VD AMOK
tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
jaargang 14, nummer 1, 2005
Vaste rubrieken:
VD AMOK
Tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
Jaargang 14, nummer 1, 2005
VD AMOK
Verschijnt minstens 4 maal per jaar en wordt uitgegeven door Stichting VD AMOK.
Voor de inhoud van met naam ondertekende stukken zijn de auteurs verantwoordelijk.
Copyright
Overname van artikelen uit het lopende nummer is uitsluitend toegestaan na toestemming van de redactie. Overname van artikelen uit eerder verschenen nummers is toegestaan onder bronvermelding en toezending van een bewijsexemplaar aan de redactie. Deze artikelen staan op onze website www.vdamok.nl
Adres redactie en abonnementenadministratie
VD AMOK, Obrechtstraat 43, 3572 EC Utrecht
tel. 06-14127779, email vdamok"at"antenna.nl
Redactie
Mustapha Bah, Hans Christian Bouton (fotoredactie), Kees Kalkman, Karel Koster, Guido van Leemput, Tjark Reininga, Barbara Smedema, Egbert Wever
Fotografen en illustratoren
Hans Bouton, Erik de Graaf, KAN, Karin van Haasteren (cartoon voorpagina) Javad Montazeri/Black Star Iran/HH, Sven Torfinn/HH
Vormgeving
René Oudshoorn
Drukker
Drukkerij De Dageraad, Den Haag
Verder werkten aan dit nummer mee
Mark Akkerman, Martin Broek, Eric Krebbers, Frank Slijper, Fred van der Spek, Wendela de Vries
Abonnementen
Een abonnement is minimaal € 14,- per jaar.
Een steunabonnement is minimaal € 18,-.
Over te maken op giro 5567607 t.n.v. VD AMOK, Utrecht.
Nieuwe abonnementen schriftelijk aanmelden. Wacht met betaling op toezending acceptgiro.
Opzegging uitsluitend schriftelijk vóór aanvang van het kalenderjaar.
Losse nummers kosten € 3,- (€ 4,- inclusief porto).
Advertenties
Tarieven en opgave bij de redactie.
Sluitingsdatum volgend nummer
1 mei 2005
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Het gaat om een operatie die te groot is om een jaar lang geheim te houden. Toch leek het er op dat geheimhouding de bedoeling was van de regering Balkenende. Minister Kamp was als gevolg van onthullingen in De Telegraaf op zondag 27 februari uitgerukt naar het Tv-programma Buitenhof om daar zo besmuikt mogelijk te vertellen over 'nette soldaten' die vooral inlichtingen moeten gaan verzamelen zodat de Amerikanen de boeven kunnen pakken. Kamp wil nog steeds dat het geheim blijft wat er precies gaat gebeuren. Minder verhullend wordt de opdracht zoek en vernietig (search and destroy) genoemd. Tegelijkertijd had de regering na de berichten in De Telegraaf besloten de operatie in een korte brief aan de Tweede Kamer toe te lichten. Als het tot een debat komt zal het belangrijkste in het geheim worden gemeld aan de Kamerleden.
Wat uit de brief duidelijk is geworden is dat de Nederlanders de Amerikanen terzijde gaan staan in een contraguerrillaoorlog. Het argument van de regering dat het hierbij gaat om nationale zelfverdediging op grond van artikel 97 van de grondwet is grotesk en absurd. Het gaat om een geheime oorlog in dienst van de Amerikaanse regering en het Amerikaanse opperbevel tegen een relatief kleine groep vijanden in een beperkt gebied. Dat is geen bedreiging van het Nederlandse grondgebied. De regering vreest dat deze strijdgroepen met het aanbreken van het voorjaar weer uit hun winterschuilplaatsen zullen komen. De Amerikanen willen de lente en de zomer gebruiken om deze groepen zoveel mogelijk te gaan vernietigen. Dus hoewel de datum van vertrek geheim is, zal dat in het vroege voorjaar (maart) gebeuren.
Het is zeer de vraag of de Nederlandse aanwezigheid militair gesproken noodzakelijk is. Natuurlijk ontlast de inzet van bondgenoten Amerikaanse eenheden in de diverse oorlogen die zij voeren. Maar doorslaggevend is de politieke steun die de Nederlandse regering aan de Amerikaanse bewijst. De samenwerking geschiedt in een willekeurig bondgenootschap, de beruchte coalitie van bereidwilligen. Ofschoon de Amerikanen de officiële leiding van Enduring Freedom graag zouden overdragen aan de NAVO, zijn de NAVO-leden nog niet tot dat besluit gekomen en dat betekent dat het hier gaat om een bilaterale oorlog die niet wordt gelegitimeerd door een recent VN-besluit. De regering beroept zich op een VN-resolutie uit september 2001.
De Nederlandse soldaten worden ingezet door een regering die graag mee marcheert in de voorste linies van de moderne Amerikaanse oorlogen. Nederlandse soldaten onderstrepen het belang dat Nederland hecht aan de imperiale politiek van de Amerikaanse regering. Niet alleen in Irak, maar over de hele wereld. Deze zet is dan ook niet zozeer een goedmakertje voor het terugtrekken van Nederlandse troepen uit Irak, maar een verdere ontwikkeling van de Nederlandse deelname aan de Amerikaanse oorlog tegen vermeend terrorisme. De regering had hetzelfde gedaan als Nederlandse troepen nog steeds in Irak hadden gezeten.
Ondertussen is het zeer de vraag of dit het optreden is dat de Afghaanse bevolking het meeste nodig heeft. Rapporten die aan de NAVO-Assemblee zijn voorgelegd, vrezen niet zozeer de gewelddadige strijdgroepen die Afghanistan willen bevrijden van buitenlandse bezetters, maar vooral de oude krijgsheren die nu 'in papaverteelt' zijn gegaan en willen meedoen aan de parlementsverkiezingen van dit jaar. Een verkiezing zou hun verleden in de stembus witwassen of tenminste van een legitieme machtsbasis voorzien.
Ook aan het stabiliseren van de parlementsverkiezingen zullen 750 Nederlandse mariniers en F-16s een bijdrage leveren. Dat gebeurt in het kader van NAVO-operatie ISAF die strikt gescheiden zou moeten blijven van de oorlog van Enduring Freedom. Dat is in de praktijk niet zo. Maar ISAF doet als het ware de politionele kant van het politieke project Afghanistan. Zij moeten rust en orde bewaken in vrij gemaakte gebieden. De commando's worden de oorlog ingestuurd en hoe geheim de operaties ook zijn, ook de misdaden, die onvermijdelijk zijn in zulke smerige oorlogen, zullen ooit bekend worden. Of het nu ging om Erik O. in Irak of Raymond Westerling in Indonesië, ook de bloedige avonturen van wat in de propaganda sneuvelgrage commando's uit het Brabantse Roosendaal worden genoemd, zullen aan het licht komen. Als de vredesbeweging niet kan voorkomen dat deze soldaten uitvliegen is het aan de pers te achterhalen wat zich in de Afghaanse bergen afspeelt. Zodat duidelijk wordt wat voor oorlogsbeleid de regering Balkenende voert.
De redactie
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Tot voor kort konden de bovenstaande gebeurtenissen het resultaat zijn van een dagje 'axie' voeren door de beweging en zouden de verantwoordelijke politieofficieren binnen niet al te lange tijd in onderling overleg met de plaatselijke autoriteiten 'oplossingen' voor deze openbare orde problemen hebben gevonden. Maar inmiddels is dit een geloofwaardig scenario geworden voor een geënsceneerde ramp waarbij de ministerraad met spoed bij elkaar wordt geroepen om zich te bezinnen op noodmaatregelen. Het scenario werd beschreven in NRC Handelsblad (21 juni 2004) en maakte onderdeel uit van een crisistraining voor ministers en staatssecretarissen. Minister van binnenlandse zaken Remkes wil deze oefeningen twee keer per jaar organiseren. In april komt er een hele grote in Amsterdam. Code Bonfire, zoals deze exercitie heet, is geen grapje meer. De oefening, waaraan duizenden mensen, waaronder een rampenstaf met burgemeester Cohen en een crisiskabinet met Balkenende zullen deelnemen, gaat uit van een fictieve terroristische aanslag op een plaats met veel publiek zoals een tunnel, een treinstation of een voetbalstadion.
NRC vermeldde de Groningse oefening als voorbeeld ter gelegenheid van het uitbrengen van het Beleidsplan Crisisbeheersing 2004-2007 vorig jaar juni. Het plan van Remkes kondigt een aanzienlijke verscherping en centralisering aan van het instrumentarium aan crisis- en noodmaatregelen waarover de regering beschikt. Het is het resultaat van door de ambtenarij verwerkte schokkende ervaringen van 11 september, de Irak-oorlog, het bioterrorisme, de vogelpest, SARS, de stroomstoringen en ICT-incidenten. Remkes en de top van binnenlandse zaken hebben uit al deze rampen de conclusie getrokken dat herziening van het stelsel van noodmaatregelen noodzakelijk is. De huidige werkwijze is "onvoldoende voorbereid op nieuwe dreigingen," aldus de minister. "Het gaat over de vraag in hoeverre medewerking van iedereen op korte termijn kan worden afgedwongen."
Een opmerkelijke gang van zaken. Het van kracht zijnde stelsel van crisis- en noodmaatregelen is bepaald geen stoffig relict uit de Koude Oorlog. In de tweede helft van de jaren negentig is de hele wetgeving op dit punt grondig herzien, waarbij met name de rol van de militairen tijdens de verschillende vormen van noodtoestand is teruggedrongen en de mogelijkheid is geïntroduceerd om sectorgewijs noodmaatregelen te nemen. Bij deze Coördinatiewet Uitzonderingstoestanden zijn de Staat van Beleg en de Staat van Oorlog afgeschaft. Er bleven nog twee noodtoestanden over, de beperkte en de algemene noodtoestand. De noodtoestanden kunnen worden ingesteld bij Koninklijk Besluit, een besluit van de regering, dat in de praktijk genomen wordt in de ministerraad. De noodtoestand kan weer worden opgeheven door een gecombineerde vergadering van de Staten-Generaal, dus een vergadering van Eerste en Tweede Kamer samen. Beide noodtoestanden openen de mogelijkheid voor de regering om een reeks noodartikelen uit zeer diverse wetten (Lijst A en Lijst B) te activeren. De te nemen maatregelen kunnen vooral in het geval van de algemene noodtoestand zeer ver gaan tot aan evacuatie op grote schaal, censuur en internering van onwelgevallige elementen uit de bevolking.
Alle procedurele aspecten rond het uitroepen van noodtoestanden zijn van bijzonder groot belang. De noodtoestand is namelijk een vorm van legale dictatuur waarbij aanzienlijke inbreuken kunnen gemaakt worden op grondrechten van burgers en de parlementaire controle tijdelijk is opgeschort.
Vervolgens moest het afkondigen van de noodtoestand eenvoudiger worden gemaakt. Volgens Remkes is de huidige noodwetgeving gebaseerd op oorlogswetgeving. Zoals we zagen is dit een dubieus argument omdat dit aspect er nu juist tijdens de wetswijziging van de jaren negentig uit is gehaald. De minister is echter van mening: "Tussen het normale bestuurlijke instrumentarium en die op oorlogswetgeving gebaseerde noodtoestand moet iets komen dat bestuurlijk ingrijpen eenvoudiger maakt."
Het middel daartoe wordt het instellen van Ministeriële Beleidsteams (MBT), van vakministers op wier terrein het crisis is en met als voorzitter meestal de minister van binnenlandse zaken. De voorzitter van het MBT zal gemachtigd worden om sectorspecifiek noodwetgeving gecoördineerd in werking te kunnen stellen. De voordracht hiervoor gaat lopen via de minister-president. Het verschil met de huidige situatie is dus dat de ministerraad als geheel wordt omzeild bij het nemen van de cruciale beslissing. Op de juridische uitwerking hiervan wordt nog gestudeerd. Het zal wel een vorm van mandatering worden, een figuur die ook bij het regelen van de activiteiten van geheime diensten uiterst populair is geworden. Om allerlei sectorale en regionale autoriteiten tijdig op de hoogte te stellen van de geldende fase in de noodtoestand en de daarbij behorende maatregelen zal een alerteringsysteem worden ontwikkeld. Ook het bedrijfsleven zal daarbij worden ingeschakeld. Dit systeem zal worden afgestemd op het NATO Crisis Response System (NCRS).
Voor de 'doorzetting' op lokaal niveau valt men in geval van nood terug op een fossiel uit de zwartste tijd van de Koude Oorlog, namelijk het instituut van de Rijksheren. De rijksheren waren plaatselijke notabelen zoals de directeur van de Kamer van Koophandel, de voedselcommissaris, de hoofdingenieur van Rijkswaterstaat, de regionaal militair commandant en de hoofdofficier van justitie. Weinigen zullen nog van het bestaan van dit college weten. De nota crisisbeheersing stelt: "Tijdens de Koude Oorlog vormde het overleg van rijksheren het decentrale forum onder leiding van de Commissaris van de Koningin voor maatregelen in het kader van civiele verdediging. Het overleg bestaat formeel nog steeds. In het recente Wetsontwerp inzake modernisering van de noodwetgeving van de ministeries van Verkeer en Waterstaat en van EZ wordt de rijksheer opnieuw gepositioneerd en oefent hij volgens mandaat de bevoegdheden uit die op grond van noodwetgeving aan een minister zijn toegekend." De rijksheren hebben hun eigen plannen en bevoegdheden en de bovengenoemde plaatselijke crisiscomités RCB's zullen een afstemmingsplicht krijgen ten aanzien van deze figuren. Men ziet de plaatselijke junta's al voor zich.
De Tweede Kamer heeft tot nu toe uiterst lakoniek gereageerd op deze ontwikkelingen. Het grootste deel ervan moet nog dit jaar in wetsontwerpen worden omgezet. Hopelijk zullen de parlementariërs zich dan opwerken tot een wat hogere alerteringsfase.
Kees Kalkman
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Intussen is een referendumcommissie ingesteld. Deze moet onder meer een objectieve samenvatting van de Grondwet gaan verspreiden onder de Nederlandse burgers. Hoe een 'objectieve samenvatting' eruit zal zien is een interessante vraag. Informatief is wat dat betreft de peiling die wordt ingezet om de steun voor de Grondwet aan te tonen. De regering heeft een bureau ingehuurd om burgers te vragen of en zo ja wat ze gaan stemmen bij het referendum op 1 juni. Bijna de helft van de mensen die willen gaan stemmen verklaren in eerste instantie nog niet te weten of ze voor of tegen zullen stemmen. Bijna 30% verklaart voor en 20% tegen de EU grondwet te zullen gaan stemmen.
Maar daar weet het bureau wel raad mee: de ondervraagden krijgen een korte 'objectieve' toelichting op de EU grondwet die luidt als volgt: "Het Europees grondwettelijk verdrag is voor het grootste deel gebaseerd op bestaande Europese afspraken aangevuld met een aantal nieuwe bepalingen. Voorbeelden van zaken die in het Europees grondwettelijk verdrag worden geregeld zijn dat de besluitvorming in de EU wordt vereenvoudigd en de bevoegdheden van het Europees Parlement worden uitgebreid. Nederland behoudt echter het vetorecht over een aantal belangrijke onderwerpen. Daarnaast worden in het verdrag belangrijke grondrechten vastgelegd voor de burgers van de EU en wordt er geregeld dat er meer zaken Europees aangepakt worden, zoals asielbeleid en terrorisme." Met geen woord rept de toelichting over negatieve aspecten van de Grondwet, zoals het besluit tot grotere Europese bewapeningsuitgaven. Blij kan de Rijksvoorlichtingsdienst nu dan ook melden dat het aantal potentiële voorstemmers 59% bedraagt. Deze verdubbeling komt hoofdzakelijk omdat de mensen die nog niet wisten wat ze zouden stemmen nu positief tegenover de Grondwet staan. (Zie www.regering.nl).
Hele andere resultaten geeft de peiling van Maurice de Hond (www.peil.nl). Op de vraag: "Als u gaat stemmen (bij een referendum over de nieuwe Europese Grondwet) wat denkt u dan te gaan stemmen?" antwoordt eind januari 31% voor te gaan stemmen tegen 34% tegen. Ook De Hond houdt een tweede peiling. Niet na een eigen toelichting op de Grondwet, maar door de feiten te laten spreken. Hij houdt een tweede peiling na het Spaanse referendum. Veel mensen hebben daarover in de krant gelezen en de verwachting is dat de uitkomst in het ene land die in het andere land beïnvloedt. Misschien is van invloed geweest dat een week voor het referendum nog 90% van de Spanjaarden zei geen flauw idee te hebben wat er in de Grondwet staat. Desondanks gaat toch nog 42% van de Spanjaarden stemmen. Dat is de laagste verkiezingsopkomst sinds 1978 toen de democratie in Spanje is heringevoerd. Maar de uitkomst is positief: 77% van de kiezers voor de Grondwet gestemd. Toch blijken de bedenkingen bij de Nederlanders alleen maar toegenomen, want het aantal potentiële voorstemmers nam licht af tot 29% en het aantal tegenstemmers groeide fors tot 42%. Blijkbaar kan het nog alle kanten opgaan, stelt De Hond vast. Laten we het hopen.
Dat Europarlementariërs zwaar in de Grondwet geloven hoeft geen verwondering te wekken: de EU is hun boterham, en misschien ook wel een beetje hun droom. Maar het Europees Parlement is een uitermate machteloos orgaan. De dienst in Europa wordt uitgemaakt door de Europese Raad (dat zijn de ministers en premiers van de EU-landen) en door de Europese Commissie (benoemde ambtenaren met een zware de agenda bepalende macht). Het Europees Parlement is eigenlijk een beetje franje, al denken ze daar zelf graag anders over. Willen burgers invloed uitoefenen in Europa, dan kunnen ze dat het beste doen door het Europese beleid van hun regeringen te controleren via nationale volksvertegenwoordigers. Directe invloed op het Europees beleid heeft de gewone burger nauwelijks. Voor lobbyisten van grote bedrijven, bijvoorbeeld van de Europese wapenindustrie, ligt dat anders: die hebben geld genoeg om grote kantoren te onderhouden in Brussel, en hebben direct toegang tot de Europese Commissie. Ze worden bijvoorbeeld regelmatig uitgenodigd als inspreker bij Commissievergaderingen. Het behoeft dan ook geen verwondering dat de nieuwe industriecommissaris van de Commissie, Günter Verheugen, heeft aangekondigd zich te gaan inzetten om de Europese defensie-industrie 'concurrerender' te maken omdat het "traditioneel is uitgesloten van vele voordelen van Europees beleid." Het plan is om nog voor de zomer met een set van maatregelen te komen om "obstakels voor handel en productie in de militaire sector" op te ruimen. Dan kan de concurrentie met de Amerikaanse wapenindustrie beter worden aangegaan.
Wendela de Vries
Het Nederlandse Comité Grondwet Nee, dat zich niet laat hinderen door gebrek aan middelen en gebrek aan serieuze discussie bij politieke partijen, publiceert een tweewekelijkse e-mailnieuwsbrief. De persverklaringen van het Comité, alsmede achtergrondartikelen en links naar kritische en onkritische sites, zijn te lezen op de recent geheel vernieuwde website www.grondwetnee.org. Ook is er een brochure gemaakt, die te bestellen is door € 2,50 (verzendkosten) te storten op postgiro 3002840 t.n.v. Stichting Grondwet Nee Amsterdam, o.v.v. 'brochure' en je naam en volledige adresgegevens. Wil je meerdere exemplaren ontvangen neem dan even (e-mail) contact met ons op. Uiteraard zijn financiële bijdragen ook van harte welkom. |
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Zoals bekend is Iran door de regering van president Bush gedefinieerd als een 'schurkenstaat'. De beschuldiging berust op de steun die Iran zou geven aan radicale islamitische groeperingen in Libanon en Palestina, en vooral op de plannen die het zou hebben om kernwapens te maken. Volgens het door Iran ondertekende Non-proliferatie Verdrag (NPV) mag geen enkele niet-kernwapenstaat en ondertekenaar van het verdrag kernwapens ontwikkelen.
Al vanaf 2003 wordt echter beweerd door een reeks bronnen, vaak verbonden aan de Amerikaanse of Israëlische inlichtingendiensten, dat Iran bezig is kernwapens te bouwen. De IAEA, het Internationaal Atoom Energie Agentschap dat in opdracht van de VN moet controleren dat landen geen kernwapens ontwikkelen, heeft echter geen bewijs gevonden voor die stelling. Het hele debat moet in het licht worden gezien van de recente oorlog tegen Irak, waarbij het vermeende bezit van massavernietigingswapens door Irak een reden zou zijn geweest om dat land aan te vallen. Deze rationale bleek vals omdat er in niet geringe mate met de bewijsvoering is geknoeid door zowel (delen van) de Amerikaanse en Britse inlichtingendiensten als door de politici die deze bewijsvoering aanvoerden als casus belli om een aanvalsoorlog te voeren. Om die reden is er in het geval Iran sprake van enige terughoudendheid, vooral aan Europese kant. Zelfs de Britten zullen niet snel hun beleid laten afhangen van Amerikaanse inlichtingenbronnen.
In de propagandastrijd om Iran wordt door lekken naar de Amerikaanse media steevast beweerd dat Iran kernwapens heeft of binnenkort zal krijgen. Iran werpt tegen dat het gaat om legitieme activiteiten onder het NPV. In feite hebben de IAEA inspecteurs de Iraanse regering verschillende keren betrapt op het geven van onvolledige informatie, vooral in verband met de opwerkingscapaciteit van haar verrijkingstechnologie. Deskundigen vermoeden dat Iran in ieder geval de mogelijkheid heeft om op relatief korte termijn kernwapens te bouwen. Daarnaast wordt gesteld dat het ook al een aantal draagsystemen voor zulke wapens bezit: raketten geschikt om zowel conventionele explosieven als kernkoppen naar een doel honderden kilometers verderop te dragen. Het is echter onwaarschijnlijk dat die raketten inderdaad in staat zijn om kernkoppen te dragen (de zogenaamde weaponisation).
Waarschijnlijk vooruitlopend of reagerend op de reeks dreigementen van zowel de VS als Israël om de Iraanse nucleaire installaties aan te vallen, heeft Iran een deel van die apparatuur ondergebracht in ondergrondse tunnels. Deze zijn zodanig ingericht en bewaakt met luchtafweersystemen dat militaire experts denken dat het onmogelijk is om de installaties vanuit de lucht volledig te vernietigen.
De meest gebruikte truc in deze media-oorlog is het door elkaar halen van de begrippen 'nucleaire technologie' en kernwapens. Bewust of onbewust wordt er al bijzonder vaak verwezen naar het nucleaire programma van Iran, of zelfs de kernwapens van Iran, zonder dat de boven beschreven nuanceringen worden genoemd.
Dat is geen onbeduidend misverstand: het is immers niet onwaarschijnlijk dat een deel van de Amerikaanse politiek - de zogenaamde 'neoconservatieve' vleugel vertegenwoordigd door vice-president Cheney - het politieke doel heeft om Iran aan te vallen. Het doet er in hun visie niet of nauwelijks toe dat Iran kernwapens heeft. In hun ogen is Iran een symbool van het 'ondemocratische kwaad' dat vernietigd moet worden. Zij veronderstellen dat een aanval op Iran zal leiden tot de omverwerping van het theocratische regime. De invloed van deze neoconservatieve vleugel in de Amerikaanse politiek is de beslissende factor in deze calculatie.
Er is nog een oorlogsmechanisme: de rechtervleugel van de Israëlische politiek en de mate waarin die een aanval op Iran kan afdwingen. Zo'n aanval werd in 1981 ook uitgevoerd, toen Israëlische vliegtuigen de Iraakse reactor in Osirak aanvielen. De binnenlandse politieke situatie in Israël is hier van groot belang. Zelfs het beperkte ontruimingsplan van premier Sharon van de bezette Gazastrook zou wel eens extreme interne oppositie van de kolonisten tot gevolg kunnen hebben. In een toestand van grote binnenlandse oppositie, die zelfs delen van het Israëlische leger kan raken, zou het wel eens aantrekkelijk kunnen zijn om een buitenlands avontuur te beginnen.
In het debat over de kansen op zo'n militaire interventie wordt vaak verwezen naar de relatieve onmacht van het Amerikaanse leger. Dat zit immers grotendeels vast in Irak. Het mobilisatiesysteem van de Nationale Garde en de reservisten is door de voortdurende opstand daar zo uitgerekt, dat de Amerikaanse politieke basis voor de voortgezette bezetting van Irak onder grote druk staat. Een keuze voor een landoorlog tegen Iran is dus op zijn minst een groot probleem. Een luchtaanval omzeilt de menskrachtproblemen en vermijdt ook de versterking van de binnenlandse oppositie in de VS. Zo'n aanval kan worden uitgevoerd, ook als men weet dat dit de ondergrondse nucleaire infrastructuur nooit kan vernietigen.
Intussen wordt er nog steeds gezocht naar een politieke oplossing. De drie belangrijkste landen van de Europese Unie (VK, Frankrijk en Duitsland) volgen met steun van de EU een onderhandelingsstrategie bedoeld om meer concessies van Iran los te krijgen die afdoende zijn om de Amerikaanse politiek tevreden te houden. Maar of dat lukt hangt niet alleen af van de toegeeflijkheid van de Iraanse regering, die stelt dat ze niet meer doen dan toegestaan onder het NPV. Aan de andere kant is er de Amerikaanse en Israëlische politiek die eisen kan stellen waarvan van tevoren bekend is dat ze niet worden ingewilligd. In dat geval is het pad via de Veiligheidsraad niet meer dan een opmaat naar oorlog. De Nederlandse anti-oorlogsbeweging moet bijzonder goed nadenken over haar positie in deze zaak. Het is zaak om zowel tegen een nucleair bewapend Iran stelling te nemen, als tegen de plannen om deze met een nieuwe oorlog te bestrijden, ten dienste van de Westerse en Israëlische belangen in het Midden-Oosten.
Karel Koster
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Akties tegen deze kernwapenopslag gaan ondertussen door. Speerpunt dit voorjaar is zaterdag 16 april, wanneer op drie plaatsen in België burgerinspecties plaatsvinden onder de titel 'Bomspotting 2005'. Anti-kernwapenactivisten zullen de vliegbasis Kleine Brogel, waar Amerikaanse kernwapens liggen opgeslagen, het politieke hoofdkwartier van de NAVO in Brussel en het militaire hoofdkwartier van de NAVO, SHAPE in Bergen (Mons), aandoen.
Een andere onthulling uit het rapport is dat in Nederland op twee militaire oefenterreinen kernwapeninzet geoefend wordt: de Vliehors (Vlieland) en de Noordvaarder (Terschelling).
Land | Basis | VS | Gastland | Totaal |
---|---|---|---|---|
België | Kleine Brogel | 0 | 20 | 20 |
Duitsland | Büchel Nörvenich Ramstein |
0 0 90 |
20 0 40 |
20 0 130 |
Griekenland | Araxos | 0 | 0 | 0 |
Italië | Aviano Ghedi Torre |
50 0 |
0 40 |
50 40 |
Nederland | Volkel | 0 | 20 | 20 |
Turkije | Akinci Balikesir Incirlik |
0 0 50 |
0 0 40 |
0 0 90 |
Verenigd Koninkrijk | Lakenheath | 110 | 0 | 110 |
Totaal | - | 300 | 180 | 400 |
Maar de Bomspotters gaan door. De geweldloze akties zijn de hefboom waarmee kernwapens op de politieke agenda gehouden worden. Bomspotting XL borduurt voort op de succesvolle acties van afgelopen jaren, waarbij duizenden mensen op geweldloze wijze burgerlijk ongehoorzaam werden en als burgerinspecteur militaire bases betraden en inspecteerden naar voorbereidingen van het gebruik van kernwapens. Ook politici van vele partijen, waaronder de liberalen en christen-democraten, deden aan de inspecties mee en werden korte tijd vastgehouden.
In tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederland, waar burgerinspecteurs op Volkel standaard tot lage geldboetes worden veroordeeld, of Duitsland, waar flinke straffen staan op het betreden van militaire terreinen, doet de Belgische justitie er alles aan om de kwestie van de kernwapens buiten de rechtbanken te houden. Nadat één keer een rechtbank besloten had dat burgerinspecteurs, vanwege het politieke karakter van hun daad, voor een jury moesten komen, is nooit meer vervolging ingesteld. Iedereen die bij een burgerinspectie wordt aangehouden, wordt normaal gesproken dan ook na enkele uren weer vrijgelaten en hoort er nooit meer wat van.
Uit Nederland zal een bus naar de aktie in Kleine Brogel rijden. Er wordt vertrokken om 9:00 vanaf het Amstelstation in Amsterdam, met stops in Utrecht (9:45 NS Station, in/uitgang Jaarbeurszijde) en Eindhoven (11:00 NS Station, in/uitgang stadszijde).
Na afloop van de actie, als iedereen weer vrijgelaten is, rijdt de bus weer terug. Een kaartje kost €10.
Opgeven kan bij Akties Tegen Kernwapens: per telefoon (070-3890235 of 0515- 573103) of per email bomspotting2005"at"hypocrisy.org.
Mark Akkerman
Meer informatie:
Over Bomspotting: www.bomspotting.be
Over kernwapens op Volkel: www.contrast.org/onkruit/axies/inspexie271199.html en http://www.vredessite.nl/kernwapens/factsheet.html
Het rapport van de NRDC: www.nrdc.org/nuclear/euro/contents.asp
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Burgemeester Akiba van Hiroshima, de stad die in augustus 1945 verwoest werd door een atoombom, is een internationale campagne gestart voor de afschaffing van kernwapens. Hij roept burgemeesters van over de hele wereld op zich aan te sluiten bij deze campagne en zich voor en tijdens de conferentie in mei 2005 uit te spreken voor ontwapening en non-proliferatie. Het is van groot belang dat ook Nederlandse burgemeesters hieraan meedoen. In Nederland liggen nog altijd Amerikaanse kernwapens op de vliegbasis Volkel. Bovendien steunt de Nederlandse regering het kernwapenbeleid van de NAVO, dat nog steeds voorziet in daadwerkelijk gebruik van deze wapens. In diverse gemeenten benaderen vredesactivisten burgemeesters voor steun aan de campagne. Dat begint zijn vruchten af te werpen.
Op 24 juni 1982 introduceerde de toenmalige burgemeester van Hiroshima, Takeshi Araki, het 'Programma om solidariteit tussen steden te bevorderen en om tot een totale afschaffing van kernwapens te komen'. Dit programma bood steden een mogelijkheid gezamenlijk te werken aan nucleaire ontwapening. Vervolgens riepen de burgemeesters van Hiroshima en Nagasaki, de enige twee steden die ooit door kernwapens werden getroffen, hun collega-burgemeesters over de hele wereld op dit programma te steunen.
Mayors for Peace bestaat uit steden wereldwijd die formeel hun steun hebben uitgesproken voor het programma dat burgemeester Araki aankondigde in 1982. Op 7 februari 2005 waren er 714 steden en regio's in 110 landen lid.
Voorafgaand aan deze toespraak was er een bijeenkomst met vertegenwoordigers van NGO's uit diverse Europese landen, waaronder Nederland. Na bijdragen van de heer Akiba in korte bijeenkomsten van de commissies voor defensie en voor buitenlandse zaken in het Belgische parlement, keerde hij terug voor een receptie in het Europees Parlement.
De volgende dag vertrok Akiba naar Ieperen, waar hij een ontmoeting had met vertegenwoordigers van het lokale bestuur. Tijdens zijn bezoek sprak burgemeester Akiba met diverse Belgische burgemeesters, die besloten gezamenlijk een brief naar hun collega's te sturen en naar de Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatie Verdrag te reizen.
In Nederland is een steuncampagne gestart voor de campagne van burgemeester Akiba. Plaatselijke vredesactivisten spreken of schrijven de burgemeester van hun gemeente aan met de oproep de campagne te steunen. Diverse burgemeesters hebben hieraan al gehoor gegeven.
Een greep uit de reacties. De gemeente Amsterdam schreef in een persbericht: "[…] de gemeente Amsterdam steunt de campagne van harte en doet haar best om die onder de aandacht te brengen." Burgemeester Krikke van Arnhem liet in een commissievergadering weten dat zij een adhesiebetuiging voor de campagne zou schrijven. Burgemeester Vreeman van Tilburg schreef burgemeester Akiba: "Recente ontwikkelingen bewijzen dat het, helaas, nog steeds noodzakelijk is de wereld te herinneren aan het verschrikkelijke gevaar van kernwapens." En burgemeester Ter Horst van Nijmegen schreef aan de Nederlandse steuncampagne: "Ik ga graag in op uw verzoek om burgemeester Akiba te ondersteunen in zijn campagne tegen kernbewapening".
Helaas lieten ook enkele burgemeesters weten de campagne niet te zullen steunen. Opvallend daarbij is dat de meesten er wel sympathiek tegenover staan, maar het geen zaak voor lokale overheden vinden. Bij zo'n reactie is het goed nog eens te wijzen op het grote aantal gemeenten dat zich zo'n twintig jaar geleden 'kernwapenvrij' verklaarde. Geen enkele gemeente kan zich op zinvolle wijze voorbereiden op een aanval met kernwapens, rampenplannen zullen zinloos blijken. Daarom gaat de zaak van nucleaire ontwapening wel degelijk ook het lokale bestuur aan.
Burgemeesters kunnen hun steun op diverse manieren vorm geven. Zij kunnen deelnemen aan de burgemeestersdelegatie naar de Toetsingsconferentie, de regering aanspreken of in de eigen gemeente activiteiten te organiseren. Daarvoor is een tentoonstelling beschikbaar, met beelden van de aanval op Hiroshima en informatie over de huidige situatie rond kernwapens, alsmede over de noodcampagne.
Mark Akkerman
Voor informatie over de noodcampagne, of wanneer u de burgemeester van uw gemeente wilt benaderen voor steun voor deze campagne, kunt u contact opnemen met de Nederlandse steuncampagne, per telefoon (06-14127779) of per e-mail (k.koster"at"inter.nl.net).
Informatie over de noodcampagne is beschikbaar op de (Engelstalige) website:
www.pcf.city.hiroshima.jp/mayors/english/campaign/2020vision.html
Berichten over de campagne in Nederland, waaronder een regelmatig uitkomende nieuwsbrief, zijn te vinden op de website van de Werkgroep Eurobom: www.eurobomb.nl
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Die ESS beschrijft vijf bedreigingen voor Europa: terrorisme, de verspreiding van massavernietigingswapens, regionale conflicten, ineenstortende staten en de georganiseerde misdaad. Deze bedreigingen hangen onderling samen en leiden in verschillende situaties tot verschillende vormen van ernstige onveiligheid. Geen van deze bedreigingen is echter volledig militair en dus kunnen ze niet volledig met militaire middelen worden bestreden. En tenslotte zijn het geen bedreigingen voor Europa alleen, maar voor de hele wereld. Daarom, meent het rapport, moet Europa er zich mee bezighouden.
1. Het primaat van de mensenrechten moet gehandhaafd worden. Al te vaak worden in de traditionele benadering mensenrechten ondergeschikt gemaakt aan het nationale belang. In het debat over de vraag of handhaving van mensenrechten boven de nationale soevereiniteit gaat van regimes die deze rechten schenden, wordt vaak voorbijgegaan aan de middelen die ingezet moeten worden bij operaties om de mensenrechten te handhaven. De inzet van militaire middelen is in die opvatting gerechtvaardigd als interventie gerechtvaardigd is en als de doelen dat rechtvaardigen. In de benadering van de studiegroep moet de methode van ingrijpen in overeenstemming zijn met het beoogde doel, waarbij iedereen als burger wordt behandeld.
Dit stelt grenzen aan de militaire strategie. Bovendien betekent het dat degenen die de mensenrechten schenden veeleer als misdadigers behandeld moeten worden dan als tegenstander. De instelling van het Internationaal Strafhof en de tribunalen voor Joegoslavië, Rwanda en Sierra Leone is voortgekomen uit de constatering dat niet alleen staten voor de schending van mensenrechten verantwoordelijk zijn. Het is dan ook belangrijk in het oog te houden dat de plegers van terroristische daden criminelen zijn en de bestrijding van terrorisme moet daarop zijn toegesneden.
3. Multilateralisme is het derde belangrijke uitgangspunt. En dan niet alleen op politiek en diplomatiek niveau, maar ook operationeel. Daarbij moeten we ons realiseren dat het veel meer moet zijn dan het handelen van een groep staten. Mede vanwege de legitimiteit moet sprake zijn van samenwerking met internationale instituties als de Verenigde Naties en de regionale samenwerkingsverbanden. Die zullen daartoe waar nodig moeten worden hervormd. Bovendien zal het optreden plaats moeten vinden binnen gemeenschappelijk vastgestelde regels en normen, gebaseerd op internationaal recht. En er moet sprake zijn van wezenlijke coördinatie tussen staten en instellingen, in plaats van de maar al te gebruikelijke verdubbeling van activiteiten op gebieden als het verzamelen van inlichtingen of het beleid ten aanzien van handel, ontwikkeling en veiligheid. Het is pijnlijk dat momenteel zelfs binnen de Europese Unie coherentie vaak ver te zoeken is. Als het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid niet wezenlijk 'gemeenschappelijk' wordt, zal het opvoeren van de technische en personele inspanningen niet leiden tot meer effectiviteit. Rivaliteit bedreigt de fundamentele veiligheid.
4. Bij het bepalen van het beleid is het essentieel dit te benaderen van onderop, uit te gaan van de fundamentele behoeften van de bevolking die het slachtoffer is van geweld en onveiligheid. Niet alleen om morele redenen, maar ook vanwege de effectiviteit. De bewoners van het getroffen gebied vormen de beste bron van informatie, daarom moeten doorlopende communicatie, consultatie, samenwerking en dialoog leidend zijn voor de strategische keuzes. Dat betekent werkendeweg leren omgaan met de verschillen in opvatting en belang, en met de complexe politieke verhoudingen in het gebied.
Al te vaak is tot interventie overgegaan om een probleem voor de plaatselijke bevolking op te lossen, voorbijgaand aan het gegeven dat het resultaat afhankelijk is van haar instemming. Dit probleem wordt weliswaar al jaren onderkend, maar de oplossing wordt veelal gezocht in samenwerking met internationale NGO's en bannelingen. Die beschikken weliswaar over contacten, maar zijn niet altijd de beste gidsen voor een benadering van onderop. Ondanks alle goede bedoelingen zijn veel internationale instellingen doordesemd van een top-down benadering, niet alleen in attitude maar ook in het dagelijks leven tijdens missies.
6. Het gebruik van juridische instrumenten en het internationaal recht blijft niet beperkt tot het diplomatieke niveau en de beslissing tot interventie. Zij zijn bepalend voor de wijze waarop een operatie wordt uitgevoerd. Handhaving van de wet moet centraal staan, militairen moeten de plaatselijke politie en de autoriteiten daarbij terzijde staan. Ook de interventietroepen dienen zich daarbij aan het recht ter plaatse te houden en zullen zich daarvoor desgevraagd moeten verantwoorden tegenover de plaatselijke bevolking. Naast een gedragscode voor de troepen zijn sancties voor wie die code breekt noodzakelijk.
De vraag is wel welk recht gehanteerd moet worden, vooral wanneer het gaat om ingestorte regimes. Essentieel is dat de plaatselijke bevolking betrokken wordt bij de handhaving van het recht. Vaak zullen voldoende bekwame mensen aanwezig zijn om het rechtsstelsel aan te passen, maar als dat niet zo is kan een programma met steun van internationale deskundigen uitkomst bieden. Daarbij is van belang dat terroristen, oorlogsmisdadigers, schenders van mensenrechten en drugshandelaars met wettige instrumenten worden aangepakt, in overeenstemming met de internationale mensenrechten.
7. Sluitstuk van de doctrine is en blijft gepast gebruik van geweld. Traditionele oorlogen worden tussen partijen uitgevochten. Militairen beschermen primair zichzelf en de burgers aan hun kant, maar proberen daarnaast het aantal burgerslachtoffers bij de tegenstander te beperken. De nadruk op gevechtskracht en techniek heeft echter veelal tot grote aantallen slachtoffers geleid, terwijl het doel zou moeten zijn mensen te beschermen en het aantal slachtoffers te minimaliseren. Overeenkomstig het eerste en zesde principe moet het beperken van de inzet van geweld uitgangspunt zijn, zonder dat dit overigens het recht op zelfverdediging aantast. Duidelijk moet zijn dat militairen altijd juridisch voor hun acties verantwoordelijk zijn.
Het gebruik van beperkt en gericht geweld betekent voor de troepen een groter risico dan het inzetten van massaal geweld. Die logica moet zowel de militairen, de politici als het publiek duidelijk zijn.
Tjark Reininga
Noot:
A Human Security Doctrine for Europe - The Barcelona Report of the Study Group on Europe's Security Capability Capabilities; Barcelona, 2004.
Terug naar tekst
De Studiegroep inzake Europa's Veiligheidsinstrumenten werd georganiseerd door Mary Kaldor, hoogleraar Wereldbestuur en directeur van het Center for the Study of Global Governance van de London School of Economics (LSE). Kaldor was mede-oprichter van de Campaign for European Nuclear Disarmament (END) en co-voorzitter van de Helsinki Citizens Assembly. Leden van de werkgroep waren Ulrich Albert, Christine Chinkin, Kemal Dervis, Renata Dwan, Anthony Giddens, Nicole Gnesotto, Sonja Licht, Jan Pronk, Klaus Reinhardt, Geneviève Schméder, Pavel Seifter en Narcis Serra. De studiegroep werd bijgestaan door een team van LSE en financieel gesteund door de Caixa de Catalunya. |
De twee belangrijkste rebellengroepen in Darfoer zijn het SLA, Sudanese Liberation Army, en de JEM, Justice and Equality Movement. In februari 2003 begon de strijd in Darfoer. De regering reageerde keihard en probeert, net als in Zuid-Soedan, de strijd te winnen door de hele bevolking aan te vallen en op te jagen. Hierbij zetten ze de Janjaweed in, Arabische strijders te paard. Janjaweed wordt ook wel vertaald als 'duivels te paard'.
Het SLA en JEM eisen economische ontwikkeling en meer politieke invloed. Darfoer wordt al zo'n 50 jaar verwaarloosd door de Soedanese regering. Er is geen geld voor reparatie van wegen, voor scholen, ziekenhuizen of landbouwontwikkeling. De regering discrimineert Afrikanen en wijst het gros van de hoge functies toe aan de Arabische bevolking.
Darfoer kan in principe voldoende produceren voor zijn 6 miljoen inwoners. Het landschap is divers, van woestijn in het noorden tot vruchtbare dalen en graslanden in het zuiden. Regenwater wordt opgevangen in wadi's (rivierbeddingen), waar dammen in zijn gebouwd en bekkens zijn uitgegraven om genoeg water te verzamelen voor de droge tijd. Door de oprukkende woestijn en dichtslibbende waterreservoirs, waar de regering geen geld voor uitgeeft om ze opnieuw uit te graven, kwamen er steeds meer conflicten tussen de Arabische nomaden en sedentaire Afrikaanse boeren. Conflicten die vroeger altijd door stamraden werden opgelost. De nomaden konden door de burgeroorlogen in omringende landen makkelijk aan zwaardere wapens komen en gingen steeds meer gewapende roofovervallen op de boerenbevolking uitvoeren.
Vanaf 1999 heerst de noodtoestand in Soedan. Oppositie wordt hard aangepakt, de pers wordt gecensureerd, mensen die zich uitspreken, of proberen oplossingen te zoeken worden geïntimideerd, gemarteld en gevangengezet. Darfoer heeft geprobeerd om de problemen op de agenda van het vredesproces met het zuiden te zetten, maar hier werd door de regering geen gehoor aan gegeven. De SLA en JEM hebben uit het Noord-Zuid vredesproces geconcludeerd dat de enige manier om gehoord te worden is door de wapens op te pakken.
Barbara Smedema
Bronnen:
Eric Reeves, www.sudanreeves.org;
UN News Service;
Samantha Power, the New Yorker, 'Dying in Darfur';
TAZ- 'Krieg der Vernachlässtigten', 9-8-2004;
TAZ- nr. 7594, 18-2-2005;
persbericht Oxfam, 28-2-2005;
Amnesty International, dossier Soedan;
Internationale Samenwerking, maart 2005;
Panorama, BBC, 14-11-2004.
Het Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide is aangenomen door de Algemene Vergadering (Resolutie 260-III) van de VN op 9 december 1948.
Artikel II van het verdrag bepaalt dat onder genocide wordt verstaan:
Artikel III bepaalt dat de volgende daden strafbaar zijn: |
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Openlijk ingrijpen tegen kerkelijke groepen was lastig voor de staat. Dat betekende niet dat de overheid de kerkelijke groepen hun gang liet gaan. De Stasi had een luisterend oor in veel Oost-Duitse vredesgroepen en zelfs meer dan dat. Beatrice de Graaf beschrijft dat de Stasi al vanaf 1960 Inofficiële Medewerkers (IM's) binnen de kerkelijke organisatie plaatste. Halverwege de jaren tachtig moeten dat er zo'n duizend in de hele DDR zijn geweest. Toen de Stasi-archieven in 1992 opengingen bleek bovendien opmerkelijk veel kerkelijk personeel voor de dienst te hebben gewerkt. Van hoog tot laag. Beatrice de Graaf noemt al veel voorbeelden uit de top van de kerk. Maar ook als argeloze bezoeker uit Nederland kon je ongemerkt met de geïnfiltreerde kerk geconfronteerd worden. In januari 1982 woonde ik in het Oost-Duitse Jena, het broeinest van "staatsvijandelijke hetze", een discussieavond in een kerkelijke jongerengroep bij. Thema was Keine Moneten für Raketen (geen poen voor raketten). Voor het blaadje van Vlaardingen Tegen Kernwapens schreef ik indertijd een verslag van de avond, waarin ik onder andere de moed van de dominee roemde. Tien jaar later stuurde een vriend me een ander verslag van dezelfde avond. Dit keer geschreven door Stasi-informant Konstantin Stanescu, inderdaad de dominee: Tijdens de avond was ook een Hollander aanwezig "(...). Von diesem war nur der Vorname Erik bekannt".
De Nederlandse vredesbeweging sprak enorm tot de verbeelding in de DDR, zowel bij de officiële instanties als bij de onafhankelijk en kritisch denkende Oost-Duitsers. De Oost-Duitse partij was erg in haar nopjes over het succes van de Nederlandse vredesbeweging, waardoor Nederland in haar ogen de zwakste schakel in de NAVO werd. Samen met Moskou schuwde ze dan ook geen enkele moeite om de protesten in Nederland aan te wakkeren en de hollanditis epidemisch te laten worden. Op hoog niveau werd in 1977 besloten de door de Communistische Partij Nederland (CPN) opgezette campagne Stop de Neutronenbom ideologisch, materieel en financieel te ondersteunen. Van het totale budget van 250.000 gulden kwam ruim twee ton uit het oosten. De financiële bijdrage uit de DDR liep in de jaren tachtig op tot een totaal van een half miljoen gulden. En dan hebben we het nog niet eens over de in Oost-Berlijn gedrukte brochures, buttons en tassen. Grappig is de anekdote over de 10.000 posters die in 1981 vernietigd moesten worden, omdat de Oost-Berlijnse drukkerij ze in haar overijverige propagandadrift van een DDR-embleem had voorzien. Dat was net iets te doorzichtig.
De financiële bijdragen aan de Stop de Neutronenbom-campagne waren overigens bescheiden in vergelijking met de injecties in de West-Duitse vredesbeweging. Uit een studie van de Berlijnse politicoloog Udo Baron bleek onlangs dat de DDR jaarlijks vijf miljoen DM in de West-Duitse communistische broederorganisaties pompte.
Hoe dan ook, de campagne tegen de neutronenbom werd een groot succes in Nederland. Een demonstratie in maart 1978 bracht 50.000 mensen op de been en een petitie tegen de neutronenbom werd door 1,2 miljoen mensen ondertekend. Een andere reden voor het Oost-Duitse enthousiasme was het feit dat de kerkelijke vredesorganisaties IKV en Pax Christi zich achter Stop de Neutronenbom schaarden. Lange tijd werkten de organisaties nauw samen. In de eerste jaren had de communistische beweging het voortouw. Dat vereenvoudigde het voor de Stasi om via Stop de Neutronenbom ook invloed uit te oefenen op de kerkelijke groepen. Tot 1981 verliep dat geheel volgens de Oost-Duitse wens. "Es ist gut Niederländer zu sein in diesen Tagen," schreef het tijdschrift Neue Zeit een paar weken na de grote novemberdemonstratie in Amsterdam in 1981. En IKV-secretaris Mient Jan Faber was nog een held in de DDR.
De Poolse staatsgreep was een keiharde slag voor de vredesgroepen. Het was het definitieve bewijs dat van de eigen regering geen positieve vredespolitiek viel te verwachten. Polen radicaliseerde daardoor de Oost-Duitse vredesbeweging. Dat bleek ook op de eerder genoemde bijeenkomst met Stasi-dominee Stanescu op 5 januari 1982, waar eerst spontaan geld ingezameld werd voor Polen en vervolgens een actie voor eenzijdige ontwapening werd bediscussieerd. Om te beginnen in het Warschau Pact, dus geheel in de geest van de Nederlandse leus "Alle kernwapens de wereld uit, om te beginnen uit Nederland". Volgens zijn eigen Stasi-verslag heeft Stanescu de actie afgeraden met het argument dat een oproep tot eenzijdige ontwapening van het Warschau Pact in de politieke realiteit ook de bereidheid betekende zich (door het kapitalistische westen) te laten uitbuiten. Misschien was het een argument voor de baas, misschien heb ik het gemist. In ieder geval kan ik het me na 23 jaar niet herinneren.
De Poolse staatsgreep was niet alleen in Jena een breuk in de strategie van de vredesgroepen. Op 13 februari 1982 werd in Dresden ter gelegenheid van de herdenking van het bombardement in 1945 vanuit een kerkgebouw een stille tocht gehouden, waarin voor het eerste het "zwaarden-tot-ploegijzer"-embleem openlijk werd meegedragen. Het was het begin van een nieuwe fase van de Oost-Duitse vredesbeweging.
De DDR was een kwetsbaar land. Als product van de Koude Oorlog had ze geen baat bij ontspanning. Beter dan de oppositie was de partijleiding ervan doordrongen dat het einde van de Koude Oorlog het einde van haar bestaan zou betekenen. Daarom werd de Stasi ingeschakeld om in Nederland middels een verdeel-en-heerstactiek invloed uit te blijven oefenen op de verhoudingen binnen de vredesbeweging. De contacten met de Oost-Duitse oppositie werden als staatsondermijnend ervaren. Von Meijenfeldt en Van Putten werden omarmd, de bondgenoten van de Oost-Duitse oppositie bestreden, zowel in de DDR (ze kwamen er gewoonweg niet meer in) als in Nederland.
De Oost-Duitse kwetsbaarheid bleek ook toen de Sovjetunie na 1985 haar stalinistische opstelling verliet en in haar streven naar ontspanning ook contact met de Westerse vredesbeweging onderhield. De DDR bleef keihard tot het einde. Partijbureaulid Hager zei in 1987 dat de DDR niet net als de Sovjetunie hoefde te veranderen. "Je gaat toch ook niet behangen omdat de buren dat doen." Toen de Berlijnse Muur in november 1989 viel was het pleit snel beslecht. De oppositie, die in ieder geval de binnenlandse katalysator van de Wende was geweest, werd snel overrompeld door de Duitse Eenwording.
De publiciteit rond het proefschrift van Beatrice de Graaf deed Koude Oorlogstijden korte tijd herleven. De media berichtten massaal over de rol van de Oost-Duitse geheime dienst, de Stasi en over de invloed van de Nederlandse vredesbeweging op het ontstaan van Oost-Duitse oppositiebeweging van 1986. De hoofdrolspelers van weleer gingen als vanouds in de clinch. Het IKV gaf een persbericht uit waarin het zich bijna als morele winnaar van de Koude Oorlog uitriep. Anderen schoten in de verdediging en claimden hun gelijk. Het leidde tot een kortstondige discussie, die toonde dat de Koude Oorlog weliswaar geschiedenis is maar nog niet verwerkt.
Erik de Graaf
Erik de Graaf is historicus. Zijn artikelen voor Spiegel Historiael, Groniek en VD AMOK over o.a. de DDR zijn binnenkort te lezen op www.bureau-graafwerk.nl.
Heb je ook nog onbekende verhalen over contacten van Nederlandse vredesactivisten/antimilitaristen met gelijkgezinden in de DDR? Neem dan contact op met Erik de Graaf: erik.de.graaf"at"wanadoo.nl |
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Anti-Amerikanisme is een van oorsprong conservatieve denkwijze. Het ontstond pakweg halverwege de negentiende eeuw in Europa. Toen begonnen snelle economische, technische en ook culturele veranderingen plaats te vinden die over het algemeen hoopvol ontvangen werden door de linkse en liberale stromingen. De conservatieven zagen er echter niets in en wilden het liefst terug naar de feodale tijden van voor de Franse revolutie. Na de publicatie van een aantal reisverhalen van conservatieve schrijvers die de VS hadden bezocht, werd Amerika in die kringen het schrikbeeld van de vooruitgang. In tegenstelling tot Europa zou Amerika het land zijn van het ongebreidelde kapitalisme. De Amerikanen zouden allemaal individualistisch en dom zijn en alleen denken aan geld verdienen. Een moraal zouden ze daarom niet hebben en onbegrensde "decadentie" zou het gevolg zijn. Later klaagden conservatieven ook over lossere seksuele zeden in Amerika, en over de emancipatie van vrouwen en homo's. De conservatieven zagen in de loop der tijd met lede ogen aan hoe verfoeide technische ontwikkelingen de verspreiding van die, volgens hen oppervlakkige "Amerikaanse cultuur" mogelijk begon te maken. Via beter transport, de telegraaf, de telefoon, de cinema, de radio, en uiteindelijk de televisie zouden de hoogstaande "eigen culturen" van de "Europese volkeren" vervangen worden door de Amerikaanse "culturele monotonie". In conservatieve ogen vormden Amerikaanse Hollywood-films, nieuwe dansen en nieuwe muziek, hamburgers en auto's allemaal levensgrote bedreigingen voor Europa en de rest van de wereld. De haastige en patserige Amerikaanse macho's versus de rustige en verfijnde Europese intellectuelen, dat was in essentie het conservatieve beeld.
Maar net als bij alle andere denkwijzen die onderdrukking zouden moeten rechtvaardigen, zoals bijvoorbeeld racisme en seksisme, zegt anti-Amerikanisme niets over het object van de haat: "Amerika", "de Amerikanen" of "de Amerikaanse cultuur". Anti-Amerikanisme zegt enkel en alleen iets over de anti-Amerikanisten zelf. Het is überhaupt niet mogelijk om iets zinnigs te zeggen over "de Amerikanen". Net als in alle andere landen bestaan er grote verschillen in macht en in opvattingen tussen Amerikanen onderling. Er bestaat dus niet zoiets als "de Amerikaanse cultuur". En "Amerikanen" zijn ook niet wezenlijk anders dan bijvoorbeeld "Europeanen".
In de loop van de jaren 60 kwam de politiek van de VS steeds sterker onder vuur te liggen. Ook vanuit linkse hoek in Europa ontwikkelde zich verzet tegen de koloniale oorlog in Vietnam. Daar was vanzelfsprekend niets anti-Amerikaans aan. Anti-Amerikanisme kwam slechts incidenteel voor wanneer de politieke kritiek vermengd werd met conservatieve opvattingen over "de Amerikanen" of "de Amerikaanse cultuur". Problematischer werd het al bij de vredesbeweging in de jaren 80. Ook toen was er terechte kritiek op de wapenwedloop tussen de supermachten. Maar gaandeweg werden er wel steeds regelmatiger stereotype opvattingen over "de Amerikanen" geroepen. Opvallend was bijvoorbeeld dat de Amerikaanse president Reagan vaak afgeschilderd werd als cowboy die met pistolen liep te zwaaien. Anti-Amerikaans was ook dat in zowel sommige linkse als extreemrechtse kringen in Europa de VS gezien werden als koloniale bezettingsmacht die in Europa zijn oorlogen kwam uitvechten. In plaats van kritiek te leveren op de Europese bijdrage aan de Koude Oorlog en op het eigen Europese kolonialisme, begonnen sommigen Europa dus te beschouwen als een soort onderdrukte kolonie die eigenlijk toe was aan een nationale bevrijdingsstrijd. Een kolonie die ook cultureel onderdrukt zou worden door "Amerika" met zijn Hollywood-films. Vandaag de dag vinden we resten van dit gedachtegoed terug bij de actievoerders die zich voor de gein op het strand ingraven tegen een eventuele aanval van de VS op het internationale gerechtshof in Den Haag.
Door de huidige oorlog in Irak is de machtstegenstelling tussen de VS en de EU duidelijker aan het licht gekomen. Veel anti-oorlogsdemonstranten, maar ook heel veel andere Europeanen, menen helaas dat de VS machtsbeluster en militaristischer zijn dan het volgens hen veel vredelievender Europa. President Bush wordt door steeds meer mensen als het allergrootste kwaad gezien. Maar wat gebeurt er nu in Irak? De VS en Groot-Brittannië willen zich met geweld toegang verschaffen tot de Iraakse olie en in dat land hun mannetje neerzetten die er hun 'orde' gaat handhaven. 'Vredelievende' landen als Duitsland en Frankrijk hebben al toegang tot die olie en gebruiken zetbaas Saddam Hoessein om een groot deel van de plaatselijke bevolking er met geweld onder te houden. Die hoefden dus helemaal geen oorlog te voeren. Alle betrokken staten streven dus hun eigen machtsbelangen en economische doelen na ten koste van de Irakezen. En zowel de voorafgaande gewelddadige orde als de huidige oorlog zijn dus gruwelijk en misdadig. Wat dat betreft is eenzijdige kritiek op de VS dus anti-Amerikaans en kan de slogan "No blood for oil" dus evenzeer tegen Europese regeringen gescandeerd worden. Kortom, Europees kapitaal en Europese staten handelen niet vanuit een hogere moraal dan de VS. Ook Europese staten sturen immers regelmatig troepen naar "Derde Wereld"-landen om er hun 'orde' te herstellen. Dat het daarbij meestal niet om zulke grootschalige conflicten gaat, komt uitsluitend doordat men daartoe in Europa de macht nog niet heeft. Maar daar wordt helaas hard aan gewerkt.
Eric Krebbers
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Maar vergis je niet: het gaat niet om de allerergste voorbeelden daarvan, die van Bush in Irak en Afghanistan met meer dan 100.000 dodelijke slachtoffers. Trouwens, Nederland was daarover niet alleen positief gestemd, het is er zelfs steeds meer bij betrokken. Neen, het gaat om een heel ander soort terrorisme: het eveneens gevaarlijke islamitische, dat van de 11 september aanslagen in Amerika. Aan de óórzaken daarvan wordt overigens niets gedaan.
Hoe dit ook zij, het is van belang om de werkwijze van de AIVD te kunnen beoordelen. Doordat ik enkele jaren geleden, toen het politieke klimaat in Nederland nog vrij kritisch was, een deel van mijn BVD-dossier wist los te peuteren beschik ik over materiaal voor die beoordeling.
Eerste voorbeeld: "Van contact van Van der Spek met de Russische ambassade is nooit iets gemerkt. Kennelijk wordt dit contact angstvallig geheim gehouden." Een puur verzinsel dus.
Tweede voorbeeld: "Hij heeft als jood in de tweede wereldoorlog moeten onderduiken. Hij beschikt nu dus over mogelijke uitwijkadressen." Misselijkmakende antisemitische leugens.
Toen ik vorig jaar merkte dat er een commissie zou komen die de AIVD kritisch zou beoordelen heb ik me aangemeld om gehoord te worden. Dat is inderdaad gebeurd, door twee onderzoeksters. Daarbij zijn vooral deze twee voorbeelden ter sprake gekomen. Edoch, het eindverslag van de commissie De AIVD in verandering vermeldt niets hiervan. Het zal duidelijk zijn dat mijn absolute afwijzing van de BVD (en van geheime diensten in het algemeen) door deze ervaring niet bepaald verzwakt is. Men verzint er, volkomen ongecontroleerd, leugens over mensen die men in een kwaad daglicht wil stellen, vooral dus over heel linkse mensen.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
VeeDee februari 1985
Strategie"Een balans van dienstweigerend Nederland na het rampzalige jaar 1984. Alles is fout gegaan. Noem 't maar op. Spektakulaire akties? Niente! Stormachtige toename van 't aantal dienstweigeraars? Forget it! Totaalweigeraars moesten zo ongeveer iemand vermoorden om opgepakt te mogen worden. Ik geloof niet eens dat 't ze gelukt is de kit te vermurwen. 'Jongens, ga toch naar huis, maak je sociale academie 'ns af, dan praten we wel verder'. Zij naar huis.De vorst valt in en verdomd, het halve Amerikaanse leger besluit zich via Amsterdam nota bene naar Duitsland te laten verschepen. [Oefening Reforger ter versterking van de Amerikaanse strijdkrachten in Europa - Red. VD AMOK] Ik heb ze nog zien rijden. Ze hadden aandoenlijke wintermutsen op. Ik weet dat 't juist daaraan ontbreekt bij antimilitaristische aktievoerders, 'n goeie muts. Die zijn ze namelijk allemaal kwijtgeraakt toen bij de akties tegen de munitietreinen. Dat waren nog 'ns tijden. Had je toen 's moeten proberen 'n doosje Bengaals vuur van dinges, Delfzijl of zoiets, naar Zwolle of zo, te willen transporteren. Kon niet. Hele land plat! Zelfs nog met tegendemonstraties van Verontruste Burgers. Daar zit elke aktievoerder op te wachten, dan weet ie dat ie raak geschoten heeft. Pas als er Verontruste Burgers opstaan is er behoorlijk geskoord op de orde en gezagschaal. Nu dus niets. Hoewel, dat is niet helemaal waar. De eerste kontouren van een nieuw antimilitaristisch beleid werden rond, eigenlijk na, Reforger vagelijk zichtbaar. Een aantal aktivisten verklaarde de heersende kou persoonlijk in Siberië te hebben besteld. Zij zaten nu binnen en die arme misleide soldaten maar klappertanden. Het moet gezegd, het was 'n meesterzet. Het bleek nog vrij lastig te achterhalen wie hiervoor verantwoordelijk was. (..) Op dinsdag 22 januari onthulde Bas Elfrink zich als de nieuwe man van antimilitaristisch Nederland. Wie had gedacht dat het om een eerlijke strijd ging heeft zich deerlijk vergist. Vooral natuurlijk al die stupide gasten die zich bij voorbeeld - dat is als de politie ze wil oppakken - twaalf maanden hebben laten opsluiten voor zoiets als een principe (liever: EEN PRINCIPE!). Zeker nog groot gebracht in de filosofieën Gandhi, Reckman, Van Wijk of andere achterhaalde dominees. Nee ik voorspel een groot sukses voor de methode Elfrink. Doe A en zeg zo hard mogelijk B. Lubbers moet geloof ik, je weet 't nooit zeker bij dit soort volk, in november beslissen [over de kruisraketten]. Nu vindt hij niet meer een voorspelbare Mient Jan tegenover zich, maar de meest sluwe en gehaaide Bas. Hij is de wanhoop ten prooi, wat hij ook beslist, de vredesbeweging loopt altijd met de beslissing weg. De raketten komen er niet in, dat weet ik nu heel zeker." Huub Sanders [De totaalweigeraar Bas Elfrink erkende in zijn memoires dat hij na drie weken hongerstaking niet onvoorwaardelijk was vrijgelaten, maar het in feite met defensie op een akkoordje had gegooid via een herkeuring. Dit vertoon van eerlijkheid werd hem niet door iedereen in dank afgenomen - Redaktie VD AMOK]
Vredesbeweging en de derde wereld"(..) Door akties in West-Europa zijn er geen neutronenbommen hier, maar ze zijn wel degelijk geproduceerd en dus overal inzetbaar. Het konsept van de Rapid Deployment Forces gaat er van uit dat er bij een snelle interventie in de derde wereld kernwapens gebruikt kunnen worden. Het gevaar dat kernwapens ingezet worden is niet denkbeeldig. Sinds 1946 is er achttien keer overwogen kernwapens in te zetten in de derde wereld. Bovendien speelt 90 procent van de oorlogen zich af in de derde wereld.Alle reden dus voor de vredesbeweging om zich niet tot Europa te beperken. Maar in plaats dat in de afgelopen jaren de strijd tegen kernwapens verbreed is naar anti-militaristiese en anti-imperialistiese strijd, is de beweging zich aan het verengen. (..) De leus werd 'Geen nieuwe kernwapens in Europa'. (..) Wat er buiten Europa gebeurt deed er kennelijk al niet meer toe. (..) Dit 'eurocentrisme' is ook te zien in uitingen van demonstranten zoals "ik ben van na de oorlog en wil dat ook zo houden". De oorlogen die iedere dag in de derde wereld gevoerd worden, worden daarmee volledig ontkend. Dankzij het initiatief van groepen buitenlanders en uit de ex-koloniën afkomstige Nederlanders werd dit eurocentrisme enigszins doorbroken. Zij voerden tijdens de massale demonstraties leuzen als 'geen nieuwe kernwapens in Europa, ook niet in Afrika, Latijns Amerika en Azië'." Jenneke Arens
|
The Sorrows of Empire Militarism, Secrecy, and the End of the Republic Chalmers Johnson New York : Henry Holt and company/Metropolitan Books 2004 p 389, namenregister ISBN: 0805070044 |
Colossus: The Price of America's empire Niall Ferguson New York : The Penguin Press 2004 p 384, namenregister ISBN: 1594200130 |
Het imperialisme, en meer specifiek de Amerikaanse variant ervan, is bepaald geen baanbrekend onderwerp in de Engelstalige wereld. Wel belangrijk zijn de definities van dat begrip en de beoordeling van de effecten ervan. In die zin zijn dit interessante analyses omdat ze deels volstrekt tegenstrijdig zijn, en deels bepaalde kenmerken delen. Johnson's boek is de zoveelste update van de stand van zaken van het Amerikaanse imperialisme en is in die zin wel een beetje saai. De geschiedenis van de Amerikaanse aanwezigheid in de hele wereld wordt op een rij gezet, beginnend met de buitencontinentale oorlogen om Cuba en de Filippijnen als de eerste stappen van het Amerikaanse militarisme, dat Johnson min of meer gelijkstelt aan het imperialisme. Tijdens de twintigste eeuw wordt deze Amerikaanse militaire aanwezigheid systematisch uitgebouwd, ook na de Koude Oorlog. Dat is de reden voor Johnson's zorg: niet alleen vanwege de schade die in het buitenland wordt aangericht, maar ook vanwege de terugslag op de Amerikaanse politiek. Net als in het oude Rome, stelt hij, zal de imperialistische politiek een steeds autoritairdere staatsvorm tot gevolg hebben binnen de VS. Burgerrechten worden uitgehold, de economie wordt ondermijnd en de militairen krijgen steeds meer invloed op het beleid.
Colossus is het beste te omschrijven als een apologie voor het Amerikaanse imperialisme. Een groot deel van het boek wordt besteed aan de gunstige uitwerking die het VS beleid zou hebben gehad over de hele wereld. De VS is de erfgenaam van het Britse imperialisme, en zet een doel voort dat in de ogen van Ferguson positief is: de verspreiding van het Anglo-Amerikaanse liberale systeem - vrije markten en ondernemerschap. In het Britse imperiale tijdperk, dat zijn hoogtepunt bereikte aan het eind van de 19e eeuw, werd dit doel openlijk beleden. De auteur stelt dat dit gunstige gevolgen heeft gehad voor de onderworpen landen en dat het dus nastrevenswaard is voor de Amerikaanse politiek om dit werk, na de overgangsperiode van de 20e eeuw, voort te zetten in de 21e eeuw. Hij kapittelt de 'politieke correctheid' die weigert het beestje bij zijn naam te noemen. De VS heeft een imperium (daar is hij het met Johnson eens) en moet dat niet ontkennen. Sterker nog, het is maar goed ook dat dat rijk bestaat: het is een positieve kracht in de wereld.
Dit standpunt, expliciet uiteengezet, is van belang. In Nederland wordt het uitgedragen door de ideologen van de pro-Amerikaanse lobby, zoals Arend Jan Boekestijn, maar beslist niet op deze expliciete manier. De kwestie van de alomvattende internationale Amerikaanse invloed wordt meestal niet besproken als zodanig: in plaats daarvan wordt stilzwijgend verondersteld dat deze invloed een goede zaak is. Dat is de reden dat er geen eerlijk debat plaatsvindt: de opiniemakers zijn het grotendeels eens over de goede intenties van de VS en discussiëren slechts over onbedoelde uitwerkingen ervan. Ferguson stelt met verfrissende eerlijkheid dat de Amerikaanse imperiale politiek als zodanig gesteund moet worden.
Maar er zijn structurele problemen die deze wenselijke ontwikkeling ondermijnen: de titel Colossus impliceert dat de VS ook voor Ferguson een reus op lemen voeten is. De zwakte zit voor een deel in de boven beschreven ontkenning door de politieke elite van de imperiale rol van de VS, maar ook in de daarmee gedeeltelijk samenhangende financiële problemen. De kosten van het militaire imperium, hoewel ze enorm lijken, zijn in Ferguson's ogen te overzien. Maar zo'n project moet ook steunen op een gezonde binnenlandse financiële basis, en daar zit het probleem. De gigantische tekorten van de Amerikaanse begroting, de doorgezette belastingverlagingsplannen om de Republikeinse stemmers tevreden te houden: dat is de achilleshiel van de Amerikaanse macht. Daar voegt Ferguson ook nog eens de kortzichtigheid van de imperiale beleidsmakers aan toe. De VS is een onwillige imperialist, beweert Ferguson (net als zijn Nederlandse medestanders) en dat betekent dat er geen imperiale ambtenarij te creëren valt die voor de goede zaak tientallen jaren, of zelfs levenslang, naar de 'koloniën' vertrekt. Het oude Britse imperiale beheersmodel kan kennelijk niet worden gereproduceerd, en Ferguson meent dat dat fataal is.
Dat is dan ook het punt waar hij uitkomt op de 'zachte krachten' van de EU. Europa is geen geopolitieke rivaal, niet geschikt om een grootschalige oorlog te voeren, maar wellicht wel geschikt om het imperialistische tekort van de VS aan te vullen.
Het is precies op dit punt dat het door Ferguson voorgestelde beleid samenvalt met de lijn van het humanitair interventionisme. In zijn boek onderscheidt Johnson het rechttoe-rechtaan imperialisme van de neo-conservatieven en het humanitair interventionisme van de liberale imperialisten. Deze laatste school vindt zijn oorsprong in de Wilsoniaanse politiek en dient volgens Johnson slechts als een ideologische vlag voor de brute belangen van het Amerikaans imperialisme.
Zo wordt door beide auteurs de ideologische kant van het imperialisme behandeld. Het is duidelijk dat Johnson's afwijzing dichterbij de lijn van de internationale anti-oorlogsbeweging ligt. Voor het debat in de politieke arena's van de gevestigde politiek van de Amerikaanse bondgenoten is het boek van Ferguson echter nuttiger, omdat het vanuit een ondersteuning van de Amerikaanse imperiale politiek enkele onplezierige zaken aan de orde stelt. De erkende deskundigen en opiniemakers in deze landen hebben immers al snel de neiging om een omschrijving van de Amerikaanse buitenlandse politiek als imperiaal, af te doen als anti-Amerikaans. Nu een vooraanstaande conservatieve professor deze terminologie gebruikt, zal het makkelijker zijn om de kritiek van Chalmers Johnson aan de orde te stellen. Tijd voor een Nederlandse vertaling van beide boeken, wellicht met een hoofdstuk over de Nederlandse buitenlandse politiek erbij.
(KaKo)
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Van Anraat is aangeklaagd op verdenking van genocide en medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden. Aanleiding is dat hij in de jaren tachtig van de twintigste eeuw zeker 350 ton thiodiglycol naar Irak heeft verscheept. Het landelijk parket spreekt over 36 leveringen van in totaal "duizenden tonnen grondstoffen voor chemische wapens" - journalist Arnold Karskens noemt in de Nieuwe Revu 51/2004 een hoeveelheid van 2360 ton. Van Anraat deed dat in samenwerking met twee Amerikanen en een Japanse compagnon. Thiodiglycol is een bestanddeel voor mosterdgas en de door Van Anraat geleverde stoffen zijn hoogstwaarschijnlijk gebruikt voor de productie van mosterdgas. Dit is het gas waarmee het regime van Saddam Hoessein vele aanvallen op Koerden heeft uitgevoerd, onder andere in maart 1988 in Halabja.
De grote vraag is, waarom heeft het zo lang geduurd? Daar zijn enkele redenen voor aan te voeren. Ten eerste het feit dat Van Anraat gedurende de jaren negentig in Irak verbleef. Hij was hij daar in 1990 heen gevlucht ten tijde van een proces dat de Italiaanse justitie tegen hem voerde. In afwachting van hoger beroep vluchtte Van Anraat naar Bagdad. Naar eigen zeggen, in een interview voor het televisieprogramma Twee Vandaag, werd hij getipt "om op vakantie te gaan" door zijn advocaat, tevens de zoon van een voormalige, Italiaanse Minister van Justitie, Vassali. De Amerikaanse autoriteiten hadden een opsporingsbevel en uitleveringsverzoek gedaan. Vreemd genoeg werd dat verzoek in 1997 ingetrokken.
Kort na het begin van de Amerikaanse oorlog tegen Irak in 2003 verkreeg Van Anraat een vrijgeleide van de Nederlandse ambassade in Bagdad om naar Nederland te gaan. In oktober 2003 gaf Van Anraat twee interviews (aan het programma Netwerk en het weekblad Nieuwe Revu) waarin hij geen centje spijt liet blijken. Overigens was hij ook op 10 mei 2003 al geïnterviewd door Alexander Munninghoff van de Haagsche Courant. Navraag door middel van Kamervragen van de Socialistische Partij leerde dat het Amerikaanse uitleveringsverzoek dat in 1997 was ingetrokken, hersteld had kunnen worden tot 5 oktober 2003. In de editie van 6 oktober 2003 van Nieuwe Revu meldt Van Anraat zich van geen kwaad bewust te zijn. In het televisie-interview meldt hij de justitiële autoriteiten niet te vrezen om redenen die hij "niet kan uitleggen".
Later blijkt uit een onthulling van het NOS-journaal dat Van Anraat in de periode van 1991 gewerkt heeft als informant voor de Nederlandse inlichtingendienst. Nadere informatie daarover weigert de Nederlandse regering aan de openbaarheid te geven. Dat wordt alleen aan een geheime commissie over Inlichtingen en Veiligheidsdiensten in de Tweede Kamer meegedeeld. Deze commissie bestaat uit fractievoorzitters van politieke partijen met uitzondering van de SP die dit soort besloten overleg over de geheime diensten uit principe mijdt. Het zal interessant zijn te zien welke rol deze inlichtingenrelatie mogelijk in het proces gaat spelen.
Het proces tegen Van Anraat wordt in het najaar van 2005 verwacht. Daarbij worden getuigen uit Koerdistan opgeroepen om hun verhaal te horen over de genocide op het Koerdische volk.
Dan zal hopelijk blijken waarom het Nederlandse Ministerie van Justitie toestemming heeft gegeven een informant met veel kennis over Irak op te pakken en in het openbaar te verhoren. De Tweede Kamer is gemeld dat Van Anraat niet heeft bijgedragen tot de meningsvorming van de regering over de Irakese massavernietigingswapens. De regering merkte in de winter van 2003 op 2004 op dat de aanklachten tegen Van Anraat op dat moment waren verjaard omdat ze waren gebaseerd op overtredingen van de im- en exportwetgeving. Nu is daar de zeer zware (maar terechte) beschuldiging van genocide en medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden tegenover gezet. Daar bestaat geen verjaringstermijn voor, maar het zal wel spannend zijn te zien hoe Justitie gaat bewijzen dat de troep van Van Anraat de Koerden heeft uitgeroeid. In december 2002 stuurde de regering van Irak een brief van 10.000 pagina's naar de VN. Daarin staat informatie over de wijze waarop Irak zich in de jaren daarvoor had bewapend. Deze brief is altijd geheim gebleven. De regering, die klaarblijkelijk toch over de informatie beschikt, heeft inmiddels aan de Kamer laten weten dat zij de passages over Van Anraat aan het Openbaar Ministerie ter beschikking heeft gesteld. Dan kunnen die ook een rol spelen in het proces.
(GvL)
Het ad-hoc comitee 'ITEC Vertrek,' zet zich in om ITEC duidelijk te maken dat ze ook Amsterdam beter kan verlaten.
(MB)
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
"Het is opmerkelijk dat KMG nog steeds niet inziet hoe groot de politieke, legale en menselijke dimensies zijn van de catastrofe die het aanricht onder het Saharaanse volk. Drie jaar lang al wil het bedrijf niet luisteren naar onze argumenten. Nu hopen we hulp te krijgen van de Nederlandse aandeelhouders," aldus Liesbeth den Haan van de Stichting Zelfbeschikking West-Sahara.
Tot dusver hebben het Noorse TGS-Nopec en het Nederlands bedrijf Fugro BV besloten niet door te gaan met seismisch onderzoek in West-Sahara, vanwege de politieke complicaties van de contracten. Dit gebeurde nadat aandeelhouders in beweging kwamen en tientallen van hen (speciaal in Noorwegen) overgingen tot verkoop van aandelen gedurende de afgelopen jaren. Ook een Deense en een Franse maatschappij (Total) hebben het gebied verlaten, zodat KMG de enige buitenlandse onderneming in de energiesector is, die nog in West-Sahara actief is.
Een van de grotere beleggers heeft reeds zijn aandelen in KMG verkocht. Het gaat om het Noorse beleggingsfonds Skagenfondene, dat zijn 100.000 heeft verkocht - een verlies van twee miljoen dollar op de (ver)koop toe nemend. Zij achtten de aandelen als te riskant, vanwege de negatieve aandacht waarin KMG activiteiten zijn komen te staan. Nu overweegt de Noorse regering hetzelfde te gaan doen.
"De door Marokko geplande diefstal van West-Sahara's bodemschatten is immoreel en illegaal. Sedert KMG het reconnaissance contract met Marokko heeft getekend, in 2001, is instemming van Marokko met VN-vredesplannen omgeslagen in een totale ontkenning van het recht op zelfbeschikking. Het heeft ertoe bijgedragen dat de spanning in de regio is opgelopen. Er zijn beslist mogelijkheden tot wettelijke stappen tegen de maatschappij, en we roepen KMG met klem op hun contract niet te verlengen. We zijn ervan overtuigd dat onze acties KMG ertoe zullen brengen zich terug te trekken, als laatste in de olie-industrie. De vraag is alleen hoe en wanneer," aldus de woordvoerster van de Stichting Zelfbeschikking West-Sahara.
Voor meer informatie, voor uitgebreide achtergrondinformatie over KMG en zijn betrokkenheid in West-Sahara, voor de integrale tekst van de brief naar de aandeelhouders:
Liesbeth den Haan
st.zelfbeschikkingwest-sahara"at"planet.nl
www.west-sahara.nl
Die operaties werden op twee manieren gefinancierd. Ten eerste was er een gezamenlijk fonds waaraan alle landen bijdroegen. Daaruit werden de hoofdkwartieren en de infrastructuur betaald. Daarnaast was er voor operaties het principe dat de kosten betaald werden waar ze gemaakt werden. Dat betekende dat een land dat troepen of uitrusting leverde voor een NAVO-taak daar ook alle kosten voor betaalde.
Maar naarmate de NAVO op avontuur gaat naar verre landen zoals Afghanistan (8.000 militairen bij ISAF) of Irak (bescheiden opleidingsactiviteiten), moet er een manier van financiering worden gevonden die meer uitgaat van gezamenlijke fondsen. Maar elke stap in die richting betekent hogere nationale bijdrages aan de NAVO en zal door de ministeries van financiën van de lidstaten zonder enige geestdrift bezien worden. Het gaat met name om de toekomstige NATO Response Force. Deze snel inzetbare en goede opgeleide interventiemacht van 20.000 tropen moet overal ter wereld supersnel ingezet kunnen worden om te vechten naast de Amerikanen. Jones is bang dat het huidige financieringssysteem ertoe leidt dat NAVO-leden huiverig zijn om hun troepen voor die interventiemacht beschikbaar te houden, omdat ze dan betalen moeten voor de inzet. Hij noemde het voorbeeld van België dat in 2003 achter de NAVO-operatie in Afghanistan stond maar vervolgens geen vliegtuigen stuurde nadat het Ministerie van Financiën geweigerd had op te draaien voor de kosten van personeel en onderhoud. De generaal wil een 'flexibeler' financieringssysteem.
Zo zal na de Europese defensie ook de NAVO een rekening indienen bij de penningmeesters van de Europese landen. De druk op de militaire begrotingen neemt nog verder toe als de grote legers die veel doen de kosten gaan afwentelen op de kleinere landen.
Bron: International Herald Tribune 15.2.2005 (Judy Dempsey)
Mogelijke redenen zijn de high tech wijze van oorlogsvoering, de kosten om de moderne soldaat te betalen en te beschermen en het wereldwijde karakter van de oorlogen.
Het vrijwilligersleger van de VS dat in 1973 in de plaats kwam van de dienstplichtigen, dwingt het leger om te concurreren met het particuliere bedrijfsleven. Om soldaten te werven moeten ze betere lonen en voorzieningen aanbieden. Loren B. Thompson, een militaire expert van het Lexington Institute zegt: "Uiteindelijk is het probleem dat je figuren uit de middenklasse moet overtuigen om hun leven op het spel te zetten voor een middenklasse salaris, dus de prijs van de soldaat blijft omhooggaan."
Volgens cijfers van de regering kost de oorlog in Irak zo'n 4,3 miljard dollar per maand en daar komt nog eens 800 miljoen dollar per maand bij voor de oorlog in Afghanistan. Het geld wordt besteed aan een heel scala van uitgaven, waaronder brandstof, munitie, gevarengeld voor de soldaten en reparatie en vervanging van wapens en voertuigen.
Dit is een bedrag dat volgens voor de inflatie gecorrigeerde cijfers van het onderzoeksbureau van het Congres vergelijkbaar is met de maandelijkse uitgaven in de Vietnamoorlog tussen 1965 en 1975. Maar dit geeft een wat vertekend beeld omdat de Vietnamoorlog in het begin tussen 1967 en 1970 veel duurder was dan later toen het aantal VS-troepen al was teruggebracht. Volgens het bureau kostte de Vietnamoorlog de VS 623 miljard dollar gecorrigeerd voor inflatie. Als wordt ingestemd met het voorstel van president Bush voor een noodbegroting van 81,9 miljard dollar zullen de oorlogskosten voor de VS sinds 11 september ongeveer de helft daarvan bedragen.
De VS hebben nu 170.000 militairen in Irak en Afghanistan en hopen dat binnen niet al te lange tijd terug te brengen tot 155.000 of minder. Tijdens het hoogtepunt van de Vietnamoorlog waren er meer dan een half miljoen VS-militairen gestationeerd in Zuidoost-Azië.
Een paar redenen voor de hogere kosten:
- De huidige technische specialisten zijn duurder dan hun dienstplichtige voorgangers;
- Er wordt meer gebruik gemaakt van reservisten. Hun salarissen drukken helemaal op de oorlogskosten en niet op de reguliere defensiebegroting;
- Het woestijnklimaat in Irak verslijt de voertuigen in een veel sneller tempo dan verwacht, waardoor extra kosten ontstaan voor reparatie en vervanging;
- Het aantal gesneuvelden is lager dan in vorige oorlogen door betere oefening, betere bepantsering voor lichaam en voertuigen en betere toegang tot medische hulp. Allemaal maatregelen die dure investeringen vergen. Het VS-leger maakt ook meer gebruik van geautomatiseerde systemen voor gevaarlijke karweitjes die vroeger door mensen opgeknapt werden.
Het gaat bij de wereldwijde oorlog tegen terrorisme en die in Irak ook om langdurige militaire inspanningen over grote afstanden naar vele landen. Dit slokt veel middelen op voor transport, logistiek en verbindingen. Kleinere aantallen VS-militairen zijn naar Georgië, Djibouti en de Filippijnen gestuurd op jacht naar extremistische moslimgroeperingen.
De oorlogen zijn gefinancierd met een reeks noodbegrotingen, gefinancierd met geleend geld. Samen met geld voor wederopbouw is er nu voor een bedrag van 228 miljard dollar goedgekeurd.
De laatste noodbegroting van 81,9 miljard dollar omvat 74,9 miljard voor het ministerie van defensie. Daar zit 12 miljard bij voor vervanging of reparatie van versleten en beschadigd materieel, waaronder 3,3 miljard voor extra bepantsering voor vrachtwagens en andere bescherming voor troepen waarover geklaagd is.
Rusland, met het tweede leger ter wereld qua omvang, besteed 65 miljard dollar per jaar voor zijn hele leger.
Bron: AP 16.2.2005 (John J. Lumpkin)
Bron: NRC Handelsblad 17.12.2004
Bron: www.waddenvereniging.nl
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Al enige tijd is Kerk en Vrede, ook op Europees niveau, betrokken bij lobby- en voorlichtingsactiviteiten tegen het militaire karakter van de Europese Grondwet, zowel via de kerken als via de vredesbeweging. Het idee voor een kaarten- en handtekeningenactie kwam tot stand tijdens een door het Platform tegen de 'Nieuwe Oorlog' georganiseerde workshop over de Europese militarisering op het Nederlands Sociaal Forum van eind november. Kerk en Vrede hoopt met de steun van kerkelijke en vredesorganisaties zoveel mogelijk handtekeningen op te halen, zodat ze na het referendum, dat vermoedelijk in mei of juni plaatsvindt, met versterkte stem en samen met haar Europese partners voor een geweldloos Europa kan pleiten: een Europa dat kiest voor een niet-militaire aanpak van internationale conflicten, maar voor diplomatie, economische maatregelen en de inzet van burgervredeswerkers.
Bij de kaarten- en handtekeningenactie hoort ook een informatiebrochure met achtergrondinformatie. Eerder verschenen artikelen in diverse bladen en links naar overeenkomstige campagnes staan op de website www.kerkenvrede.nl/europa/. De actiekaart kan daar ook elektronisch getekend worden en tevens kunt u daar de handtekeningenlijst downloaden of actiekaarten bestellen.
Nadere informatie:
Kerk en Vrede
Postbus 1528
3500 BM Utrecht
tel: 030-2316666 (Torsten Wendav)
e-mail: t.wendav"at"kerkenvrede.nl
website: www.kerkenvrede.nl/europa/
Opening: 8 april 17.00 uur door P.H. Kamphuis, directeur Instituut voor Militaire Geschiedenis.
Start in Hagenborghpark (achter Theater Hotel) - einde voor de poort van Urenco.
Org: Nederlands Euregionaal Nucleair Overleg (NENO).
Info: 020 - 6168294 (LAKA)
e-mail: nenocontact"at"hotmail.com
website: http://home.hetnet.nl/~antinucleair/
wo 4 mei 2005 - Amsterdam - 13:00 uur -14:00 uur:
Org: Franciscaanse Vredeswacht
Info: 023 5658469
e-mail: vredeswacht"at"hetnet.nl
website: www.franciscaansevredeswacht.nu
Ons onderhandelingsteam voor nucleaire ontwapening zal in 2004 en in 2005 regelmatig contact opnemen met de verschillende bevoegde overheden om een dialoog mogelijk te maken over een kernwapenvrije NAVO. Het team zal parlementsleden ondersteunen die initiatieven ondernemen die leiden tot nucleaire ontwapening.
Bombspotting - Bombespotting gaat internationaal! We gaan op zoek naar internationale ondersteuning en trachten de Bomspotting te laten uitgroeien tot een Europese campagne.
In 2005 moet internationale nucleaire ontwapening een politiek niet te negeren thema zijn.
Het Forum voor Vredesactie en Bomspotting vzw kunnen dit niet alleen. Daarom vragen we het brede middenveld om de Bomspotting-acties te ondersteunen èn om zelf activiteiten rond nucleaire ontwapening te organiseren.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina