat wil niet zeggen dat anti-Amerikanisme niet bestaat.

Anti-Amerikanisme is een van oorsprong conservatieve denkwijze. Het ontstond pakweg halverwege de negentiende eeuw in Europa. Toen begonnen snelle economische, technische en ook culturele veranderingen plaats te vinden die over het algemeen hoopvol ontvangen werden door de linkse en liberale stromingen. De conservatieven zagen er echter niets in en wilden het liefst terug naar de feodale tijden van voor de Franse revolutie. Na de publicatie van een aantal reisverhalen van conservatieve schrijvers die de VS hadden bezocht, werd Amerika in die kringen het schrikbeeld van de vooruitgang. In tegenstelling tot Europa zou Amerika het land zijn van het ongebreidelde kapitalisme. De Amerikanen zouden allemaal individualistisch en dom zijn en alleen denken aan geld verdienen. Een moraal zouden ze daarom niet hebben en onbegrensde "decadentie" zou het gevolg zijn. Later klaagden conservatieven ook over lossere seksuele zeden in Amerika, en over de emancipatie van vrouwen en homo's. De conservatieven zagen in de loop der tijd met lede ogen aan hoe verfoeide technische ontwikkelingen de verspreiding van die, volgens hen oppervlakkige "Amerikaanse cultuur" mogelijk begon te maken. Via beter transport, de telegraaf, de telefoon, de cinema, de radio, en uiteindelijk de televisie zouden de hoogstaande "eigen culturen" van de "Europese volkeren" vervangen worden door de Amerikaanse "culturele monotonie". In conservatieve ogen vormden Amerikaanse Hollywood-films, nieuwe dansen en nieuwe muziek, hamburgers en auto's allemaal levensgrote bedreigingen voor Europa en de rest van de wereld. De haastige en patserige Amerikaanse macho's versus de rustige en verfijnde Europese intellectuelen, dat was in essentie het conservatieve beeld.

Antisemitisme

In de eerste helft van de twintigste eeuw kwam het anti-Amerikanisme samen met elementen van het antisemitisme. Volgens antisemieten waren de Joden immers ook altijd op zoek naar winst. Ook zouden Joden de "eigen cultuur" van Europa bedreigen. Voeg daarbij het feit dat in die jaren miljoenen Joden vanuit Europa naar de "nieuwe wereld" vluchtten, en de mythe van de Joodse macht over Amerika was geboren. De "Joodse bankiers" zouden vooral in New York neergestreken zijn. Net als ook Hitler, worden nog steeds veel fascisten sterk beïnvloed door dat idee. En ook Bin Laden meende met de aanslagen op het World Trade Center het hart van de vermeende "joods-amerikaanse wereldmacht" te treffen. Vanuit New York zou immers een uiterst machtige Joodse lobby opereren, zo menen veel moslimfundamentalisten, Arabisch nationalisten en ook bijvoorbeeld Europeanen die actief zijn in de Palestina-solidariteitsbeweging. In sommige van die kringen spreekt men van "de grote en de kleine satan", als het gaat over de VS en Israël. In navolging van de Europese conservatieven wijzen ook de anti-Amerikaanse moslimfundamentalisten "de decadentie", en de emancipatie van vrouwen en homo's sterk af.

Maar net als bij alle andere denkwijzen die onderdrukking zouden moeten rechtvaardigen, zoals bijvoorbeeld racisme en seksisme, zegt anti-Amerikanisme niets over het object van de haat: "Amerika", "de Amerikanen" of "de Amerikaanse cultuur". Anti-Amerikanisme zegt enkel en alleen iets over de anti-Amerikanisten zelf. Het is überhaupt niet mogelijk om iets zinnigs te zeggen over "de Amerikanen". Net als in alle andere landen bestaan er grote verschillen in macht en in opvattingen tussen Amerikanen onderling. Er bestaat dus niet zoiets als "de Amerikaanse cultuur". En "Amerikanen" zijn ook niet wezenlijk anders dan bijvoorbeeld "Europeanen".

Bevrijding

Na de bevrijding in 1945 door onder meer Amerikaanse soldaten, werd in Europa zowat alles populair wat "Amerikaans" overkwam. Het waren overigens grotendeels dezelfde bekende beelden over "Amerika", die toen plots door vrijwel iedereen positief gewaardeerd werden. En daarin is sindsdien eigenlijk verrassend weinig veranderd. Veel films en muziek uit Amerika zijn nog altijd zeer populair. Voor veel Europeanen en inwoners van de "Derde Wereld" staat Amerika nog steeds voor een belofte van individuele vrijheid en welvaart. En hoewel voor de meesten onbereikbaar, zorgt dat beeld er wel voor dat anti-Amerikanisme niet snel een volledig overheersend sentiment zal worden.

In de loop van de jaren 60 kwam de politiek van de VS steeds sterker onder vuur te liggen. Ook vanuit linkse hoek in Europa ontwikkelde zich verzet tegen de koloniale oorlog in Vietnam. Daar was vanzelfsprekend niets anti-Amerikaans aan. Anti-Amerikanisme kwam slechts incidenteel voor wanneer de politieke kritiek vermengd werd met conservatieve opvattingen over "de Amerikanen" of "de Amerikaanse cultuur". Problematischer werd het al bij de vredesbeweging in de jaren 80. Ook toen was er terechte kritiek op de wapenwedloop tussen de supermachten. Maar gaandeweg werden er wel steeds regelmatiger stereotype opvattingen over "de Amerikanen" geroepen. Opvallend was bijvoorbeeld dat de Amerikaanse president Reagan vaak afgeschilderd werd als cowboy die met pistolen liep te zwaaien. Anti-Amerikaans was ook dat in zowel sommige linkse als extreemrechtse kringen in Europa de VS gezien werden als koloniale bezettingsmacht die in Europa zijn oorlogen kwam uitvechten. In plaats van kritiek te leveren op de Europese bijdrage aan de Koude Oorlog en op het eigen Europese kolonialisme, begonnen sommigen Europa dus te beschouwen als een soort onderdrukte kolonie die eigenlijk toe was aan een nationale bevrijdingsstrijd. Een kolonie die ook cultureel onderdrukt zou worden door "Amerika" met zijn Hollywood-films. Vandaag de dag vinden we resten van dit gedachtegoed terug bij de actievoerders die zich voor de gein op het strand ingraven tegen een eventuele aanval van de VS op het internationale gerechtshof in Den Haag.

McDonald's

Vanaf de Val van de Berlijnse Muur in 1989 vechten de twee belangrijkste economische machtsblokken, de VS en de EU, voortdurend handelsoorlogen uit. Wanneer binnen zo'n context Europeanen vooral actie gaan voeren tegen Amerikaanse bedrijven kan dat uitgelegd worden als Europees chauvinisme en anti-Amerikaans. Zeker aangezien Europese bedrijven geen haar beter en net zo kapitalistisch zijn als de Amerikaanse. Toch waren juist Amerikaanse bedrijven vaak actiedoelwit, zoals bijvoorbeeld McDonald's, Coca Cola en Nike. Waarbij vooral de campagnes tegen McDonald's veelvuldig gepaard gingen met traditioneel anti-Amerikaanse beeldvorming. Niet toevallig ging later ook nieuw rechts tegen de hamburgerketen actievoeren. Rond biotechnologie gebeurde iets vergelijkbaars. Gaandeweg kwamen vooral Amerikaanse biotechnologiebedrijven onder vuur te liggen. Het was niet toevallig dat juist die aangeklaagd werden wegens "ongebreidelde winstzucht ten koste van het milieu", wegens "de ontwikkeling van immorele technieken" en wegens het verminderen van "de natuurlijke diversiteit". In de milieubeweging werd wel beweerd dat het "die domme Amerikanen" niet kon schelen of biotechnologie ten koste van het milieu ging, als hun voedsel maar lekker en goedkoop was. Tenslotte werd eind jaren 90 bij de antiglobaliseringsbeweging wel gesproken van "de veramerikanisering" van de economie en de cultuur. Alsof het kapitalisme en de populaire cultuur typisch iets Amerikaans en dus on-Europees zouden zijn. Zelfs in de gevestigde media werd serieus beweerd dat Europese bedrijven socialer zouden zijn dan de Amerikaanse, en datzelfde zou gelden voor Europese staten.

Door de huidige oorlog in Irak is de machtstegenstelling tussen de VS en de EU duidelijker aan het licht gekomen. Veel anti-oorlogsdemonstranten, maar ook heel veel andere Europeanen, menen helaas dat de VS machtsbeluster en militaristischer zijn dan het volgens hen veel vredelievender Europa. President Bush wordt door steeds meer mensen als het allergrootste kwaad gezien. Maar wat gebeurt er nu in Irak? De VS en Groot-Brittannië willen zich met geweld toegang verschaffen tot de Iraakse olie en in dat land hun mannetje neerzetten die er hun 'orde' gaat handhaven. 'Vredelievende' landen als Duitsland en Frankrijk hebben al toegang tot die olie en gebruiken zetbaas Saddam Hoessein om een groot deel van de plaatselijke bevolking er met geweld onder te houden. Die hoefden dus helemaal geen oorlog te voeren. Alle betrokken staten streven dus hun eigen machtsbelangen en economische doelen na ten koste van de Irakezen. En zowel de voorafgaande gewelddadige orde als de huidige oorlog zijn dus gruwelijk en misdadig. Wat dat betreft is eenzijdige kritiek op de VS dus anti-Amerikaans en kan de slogan "No blood for oil" dus evenzeer tegen Europese regeringen gescandeerd worden. Kortom, Europees kapitaal en Europese staten handelen niet vanuit een hogere moraal dan de VS. Ook Europese staten sturen immers regelmatig troepen naar "Derde Wereld"-landen om er hun 'orde' te herstellen. Dat het daarbij meestal niet om zulke grootschalige conflicten gaat, komt uitsluitend doordat men daartoe in Europa de macht nog niet heeft. Maar daar wordt helaas hard aan gewerkt.

Eric Krebbers



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Column -

Spektakel

Het zijn gouden tijden voor de geheime diensten, ook in Nederland. De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst AIVD (de vroegere Binnenlandse Veiligheidsdienst BVD) kreeg vorig jaar veel ruimere bevoegdheden en kreeg onlangs ook de toezegging van veel meer personeel. De angst voor toenemend internationaal terrorisme vormde de aanleiding.

Maar vergis je niet: het gaat niet om de allerergste voorbeelden daarvan, die van Bush in Irak en Afghanistan met meer dan 100.000 dodelijke slachtoffers. Trouwens, Nederland was daarover niet alleen positief gestemd, het is er zelfs steeds meer bij betrokken. Neen, het gaat om een heel ander soort terrorisme: het eveneens gevaarlijke islamitische, dat van de 11 september aanslagen in Amerika. Aan de óórzaken daarvan wordt overigens niets gedaan.

Hoe dit ook zij, het is van belang om de werkwijze van de AIVD te kunnen beoordelen. Doordat ik enkele jaren geleden, toen het politieke klimaat in Nederland nog vrij kritisch was, een deel van mijn BVD-dossier wist los te peuteren beschik ik over materiaal voor die beoordeling.

Eerste voorbeeld: "Van contact van Van der Spek met de Russische ambassade is nooit iets gemerkt. Kennelijk wordt dit contact angstvallig geheim gehouden." Een puur verzinsel dus.

Tweede voorbeeld: "Hij heeft als jood in de tweede wereldoorlog moeten onderduiken. Hij beschikt nu dus over mogelijke uitwijkadressen." Misselijkmakende antisemitische leugens.

Toen ik vorig jaar merkte dat er een commissie zou komen die de AIVD kritisch zou beoordelen heb ik me aangemeld om gehoord te worden. Dat is inderdaad gebeurd, door twee onderzoeksters. Daarbij zijn vooral deze twee voorbeelden ter sprake gekomen. Edoch, het eindverslag van de commissie De AIVD in verandering vermeldt niets hiervan. Het zal duidelijk zijn dat mijn absolute afwijzing van de BVD (en van geheime diensten in het algemeen) door deze ervaring niet bepaald verzwakt is. Men verzint er, volkomen ongecontroleerd, leugens over mensen die men in een kwaad daglicht wil stellen, vooral dus over heel linkse mensen.



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Toen en toen -



VeeDee
februari 1985

Strategie

"Een balans van dienstweigerend Nederland na het rampzalige jaar 1984. Alles is fout gegaan. Noem 't maar op. Spektakulaire akties? Niente! Stormachtige toename van 't aantal dienstweigeraars? Forget it! Totaalweigeraars moesten zo ongeveer iemand vermoorden om opgepakt te mogen worden. Ik geloof niet eens dat 't ze gelukt is de kit te vermurwen. 'Jongens, ga toch naar huis, maak je sociale academie 'ns af, dan praten we wel verder'. Zij naar huis.

De vorst valt in en verdomd, het halve Amerikaanse leger besluit zich via Amsterdam nota bene naar Duitsland te laten verschepen. [Oefening Reforger ter versterking van de Amerikaanse strijdkrachten in Europa – Red. VD AMOK] Ik heb ze nog zien rijden. Ze hadden aandoenlijke wintermutsen op. Ik weet dat 't juist daaraan ontbreekt bij antimilitaristische aktievoerders, 'n goeie muts. Die zijn ze namelijk allemaal kwijtgeraakt toen bij de akties tegen de munitietreinen. Dat waren nog 'ns tijden. Had je toen 's moeten proberen 'n doosje Bengaals vuur van dinges, Delfzijl of zoiets, naar Zwolle of zo, te willen transporteren. Kon niet. Hele land plat! Zelfs nog met tegendemonstraties van Verontruste Burgers. Daar zit elke aktievoerder op te wachten, dan weet ie dat ie raak geschoten heeft. Pas als er Verontruste Burgers opstaan is er behoorlijk geskoord op de orde en gezagschaal. Nu dus niets.

Hoewel, dat is niet helemaal waar. De eerste kontouren van een nieuw antimilitaristisch beleid werden rond, eigenlijk na, Reforger vagelijk zichtbaar. Een aantal aktivisten verklaarde de heersende kou persoonlijk in Siberië te hebben besteld. Zij zaten nu binnen en die arme misleide soldaten maar klappertanden. Het moet gezegd, het was 'n meesterzet. Het bleek nog vrij lastig te achterhalen wie hiervoor verantwoordelijk was. (..) Op dinsdag 22 januari onthulde Bas Elfrink zich als de nieuwe man van antimilitaristisch Nederland. Wie had gedacht dat het om een eerlijke strijd ging heeft zich deerlijk vergist. Vooral natuurlijk al die stupide gasten die zich bij voorbeeld – dat is als de politie ze wil oppakken – twaalf maanden hebben laten opsluiten voor zoiets als een principe (liever: EEN PRINCIPE!). Zeker nog groot gebracht in de filosofieën Gandhi, Reckman, Van Wijk of andere achterhaalde dominees. Nee ik voorspel een groot sukses voor de methode Elfrink. Doe A en zeg zo hard mogelijk B. Lubbers moet geloof ik, je weet 't nooit zeker bij dit soort volk, in november beslissen [over de kruisraketten]. Nu vindt hij niet meer een voorspelbare Mient Jan tegenover zich, maar de meest sluwe en gehaaide Bas. Hij is de wanhoop ten prooi, wat hij ook beslist, de vredesbeweging loopt altijd met de beslissing weg. De raketten komen er niet in, dat weet ik nu heel zeker."

Huub Sanders

[De totaalweigeraar Bas Elfrink erkende in zijn memoires dat hij na drie weken hongerstaking niet onvoorwaardelijk was vrijgelaten, maar het in feite met defensie op een akkoordje had gegooid via een herkeuring. Dit vertoon van eerlijkheid werd hem niet door iedereen in dank afgenomen - Redaktie VD AMOK]




AMOK
maart 1985

Vredesbeweging en de derde wereld

"(..) Door akties in West-Europa zijn er geen neutronenbommen hier, maar ze zijn wel degelijk geproduceerd en dus overal inzetbaar. Het konsept van de Rapid Deployment Forces gaat er van uit dat er bij een snelle interventie in de derde wereld kernwapens gebruikt kunnen worden. Het gevaar dat kernwapens ingezet worden is niet denkbeeldig. Sinds 1946 is er achttien keer overwogen kernwapens in te zetten in de derde wereld. Bovendien speelt 90 procent van de oorlogen zich af in de derde wereld.

Alle reden dus voor de vredesbeweging om zich niet tot Europa te beperken. Maar in plaats dat in de afgelopen jaren de strijd tegen kernwapens verbreed is naar anti-militaristiese en anti-imperialistiese strijd, is de beweging zich aan het verengen. (..) De leus werd 'Geen nieuwe kernwapens in Europa'. (..) Wat er buiten Europa gebeurt deed er kennelijk al niet meer toe. (..)

Dit 'eurocentrisme' is ook te zien in uitingen van demonstranten zoals "ik ben van na de oorlog en wil dat ook zo houden". De oorlogen die iedere dag in de derde wereld gevoerd worden, worden daarmee volledig ontkend. Dankzij het initiatief van groepen buitenlanders en uit de ex-koloniën afkomstige Nederlanders werd dit eurocentrisme enigszins doorbroken. Zij voerden tijdens de massale demonstraties leuzen als 'geen nieuwe kernwapens in Europa, ook niet in Afrika, Latijns Amerika en Azië'."

Jenneke Arens



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina




Recensies Recensies Recensies
Recensies Recensies Recensies
Recensies Recensies Recensies






The Sorrows of Empire
Militarism, Secrecy, and the End of the Republic

Chalmers Johnson
New York : Henry Holt and company/Metropolitan Books
2004
p 389, namenregister
ISBN: 0805070044


Colossus: The Price of America's empire
Niall Ferguson
New York : The Penguin Press
2004
p 384, namenregister
ISBN: 1594200130


Het imperialisme, en meer specifiek de Amerikaanse variant ervan, is bepaald geen baanbrekend onderwerp in de Engelstalige wereld. Wel belangrijk zijn de definities van dat begrip en de beoordeling van de effecten ervan. In die zin zijn dit interessante analyses omdat ze deels volstrekt tegenstrijdig zijn, en deels bepaalde kenmerken delen. Johnson's boek is de zoveelste update van de stand van zaken van het Amerikaanse imperialisme en is in die zin wel een beetje saai. De geschiedenis van de Amerikaanse aanwezigheid in de hele wereld wordt op een rij gezet, beginnend met de buitencontinentale oorlogen om Cuba en de Filippijnen als de eerste stappen van het Amerikaanse militarisme, dat Johnson min of meer gelijkstelt aan het imperialisme. Tijdens de twintigste eeuw wordt deze Amerikaanse militaire aanwezigheid systematisch uitgebouwd, ook na de Koude Oorlog. Dat is de reden voor Johnson's zorg: niet alleen vanwege de schade die in het buitenland wordt aangericht, maar ook vanwege de terugslag op de Amerikaanse politiek. Net als in het oude Rome, stelt hij, zal de imperialistische politiek een steeds autoritairdere staatsvorm tot gevolg hebben binnen de VS. Burgerrechten worden uitgehold, de economie wordt ondermijnd en de militairen krijgen steeds meer invloed op het beleid.

Colossus is het beste te omschrijven als een apologie voor het Amerikaanse imperialisme. Een groot deel van het boek wordt besteed aan de gunstige uitwerking die het VS beleid zou hebben gehad over de hele wereld. De VS is de erfgenaam van het Britse imperialisme, en zet een doel voort dat in de ogen van Ferguson positief is: de verspreiding van het Anglo-Amerikaanse liberale systeem - vrije markten en ondernemerschap. In het Britse imperiale tijdperk, dat zijn hoogtepunt bereikte aan het eind van de 19e eeuw, werd dit doel openlijk beleden. De auteur stelt dat dit gunstige gevolgen heeft gehad voor de onderworpen landen en dat het dus nastrevenswaard is voor de Amerikaanse politiek om dit werk, na de overgangsperiode van de 20e eeuw, voort te zetten in de 21e eeuw. Hij kapittelt de 'politieke correctheid' die weigert het beestje bij zijn naam te noemen. De VS heeft een imperium (daar is hij het met Johnson eens) en moet dat niet ontkennen. Sterker nog, het is maar goed ook dat dat rijk bestaat: het is een positieve kracht in de wereld.

Dit standpunt, expliciet uiteengezet, is van belang. In Nederland wordt het uitgedragen door de ideologen van de pro-Amerikaanse lobby, zoals Arend Jan Boekestijn, maar beslist niet op deze expliciete manier. De kwestie van de alomvattende internationale Amerikaanse invloed wordt meestal niet besproken als zodanig: in plaats daarvan wordt stilzwijgend verondersteld dat deze invloed een goede zaak is. Dat is de reden dat er geen eerlijk debat plaatsvindt: de opiniemakers zijn het grotendeels eens over de goede intenties van de VS en discussiëren slechts over onbedoelde uitwerkingen ervan. Ferguson stelt met verfrissende eerlijkheid dat de Amerikaanse imperiale politiek als zodanig gesteund moet worden.

Maar er zijn structurele problemen die deze wenselijke ontwikkeling ondermijnen: de titel Colossus impliceert dat de VS ook voor Ferguson een reus op lemen voeten is. De zwakte zit voor een deel in de boven beschreven ontkenning door de politieke elite van de imperiale rol van de VS, maar ook in de daarmee gedeeltelijk samenhangende financiële problemen. De kosten van het militaire imperium, hoewel ze enorm lijken, zijn in Ferguson's ogen te overzien. Maar zo'n project moet ook steunen op een gezonde binnenlandse financiële basis, en daar zit het probleem. De gigantische tekorten van de Amerikaanse begroting, de doorgezette belastingverlagingsplannen om de Republikeinse stemmers tevreden te houden: dat is de achilleshiel van de Amerikaanse macht. Daar voegt Ferguson ook nog eens de kortzichtigheid van de imperiale beleidsmakers aan toe. De VS is een onwillige imperialist, beweert Ferguson (net als zijn Nederlandse medestanders) en dat betekent dat er geen imperiale ambtenarij te creëren valt die voor de goede zaak tientallen jaren, of zelfs levenslang, naar de 'koloniën' vertrekt. Het oude Britse imperiale beheersmodel kan kennelijk niet worden gereproduceerd, en Ferguson meent dat dat fataal is.

Dat is dan ook het punt waar hij uitkomt op de 'zachte krachten' van de EU. Europa is geen geopolitieke rivaal, niet geschikt om een grootschalige oorlog te voeren, maar wellicht wel geschikt om het imperialistische tekort van de VS aan te vullen.

Het is precies op dit punt dat het door Ferguson voorgestelde beleid samenvalt met de lijn van het humanitair interventionisme. In zijn boek onderscheidt Johnson het rechttoe-rechtaan imperialisme van de neo-conservatieven en het humanitair interventionisme van de liberale imperialisten. Deze laatste school vindt zijn oorsprong in de Wilsoniaanse politiek en dient volgens Johnson slechts als een ideologische vlag voor de brute belangen van het Amerikaans imperialisme.

Zo wordt door beide auteurs de ideologische kant van het imperialisme behandeld. Het is duidelijk dat Johnson's afwijzing dichterbij de lijn van de internationale anti-oorlogsbeweging ligt. Voor het debat in de politieke arena's van de gevestigde politiek van de Amerikaanse bondgenoten is het boek van Ferguson echter nuttiger, omdat het vanuit een ondersteuning van de Amerikaanse imperiale politiek enkele onplezierige zaken aan de orde stelt. De erkende deskundigen en opiniemakers in deze landen hebben immers al snel de neiging om een omschrijving van de Amerikaanse buitenlandse politiek als imperiaal, af te doen als anti-Amerikaans. Nu een vooraanstaande conservatieve professor deze terminologie gebruikt, zal het makkelijker zijn om de kritiek van Chalmers Johnson aan de orde te stellen. Tijd voor een Nederlandse vertaling van beide boeken, wellicht met een hoofdstuk over de Nederlandse buitenlandse politiek erbij.
(KaKo)



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina





Wapenhandel
Samenstelling: Frank Slijper

Voor meer informatie over Nederlandse wapenhandel en -industrie: ga naar www.stopwapenhandel.org



Leverancier bestanddelen gas Halabja voor de rechter

Op 6 december 2004 arresteerde het landelijke parket inzake bestrijding zware criminaliteit te Rotterdam de zakenman Frans van Anraat in zijn Amsterdamse woning. Hij stond op het punt het land te verlaten om te voorkomen dat hij zou worden opgepakt. Daarmee wordt een vreemde periode in de Nederlands-Iraakse verhoudingen afgesloten. Het lijdt geen twijfel dat de Nederlandse autoriteiten al die jaren wisten wat voor handel Van Anraat deed met Saddam Hoessein. Het duurde tot december 2004 voordat de Nederlandse Justitie ingreep.

Van Anraat is aangeklaagd op verdenking van genocide en medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden. Aanleiding is dat hij in de jaren tachtig van de twintigste eeuw zeker 350 ton thiodiglycol naar Irak heeft verscheept. Het landelijk parket spreekt over 36 leveringen van in totaal "duizenden tonnen grondstoffen voor chemische wapens" – journalist Arnold Karskens noemt in de Nieuwe Revu 51/2004 een hoeveelheid van 2360 ton. Van Anraat deed dat in samenwerking met twee Amerikanen en een Japanse compagnon. Thiodiglycol is een bestanddeel voor mosterdgas en de door Van Anraat geleverde stoffen zijn hoogstwaarschijnlijk gebruikt voor de productie van mosterdgas. Dit is het gas waarmee het regime van Saddam Hoessein vele aanvallen op Koerden heeft uitgevoerd, onder andere in maart 1988 in Halabja.

De grote vraag is, waarom heeft het zo lang geduurd? Daar zijn enkele redenen voor aan te voeren. Ten eerste het feit dat Van Anraat gedurende de jaren negentig in Irak verbleef. Hij was hij daar in 1990 heen gevlucht ten tijde van een proces dat de Italiaanse justitie tegen hem voerde. In afwachting van hoger beroep vluchtte Van Anraat naar Bagdad. Naar eigen zeggen, in een interview voor het televisieprogramma Twee Vandaag, werd hij getipt "om op vakantie te gaan" door zijn advocaat, tevens de zoon van een voormalige, Italiaanse Minister van Justitie, Vassali. De Amerikaanse autoriteiten hadden een opsporingsbevel en uitleveringsverzoek gedaan. Vreemd genoeg werd dat verzoek in 1997 ingetrokken.

Kort na het begin van de Amerikaanse oorlog tegen Irak in 2003 verkreeg Van Anraat een vrijgeleide van de Nederlandse ambassade in Bagdad om naar Nederland te gaan. In oktober 2003 gaf Van Anraat twee interviews (aan het programma Netwerk en het weekblad Nieuwe Revu) waarin hij geen centje spijt liet blijken. Overigens was hij ook op 10 mei 2003 al geïnterviewd door Alexander Munninghoff van de Haagsche Courant. Navraag door middel van Kamervragen van de Socialistische Partij leerde dat het Amerikaanse uitleveringsverzoek dat in 1997 was ingetrokken, hersteld had kunnen worden tot 5 oktober 2003. In de editie van 6 oktober 2003 van Nieuwe Revu meldt Van Anraat zich van geen kwaad bewust te zijn. In het televisie-interview meldt hij de justitiële autoriteiten niet te vrezen om redenen die hij "niet kan uitleggen".

Later blijkt uit een onthulling van het NOS-journaal dat Van Anraat in de periode van 1991 gewerkt heeft als informant voor de Nederlandse inlichtingendienst. Nadere informatie daarover weigert de Nederlandse regering aan de openbaarheid te geven. Dat wordt alleen aan een geheime commissie over Inlichtingen en Veiligheidsdiensten in de Tweede Kamer meegedeeld. Deze commissie bestaat uit fractievoorzitters van politieke partijen met uitzondering van de SP die dit soort besloten overleg over de geheime diensten uit principe mijdt. Het zal interessant zijn te zien welke rol deze inlichtingenrelatie mogelijk in het proces gaat spelen.

Het proces tegen Van Anraat wordt in het najaar van 2005 verwacht. Daarbij worden getuigen uit Koerdistan opgeroepen om hun verhaal te horen over de genocide op het Koerdische volk.

Dan zal hopelijk blijken waarom het Nederlandse Ministerie van Justitie toestemming heeft gegeven een informant met veel kennis over Irak op te pakken en in het openbaar te verhoren. De Tweede Kamer is gemeld dat Van Anraat niet heeft bijgedragen tot de meningsvorming van de regering over de Irakese massavernietigingswapens. De regering merkte in de winter van 2003 op 2004 op dat de aanklachten tegen Van Anraat op dat moment waren verjaard omdat ze waren gebaseerd op overtredingen van de im- en exportwetgeving. Nu is daar de zeer zware (maar terechte) beschuldiging van genocide en medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden tegenover gezet. Daar bestaat geen verjaringstermijn voor, maar het zal wel spannend zijn te zien hoe Justitie gaat bewijzen dat de troep van Van Anraat de Koerden heeft uitgeroeid. In december 2002 stuurde de regering van Irak een brief van 10.000 pagina's naar de VN. Daarin staat informatie over de wijze waarop Irak zich in de jaren daarvoor had bewapend. Deze brief is altijd geheim gebleven. De regering, die klaarblijkelijk toch over de informatie beschikt, heeft inmiddels aan de Kamer laten weten dat zij de passages over Van Anraat aan het Openbaar Ministerie ter beschikking heeft gesteld. Dan kunnen die ook een rol spelen in het proces.
(GvL)




Militaire beurs ITEC komt weer naar Nederland

"De diverse protesten tegen deze wapenbeurs in Den Haag hebben de International Training and Education Conference (ITEC) ertoe gebracht de beurs niet meer in Nederland te organiseren," schreef premier Kok in 2000 aan een Eindhovense Vrouw voor Vrede. Dit jaar zal ITEC echter weer terug zijn in Nederland. De beurs wordt van 26 tot 28 april georganiseerd in de RAI Amsterdam.
Simulatie wint aan belang voor de militairen. De techniek wordt ingezet om te oefenen met wapens (van pistolen tot kernwapens, van Apache gevechtshelikopters tot onderzeeërs), of hele oorlogsscenario's te beoefenen of te ontwikkelen.
De deelname van de internationale wapenindustrie aan ITEC is niet mis. Van de grootste acht wapenfabrikanten in de wereld zijn er vijf op ITEC aanwezig. Lockheed Martin, Boeing, Raytheon uit de Verenigde Staten en Thales en EADS uit Europa.
Vorig jaar bezochten 2.700 mensen ITEC. Een groot deel kwam kijken wat er op dit gebied aangeboden wordt, met het oog op aanschaf. Bezoekers kwamen uit 53 landen, waaronder de NAVO/EU landen, maar ook uit India, Israel, Pakistan, Saoedi-Arabië en Turkije.
Niet alle bezoekers zullen een F-16 simulator willen kopen die het oefenen met alle wapensystemen die de F-16 mee kan nemen – waaronder kernwapens - mogelijk maakt. Deze is te koop bij Lockheed Martin. Er zullen ook klanten zijn voor de simulatie apparatuur van het bedrijf FATS, om het schieten met handvuurwapens en crowd control te verbeteren. Irak heeft net een aantal handvuursimulators bij FATS aangeschaft.

Het ad-hoc comitee 'ITEC Vertrek,' zet zich in om ITEC duidelijk te maken dat ze ook Amsterdam beter kan verlaten.
(MB)



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina





Korte berichten
Samenstelling: Kees Kalkman



VS-bedrijf betrokken bij plundering grondstoffen in West-Sahara

De grote Amerikaanse energiemaatschappij Kerr-McGee (KMG) is betrokken bij de controversiële plundering van bodemschatten in het door Marokko bezette gebied van West-Sahara. Nederlandse beleggers zoals Stichting Pensioenfonds ABP, ING Investment Management, DSM Pension Services, Shell Pensioensfonds BV en Fortis Investment Management bezitten aandelen van het bedrijf. Deze instellingen claimen te werken met ethische richtlijnen, en maatschappelijk verantwoord te ondernemen. De Nederlandse Stichting voor Zelfbeschikking in West-Sahara verzoekt hen druk uit te oefenen opdat Kerr-McGee zijn contract in West-Sahara na de eerstvolgende vervaldatum van 1 mei 2005 niet verlengt.

"Het is opmerkelijk dat KMG nog steeds niet inziet hoe groot de politieke, legale en menselijke dimensies zijn van de catastrofe die het aanricht onder het Saharaanse volk. Drie jaar lang al wil het bedrijf niet luisteren naar onze argumenten. Nu hopen we hulp te krijgen van de Nederlandse aandeelhouders," aldus Liesbeth den Haan van de Stichting Zelfbeschikking West-Sahara.

Tot dusver hebben het Noorse TGS-Nopec en het Nederlands bedrijf Fugro BV besloten niet door te gaan met seismisch onderzoek in West-Sahara, vanwege de politieke complicaties van de contracten. Dit gebeurde nadat aandeelhouders in beweging kwamen en tientallen van hen (speciaal in Noorwegen) overgingen tot verkoop van aandelen gedurende de afgelopen jaren. Ook een Deense en een Franse maatschappij (Total) hebben het gebied verlaten, zodat KMG de enige buitenlandse onderneming in de energiesector is, die nog in West-Sahara actief is.

Een van de grotere beleggers heeft reeds zijn aandelen in KMG verkocht. Het gaat om het Noorse beleggingsfonds Skagenfondene, dat zijn 100.000 heeft verkocht – een verlies van twee miljoen dollar op de (ver)koop toe nemend. Zij achtten de aandelen als te riskant, vanwege de negatieve aandacht waarin KMG activiteiten zijn komen te staan. Nu overweegt de Noorse regering hetzelfde te gaan doen.

"De door Marokko geplande diefstal van West-Sahara's bodemschatten is immoreel en illegaal. Sedert KMG het reconnaissance contract met Marokko heeft getekend, in 2001, is instemming van Marokko met VN-vredesplannen omgeslagen in een totale ontkenning van het recht op zelfbeschikking. Het heeft ertoe bijgedragen dat de spanning in de regio is opgelopen. Er zijn beslist mogelijkheden tot wettelijke stappen tegen de maatschappij, en we roepen KMG met klem op hun contract niet te verlengen. We zijn ervan overtuigd dat onze acties KMG ertoe zullen brengen zich terug te trekken, als laatste in de olie-industrie. De vraag is alleen hoe en wanneer," aldus de woordvoerster van de Stichting Zelfbeschikking West-Sahara.

Voor meer informatie, voor uitgebreide achtergrondinformatie over KMG en zijn betrokkenheid in West-Sahara, voor de integrale tekst van de brief naar de aandeelhouders:
Liesbeth den Haan
st.zelfbeschikkingwest-sahara"at"planet.nl
www.west-sahara.nl




NAVO presenteert rekening

James Jones, een topgeneraal van de NAVO, heeft verklaard dat hij een radicale herziening wil van het systeem waarop de NAVO gefinancierd wordt. Volgens hem past het bondgenootschap nog steeds een methode toe uit de tijd van de Koude Oorlog om de huidige operaties die plaatsvinden in verre landen te betalen. Volgens de generaal is het huidige systeem nog teveel afgestemd op een situatie van statische en reactieve verdediging tegen aanvallen van buiten. Toen de NAVO 56 jaar geleden werd opgericht, was de officiële lezing dat de militaire operaties beperkt zouden blijven tot West-Europa en zich zouden concentreren op grootschalige en statische territoriale verdediging als reactie op een conventionele aanval vanuit het toenmalige Pakt van Warschau.

Die operaties werden op twee manieren gefinancierd. Ten eerste was er een gezamenlijk fonds waaraan alle landen bijdroegen. Daaruit werden de hoofdkwartieren en de infrastructuur betaald. Daarnaast was er voor operaties het principe dat de kosten betaald werden waar ze gemaakt werden. Dat betekende dat een land dat troepen of uitrusting leverde voor een NAVO-taak daar ook alle kosten voor betaalde.

Maar naarmate de NAVO op avontuur gaat naar verre landen zoals Afghanistan (8.000 militairen bij ISAF) of Irak (bescheiden opleidingsactiviteiten), moet er een manier van financiering worden gevonden die meer uitgaat van gezamenlijke fondsen. Maar elke stap in die richting betekent hogere nationale bijdrages aan de NAVO en zal door de ministeries van financiën van de lidstaten zonder enige geestdrift bezien worden. Het gaat met name om de toekomstige NATO Response Force. Deze snel inzetbare en goede opgeleide interventiemacht van 20.000 tropen moet overal ter wereld supersnel ingezet kunnen worden om te vechten naast de Amerikanen. Jones is bang dat het huidige financieringssysteem ertoe leidt dat NAVO-leden huiverig zijn om hun troepen voor die interventiemacht beschikbaar te houden, omdat ze dan betalen moeten voor de inzet. Hij noemde het voorbeeld van België dat in 2003 achter de NAVO-operatie in Afghanistan stond maar vervolgens geen vliegtuigen stuurde nadat het Ministerie van Financiën geweigerd had op te draaien voor de kosten van personeel en onderhoud. De generaal wil een 'flexibeler' financieringssysteem.

Zo zal na de Europese defensie ook de NAVO een rekening indienen bij de penningmeesters van de Europese landen. De druk op de militaire begrotingen neemt nog verder toe als de grote legers die veel doen de kosten gaan afwentelen op de kleinere landen.

Bron: International Herald Tribune 15.2.2005 (Judy Dempsey)




Soldaten duurder dan ooit tevoren

Terwijl de militaire kosten voor de oorlogen van het Pentagon nu oplopen tot boven de 300 miljard dollar, blijken de kosten per vechtende soldaat in Irak en Afghanistan hoger te zijn dan in alle eerdere oorlogen.

Mogelijke redenen zijn de high tech wijze van oorlogsvoering, de kosten om de moderne soldaat te betalen en te beschermen en het wereldwijde karakter van de oorlogen.

Het vrijwilligersleger van de VS dat in 1973 in de plaats kwam van de dienstplichtigen, dwingt het leger om te concurreren met het particuliere bedrijfsleven. Om soldaten te werven moeten ze betere lonen en voorzieningen aanbieden. Loren B. Thompson, een militaire expert van het Lexington Institute zegt: "Uiteindelijk is het probleem dat je figuren uit de middenklasse moet overtuigen om hun leven op het spel te zetten voor een middenklasse salaris, dus de prijs van de soldaat blijft omhooggaan."

Volgens cijfers van de regering kost de oorlog in Irak zo'n 4,3 miljard dollar per maand en daar komt nog eens 800 miljoen dollar per maand bij voor de oorlog in Afghanistan. Het geld wordt besteed aan een heel scala van uitgaven, waaronder brandstof, munitie, gevarengeld voor de soldaten en reparatie en vervanging van wapens en voertuigen.

Dit is een bedrag dat volgens voor de inflatie gecorrigeerde cijfers van het onderzoeksbureau van het Congres vergelijkbaar is met de maandelijkse uitgaven in de Vietnamoorlog tussen 1965 en 1975. Maar dit geeft een wat vertekend beeld omdat de Vietnamoorlog in het begin tussen 1967 en 1970 veel duurder was dan later toen het aantal VS-troepen al was teruggebracht. Volgens het bureau kostte de Vietnamoorlog de VS 623 miljard dollar gecorrigeerd voor inflatie. Als wordt ingestemd met het voorstel van president Bush voor een noodbegroting van 81,9 miljard dollar zullen de oorlogskosten voor de VS sinds 11 september ongeveer de helft daarvan bedragen.

De VS hebben nu 170.000 militairen in Irak en Afghanistan en hopen dat binnen niet al te lange tijd terug te brengen tot 155.000 of minder. Tijdens het hoogtepunt van de Vietnamoorlog waren er meer dan een half miljoen VS-militairen gestationeerd in Zuidoost-Azië.

Een paar redenen voor de hogere kosten:
- De huidige technische specialisten zijn duurder dan hun dienstplichtige voorgangers;
- Er wordt meer gebruik gemaakt van reservisten. Hun salarissen drukken helemaal op de oorlogskosten en niet op de reguliere defensiebegroting;
- Het woestijnklimaat in Irak verslijt de voertuigen in een veel sneller tempo dan verwacht, waardoor extra kosten ontstaan voor reparatie en vervanging;
- Het aantal gesneuvelden is lager dan in vorige oorlogen door betere oefening, betere bepantsering voor lichaam en voertuigen en betere toegang tot medische hulp. Allemaal maatregelen die dure investeringen vergen. Het VS-leger maakt ook meer gebruik van geautomatiseerde systemen voor gevaarlijke karweitjes die vroeger door mensen opgeknapt werden.

Het gaat bij de wereldwijde oorlog tegen terrorisme en die in Irak ook om langdurige militaire inspanningen over grote afstanden naar vele landen. Dit slokt veel middelen op voor transport, logistiek en verbindingen. Kleinere aantallen VS-militairen zijn naar Georgië, Djibouti en de Filippijnen gestuurd op jacht naar extremistische moslimgroeperingen.

De oorlogen zijn gefinancierd met een reeks noodbegrotingen, gefinancierd met geleend geld. Samen met geld voor wederopbouw is er nu voor een bedrag van 228 miljard dollar goedgekeurd.

De laatste noodbegroting van 81,9 miljard dollar omvat 74,9 miljard voor het ministerie van defensie. Daar zit 12 miljard bij voor vervanging of reparatie van versleten en beschadigd materieel, waaronder 3,3 miljard voor extra bepantsering voor vrachtwagens en andere bescherming voor troepen waarover geklaagd is.

Rusland, met het tweede leger ter wereld qua omvang, besteed 65 miljard dollar per jaar voor zijn hele leger.

Bron: AP 16.2.2005 (John J. Lumpkin)




Veiligheidsdiensten Algerije doden 5.200 burgers

Leden van de Algerijnse veiligheidsdiensten zijn verantwoordelijk voor de dood van 5.200 burgers die zijn verdwenen tijdens de bloedige oorlog tussen het Algerijnse regime en moslimextremisten in de jaren negentig. Zij dienen te worden berecht, aldus een door de Algerijnse regering benoemde onderzoeker.
Onderzoeker Faroek Ksentini stelde in een vraaggesprek met het persbureau Reuters dat de staat zelf geen misdaad heeft gepleegd, maar dat "agenten van de staat deze illegale daden gepleegd hebben." Ksentini was door president Abdelaziz Boeteflika aangewezen om de verdwijningen te onderzoeken.
Het aantal Algerijnen dat door de moslimextremisten is gedood wordt geschat tussen de 100.000 en 200.000. Ksentini houdt het op ruim boven de 100.000. De veiligheidsdiensten worden er al lange tijd van beschuldigd eveneens veel doden op hun geweten te hebben - hoeveel is volstrekt onbekend.
Vorig jaar zei Ksentini al ervan uit te gaan dat 7.200 mensen waren verdwenen en waarschijnlijk gedood, maar dit was de eerste keer dat hij duizenden verdwijningen uitdrukkelijk aan leden van de veiligheidsdienst toeschreef. In Algerije, waar het leger een dominante rol speelt, was publieke discussie over de rol van de veiligheidsdiensten in moordpartijen tot dusverre taboe. Maar Ksentini zei dat "de families een recht hebben de waarheid te kennen over wat er met hun geliefden is gebeurd."
Ksentini zal naar verwachting in maart zijn rapport aan Boeteflika overhandigen. Zijn onderzoek is onderdeel van de presidentiële politiek van nationale verzoening om het land te herenigen. De opstand barstte los nadat het leger rond de jaarwisseling van 1991/92 de verkiezingen hadden geannuleerd die op het punt stonden te eindigen in een moslimfundamentalistische overwinning. Hoewel nog steeds bloedig geweld in Algerije wordt gemeld hebben de veiligheidsdiensten de opstand sinds enkele jaren grotendeels bezworen.

Bron: NRC Handelsblad 17.12.2004




Vliehors vervuild met munitie

Uit een rapportage van de Explosievenopruimingsdienst (EOD) blijkt dat de hele Vliehors, waar tot 2004 het Cavalerie Schietkamp was gevestigd, bezaaid ligt met munitie en munitieresten. De EOD blijkt daarbij geen onderscheid te kunnen maken tussen scherpe en reeds ontplofte munitie. In het verleden is in het unieke natuurgebied onder andere geoefend met de omstreden clusterbommen. De ervaring leert dat een aantal van deze clusterbommen niet tot detonatie komen en blijven liggen. Ze hebben de eigenschap dat ze gevoelig zijn voor diverse invloeden zoals schokken en statische elektriciteit. Zelfs de EOD vindt de uitwerking van deze bommen zeer indrukwekkend. Verder staat beschreven dat het beveiligd materieel van de EOD in sommige gevallen niet toereikend is om deze munitie op te ruimen. Ook grote hoeveelheden fosforpotten met een brisante lading zijn aangetroffen. De Waddenvereniging vraagt afsluiting van de risicovolle delen van het gebied, onderzoek naar de risico's voor mens, milieu en natuur, een plan van aanpak voor de sanering en openheid van zaken.

Bron: www.waddenvereniging.nl



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina


- Berichten van de basis -

Berichten van de basis

Campagne tegen de militarisering van de Europese Unie

Utrecht, 1 februari 2005 - Binnen een week nadat de Eerste Kamer akkoord is gegaan met het raadplegend referendum over de Europese Grondwet, is de vereniging Kerk en Vrede begonnen met de verspreiding van actiekaarten en handtekeningenlijsten tegen de militarisering van de Europese Unie. Door deze kaarten of lijsten te ondertekenen kunnen mensen naast hun stem voor of tegen de Grondwet, ook aangeven waarom ze tegen zijn of dat ze ondanks hun ja-stem toch hun bedenkingen hebben bij het militaire karakter van de Grondwet.

Al enige tijd is Kerk en Vrede, ook op Europees niveau, betrokken bij lobby- en voorlichtingsactiviteiten tegen het militaire karakter van de Europese Grondwet, zowel via de kerken als via de vredesbeweging. Het idee voor een kaarten- en handtekeningenactie kwam tot stand tijdens een door het Platform tegen de 'Nieuwe Oorlog' georganiseerde workshop over de Europese militarisering op het Nederlands Sociaal Forum van eind november. Kerk en Vrede hoopt met de steun van kerkelijke en vredesorganisaties zoveel mogelijk handtekeningen op te halen, zodat ze na het referendum, dat vermoedelijk in mei of juni plaatsvindt, met versterkte stem en samen met haar Europese partners voor een geweldloos Europa kan pleiten: een Europa dat kiest voor een niet-militaire aanpak van internationale conflicten, maar voor diplomatie, economische maatregelen en de inzet van burgervredeswerkers.

Bij de kaarten- en handtekeningenactie hoort ook een informatiebrochure met achtergrondinformatie. Eerder verschenen artikelen in diverse bladen en links naar overeenkomstige campagnes staan op de website www.kerkenvrede.nl/europa/. De actiekaart kan daar ook elektronisch getekend worden en tevens kunt u daar de handtekeningenlijst downloaden of actiekaarten bestellen.

Nadere informatie:
Kerk en Vrede
Postbus 1528
3500 BM Utrecht
tel: 030-2316666 (Torsten Wendav)
e-mail: t.wendav"at"kerkenvrede.nl
website: www.kerkenvrede.nl/europa/




Onderdrukking en Bevrijding
Duitse dienstweigeraars in de Tweede Wereldoorlog

8 april t/m 7 mei 2005
Stadhuis
Stadhuisplein 1
Alphen a/d Rijn

Opening: 8 april 17.00 uur door P.H. Kamphuis, directeur Instituut voor Militaire Geschiedenis.




Demonstratie Tegen kernenergie en tegen Urenco

Stop de uraniumverrijking door Urenco!
za 23 apr 2005
14:00 uur -16:00 uur
Almelo

Start in Hagenborghpark (achter Theater Hotel) - einde voor de poort van Urenco.
Org: Nederlands Euregionaal Nucleair Overleg (NENO).
Info: 020 - 6168294 (LAKA)
e-mail: nenocontact"at"hotmail.com
website: http://home.hetnet.nl/~antinucleair/




wo 4 mei 2005 - Amsterdam - 13:00 uur -14:00 uur:

Laatste Wake Tegen wapenproductie en wapenhandel

Stil protest tegen het collectieve investeren - via banken, pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijeen enz. - in deproductie en handel van wapens. Laatste keer. Bij de Beurs op het Beursplein (vlakbij NS).

Org: Franciscaanse Vredeswacht
Info: 023 5658469
e-mail: vredeswacht"at"hetnet.nl
website: www.franciscaansevredeswacht.nu




Zaterdag 16 april 2005: BOMSPOTTING XL

Vlak voor de NPT Review Conference, een grootschalige, internationale Bomspotting op de verschillende plaatsen in België die iets met de kernwapens te maken hebben: het NAVO-hoofdkwartier in Brussel, SHAPE in Bergen en de militaire basis in Kleine Brogel . Op drie plaatsen tegelijk massaal en geweldloos actievoeren is voor de overheid moeilijk te beheersen. Bomspotting XL wordt geen probleem van openbare orde maar brengt de overheid terug naar de essentie: het probleem van de kernwapens.

Ons onderhandelingsteam voor nucleaire ontwapening zal in 2004 en in 2005 regelmatig contact opnemen met de verschillende bevoegde overheden om een dialoog mogelijk te maken over een kernwapenvrije NAVO. Het team zal parlementsleden ondersteunen die initiatieven ondernemen die leiden tot nucleaire ontwapening.

Bombspotting - Bombespotting gaat internationaal! We gaan op zoek naar internationale ondersteuning en trachten de Bomspotting te laten uitgroeien tot een Europese campagne.
In 2005 moet internationale nucleaire ontwapening een politiek niet te negeren thema zijn.
Het Forum voor Vredesactie en Bomspotting vzw kunnen dit niet alleen. Daarom vragen we het brede middenveld om de Bomspotting-acties te ondersteunen èn om zelf activiteiten rond nucleaire ontwapening te organiseren.



Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina