Vredesmagazine
Gezamenlijke uitgave van:
Haags Vredesplatform (HVP), Humanistisch Vredesberaad (HVB), Vereniging Pais, Samenwerkingsverband Stop de Wapenwedloop, Antimilitaristies Onderzoekskollektief VD AMOK, Women’s International League for Peace and Freedom (WILPF) afdeling Nederland
Redactie
Jan Bervoets, Hans Feddema, Kees Kalkman, Klaas Meijer, Jan Schaake, Guido Schokker, Barbara Smedema, Egbert Wever
Redactieadres
Obrechtstraat 43 3572 EC Utrecht tel. 06-14127779
e-post info@vredesmagazine.nl
Kopijsluiting volgend nummer: 1 december 2008
Aan dit nummer werkten naast de auteurs mee
David-Jan Donner, Tjark Reininga
De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van een geplaatst stuk
Fotoredactie
Hans Bouton, Anne Vaillant
Fotografen en illustrator
Arkadij Babtsjenko, Roel Burgler, Ad van Denderen/HH, Ingrid de Groot, Kristel, Len Munnik, Marieke, Jan Schaake, Guido Schokker, Bernadette Vieverich
Vormgeving
René Oudshoorn
Drukker
Drukkerij Mezclado, Tilburg
Abonnementen
Interesse of aanmelding voor een abonnement op Vredesmagazine kan kenbaar gemaakt worden bij de redactie van Vredesmagazine of bij een deelnemende organisatie.
Een jaarabonnement op VredesMagazine (4 nummers) kost 10 euro. U kunt een abonnement nemen via info@vredesmedia.nl of 015 7850137
Giften
Bedragen die abonnees overmaken boven het verschuldigde abonnementsgeld worden beschouwd als gift voor het werk van de in VredesMagazine samenwerkende organisaties.
Contact VredesMedia
Vlamingstraat 82, 2611 LA Delft, 015 7850137
info@vredesmedia.nl, www.vredemedia.nl
Voorpagina: Ossetië, foto Arkadij Babtsjenko
ISSN 1876-0724
Nog enkele maanden en dan zit de ambtstermijn van George Bush jr. er op. Terugblikkend werden de acht jaren van zijn presidentschap gekenmerkt door een sterke militarisering van de Amerikaanse buitenland politiek. Deze heeft zich vooral in het oostelijk deel van de Arabische Wereld plus Iran en Afghanistan (hierna voor het gemak aangeduid met het Midden-Oosten) gemanifesteerd. Wat zijn de gevolgen van deze politiek voor de regio geweest en wat kunnen wij voor de nabije toekomst verwachten?
Alvorens op deze vragen in te gaan, is het goed om nog even het elementaire gegeven in herinnering te roepen, dat het Westen het Midden-Oosten overheerst. Die overheersing heeft een lange geschiedenis en is onverbrekelijk verbonden met de aanwezigheid van zeer omvangrijke olie- en gasvoorraden, die voor de Westerse economieën van cruciaal belang zijn. Door middel van het installeren of instandhouden van cliëntregimes, en zonodig door grootschalig geweld te hanteren, proberen Westerse machten de opgebouwde invloedsfeer in stand te houden, en eventueel verder uit te breiden. Overheersing roept verzet op. In onze dagen wordt dit verzet vooral vormgegeven door islamistische krachten, die in sommige gevallen ook over formele politieke macht zijn gaan beschikken.
Tegen het eind van de 20e eeuw hebben zich in de machtsverhoudingen in de wereld belangrijke verschuivingen voorgedaan, zowel op het militaire als het economische vlak. Zo heeft het wegvallen van de Sovjet-Unie als supermacht de Verenigde Staten militair ongekende speelruimte verschaft. De buitenland politiek van Rusland is er nadien vooral op gericht geweest om de traditionele invloedsfeer van de Sovjet-Unie vast te houden. Tegelijk zijn er nieuwe economische grootmachten, met dienovereenkomstig grote energiebehoeften, als China en India op het toneel verschenen. Aangezien het olie- en gasverbruik wereldwijd inmiddels sneller toeneemt dan er aan nieuwe voorraden worden aangeboord, is de strijd tussen de grootverbruikers om de toegang tot, en de eventuele controle over schaarser wordende olie- en gasvoorraden verder verhevigd.
De sterke militarisering van de Amerikaanse buitenland politiek onder Bush moet tegen deze achtergrond worden gezien. De architecten van deze politiek zijn de zogeheten neoconservatieven. In hun visie moeten de Verenigde Staten met een veel offensievere en met militaire machtsontplooiing onderbouwde politiek hun hegemonie in een veranderende wereld zien veilig te stellen. Vanwege de grote belangen die in het Midden-Oosten op het spel staan, is het niet verwonderlijk dat deze nieuwe oriëntatie in de Amerikaanse buitenland politiek zich bij uitstek in dit deel van de wereld heeft gemanifesteerd. Daarbij kreeg Israël, als strategische bondgenoot van de Verenigde Staten, alle ruimte voor militaire machtsontplooiing in zijn conflict met de Palestijnen en een aantal staten in het Midden-Oosten. Alles en iedereen die het Amerikaans-Israëlische hegemoniestreven in de weg staat, is tot doelwit verklaard.
Naar de buitenwereld toe wordt over de werkelijke inzet van de offensieve politiek niet gesproken. Zo is de oorlog tegen Irak in 2003 verkocht als een oorlog tegen het (inderdaad) criminele regime van Saddam Hoessein, dat over massavernietigingswapens zou beschikken en banden met al-Qa’ida zou onderhouden. In werkelijkheid was deze vooral ingegeven door het streven greep te krijgen op de zeer omvangrijke oliereserves van het land, die waarschijnlijk even groot zijn als die van Saoedi-Arabië (dat daarmee zijn strategische positie afgezwakt ziet). Dit tot grote schade van de bevolking van het door oorlogen en economische sanctiemaatregelen verpauperde Irak, dat niet alleen zijn soevereiniteit heeft verloren, maar ook vele tientallen miljarden dollars aan olie-inkomsten zal derven.
In het geval van Iran gebeurt hetzelfde. Grotendeels onder invloed van de sterk gemilitariseerde buitenland politiek van de Verenigde Staten - in het kader waarvan Iran ging behoren tot de zogeheten As van het Kwaad - is het regime van de radicaal islamistisch/nationalistische president Mahmoed Ahmadinejad zich scherper tegenover de Verenigde Staten en hun strategische bondgenoot Israël gaan opstellen. Daarbij zoekt Iran samenwerking met regimes en organisaties in de regio om aan het Amerikaans-Israëlische hegemoniestreven weerstand te bieden. Door zo te handelen is Iran - een land met rond 70 miljoen inwoners en een van de grootste olie- en gasproducenten in d wereld - na de val van het regime van Saddam Hoessein het voornaamste doelwit van de Amerikaans-Israëlische confrontatiepolitiek geworden. Vooralsnog wordt deze strijd met diplomatieke en economische wapens uitgevochten, maar tegelijk wordt de westerse publieke opinie via de media rijp gemaakt voor een eventuele Amerikaans-Israëlische aanval. Naar buiten toe is het nucleaire programma van Iran de stok om de hond te slaan.
In dit programma lijkt toegewerkt te worden naar het ontwikkelen van een kernwapen. Geen weldenkend mens kan het bezit en de verdere verspreiding van kernwapens toejuichen. Voor het aanpakken van dit probleem is een mondiaal draagvlak noodzakelijk. Het tot stand komen daarvan zal echter pas enige kans van slagen maken, wanneer er in deze kwestie niet langer met twee maten wordt gemeten. Welke drijfveer - anders dan het aanpakken van een politieke tegenstander - is in het geval van Iran in het spel, wanneer eerder door de Verenigde Staten en hun bondgenoten diplomatieke en economische strafmaatregelen tegen de nieuwe kernmogendheden India en Pakistan niet eens zijn overwogen? (Met India, dat zich evenals Pakistan en Israël blijft onttrekken aan het controleregime van het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA), werken de Verenigde Staten op het nucleaire vlak sinds kort zelfs samen.) Overigens is het duidelijk, dat Iran een kernwapen nimmer voor offensieve doeleinden zal kunnen inzetten, aangezien zijn tegenstanders over veel grotere arsenalen beschikken en Iran in dat geval zullen vernietigen.
Tot de bondgenoten van Iran in de strijd tegen Amerikaans-Israëlische hegemonie behoren onder meer de Hezbollah in Libanon, de HAMAS in Palestina, en voorts Syrië. Ook zij hebben te maken gekregen met een opgevoerde Israëlische oorlog tegen de Palestijnen, een Israëlische aanval op Libanon (2006), en een confrontatiepolitiek tegen Syrië, waarbij door Israël inmiddels al tot tweemaal toe een aanval op Syrië is uitgevoerd. Voorts zijn de Verenigde Staten en hun bondgenoten verwikkeld geraakt in een steeds verder escalerende oorlog in Afghanistan, die na 9/11 in gang is gezet.
Zowel de Verenigde Staten als Israël zijn inmiddels op de grenzen van hun militaire mogelijkheden gestuit. De Verenigde Staten zijn zover weggezakt in het Iraakse en Afghaanse moeras, dat het hun momenteel aan de militaire mogelijkheden ontbreekt om de gevolgen van een aanval op Iran op te kunnen vangen. Want met deze laatste dient rekening gehouden te worden, omdat het regime in Teheran een eventuele grootschalige luchtaanval op zijn nucleaire installaties en andere infrastructuur zal kunnen overleven en ongetwijfeld zal terugslaan. Uitstel is daarbij nog geen afstel. Op haar beurt heeft de Hezbollah de Israëlische strijdkrachten in 2006 een lesje guerrilla geleerd, dat door Israël in onmacht beantwoord is met een grootschalige verwoesting van civiele infrastructuur van Libanon. Ondanks de beperkte middelen waarover zij beschikt, weet ook HAMAS Israël de mogelijkheid te ontzeggen om zijn militaire macht volledig te ontplooien.
Hoe zwaar de tol in termen van menselijk leed ook is geweest, van deze vormen van verzet tegen het Amerikaans-Israëlische hegemonie is inmiddels een voorbeeldwerking uitgegaan, die reden geeft te veronderstellen dat de weerstand in de regio in de nabije toekomst alleen maar in kracht zal toenemen. Leiders van cliëntregimes proberen inmiddels conflicten die in de regio spelen buiten de Verenigde Staten om te regelen: in 2007 in Mekka tussen FATAH en HAMAS (spoedig daarna door Washington door middel van een mislukte couppoging tegen de HAMAS-regering ongedaan gemaakt) en in 2008 in Doha tussen de diverse politieke krachten in Libanon.
De contraproductieve effecten van de aanpak van de neoconservatieven voor zowel de Amerikaanse buitenland politiek als voor de Amerikaanse strijdkrachten zijn in de loop der jaren zodanig groot geworden, dat in Washington de noodzaak is ingezien om tot een bijstelling van het gevoerde beleid te komen. Het rapport van de bi-partisan Iraq Study Group van eind 2006 was daarvan een eerste concrete uiting. De aanstaande wisseling van de wacht in Washington zal voorts aangegrepen worden om op deze weg nieuwe stappen te zetten. In dit verband worden er in het Westen hoge verwachtingen gekoesterd ten aanzien van de Democratische presidentskandidaat Barack Obama. Ten onrechte. Ook onder Obama zal het eerder een kwestie van bijstellen zijn, dan dat het zal gaan om een wezenlijk andere benadering. Want ook na 2008 zitten de Verenigde Staten gevangen in de dynamiek van een zich al maar hoger oplopende strijd tussen oude en nieuwe grootmachten over schaarser wordende grondstoffen en over de toegang tot afzetmarkten. Om die reden zal het Midden-Oosten een belangrijk strijdtoneel blijven.
Robert Soeterik
Robert Soeterik is antropoloog en verbonden aan Middle East Research Associates (MERA) te Amsterdam. Onder zijn redactie verscheen onlangs 'De verwoesting van Palestina' Amsterdam, Stichting Palestina Publicaties; 480 pp.; € 19,50
Decennia al denken de Egyptenaren dat de situatie niet slechter kan worden. Hoe houdt het regime desondanks vol? Of is een omwenteling toch onvermijdelijk?
Al meer dan dertig jaar verwachten de Egyptenaren de ineenstorting van hun politieke systeem. Maar, hoewel de crisis verergert, blijft die uit. Integendeel, hoe meer de politieke situatie achteruit gaat, des te onwaarschijnlijker lijkt een radicale machtsverschuiving. Tegenwoordig is iedere suggestie van een naderende afrekening voor de Egyptenaren een verloren hoop uit lang vervlogen tijden. De voortdurende crisis heeft hen geleerd het gezegde "erger kan het niet worden" te wantrouwen. Ieder onderzoek naar de belangrijke ontwikkelingen in de laatste dertig jaar zal dan ook laten zien dat de situatie verslechterd, wanneer men het meest op verandering rekent.
Op het gebied van de politieke vrijheid wordt het regime in de loop der jaren eigenlijk alleen maar gewelddadiger, afgemeten aan fundamentele indicatoren als politieke gevangenen, militaire rechtspraak, martelingen, et cetera. Langzamerhand is het regime volledig afhankelijk geworden van onmenselijkheid en geweld. Op economisch vlak heeft de regering het publieke bezit grotendeels verkocht aan multinationals en de rijken, privatisering werd zozeer de norm van de elite dat zelfs de privatisering van de piramides is overwogen. En de levensstandaard ging dermate achteruit, dat begin dit jaar vijftien doden vielen in de wachtrijen bij de bakkerijen.
Nog ernstiger is de terugval wat betreft de politiek in de regio. In 1977 tekende Egypte als enige een vredesverdrag met Israël en verraadde daarmee de Arabische zaak, die het ooit gekoesterd en geleid had. In 1991 nam Egypte deel aan de verwoesting van Irak door George Bush senior, tegen de wil van de bevolking. En sindsdien heeft de regio de ene catastrofe na de andere beleefd. Na twaalf jaar sancties van de Verenigde Staten en Europa gaf Irak op. De twee Palestijnse intifada's - met een tussenpoos van tien jaar - werden afgeslagen en genegeerd. De Egyptische regering maakte er een gewoonte van de Palestijnse zaak (in Egypte de "moeder van alle politieke strijd") te verraden in ruil voor geld en steun uit Europa en Amerika. En in 2002 en 2003 werden Irak en Afghanistan volledig verwoest.
Vanuit Egyptisch perspectief verslechterde ook de civiele structuur van het land. Het grootse Westen, dat Egypte zo bewonderde, ging staten aanvallen, die het Westen nooit iets hadden misdaan. Daarbij doodde het een miljoen mensen, dwong vier miljoen hun huizen te verlaten en verspreidde verkrachting, vernietiging en terrorisme. En dat alles in naam van de beschaving, vrouwenemancipatie, democratisering, ontwikkeling enzovoorts. Uiteindelijk zijn de Egyptenaren die waarden gaan vereenzelvigen met verkrachting, moord en diefstal, en gaan beschouwen als bewijs dat het westerse beschavingsmodel vals is. Dan blijft de politieke Islam over als de enige zekerheid om op terug te vallen.
Om kort te gaan. In de laatste dertig jaar hebben de Egyptenaren op alle niveaus een gruwelijke achteruitgang beleefd, zowel in eigen land als in de regio. Het probleem is dat die zich niet in één keer voordeed, maar in kleine stapjes en over lange tijd, waardoor het regime de situatie kon blijven beheersen. En al heeft deze achteruitgang de Egyptenaren geleerd er niet van uit te gaan dat het "nooit slechter meer kan worden", ze wijst er toch op dat het regime hoe dan ook in elkaar zal storten. Dat is de enige logische gevolgtrekking uit de hiervoor gesignaleerde trends en de recente ontwikkelingen laten zien dat dit inderdaad gebeurt. Wat zijn nog de mogelijkheden van het regime om de crisis te beheersen?
Een: Het regime is de bevolking volledig kwijtgeraakt en heeft geen enkel gezag meer. Tegelijkertijd is de Moslimbroederschap tot een gigant uitgegroeid, ondanks de hardnekkigheid waarmee het regime haar bestrijdt. Met andere woorden: het regime moet het nu opnemen tegen een formidabele tegenstander, wat tot het eind van de jaren negentig niet het geval was.
Twee: Doordat het regime iedere aanspraak op gezag verloor, werd dwang haar enige machtsbasis. Daardoor liepen de uitgaven voor de veiligheidsdiensten op tot de helft van het staatsbudget. Maar hoe meer de staat moet steunen op veiligheidsdiensten, hoe meer dat kost. De middelen komen uit belastingheffing en het bezuinigen op bestedingen aan basisvoorzieningen als scholing. Tegelijkertijd moet de staat de belastingen voor grote bedrijven verlagen om buitenlandse investeringen aan te trekken, omdat de elite anders de economie niet kan blijven beheersen. Dat betekent dat de belasting vooral de armen treft. Dus worden die beroofd van basisvoorzieningen en zwaarder belast opdat de staat zijn veiligheidsapparaat in stand kan houden. De bevolking wordt daardoor opstandig, zodat de staat het veiligheidsregime nog verder uit moet breiden. Deze kringloop draait nu al tientallen jaren. Op dit moment bereiken de mogelijkheden om een nog groter veiligheidsapparaat in stand te houden hun grenzen.
Drie: Het regime dacht dat economische hervormingen uiteindelijk tot economische groei zouden leiden, waardoor het inkomen van de bevolking zou groeien en de werkloosheid verdwijnen. En Egypte groeit inderdaad de laatste tijd met een bijna ongelooflijke zeven procent per jaar. Maar de gemiddelde Egyptenaar heeft niets van de verwachte positieve gevolgen daarvan gemerkt. De groei ging gewoon naar de rijke bovenlaag. Dat begin dit jaar vijftien mensen stierven in de rijen voor de bakkerijen is symptomatisch. Deze crisis zonder weerga vond plaats na jaren van flinke groei. Meer groei helpt dus niet.
Wat betreft de politiek in de regio heeft het regime zich volledig achter Israël en de VS opgesteld. Het neemt nu bijvoorbeeld actief deel aan de blokkade die Gaza door uithongering tot overgave moet dwingen. Het verkoopt sinds enkele maanden tegen gesubsidieerde prijzen aardgas aan Israël, terwijl op hetzelfde moment de subsidie op brandstof voor de Egyptenaren, die de inflatie toch al nauwelijks aankunnen, wordt verlaagd. Het probeert op dit moment zelfs Arabische landen te overtuigen Arabische troepen naar Gaza te sturen om de strook aan het gezag van Hamas te onttrekken. Het tekende vijf jaar geleden een verdrag voor industriële samenwerking met Israël en de VS, waardoor bepaalde Israëlische producten met een voorkeursbehandeling in Egypte kunnen worden ingevoerd. Het regime is, om kort te gaan, heel ver gegaan in zijn verraad aan de Palestijnse zaak, tegen de wil van de bevolking. En dat betekent dat het nog meer zal moeten bouwen op zijn uitgeputte veiligheidsapparaat.
De vraag is of het regime zijn kaarten anders had kunnen uitspelen. Had het bijvoorbeeld bepaalde subsidies kunnen laten bestaan of een deel van de groei aan de armsten ten goede kunnen laten komen? Had het kunnen weigeren de Israëli gas te leveren of mee te doen aan de uithongering van Gaza? Het antwoord is simpelweg nee. Het regime kiest de kant van Israël omdat het dat moet en wil, niet vanwege druk van de VS. Het doet dat omdat het bang is voor de opkomst van Iran. Het ziet Iran tegenwoordig als zijn grootste vijand en denkt dat de vijand van zijn vijand zijn vriend is, en als dat de bevolking niet aanstaat wordt ze opgesloten. Het regime vreest het Iraanse project omdat dat het anti-Amerikaanse verzet in de regio steunt. En dat bedreigt het Egyptische regime, omdat het economisch en politiek volledig gebaseerd is op zijn rol als imperialistisch agent in de regio. Met andere woorden: zijn steun voor de Israëlisch-Amerikaanse plannen is een zaak van leven en dood. Zo bezien zijn de belangen van het regime dezelfde als die van de VS, de belangen van de bevolking zijn daarmee in strijd.
De achteruitgang die de afgelopen dertig jaar op alle gebieden in Egypte heeft plaatsgevonden hangt samen met de afhankelijkheidslogica die nu manifest wordt in de vorm van acute tegenstrijdigheden. Als het regime zijn vertrouwen in de VS zou opzeggen zou de economie in elkaar storten en de bevolking het regime omverwerpen. Als het anderzijds loyaal blijft aan de VS versterkt het uiteindelijk de aanhang van de Moslimbroederschap en heeft het een veiligheidsapparaat nodig dat zijn middelen ver te boven gaat - zelfs als de economie meer dan 7 % per jaar zou blijven groeien. Er is daarom in Egypte geen zicht op iets anders dan een machtswisseling met geweld of een voortdurende escalatie van het geweldgebruik door het regime tegen de bevolking tot een niveau dat onverdraaglijk is.
Mohamed Waked
Vertaling: Tjark Reininga
Na de overwinning van HAMAS in de verkiezingen heeft Gush Shalom opgeroepen met HAMAS te gaan praten. Uri Avneri reageert op de vragen die hij over die oproep kreeg.
Wij Israëli leven in een wereld vol geesten en monsters. We vechten niet tegen levende mensen en organisaties, maar tegen duivels en demonen die ons willen vernietigen. Een strijd tussen de Zonen van het Licht en de Zonen van de Duisternis, tussen absoluut goed en absoluut kwaad. Zo zien wij het, en zo ziet de andere kant het ook.
Maar verstandig beleid blijft onmogelijk als we niet uit die gruwelen en nachtmerries ontsnappen.
Houdt u van HAMAS?
Absoluut niet. Ik ben uitgesproken seculier: tegen iedere ideologie die politiek met religie mengt, Joods, Moslim of Christelijk, in Israël, de Arabische wereld of de VS.
Maar dat weerhoudt me er niet van met HAMAS te spreken, zoals met anderen met wie ik het oneens ben. Het heeft me er niet van weerhouden hun gast te zijn, met hen van gedachten te wisselen en te proberen hen te begrijpen. Sommigen mag ik, anderen niet.
Men zegt dat HAMAS door Israël gecreëerd is; klopt dat?
Israël heeft HAMAS niet gecreëerd, maar aanvankelijk wel geholpen.
In de eerste twintig jaar van de bezetting zag de Israëlische leiding de PLO als zijn voornaamste vijand en steunde organisaties die de PLO konden ondermijnen.
De Israëlische inlichtingendiensten hebben de afgelopen zestig jaar vrijwel iedere belangrijke ontwikkeling in de Arabische wereld gemist en faalden ook ditmaal. Zij verwachtten dat de opkomst van een islamitische organisatie de seculiere PLO zou verzwakken. Het militaire gezag in de bezette gebieden pakte iedere Palestijn op die aan politieke activiteiten - zelfs aan vredesacties - meedeed, maar liet religieuze activisten ongemoeid. De moskee was de enige plek waar Palestijnen konden samenkomen om politieke actie te plannen. Dat kwam door volledig onbegrip van de Islam en de Palestijnse werkelijkheid.
HAMAS werd officieel direct na het uitbreken van de eerste Intifada opgericht, eind 1987. De Israëlische geheime dienst - Shabak of Shin Bet - pakte het met zijden handschoenen aan en arresteerde de oprichter, Sheik Ahmad Yassin, pas een jaar later.
De ironie wil dat de Israëlische leiding nu de PLO steunt in de hoop HAMAS te ondermijnen. Er is geen beter bewijs voor het onbenul van onze 'deskundigen' waar het Arabische aangelegenheden betreft, hun arrogantie én minachting. HAMAS is veel gevaarlijker voor Israël dan de PLO ooit was.
Betekent de verkiezingszege van HAMAS dat de Islam onder de Palestijnse bevolking groeit?
Niet noodzakelijk. De Palestijnen zijn niet plotsklaps meer religieus geworden. Er is een geleidelijk proces van islamisering in de regio, van Turkije tot Jemen en van Marokko tot Irak, een reactie van de jongere Arabieren op het falen van het seculiere nationalisme. Maar dat heeft deze aardverschuiving onder de Palestijnen niet veroorzaakt.
Waardoor heeft HAMAS dan gewonnen?
Daarvoor zijn diverse redenen. De belangrijkste is de groeiende overtuiging dat de Palestijnen met geweldloze middelen nooit iets van de Israëli gedaan zullen krijgen. Na de moord op Yasser Arafat geloofden veel Palestijnen dat ze, door Mahmoud Abbas als president te kiezen, van Israël en de VS zouden krijgen wat die Arafat nooit wilden geven. Het tegendeel gebeurde: er kwamen geen reële onderhandelingen, terwijl de nederzettingen bleven groeien.
Bovendien werd de corruptie in de hogere regionen van fatah toen Arafat leefde min of meer getolereerd, ondanks de afschuw van de meerderheid van de Palestijnen, omdat iedereen wist dat Arafat zelf eerlijk was en zijn aanwezigheid in de nationale strijd de tekortkomingen van zijn bewind ondergeschikt maakte.
Na Arafat kon die corruptie niet langer getolereerd worden. HAMAS was schoon, zijn leiders niet corrupt. En de sociale en onderwijsinstellingen van HAMAS, goeddeels door Saoedi Arabië gefinancierd, stonden in hoog aanzien. Ook de verdeeldheid binnen fatah hielp; HAMAS had niet eerder aan verkiezingen meegedaan, maar algemeen werd - ook door HAMAS zelf - aangenomen dat het zo'n 15 tot 25 procent van de kiezers vertegenwoordigde.
Kunnen we van de Palestijnen verwachten dat ze HAMAS zelf zullen afzetten?
Zo lang de bezetting voortduurt is daar geen kans op. Een Israëlische generaal heeft deze week verklaard dat HAMAS Abbas in de Westbank zou vervangen, als het Israëlische leger zich zou terugtrekken. Maar de regering van Abbas staat op lemen voeten - Amerikaanse en Israëlische. Als de Palestijnen het restje vertrouwen verliezen dat zij nog in Abbas hebben, verkruimelt diens macht.
Maar hoe kunnen we afspraken maken met een organisatie die volhoudt dat ze Israël nooit zal erkennen en wier handvest oproept tot vernietiging van de Joodse staat?
De discussie over 'erkenning' is een voorwendsel om de dialoog te vermijden. Wij hoeven geen 'erkenning', van niemand. De ophef over het handvest van HAMAS doet denken aan die over het PLO-handvest. Een onbetekenend document, dat door onze vertegenwoordigers jaren als excuus gebruikt is om niet met de PLO te praten. Hemel en aarde werden bewogen om de PLO te verleiden het te herroepen. Maar wie herinnert zich dat? De daden van vandaag en morgen tellen, niet de kranten van gisteren.
Waar moeten we met HAMAS over praten?
Allereerst over een staakt-het-vuren. Het bloeden van een wond moet gestelpt worden voordat die kan worden behandeld.
HAMAS heeft diverse keren een staakt-het-vuren - Tahidiyeh in het Arabisch, 'Stilte' - voorgesteld. Dat betekende het staken van alle vijandelijkheden, Qassams en Grad-raketten en mortiergranaten van HAMAS en de andere organisaties; 'gerichte liquidaties', militaire interventies en uithongering van Israël.
De onderhandelingen moeten door Egypte, dat de grens tussen Gaza en de Sinaï moet openen, geleid worden. Gaza moet weer vrij contact met de wereld krijgen, over land, over zee en in de lucht.
Als HAMAS het staakt-het-vuren naar de Westbank wil uitbreiden, moet ook dat bespreekbaar zijn. Daarvoor is een trialoog tussen HAMAS, fatah en Israël nodig.
Zal HAMAS een staakt-het-vuren niet gebruiken om zich te bewapenen?
Natuurlijk. Net als Israël.
Als dat staakt-het-vuren stand houdt, wat is dan de volgende stap?
Een wapenstilstand, Hudnah in het Arabisch.
HAMAS kan moeilijk een formele overeenkomst met Israël tekenen, omdat Palestina een Waqf is, een religieus protectoraat (Dit is ooit om politieke redenen ontstaan. Toen kalief Omar Palestina veroverde was hij bang dat zijn generaals het land onderling zouden verdelen, zoals ze met Syrië hadden gedaan. Daarom noemde hij het een eigendom van Allah. Dat is net zoiets als onze religieuzen, die volhouden dat het een zonde is grondgebied af te staan, omdat God het ons expliciet beloofd heeft.)
Hudnah als alternatief voor vrede is als concept diep in de Islamitische traditie ingebed. De profeet Mohammed zelf bereikte een Hudnah met de heersers van Mekka, waarmee hij na zijn vlucht naar Medina in oorlog was. (Terzijde: voordat de Hudnah afliep hadden de inwoners van Mekka de Islam aangenomen en was de profeet vreedzaam in Mekka teruggekeerd.) Omdat zo'n Hudnah religieus gelegitimeerd is kunnen moslims hem onmogelijk breken.
Een Hudnah kan tientallen jaren duren en onbeperkt worden verlengd. Een lange Hudnah betekent in de praktijk vrede, als de verhoudingen tussen beide partijen die toelaten.
Is formele vrede onmogelijk?
Ook daar is een oplossing voor. HAMAS heeft ooit verklaard dat het geen probleem heeft met vredesonderhandelingen door Abbas, mits het resultaat aan een volksstemming wordt onderworpen. HAMAS zal de beslissing van het volk te accepteren, als de Palestijnen zo'n overeenkomst zouden bevestigen.
Waarom zou HAMAS dat aanvaarden?
Zoals iedere Palestijnse politieke groepering wil HAMAS de macht in de Palestijnse staat binnen de grenzen van 1967. Daarvoor is het vertrouwen van de meerderheid nodig. Het lijdt geen twijfel dat de overgrote meerderheid van de Palestijnen een eigen staat wil, en vrede. Dat weet HAMAS en het zal niets doen dat deze meerderheid van zich vervreemdt.
En wat is bij dit alles de rol van Abbas?
Hij moet gedwongen worden tot een overeenkomst met HAMAS langs de lijnen die eerder in Mekka zijn vastgesteld. Wij geloven dat Israël belang heeft bij onderhandelingen met een Palestijnse regering die door beide machtsblokken gesteund wordt, zodat een overeenkomst door vrijwel alle groepen in de Palestijnse bevolking wordt aanvaard.
Hebben wij de tijd mee?
Vele jaren heeft Gush Shalom de Israëlische bevolking voorgehouden vrede te sluiten met het seculiere regime van Yassir Arafat, omdat het nationale conflict anders een religieus conflict zou worden. Die verwachting is helaas uitgekomen.
De mensen die de PLO niet wilden, hebben HAMAS gekregen. Als we geen afspraken met HAMAS maken, zullen we nog extremere Islamitische organisaties ontmoeten, zoals de Taliban in Afghanistan.
Uri Avnery
Vertaling: Tjark Reininga
De Juni-oorlog van 2006 waarbij Israel Libanon aanviel betekende een gevoelig politiek en militair verlies voor Israël maar ook voor de VS als de belangrijkste steunpilaar van Israël. De politiek van polarisatie en toepassing van of dreiging met geweld lijkt steeds meer op haar grenzen te stuiten. De VS hebben geen antwoord op de veranderende wereld en zijn niet in staat zichzelf hierin aan te passen. Het zijn de oude reflexen die het optreden bepalen.
Het is interessant om te kijken wat er de laatste twee jaar in Libanon gebeurd is en in hoeverre de positie van de VS en Israel verder is verzwakt.
Na de Juni-oorlog van 2006 kunnen we wat Libanon betreft een aantal gebeurtenissen opnoemen die binnen de internationale arena van belang zijn. Samen zijn ze te omschrijven als een machtsstrijd tussen regering en oppositie. Op de achtergrond gaat het om de strijd tussen aan de ene kant Israël, de VS en Saoedi-Arabië en aan de andere kant Syrië en Iran.
De politieke macht wordt binnen Libanon tussen de verschillende sektes verdeeld op basis van de Taif-akkoorden in 1989 die een einde maakten aan de Libanese burgeroorlog. Het betekent dat Hezbollah, momenteel de politieke partij met de grootste aanhang, slechts een klein deel van de macht krijgt.
Na de Juni-oorlog is Hezbollah zowel in Libanon als in het gehele Midden-Oosten populairder dan ooit. Als gevolg hiervan besluit Hezbollah het hard te gaan spelen.
Op 11 november 2006 stappen Hezbollah en zijn bondgenoot Amal uit de regering van Siniora. Reden is de weigering van de andere regeringspartijen de eis in te willigen van vetorecht voor Hezbollah en een herziening van het kiesstelsel.
Op 8 december 2006 is er een massademonstratie van een miljoen mensen van de oppositie: Hezbollah, Amal en de christelijke Vrije Patriottische Beweging van Aoun, tegen de regering Siniora, waarna er een blijvend tentenkamp wordt opgericht rond het parlementsgebouw.
De VS, maar ook de meeste Europese landen, versmallen deze politieke machtsstrijd tot een poging van Syrië via Hezbollah om het internationale tribunaal met betrekking tot de moord op voormalig premier Rafiq Hariri te voorkomen.
In 2007 is er een steeds verdergaande polarisatie tussen regeringskamp en oppositie, die met haatcampagnes via media versterkt wordt. Het resulteert in toenemend straatgeweld tussen aanhangers van de twee kampen. Intussen is er een vuile oorlog gestart in de vorm van tal van aanslagen. Meerdere daarvan lijken enkel als doel te hebben burgers te treffen. Het lijkt erop dat meerdere partijen in dit troebele water vissen.
Van november 2007 tot mei 2008 spitst de politieke strijd zich toe rond de benoeming van een nieuwe president. Al snel wordt duidelijk dat de opperbevelhebber van het leger, Michel Suleyman, de gewenste compromiskandidaat is. De oppositie wil echter alleen akkoord gaan als er tegelijkertijd een nieuwe regering komt en aan haar eisen van veto en herziening van de kieswet wordt voldaan.
Veel van deze gebeurtenissen zijn beïnvloed door Saoedi-Arabië en de VS.
Het soennitische Saoedi-Arabië is als de dood dat zij als regionale macht gepasseerd wordt door het shiitische Iran. Het steunt dan ook Saad Hariri, de zoon van Rafiq Hariri, die met zijn toekomstpartij het grootste deel van de soennieten in Libanon vertegenwoordigt. Tevens gaat het om zakelijke belangen. De familie Hariri heeft haar fortuin in Saoedi-Arabië vergaard en nu is een groot deel van de economische macht in Libanon is in hun handen. De VS dulden geen enkele aantasting van hun hegemonie en zien de wereld slecht als ‘voor’ of ‘tegen’. Ben je ‘tegen’ dan behoor je zoals Syrië tot de As van het Kwaad. Door deze polariserende politiek verdwijnt elke ruimte voor nuance en compromis.
De polarisatiepolitiek vanuit de VS heeft het lange tijd onmogelijk gemaakt tot een compromis te komen tussen regering en oppositie. Samen met verschillende Golfstaten hebben de VS geprobeerd een militair tegenwicht op te bouwen tegen de macht van Hezbollah door levering van militaire goederen en training aan het leger, maar vooral ook aan de binnenlandse veiligheidskrachten (ISF) die pro-Hariri zijn en niet onder het leger vallen (het leger wordt als te neutraal gezien omdat ook Hezbollah daar invloed heeft).
Het proces werd bemoeilijkt door de druk van Israël om Libanon geen zwaardere en geavanceerde wapens te leveren, omdat die dan ooit gebruikt zouden kunnen worden tegen Israël.
De sinds eind 2006 ontstane status quo leidt tot een totale verlamming en polarisatie van Libanon. Beide kampen, het regeringskamp, ook wel de 14e Maart-beweging genoemd, naar de datum van de grootste anti-Syrische demonstratie in 2005, en de oppositie, voeren de druk steeds verder op. De regering probeert in mei 2008 het telefoonnetwerk van Hezbollah te ontmantelen waarvan iedereen weet dat het cruciaal is binnen het verzet tegen een eventuele toekomstige aanval van Israël. Tevens ontslaat men het hoofd veiligheid van de luchthaven omdat hij een Hezbollah-man zou zijn.
Het is een bewuste poging de (militaire) macht van Hezbollah te breken en je kunt je afvragen in hoeverre dit gestimuleerd is door de VS. In de maanden daarvoor zijn diverse politieke leiders van de regeringspartijen op bezoek geweest in het Witte Huis.
Hezbollah besluit dat het genoeg is geweest en neemt samen met Amal en de seculiere Syrische Socialistische Nationale Partij een groot deel van Beiroet in en een deel van de druzische gebieden ten zuidoosten van Beiroet. De ISF en het leger hebben zich volledig afzijdig gehouden en de burgermilitie in Beiroet bleek niet te bestaan of in het geheel niets voor te stellen. Dit moet Hezbollah met haar uitstekend inlichtingenapparaat van tevoren geweten hebben. Het lijkt er dan ook op dat de rek er bij Hezbollah uit was. Hun acties zoals het tentenkamp waren sterk aan het verlopen. Waarschijnlijk is gedacht: met ‘democratische middelen’ verliezen we teveel, nu gaan we de boel op een andere manier forceren: een strafexpeditie tegen Hariri en zijn bondgenoot Jumblat.
Machtspolitiek gezien was het een groot succes. Naar de bevolking kun je het als verraad zien en het zal zeker de argwaan vergroten van mensen buiten de traditionele achterban van Hezbollah. Hezbollah heeft ter verdediging van haar bezit van wapens altijd gezworen dat zij een verzetsbeweging is en nooit ofte nimmer de wapens binnenlands zou gebruiken.
Het blijkt alles in een stroomversnelling te brengen. De onderhandelingen in Qatar, die erop volgen, leiden tot het akkoord van Doha: Michel Suleyman als nieuwe president, de vorming van een nieuwe regering met vetorecht voor de oppositie en een herziening van de kieswet die de basis moet vormen voor verkiezingen in 2009.
De VS, Israël en Saoedi-Arabië hebben zich door hun polariserende rol uiteindelijk buiten spel gezet. Het enige overgebleven succesje van bijna acht jaar neoconservatieve politiek van de VS in het Midden Oosten, de ‘cederrevolutie’ (de na de moord op Hariri uit de propagandakoker van de VS voortgekomen term voor demonstraties tegen de Syrische aanwezigheid in Libanon naar analogie van onder andere de ‘rozenrevolutie’ in Georgië) is hiermee ongedaan gemaakt.
Door de nieuwe realiteit in Libanon is het niet meer zo zeker dat de eenheid van de 14de Maart-beweging blijft bestaan. De PSP van de opportunist Jumblat die meer dan 90% van de druzen vertegenwoordigt en maandenlang een hetze-vormige kritiek op Hezbollah uitspuwde via de media, heeft zich nu een opvallend neutrale positie aangemeten. Het is goed mogelijk dat Hariri als hoofd van zijn zakenclan een compromis zoekt met Hezbollah als zijn zakelijke belangen beschermd blijven. Net als Jumblat lijkt hij zijn kansen te wikken en te wegen en is hij nu opvallend rustig vergeleken met een paar maanden geleden.
De overige twee partijen van de 14de Maart-beweging, de Falangisten van de familie Gemayel en de Lebanese Forces van Geagea, beide extreemrechts christelijk, zijn historisch verbonden met de VS en Israël. Zij kunnen wel eens de grote verliezers worden.
Er is enige overeenkomst met Georgië: men dacht met steun van de VS de winnende kaart te hebben, maar nu blijkt dat de VS uitgespeeld is. Er wordt op gegokt dat de andere partij niet militair ingrijpt, gebeurt dit toch, dan stort het kaartenhuis ineen.
Syrië kruipt uit haar isolement ook al door onderhandelingen met Israël en hernieuwde interesse in het land van zowel Rusland als Frankrijk. Mocht de Libanese regeringscoalitie standhouden en de verkiezingen in 2009 zonder al te grote problemen verlopen, dan betekent dit internationaal gezien een toenadering tussen Saoedi-Arabië en Iran, de twee regionale grootmachten. Dit kan van groot belang zijn voor de gehele toekomstige ontwikkeling in het Midden Oosten.
De twee landen die zich lange tijd militair en politiek oppermachtig beschouwden, de VS en Israël, hebben een aantal gevoelige nederlagen hebben geleden. De vraag is hoe zij dat gaan verwerken. Het is goed mogelijk dat dit gebeurt door een nieuw militair avontuur.
Ed Hollants
Bijna een jaar geleden voerde Israël een luchtaanval uit op een doelwit in Noord-Syrië. Hoewel over de aard van het doel grote vraagtekens blijven bestaan, had de aanval ontegenzeggelijk een strategisch motief: actie met beoogde gevolgen, die misschien ook wel zijn bereikt.
Het politieke klimaat waarin de aanval werd gelanceerd was ongunstig voor de radicale (zogenaamd neoconservatieve) stroming in de Amerikaanse politiek. De Republikeinse Partij van President Bush had de Congresverkiezingen van 2006 verloren. Hoewel neoconservatieven nog steeds grote invloed hadden op zijn regering (onder meer in de persoon van vice president Cheney) was er een kentering in het beleid gekomen. Een door de pragmatische Amerikaanse elite geleid politiek offensief bepleitte een terugtocht op termijn uit Irak. De bewindslieden Gates (defensie) en Rice (Buitenlands Zaken) waren gevoelig voor deze ‘matiging’. In werkelijkheid was de overheersende consensus, zowel in de Democratische als in de Republikeinse partij, nog steeds dat de dominantie van de VS en het bijbehorende imperium gehandhaafd moesten worden. Maar het Iraakse moeras en de oplaaiende guerrillaoorlog in Afghanistan maakten een meer diplomatieke aanpak noodzakelijk. Tegelijkertijd een reeks oorlogen voeren om Amerikaanse politieke doelen te bereiken, was niet langer mogelijk. Een dergelijke stap terug was echter strijdig met de lijn die werd gewenst door de belangrijkste bondgenoot in het strategische (want olierijke) Midden-Oosten: Israël.
Ook dat land kampte met problemen die rechtsreeks voortvloeiden uit haar confrontatiepolitiek en de totale onwil om reële concessies te doen aan de Palestijnse oppositie. Het onder alle omstandigheden doorgezette nederzettingenbeleid in de bezette gebieden was daarvan het bewijs. Israël en de neoconservatieve beleidslijn in Washington werkten in elkaars verlengde. Maar ook de Israëlische strategie was in Libanon in 2006 op zijn grenzen gestuit, toen het leger een nederlaag leed tegen de zwaar bewapende en vrijwel als een conventioneel leger georganiseerde Hezbollahmilities. Bezien vanuit Israël was die overwinning van Hezbollah alleen mogelijk door de massale militaire steun van Iran en Syrië. Logischerwijs moesten alle drie worden verslagen, dan wel geneutraliseerd door de Israëlische militaire macht of met diplomatieke middelen.
De aanval op Hezbollah in 2006 mislukte. Een indirecte manier om die factor uit te schakelen was via een vergelijk met Syrië. Daarvoor was echter een heel belangrijke concessie noodzakelijk: het opgeven van de al sinds 1967 bezette Golanhoogte. Daartoe was Israël bereid, mits Syrië alle steun aan Hezbollah en de Palestijnen opgaf en het bondgenootschap met Iran bij voorbaat verbrak. Syrië eiste dat de VS betrokken zou worden bij de onderhandelingen: een hoofddoel van de Syrische diplomatie was immers een heroriëntatie op het Westen.
In het voorjaar van 2007 werden de neoconservatieven dus geconfronteerd met een dreigende reeks compromissen in het buitenlandse beleid: dat kwam het meest duidelijk tot uiting in de onderhandelingen met Noord-Korea, waar de VS samen met het cruciale buurland China deel uitmaakte van een groep landen die bezig was om een oude afspraak met Noord-Korea - kortwieken van haar nucleaire slagkracht in ruil voor economische hulp - nieuw leven in te blazen. De oplossing voor de aanhangers van de confrontatiepolitiek in zowel de VS als Israël was het creëren van een incident.
De omstandigheden rond de aanval waren merkwaardig. Hoewel Syrië en Israël formeel nog in staat van oorlog zijn, waren er al jaren geen vijandelijkheden meer geweest, behalve de periodieke schendingen van het Syrische luchtruim door Israëlische verkenningsvluchten. Die konden als nuttige bijwerking overigens ook een politiek signaal afgeven. Tegen de achtergrond van de geheime onderhandelingen (waarvan later bekend werd dat ze in Turkije plaatsvonden) was de terughoudendheid begrijpelijk. Bovendien was er geen enkele twijfel mogelijk over de militaire krachtsverhoudingen: naast het nucleaire arsenaal beschikte Israël over een door de VS uitgeruste en periodiek gemoderniseerde krijgsmacht, die vele malen superieur was en is aan de Syrische. Het Syrische leger heeft in feite maar één effectieve tegenmaatregel, die als rem werkt op het Israëlische optreden: een chemisch wapenarsenaal met het effect van een massavernietigingswapen, zeker in een klein en dichtbevolkt land als Israël. Het is voor Syrië onmogelijk met militaire middelen de Golan terug te nemen. Vandaar dat de onderhandelingsoptie voor dat land erg realistisch is: de veranderende VS politiek zou daar op termijn wel eens gevoelig voor kunnen zijn.
In 1981 had Israël een aanval uitgevoerd op een Iraakse kerncentrale: de oplossing voor het dreigende vredesdilemma was om nu een luchtaanval uit te voeren op een Syrische installatie. Het risico van escalatie was beperkt, gezien de krachtsverhoudingen. Door terughoudend over de aanval te berichten kon een politiek escalatieproces wellicht verhinderd worden. Als het onderwerp werd van publiek debat zou de Syrische elite immers al gauw gedwongen worden om een tegenaanval te ondernemen of anders het risico lopen zelf ten val te worden gebracht door de militaire top die wel bereid was om te handelen. Daarnaast zou de aanval voor Israël een illustratie zijn van het beleid dat steeds frequenter werd verwoord door veel deskundigen, politici en inlichtingenmensen, namelijk dat een aanval op Iran noodzakelijk was. Dit signaal zou de Iraanse regering niet ontgaan. In de weken na 6 september (2007) werd het gebeuren via de westerse pers wereldkundig gemaakt.
Ten slotte was er het aspect van het militaire moreel: de Israëlische luchtmacht kon bewijzen dat ze nog steeds zulke gewaagde operaties kon uitvoeren. De Syrische regering was zich van het gevaar bewust: de slepende onderhandelingen en de weigering van de Amerikaanse regering om een substantiële bijdrage te leveren aan het onderhandelingsproces leidde tot het Syrische besluit om luchtafweersystemen aan te schaffen in Rusland. Deze werden in het voorjaar van 2007 besteld en deels aangeleverd. Toch lukte het bij de Israëlische aanval om de luchtafweer te neutraliseren, het doel te bombarderen en te ontsnappen via een vlucht over Turks grondgebied, waartegen Turkije formeel protest aantekende. Een interessant detail was dat het Nederlandse fregat De Ruyter, toentertijd op patrouille bij de Libanese kust, de Israëlische operatie van begin tot eind met haar radar systemen heeft kunnen volgen. Dat betekent dat de Nederlandse regering veel meer weet, dan ze wil toegeven.
Over het doelwit werd de daaropvolgende weken een ware propagandacampagne gevoerd: het meest verbazingwekkend was de gretigheid waarmee de westerse media het verhaal van het Syrische kernwapenprogramma gingen verspreiden zonder acht te slaan op de deskundige commentaren van het Internationaal Atoomagentschap (de directeur el-Baradei wilde graag de bewijzen zien voor het vermeende nucleaire programma) of Amerikaanse experts die stelden dat Syrië nauwelijks een nucleair programma bezat, waarin ze werden gesteund door deskundigen van het IAEA. De invalshoek van de voormalige Amerikaanse onderminister Bolton - een rabiate neocon - was kennelijk aantrekkelijker. Hij beweerde een week voor de aanval dat Noord-Korea kernwapentechnologie leverde aan Syrië, dat vanzelfsprekend tot de as van het kwaad moest worden gerekend. Andere Amerikaanse regeringsvertegenwoordigers waren, misschien in navolging van de Israëlische, opmerkelijk terughoudend bij hun commentaar na de aanval.
Eén verklaring was wel geloofwaardig: namelijk dat het ging om een opslagplaats of fabriek, waar met Noordkoreaanse hulp raketten werden gebouwd, die deel uitmaken van het Syrische arsenaal. Dat zou ook de geheimzinnigheid van de Syrische regering over de locatie en aard van het doel verklaren.
De directe gevolgen waren een tijdelijke overwinning voor de neoconservatieven en Israël: regionale onderhandelingsprocessen werden afgeremd, inclusief die met Iran (over het vermeende nucleaire programma) en binnen Irak (over de Amerikaanse terugtrekking). Syrië zelf kon nu onmogelijk nieuwe concessies doen: dat zou een interne coup tot gevolg hebben door generaals die de passiviteit na de Israëlische aanval nauwelijks konden verkroppen. Syrië verklaarde later expliciet dat het de komst van een nieuwe Amerikaanse regering zou afwachten voordat het aan nieuwe onderhandelingen zou meedoen.
De tweestrijd tussen de neocons en de pragmatici in de Amerikaanse regering werd voortgezet. Afgelopen april werd de CIA ingeschakeld om het nucleaire Noord-Korea verhaal te herhalen in het Amerikaanse Congres. Toch bleven er in de media ernstige twijfels bestaan over de geleverde bewijzen. Verschillende waarnemers maakten de vergelijking met de infame Powell presentatie in de VN begin 2003, toen het ‘bewijs’ voor de Iraakse massavernietigingswapens werd geleverd.
De onderhandelingen met Noord-Korea werden geremd maar niet gestopt. De vraag is of het andere plan, de aanval op Iran, ook is opgegeven. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de neoconservatieven hun project om het Midden Oosten te domineren, zomaar zullen opgeven.
Karel Koster
Begin mei reisden wij twee weken op de Westelijke Jordaanoever rond. Onder meer op zoek naar initiatieven die nieuw leven in de Palestijnse economie proberen te blazen, die is verlamd door checkpoints, roadblocks, de Muur, nederzettingen en de wegen tussen de nederzettingen en Israël.
Zo bezochten we het kantoor van het Canaan Fair Trade-bedrijf bij Jenin en de iets verderop gelegen opslagplaats. Een aantal van de, overigens uitstekende, producten van Canaan Fair Trade, zoals de olijfolie en olijven, kenden wij al in Nederland, hoewel deze nog steeds zeer beperkt verkrijgbaar zijn. Nieuwsgierig naar het verhaal achter dit bedrijf, schoven wij aan bij de directeur van Canaan, Nasser Aburfaha.
(…)
Nasser: "Ik wil graag dat Palestina bekend wordt om iets anders dan geweld en politieke spanning. Wij produceren heerlijke producten, maar niemand weet dat. Sommige van die producten worden geëxporteerd, maar enkel als bestanddeel. Bijvoorbeeld zeep, waarvoor onze olijfolie wordt gebruikt. Maar dat wordt gelabeld als Amerikaans product! Wij willen producten op de markt waarvan het duidelijk is dat de herkomst Palestina is. Als men Palestina van de kaart wil verwijderen, dat zet ik het er via de winkelschappen in het Westen terug erop!"
(…)
Er zijn nu binnen Canaan 43 olijfoliecoöperaties actief, waarin zo'n 1.700 boeren in de omgeving van Jenin, Nabloes, Salfit en Ramallah zijn verenigd, die volgens het Fair Trade principe werken en hun werknemers goed behandelen, niet discrimineren en eerlijk betalen.
(…)
Nasser: "De olijfboeren van Canaan zijn het symbool van het erfgoed van Palestina en tegelijk van de toekomst. Onze producten zijn onze identiteit, het is onze manier van onze tradities delen en ons land met de rest van de wereld. Doordat wij het zelf verbouwen, de flessen vullen, met de hand labellen en verpakken, groeit het zelfvertrouwen in de gemeenschap. Canaan steunt ook Trees for Life, een olijfbomenprogramma dat drie jaar oude bomen verschaft aan startende boeren, kleine boeren, vrouwelijke boeren of boeren van wie bomen of landbouwgrond door het Israëlische leger zijn vernietigd. Van elke fles die wij verkopen, gaat er één euro naar Trees for Life. Ook geeft Canaan studiebeurzen aan kinderen van boeren die zelf geen opleiding hebben kunnen volgen. Gedurende vier jaar wordt collegegeld en boeken betaald voor studie aan een lokale Palestijnse universiteit. Ook hiervoor maakt Canaan één euro per verkochte fles vrij." In 2007 zorgde Canaan voor 10 studiebeurzen.
(...)
In Nederland is Canaan nog beperkt verkrijgbaar, maar via de website www.talliq.nl/propal kan men online bestellen of zichzelf als distributiepunt opgeven om als ambassadeur van Canaan in Nederland de producten te verkopen in vriendenkringen, lokale restaurants, woongroepen en dergelijke. Het is een ideale manier om de Palestijnse economie te steunen, het verhaal over de bezetting kwijt te kunnen en een goed product te verkopen!
Jeroen Bosch
Fragmenten van een artikel dat eerder verschenen is in Soemoed, het blad van het Nederlands Palestina Komitee (NPK). Ga voor prijzen van de producten naar www.canaan.nl
Op de website van BBC News staat een overzicht van landen in het Midden-Oosten, die civiele of militaire kernprogramma’s hebben, of geacht worden die te hebben.
Israël heeft nooit officieel toegegeven dat het kernwapens had, maar wijd en zijd wordt erkend dat het een arsenaal van betekenis heeft. Er zijn schattingen dat het land tussen 75 en 200 kernkoppen heeft. De staat Israël kan zijn dubbelzinnig beleid naar buiten toe volhouden omdat ze het Non-ProliferatieVerdrag voor kernwapens nooit heeft ondertekend. Ze hoeft daarom geen inspectie of de dreiging van sancties door de kernwaakhond van de Verenigde Naties, het Internationaal Atoomagentschap (IAEA), te vrezen.
De Israëlische kernreactor bij Dimona in de Negevwoestijn is in het geheim gebouwd met hulp van Frankrijk en werd voltooid in 1964. De installatie levert energie en men neemt aan dat zij de bron is voor het plutonium van de Israëlische kernwapens.
Twee jaar geleden kondigde president Ahmadinejad aan dat Iran zich gevoegd had bij de kernenergielanden, omdat het met succes uranium verrijkte tot industrieel niveau. Sindsdien heeft het land de internationale druk weerstaan om zijn activiteiten stop te zetten. In maart keurde de VN-veiligheidsraad een derde ronde van sancties tegen Iran goed. Terwijl Teheran benadrukt dat zijn ambities vreedzaam zijn, vrezen velen dat het kernwapens wil ontwikkelen. De Iraniërs zijn trots op hun nationale kernprogramma en het regionale profiel van het land is erdoor versterkt. De omvang van het nucleaire programma van Iran blijft onduidelijk.
In december stelde een inlichtingenrapport van de VS vast dat Iran tot 2003 een kernwapenprogramma had, dat toen is stopgezet en waarschijnlijk niet meer opnieuw opgestart.
Het Witte Huis stelt dat Noord-Korea Syrië heeft geholpen bij de bouw van een geheime kernreactor, die vorig jaar werd vernietigd door een Israëlische luchtaanval. Het zegt goede redenen te hebben om te geloven dat die ontwikkeling niet voor vreedzame doeleinden was.
Damascus heeft die beschuldigingen van de hand gewezen als "belachelijk". Syrië is een nauwe bondgenoot van Iran en de beide landen hebben een wederzijds defensieverdrag.
Egypte maakte onlangs plannen bekend voor de bouw van kerncentrales om elektriciteit op te wekken. Het zegt dat het veiligstellen van energiebronnen belangrijk is voor zijn ontwikkeling. De VS heeft aangeboden steun te bieden, en zegt dat het vreedzame gebruik van nucleaire technieken door Egypte niet te vergelijken is met het controversiële nucleaire programma van Iran. De oorspronkelijke plannen van Caïro om kernwapens te vervaardigen werden in 1980 opgegeven, toen het land het Non-proliferatieverdrag ratificeerde.
Saoedi-Arabië richt zich nu ook op de ontwikkeling van civiele kernenergie. Dit zou het antwoord zijn op de ontwikkeling van kernenergiecapaciteit door Iran. Het koninkrijk ziet de bedoelingen van zijn buurman aan de Golf met lede ogen aan, maar geeft geen steun aan een aanval van de VS op de Iraanse kerncentrales. Saoedi-Arabië en de andere staten van de Raad van Samenwerkende Golfstaten (GCC) - Bahrein, Koeweit, Oman, Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten - hebben verklaard belangstelling te hebben voor de ontwikkeling van een gezamenlijk civiel nucleair programma. In januari heeft Frankrijk een overeenkomst getekend om de Verenigde Arabische Emiraten te helpen met de bouw van een kernreactor.
Vorig jaar deelde koning Abdullah van Jordanië in het Israëlische dagblad Ha’aretz mee, dat de nucleaire spelregels in het Midden-Oosten waren veranderd. Hij kondigde vervolgens aan dat zijn land van plan was voor 2015 zijn eerste kerncentrale te ontwikkelen voor elektriciteit en ontziltingswerkzaamheden. Hij zei dat hij hiermee het voorbeeld van Egypte en de GCC volgde.
Bron: BBC News, 25 april 2008
Vertaling: Jan Bervoets