VredesMagazine 1e kwartaal 2008
Gezamenlijke uitgave van:
Haags Vredesplatform (HVP), Humanistisch Vredesberaad (HVB), Vereniging Pais, Samenwerkingsverband Stop de Wapenwedloop, Antimilitaristies Onderzoekskollektief VD AMOK, Women’s International League for Peace and Freedom (WILPF) afdeling Nederland.
Redactie
Jan Bervoets, Hans Feddema, Kees Kalkman, Klaas Meijer, Jan Schaake, Barbera Smedema, Guido Schokker, Egbert Wever
Redactieadres
Obrechtstraat 43 3572 EC Utrecht tel. 06-14127779
e-post info@vredesmagazine.nl
Kopijsluiting volgend nummer: 1 juni 2008
Aan dit nummer werkten naast de auteurs mee
David-Jan Donner, Tjark Reininga
De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van een geplaatst stuk. De tekst van artikelen mag worden overgenomen op voorwaarde van bronvermelding. Copyrights van foto’s en tekeningen berusten bij de desbetreffende fotograaf /illustrator.
Fotoredactie
Hans Bouton, Anne Vaillant
Medewerkende fotografen en illustratoren
Wim de Boer, Joop Blom, Karin van Haasteren, Robert Kluyver/Gemak, Len Munnik, Boyd Noorda, Anne Vaillant, Arber Vökrri
Vormgeving
René Oudshoorn
Drukker
Drukkerij Mezclado, Tilburg
Abonnementen
Interesse of aanmelding voor een abonnement op Vredesmagazine kan kenbaar gemaakt worden bij de redactie van Vredesmagazine of bij een deelnemende organisatie.
Een jaarabonnement op VredesMagazine (4 nummers) kost 10 euro. U kunt een abonnement nemen via info@vredesmedia.nl of 015 7850137
Giften
Bedragen die abonnees overmaken boven het verschuldigde abonnementsgeld worden beschouwd als gift voor het werk van de in VredesMagazine samenwerkende organisaties.
Contact VredesMedia
Vlamingstraat 82, 2611 LA Delft, 015 7850137
info@vredesmedia.nl, www.vredemedia.nl
ISSN 1876-0724
Momenteel is er geen sterk centraal gezag in Afghanistan. In veel gebieden zijn plaatselijke krijgsheren de baas. Die hebben een lange traditie van elkaar bevechten, en in (tijdelijke) bondgenootschappen met elkaar tegen anderen vechten. In heel Afghanistan is de centrale regering zwak en in het zuiden van het land bestrijden de Taliban de regering en de buitenlandse troepen. Hoe kan deze strijd beëindigd worden, door te praten met de Taliban?
Na het vertrek van de Sovjet- troepen werden de Taliban na een lange strijd om de macht de baas in Afghanistan. In reactie op de aanval van 11 september 2001, vielen de VS Afgahnistan binnen en is het Talibanregime omver geworpen. Er is met hulp van de Verenigde Naties een parlementaire democratie ingesteld. Omdat er geen politieke partijen waren, konden kiezers alleen op personen stemmen. In het parlement zitten nu veel van deze krijgsheren.
President Karzai van Afghanistan stelt herhaaldelijk dat hij wil onderhandelen met de Taliban. De Women's International League for Peace and Freedom (WILPF) en Vrouwen voor Vrede (Vr.vVr.) steunen Karzai in deze, maar zij zijn niet voor een onmiddellijk terugtrekken van alle buitenlandse troepen, zeker niet uit het noorden. Vrouwengroepen in Afghanistan vragen de internationale gemeenschap om bescherming. Onmiddellijk terugtrekken betekent een machtsvacuüm, waarvan de Taliban zouden kunnen profiteren. Bovendien zou tegelijkertijd met het terugtrekken van troepen een stroom van kennis, training en geld naar Afghanistan op gang moeten komen. Slechts dat kan de bevolking afhouden van kiezen voor de Taliban.
Op 6 juli 2007 schreef de politieke werkgroep van Vr.vVr. en WILPF een brief waarin zij wezen op de geboden kansen, nu het Afghaanse parlement en president Karzai wilden onderhandelen met de Taliban. Die zien de Taliban terecht als mede- Afghanen en willen hen betrekken bij de wederopbouw van het land, waarin nu al decennialang gevochten wordt. Het Afghaanse volk heeft recht op zo'n eigen benadering, hoe moeilijk die ook zal zijn. De huidige strijdmethoden van de buitenlandse troepen staan de voor dergelijke onderhandelingen noodzakelijke deëscalatie in de weg.
De minister antwoordde op deze brief op 21 augustus 2007: "We delen uw zorgen over het lot van de Afghaanse bevolking. (...) In de huidige situatie is robuust optreden echter onvermijdelijk om zowel de Afghaanse bevolking als de ISAF missie te beschermen. (...). De Taliban is een extremistische, terroristische beweging die de Afghaanse grondwet niet erkent en met geweld de legitiem gekozen regering in Afghanistan ondermijnt. Nederland onderhandelt niet met terroristen en onderhoudt derhalve ook geen contacten met de Taliban. Wel zet Nederland in op reïntegratie van groepen die zich van het centrale gezag hebben vervreemd en ondersteunt verzoening."
Op zaterdag 15 september 2007, stelde oud minister Pronk bij de opening van de 41e Vredesweek vast dat de Nederlandse vredesmissie in Afghanistan alleen succes kan hebben als het Westen gaat onderhandelen met aanhangers van de Taliban. De oud-minister, verwees naar Mozambique, waar de rechtse beweging Renamo tal van gruwelijke misdaden op haar geweten had. Toch begonnen in 1991 onderhandelingen met die beweging over een vredesregeling. Het leidde tot een stopzetting van het geweld in het Afrikaanse land. Renamo werd een gerespecteerde politieke partij.
"Door onze zuiverheid, de weigering te praten met groeperingen met bloed aan hun handen, creëren wij vaak gewelddadige organisaties", zei Pronk. Hij noemde als voorbeeld de weigering om Hamas als gesprekspartner in de Palestijnse gebieden te aanvaarden. Daardoor wenden Palestijnen zich tot nog radicalere organisaties.
Op 30 september 2007 schreef het CBS-nieuws dat President Hamid Karzai had aangeboden om de Talibanleider Mullah Omar te ontmoeten voor vredesbesprekingen. Hij wilde de militanten een hoge positie geven in de regering als zij hun opstand beëindigen. Daarmee herhaalde hij eerdere oproepen voor onderhandelingen.
Maar de woordvoerder van de Taliban zei dat de milities niet zullen onderhandelen met de Afghaanse autoriteiten zolang de VS en NAVO strijdkrachten het land niet hebben verlaten. Karzai zei daarentegen dat hij buitenlandse hulp nodig heeft totdat de wegen geplaveid zijn, er water- en elektriciteitsvoorzieningen zijn en totdat er een beter nationaal leger en politie is. Hij wil nog steeds gesprekken met de Taliban, maar niet met Al-Qaeda of andere niet Afghaanse strijders.
De V.S. bestempelt de Talibanstrijders als terroristen en ondersteunt de onderhandelingen niet. De VN en NAVO hebben gezegd dat een aantal van de Taliban geïnteresseerd is in het neerleggen van de wapens. NAVO's ambassadeur Daan Everts zei daarop dat de alliantie wil bezien of er een mogelijkheid voor gesprekken is.
Vervolgens stelde Karien van Gennip, Tweede Kamerlid voor het CDA, vragen aan de minister van Buitenlandse Zaken. Zij vroeg onder andere: "Onder welke voorwaarden acht u onderhandelingen met de Taliban wél aanvaardbaar? (...) Hoe voorkomt u dat onderhandelingen de Taliban een sterkere positie geven (...), wat de strategie om de Taliban irrelevant te maken zou doorkruisen?"
Minister Verhagen antwoordde schriftelijk op 7 oktober 2007: "De Nederlandse regering hecht aan een duurzame en democratische oplossing van de conflicten in Afghanistan. Verzoening, integratie van strijders en politieke dialoog zullen daarvan deel uit kunnen maken. De Nederlandse regering ondersteunt in die zin de oproep van President Karzai om te gaan praten. (...) President Karzai probeert door een proces van nationale verzoening de Taliban en andere extremistische groeperingen, aan zich te binden. Een klein aantal senior Taliban leiders is reeds teruggekeerd in het politieke proces in Afghanistan, door onder meer de Afghaanse grondwet en de democratische regels te aanvaarden en het gebruik van geweld af te zweren. Daarnaast zijn tot nu toe ongeveer 3000 ex-Taliban verzoend met de Afghaanse regering via het PTS-programma (Verzoeningsprogramma Takhem-e-Sohl,) waaraan ook Nederland een financiële bijdrage levert. Ook de recente vredesjirga tussen Afghanistan en Pakistan wordt door Nederland positief gewaardeerd(...)."
Het laatste nieuws (ANP 28 -02-2008) over Afghanistan luidt: "Meer dan zes jaar na de Amerikaanse invasie in Afghanistan heeft de door het Westen gesteunde regering van President Karzai slechts 30 procent van het land onder controle. De radicale Taliban zijn de baas in 10 procent van het land," aldus Mike McConnell, coördinator van de Amerikaanse geheime diensten.
Het is tijd voor een strategie van nationale verzoening in Afghanistan.
Han Deggeller - WILPF
Waarom zijn we in Afghanistan? Dat is eenzelfde vraag als die de schrijver Norman Mailer in 1968 aan de Amerikaanse regering stelde, destijds met betrekking tot de oorlog in Vietnam. Het werd al snel een campagneleus voor de Amerikaanse vredesbeweging. De omstandigheden in Afghanistan zijn heel anders, maar ook hier gaat het om een guerrillaoorlog - nu verkocht als ‘oorlog tegen terreur’ - gericht tegen een groepering die ontegenzeggelijk de steun geniet van een deel van de bevolking.
Volgens premier Balkenende zetten de Nederlandse militairen zich in "voor het bestrijden van het internationale terrorisme en voor de wederopbouw van Afghanistan" ( persbericht 11-09-2007). Maar in de wereld van strategen, opiniemakers en denktanks heeft men het over heel andere bedoelingen: het zou gaan om een herleving van het negentiende-eeuwse Great Game om invloed te winnen in Centraal-Azië. In die denkwijze is Afghanistan een bruggenhoofd en uitvalsbasis voor interventie in Centraal-Azië, en een doorvoerroute voor olie en gas naar de markten in de geïndustrialiseerde wereld (zie artikel Klaas Meijer in dit dossier).
In de Nederlandse publieke discussie is weinig terug te vinden van deze verdergaande doelstellingen: om politiek draagvlak te creëren was het noodzakelijk om het doel te definiëren als een wederopbouwmissie. Voor de Nederlandse politiek bestaan er formeel geen geopolitieke belangen, slechts handhaving van de internationale rechtsorde en ‘bestrijding van het terrorisme’. De officiële discussie gaat dus alleen over de mate waarin de missie nog ‘opbouwend’ is en over de militaire effectiviteit tegen de Taliban. Maar in een guerrillaoorlog is de bredere politieke context van de oorlog van immens belang.
De verwarring wordt vergroot door misvattingen over de kernconcepten van guerrillaoorlog. Dat blijkt bij de hantering van het 3D concept, Diplomacy, Development and Defence: diplomatie, ontwikkeling en veiligheid. Met de term ‘diplomatie’ bedoelt de regering echter hetzelfde als het streven naar steun van de bevolking door hun hearts and minds te bereiken. De concepten worden uitsluitend gedefinieerd vanuit het militaire perspectief van de contraguerrilla, dus hoe men ‘diplomatiek’ kan optreden om de steun van de bevolking te winnen. Daarmee wordt voorbijgegaan aan de crux van diplomatie: het onderhandelen van twee strijdende partijen met verschillende politieke doelen om tot een aanvaardbaar compromis te komen. Op vergelijkbare wijze wordt het winnen van de hearts and minds gezien als onderdeel van de militaire campagne: de invulling gebeurt door het incorporeren van het hulpbeleid, waaronder het werk van niet- gouvernementele hulporganisaties (ngo’s) in de contraguerrillastrategie. Deze ondergeschiktheid wordt goed begrepen door onafhankelijke groepen als Artsen zonder Grenzen en Healthnet: een woordvoerder vertelde dat samenwerking met de militairen, vanzelfsprekend voor de aanhangers van de contraguerrilladoctrine, fataal is voor de relatie met de bevolking. Deze gaat de hulpverleners steeds meer zien als verlengstuk van de militaire aanpak. In de praktijk ligt het voor de militairen ook voor de hand om hun ngo-contacten te gebruiken als inlichtingenbron voor informatie over de guerrilla.
Deze 3D en hearts and minds concepten zijn samen met de ‘inktvlek strategie’ de noodzakelijke uitwerking van de principes van contraguerrilla oorlogvoering, die aan het thuisfront verkocht wordt als wederopbouw. In zekere zin gaat het om een terugvinden van de collectieve herinneringen van het Nederlandse leger aan haar vorige grootschalige contraguerrillacampagne: tegen onafhankelijkheidsstrijders in Nederlands-Indië.
Alles draait er om hoe de relatie is tussen de bevolking en de militaire, dan wel politiemacht in een bepaald regio. Daarbij is meestal beslissend of er een permanente bestuurlijke vertegenwoordiging is van het centrale gezag, of dat plaatselijke machthebbers dan wel de Taliban de belangrijkste invloed uitoefenen. Deze situatie verschilt over heel Afghanistan. De mogelijkheid om belastingen te heffen, scholen op te zetten en het verkeer op de wegen te controleren - de zekerste indicatoren van bestuursinvloed - zijn het belangrijkst. Ze vormen vermoedelijk de basis voor de veiligheidsinschattingen die de VN-organisaties in Afghanistan maken om te bepalen of men veilig kan rondreizen, dan wel werken in een bepaald gebied. (zie kaartje p. 6 Senlis-rapport Stumbling into Chaos London, november 2007)
Die mate van bestuursinvloed heeft te maken met directe sociaaleconomische belangen en met culturele factoren die voor de bevolking van belang zijn. Daarbij is de papaveroogst cruciaal, omdat die vaak de belangrijkste bron van inkomsten vormt. Die oogst is zo belangrijk dat allerlei betrokken partijen - de boeren zelf, de Taliban, plaatselijke politie, al dan niet georganiseerde misdaad zoals plaatselijke krijgsheren, transportfirma’s en de centrale regering via vergunningen, wegblokkades, en grenspatrouilles - betrokken zijn bij de verbouw, verwerking en transport van de immense oogsten.
De controle over de bevolking is meer nog dan de militaire beheersing van een bepaald geografisch gebied de beslissende factor in de oorlog. De NAVO en de Nederlandse regering houden stug vol dat de strijd gewonnen kan worden. Daarbij is de vooronderstelling dat het Afghaanse regeringsleger de NAVO troepen in de gebieden waar het grootste deel van de bevolking woont, kan vervangen en een bestuursstructuur kan ondersteunen die vanuit de hoofdstad wordt gecontroleerd.
Maar wie heeft de meeste invloed en waar? Onafhankelijke rapporten zoals die van de VN, suggereren dat grote delen van Zuid-Afghanistan in ieder geval niet onder controle van ISAF staan. Het hoofd van de Amerikaanse inlichtingendiensten Michael McConnell verklaarde eind februari tegenover een Senaatscommissie dat 30 % van land en bevolking gecontroleerd wordt door de regering, 10 % door de Taliban en 60% door plaatselijke machthebbers, zoals stamhoofden, religieuze leiders en georganiseerde criminaliteit.
Het is erg moeilijk om de precieze bevolkingsdistributie van Afghanistan, laat staan de provincie Uruzgan vast te stellen: wonen en werken de mensen in een gebied dat onder ISAF-controle staat, of dat van de Taliban, of geen van beide?
De controle over een groot deel van Afghanistan is op zijn minst omstreden. In zo’n situatie, stelt de Israëlische militaire expert Van Creveld, zijn er slechts twee oplossingen mogelijk: het regeringsleger (in dit geval dus ook de NAVO) moet jarenlang zeer intensief patrouilleren om de veiligheid te creëren die noodzakelijk is voor bestuurlijke stabiliteit. Dat betekent ook dat de soldaten doorlopend verliezen zullen incasseren. Volgens gangbare vuistregels is voor een langere periode een troepenmacht noodzakelijk die ongeveer 12 keer zo groot is als de guerrilla. In Afghanistan is dat 204.000 versus 17.000. Momenteel zijn er 54.000 buitenlandse troepen plus 57.000 van het Afghaanse leger. Of, stelt Van Creveld, je kunt ook met immense wreedheid optreden waarbij in feite door terreur controle over de bevolking wordt afgedwongen. Anders gezegd, de mensen worden banger voor de regeringstroepen dan voor de Taliban of anderen.
Maar zo’n schema is niet noodzakelijkerwijs van toepassing in Afghanistan. De NAVO-strijdkrachten maken grootscheeps gebruik van vuurkracht op afstand: artilleriebeschietingen, luchtbombardementen en raketten. Daarbij vallen altijd burgerdoden, voor de bevolking ook een vorm van terreur. Verder zijn er een aantal politieke factoren die van immens belang zijn: de aanwezigheid van westerse troepen die niet zachtzinnig omgaan met de bevolking (zoals bij huiszoekingen), de religieuze factor (christelijke troepen tegen ware gelovigen - de kruistochtgedachte), plus de grondige afkeer van vreemdelingen die aantoonbaar een beslissende invloed hebben op de samenstelling van de regering en de bestuursstructuur. Daar hoort ook bij het interveniëren in religieuze en culturele gebruiken (onderwijs voor meisjes bijvoorbeeld) met een beroep op de universele rechten van de mens - allesbehalve vanzelfsprekend in een stammensamenleving onder sterke religieuze invloed. Ten slotte: de directe aanslag op de inkomsten van de mensen als die afhankelijk zijn van de papaveroogst en aan de andere kant de permanente stroom van nieuwe rekruten uit het grensgebied met Pakistan. Daarnaast is er een moeilijk te definiëren invloed van buitenlandse jihadi’s, die net als in Irak zijn aangetrokken door de aanwezigheid van de NAVO-troepen.
Dit geheel maakt een overwinning zo goed als onmogelijk, zelf na tientallen jaren strijd. Dat zien onder meer de Duitse en Franse regering, die weigeren om in het oorlogsgebied in Afghanistan te opereren, wel goed. Onderhandelingen zijn dus onvermijdelijk - de enige vraag is of de Taliban in staat zijn een vertegenwoordiger aan te wijzen en of de Europese NAVO-lidstaten de Amerikaanse invloed - uit op een onmogelijke militaire overwinning - kunnen neutraliseren.
Karel Koster
Afghanistan kent een turbulente geschiedenis waarin het jaar 2001 maar een van de conflictueuze episodes is. Na de aanslagen in New York en Washington van 11 september kwam het Talibanbewind onder sterke druk van de VS te staan om het al-Qaida netwerk uit te leveren, maar wilde niet toegeven. De regering Bush nam toen de beslissing om zelf tegen het Talibanregime en al-Qaida op te treden. Volgens de bevolking en de Afghaanse politici had de Amerikaanse president Bush daartoe niet het recht zonder instemming van de Afghanen.
Toen de VS Afghanistan binnenviel beschouwden veel mensen dat als een soort invasie zoals de Russische in 1979. Later dacht de bevolking dat deze aanval van de Britten en de VS misschien toch een nieuw hoopvol begin kon zijn, maar ze werden teleurgesteld. De bevolking hoopte op het einde van de oorlog en wederopbouw en stabiliteit in een democratisch Afghanistan.
Zes jaar geleden werd een overgangsregering benoemd onder leiding van president Hamid Karzai. Een conferentie in Bonn over Afghanistan leidde tot vrije verkiezingen en de opbouw van een definitieve regering. Deze bestaat uit de moejahedien (verzetsleiders tegen de Russen), aanhangers van de oude koning, groepen onder invloed van de Amerikanen en de Britten en mensen die afkomstig zijn uit de terroristische organisatie van Gulbuddin Hekmatjar en die van de Taliban.
In feite berust de regering niet op de bevolking, maar bestaat uit verschillende groepen mensen onder Iraanse, Pakistaanse, Brits-Amerikaanse en andere Europese invloed. Al die landen zijn vanwege hun eigen belangen geïnteresseerd in de Afghaanse geopolitiek.
Na zes jaar heeft het kabinet Karzai zijn beloftes nog steeds niet waargemaakt. Het kabinet heeft weinig invloed in het land en er zijn niet genoeg ervaren politieke leiders die zelfstandig zonder buitenlandse invloed kunnen regeren. Karzai kan niet zelfstandig het land besturen want hij heeft geen eigen agenda die hij kan volgen. Als het zo doorgaat, dan is de kans groot dat Afghanistan niet vooruitkomt.
De belangrijkste aspecten daarvan zijn: Karzai heeft met buurlanden zoals Iran, China en Pakistan geen politieke band kunnen smeden en heeft daardoor wereldwijd zwakke politieke connecties. Karzai heeft ook niet echt een goede relatie met de moslimlanden, die zich juist zouden kunnen inzetten voor wederopbouw en veiligheid. Karzai werkt alleen maar voor de VS die hem begeleiden en op die manier volgens hun wil en wet kunnen regeren.
Als het zo doorgaat komt de bevolking in opstand en zullen terroristische en fundamentalistische groeperingen aan invloed winnen. Op deze manier kan er helemaal niks worden verbeterd.
In juli 2005 is Karzai naar Amerika gereisd voor een bezoek aan Bush en daar heeft hij met zijn collega een overeenkomst ondertekend voor een nog jarenlang verblijf van Amerikaanse militairen in Afghanistan. Naar mijn mening kunnen de buitenlandse troepen in Afghanistan niet echt een goede invloed hebben op de bevolking. Zo voelt de bevolking zich niet vrij en uit de geschiedenis is ook gebleken dat de Afghanen niet blij zijn met buitenlandse machten op hun grondgebied.
Daarnaast vind ik dat Karzai daar niet op eigen gezag mee akkoord had moeten gaan, want hij kan die beslissing niet zonder het volk nemen. Ik denk dat deze actie van president Karzai voordelig is voor de propaganda van de fundamentalistische en terroristische organisatie al-Qaida en de Taliban.
Ook zijn er aanzienlijke, etnische problemen voor de regering. Deze bestaat voor 70% of meer uit leden van de etnische Pashtun-groepen, en voor 30% uit de meerderheid van de bevolking van Afghanistan, Tadzjieken, Hazara, Oezbeken, Turkmenen, Beloetsji, Aimak, Arabieren etc. Bovenden bestaan de adviseurs van Karzai ook voor meer dan 80% uit leden van de Pashtun etnische groepering. Het parlement van Afghanistan bestaat in meerderheid uit vertegenwoordigers van fundamentalistische religieuze en etnische chauvinistische tendensen. Bovendien werken sommige parlements- en regeringsleden voor rekening van buitenlandse mogendheden. En dan zijn er nog connecties met de maffia en de drugshandel.
De huidige periode lijkt op die van eind jaren twintig van de vorige eeuw toen Mohammed Nadir Khan met hulp van de Engelse militaire macht als koning aan het bewind was gekomen. In die tijd was er weinig economische vooruitgang en werden etnische groepen zoals de Tadjiks gediscrimineerd. Als de regering Karzai geen oplossing vindt voor deze etnische problemen zal de bevolking het machtsmisbruik en de vriendjespolitiek van het huidige bewind steeds meer gaan vergelijken met het vroegere systeem van de koningen.
De zwakke regeringskring rond Karzai en zijn adviseurs maakt misbruik van de situatie in Afghanistan. In de Afghaanse media zijn veel voorbeelden te vinden van acties van de regering tegen cultuuruitingen van etnische groepen. Zo werden op 10 februari 2008 door Karim Khoram, de minister van Cultuur en Informatica, drie journalisten ontslagen wegens het schrijven van sommige woorden van het Farsi. De bevolking in het noordelijke en westelijke deel van het land en de hoofdstad Kaboel reageert met harde kritiek en demonstraties tegen de regering Karzai.
Op deze manier kan er zelfs een burgeroorlog ontstaan tussen verschillende etnische groepen, uitmondend in een regionale oorlog.
Volgens mij is dus niet alleen het terrorisme, maar ook de binnenlandse etnische problematiek een belangrijke factor bij de destabilisatie van het land.
De Amerikanen en Britten doen daar heel weinig aan, ze gebruiken nog de oude strategische planning, die bestaat in het steunen van een bepaalde etnische groep in het land in concurrentie met andere.
De regering Karzai heeft problemen zoals de wederopbouw en het bestrijden van de drugshandel (nu inkomstenbron nummer één) en het gebrek aan vrouwenrechten niet kunnen oplossen.
Volgens de VN, Amnesty International in Afghanistan en de Afghaanse minister van Volksgezondheid, blijkt dat er meer dan 30% van de mannen drugs gebruikt, bij de vrouwen is dat 13% en de kinderen 7%. In Afghanistan wordt 93% van de hele wereldvoorraad opium geproduceerd. Volgens Amnesty International in Afghanistan zijn er in 21 provincies naar schatting 120.000 vrouwen die verslaafd zijn geraakt aan drugs en in totaal zijn er in schatting rond twee miljoen mensen die drugs gebruiken. Uit onderzoek blijkt dat de drugshandel jaarlijks 400-500 miljard dollar opbrengt.
De drugshandel zou onder meer in handen zijn van sommige hogere functionarissen van de regering Karzai, leden van bezettingstroepen van de VS en de internationale maffia. Ik verwacht de komende jaren weinig verbetering in deze situatie, hetgeen ook erg belemmerend is voor de wederopbouw.
Afghanistan is een vruchtbaar land, ongeveer 70% van de bevolking van Afghanistan is bezig met agrarisch werk op het platteland. De Afghaanse bodem is rijk aan delfstoffen zoals goud, koper en ijzer. Bovendien zit er naar schatting 700 miljard kubieke meter gas en 300 miljoen ton olie in de grond. In de afgelopen zes jaar heeft de zwakke regering van Karzai weinig aan de ontwikkeling van de economie gedaan.
Mede door de maffiose economie onder meer door de productie van opium, is er veel armoede. In totaal is er 30% van de bevolking die een vaste baan heeft en is 70% werkloos. Ze verdienen maar een dollar per dag om te overleven.
60% van de boeren, vooral jonge mannen in de leeftijd 18-40 en 2 miljoen kinderen in de leeftijdsgroep van 12 tot en met 16 jaar verrichten heel zwaar werk, 85% van de bevolking is nog steeds analfabeet, 80% van de bevolking heeft geen gezond drinkwater etc.
De boeren hebben in de afgelopen 28 jaar veel te lijden gehad door de oorlog, hun landerijen zijn vernietigd en veeteelt, watervoorziening en machinerie heeft veel schade opgelopen.
De regering Karzai heeft geen plannen voor agrarische ontwikkeling en wil daar ook geen geld in investeren. Zo kunnen de boeren door de maffia gestimuleerd worden om opium te produceren want dat is het enige middel voor hen om te kunnen overleven.
De Afghaanse bevolking zit gevangen tussen twee krachten, de autocratische regering van Karzai en de extreme fundamentalisten die door een aantal buitenlandse staten worden gesteund. De VS en de NAVO zouden veel meer middelen op het gebied van opbouwprojecten moeten inzetten. Ze zouden specialisten op verschillende gebieden moeten sturen zoals hervorming van de regering, rechtbanken, het gevangenisstelsel, de politie, het nationale leger, onderwijs en gezondheid in plaats van de eigen militairen in te zetten. Van groot belang is ook dat er voor het eerst sinds heel lange tijd een volkstelling in Afghanistan komt.
De enige oplossing op lange termijn is een brede regering vanuit alle etnische groepen, maar gebaseerd op een pluralistisch parlementair partijensysteem en niet op stammen, moellahs, rijke lieden of koningen.
Dr. Fazel Ahmad
Dr. Ahmad is afkomstig uit Afghanistan, woont sinds 1999 in Nederland en heeft de Nederlandse nationaliteit
Bronnen:
http://mediatheek.thinkquest.nl
www.ariananet.com/modules.php?=artikel&op=view&sid=9567
www.mashsl.org/home/mian/maqalaat.php?=00546
www.rawa.org/mar8-02-pr2.htm
http://pz.rawa.org/63/63editorial.htm
www.bbc.co.uk/persian/Afghanistan/story/2008/02/080207
Algemeen Dagblad - De Pers 22.02.2008
www.washingtonpost.com 26.2.2008
www.ariananet.com 12.2.2008
Professor Michel Chossudovski, artikelen in o.m. Global Research 21.9.2006
Rapport van de VN en Amnesty international Afghanistan 26.2.2008
Ook ‘The Great Game’, de grote strijd in de negentiende eeuw tussen Rusland en Engeland om de macht over Eurazië, werd in Afghanistan uitgevochten. Die strijd wordt nu voortgezet met veel meer spelers en een andere hoofdrolspeler: de Verenigde Staten heeft de plaats ingenomen van Engeland. Zoals de Indiase oud-diplomaat Bhadrakumar concludeerde: waar de NAVO-uitbreiding stokte in Georgië, maakte de NAVO zich meester van Afghanistan. In 2001 bij de VS-inval in Afghanistan, werkten Rusland en China nog samen met de VS omdat zij er met name in Tsjetsjenië en Xinjiang alle belang bij hadden de (door de VS gesteunde) separatistische bewegingen een halt toe te roepen. Maar het werd al snel duidelijk dat de Overexpansie niet zou ophouden in Afghanistan en omgeving. De door de VS gesteunde regime changes in Georgië (2003), Oekraïne (2004) en Kirgizië (2005) bevestigde voor de Sjanghai Five hun nauwere aaneensluiting in de SCO, de Sjanghai Cooperation Organization. De Sjanghai Five bestaat uit Rusland, China, en de omliggende landen Kazakhstan, Kirgizië, Tajikistan. Vooral de val van het regime in Kirgizië bracht de dreiging van expansie wel heel dicht bij ze. Die leidde tot de meest uitgesproken uitspraak van de SCO: de landen vroegen op hun top in 2005 de NAVO haar troepen terug te trekken en stelden: "Centraal-Azië voor de Centraal-Aziaten." Oezbekistan sloot zich aan: de Westerse troepen moesten er zich op vier bases terugtrekken en voor het vliegveld Manas in Kirgizië moest de VS een veel hogere huur gaan betalen.
De SCO is een jonge, onbekende organisatie, die is opgericht op 15 juni 2001 en bestaat uit de Sjanghai Five - Rusland, China, Kazakhstan, Kirgizië en Tajikistan - en later dus Oezbekistan. De club is in korte tijd uitgegroeid van het losse samenwerkingsverband Sjanghai Five tot een door de VN erkende hechte gemeenschap met het extra lid Oezbekistan en verschillende waarnemers - Iran, India, Pakistan en Mongolië. De organisatie telt een kwart van de wereldinwoners (1,5 miljard) en beslaat drievijfde van het oppervlakte van Eurazië, de veruit grootste landmassa ter wereld. De SCO heeft een secretariaat in Peking en kent een Regionale Anti-Terrorisme Structuur (RATS) in Tasjkent, een jaarlijkse topontmoeting van regeringsleiders, de jaarlijkse Raad van ministers van Buitenlandse Zaken, een Raad van ministers van defensie en periodieke bijeenkomsten van andere ministers. Vorig jaar is de SCO-energieclub opgericht, die over heel veel olie en bijna de helft van de wereldaardgasvoorraden gaat. Het is dan ook logisch dat aardgasreus Turkmenistan de laatste topontmoeting heeft bijgewoond.
De Sjanghai Five was vooral opgericht om grensconflicten op te lossen en tegen de 'drie kwaden' (terrorisme, extremisme en separatisme) op te treden om te voorkomen dat islamitische landsdelen, als Tsjetsjenië en Xinjiang zich met steun van Westerse geheime diensten zouden afsplitsen. Maar ook in Kazakhstan, Kirgizië en Tajikistan bedreigden religieus-politieke leiders de locale autoriteiten van deze jonge landen die nog maar kort geleden waren afgesplitst van de Sovjet-Unie en zelfstandige staten geworden waren. Deze religieus-politieke bewegingen werden gesteund door Pakistan, Saoedi-Arabië en de Verenigde Staten. Zoals prof. Michel Chossudovski concludeerde: "de seculiere staten in Centraal Azië werden enerzijds opgelost door het IMF en anderzijds door de Wahabisten." China en Rusland hadden zelfs in de Koude Oorlog nog militaire confrontaties. In 1996 vond de eerste top van de Sjanghai Five plaats en voor het eerst in de geschiedenis zijn er duidelijk gemarkeerde grenzen tussen Rusland en China. Parallel aan deze grensonderhandelingen zijn de bewapeningsuitgaven in de grensgebieden sterk teruggebracht.
In 2001 - het jaar van de Amerikaanse inval in Afghanistan - is de Sjanghai Five vervangen door de SCO (met Oezbekistan). Volgens de Russische president Poetin (17 juni 2004, bij de oprichting van de SCO-Afghanistan Contact Groep) "was de dramatische situatie in Afghanistan een van de redenen waarom de SCO was opgericht." De SCO speelt dus een belangrijke rol in Afghanistan. Deze buurlanden van Afghanistan hebben bij voorbeeld een database opgezet over de drugstransportroutes vanuit dat land. Kazakhstan heeft onlangs een studie afgerond over deelname aan het PRT, het Provinciale Reconstructie Team. Jan Gruiters, directeur van IKV / Pax Christi hield op onze aanvullende hoorzitting over Afghanistan een pleidooi om overleg met de omliggende landen te beginnen, omdat alleen zo stabiliteit in Afghanistan kan komen. Op zich is dat logisch, want in bijvoorbeeld een land als Tajikistan wonen minder etnische Tajieken dan in Afghanistan. Maar de VS-leiding voelt niet voor samenwerking.
Luitenant-kolonel Marcel de Haas van Clingendael is een groot voorstander van samen¬werking tussen NAVO en SCO, al was het maar om zo de drugshandel beter te bestrijden en de Taliban in te perken, die de SCO ook het liefst buiten Afghanistan houden. Het dagblad De Pers van 23 januari vatte dat samen met de kop: "NAVO kan wel wat hulp gebruiken" en terecht. Verschillende strategen zien de NAVO al het onderspit delven in Afghanistan. We zijn het met andere woorden alleen al aan onze jongens en meisjes verplicht. Maar in plaats van samen te werken volgen de VS hun eigen ‘Great Asia Strategie’, die neerkomt op ‘verdeel en heers’. Die is er op gericht Centraal Azië zo veel mogelijk los te koppelen van Rusland en China en via Afghanistan te koppelen aan Zuid-Azië en in het bijzonder aan bondgenoot Japan die de laatste jaren een zeer actieve strategie richting Centraal Azië inzet. Als de drie wereldmachten VS, Rusland en China, met hun gezamenlijke belangen op het gebied van drugsbestrijding en bestrijding van de Taliban een politiek van samen¬werking in plaats van confrontatie zouden voeren, kunnen onze jongens en meisjes zo naar huis. Als Nederland bij de VS daar op zou aandringen zou zij zowel voor onze soldaten als voor de wereldvrede een belangrijke rol vervullen.
Klaas Meijer
Afghanistan is een land met een roerige geschiedenis. Al eeuwenlang waren er oorlogen tussen de verschillende stammen, zoals: Pashtun, Tadjiek, Hazara, Uzbeek, Aimak, Turkmen, Baluchi enz. Tijdens het bewind van de koning van Zaher Shah (1919 - 1973) was het redelijk rustig. Ook voor de vrouwen was het een tijd, waarin zij vrij waren te studeren, te werken, zich te kleden zoals zij wilden, muziek te maken enzovoort.
Vanaf 1973 ging het mis: de koning verjaagd, de Russen er in en daarna de burgeroorlog tussen de Mudjahedin en de Taliban. We weten allemaal hoe dat voor het land en speciaal voor de vrouwen heeft uitgepakt.
Na de inval door de Amerikanen in 2001 zijn er twee belangrijke gebeurtenissen geweest: zoals in Bonn is afgesproken is er een grondwet gemaakt en zijn er presidents- en parlementsverkiezingen geweest.
In het parlement zitten ook vrouwen en in de regering is één vrouw: de minister voor vrouwenzaken. Zij heeft echter geen budget, dus ook geen macht.
Ook nu is het onrustig in Afghanistan. Toch proberen de vrouwen hun plaats te vinden in het land, waar de Islam de belangrijkste godsdienst is (98%) en waar de levensverwachting 41 jaar is en 80 % van de bevolking analfabeet
In maart 2003 is het CEDAW (Convention of Elimination of Discrimination Against Women) door Afghanistan ondertekend. De werkelijkheid is echter anders. De eer van de vrouw betekent nog steeds de eer van de familie. De praktijk heeft vooral te maken met een cultuur die al eeuwen lang heerst in deze gebieden. Ook voor de 52% die in de steden woont.
Volgens de grondwet hebben meisjes en vrouwen nu recht op onderwijs, gezondheidszorg en arbeid. Maar dit gaat in de praktijk alleen op als de vader of broer daar mee akkoord gaat. Dit geldt slechts voor 2% van de meisjes, met hoogopgeleide ouders.
De overige meisjes gaan hoogstens slechts enkele jaren naar school, namelijk totdat ze trouwen. Dat is gemiddeld in de stad op hun zestiende.
Op het platteland (48% van de bevolking) trouwen meisjes meestal op jongere leeftijd (gemiddeld 13 a 14 jaar). Bovendien zijn daar weinig scholen. En de meeste meisjes op het platteland mogen niet naar school.
Gezondheidszorg is er ook hoofdzakelijk in de steden. Bovendien is dat erg duur, dus voor het grootste deel van de bevolking onbereikbaar. Los daarvan vinden de meeste mannen het niet goed dat een vrouw door een mannelijke arts wordt behandeld, als ze al naar een arts mag.
De grootste problemen voor vrouwen in Afghanistan zijn:
En er is in Kaboel een kleine groep vrouwen, die proberen hun eigen bedrijfjes op te zetten. En er zijn vrouwen gekozen in het parlement. Al deze vrouwen hebben steun vanuit het westen nodig. Gelukkig zijn er ook in Nederland mensen en ngo´s die voor die steun zorgen, zowel moreel als financieel.
Janny Beekman
De leiding van al-Qaida heeft Afghanistan al kort na de aanval van de VS in 2001 verlaten, onmiddellijk na de val van het regime van hun gastheren, de Taliban. Sindsdien zijn er ook geen trainingskampen voor internationale terroristen in Afghanistan. Wat er over is van de leidende groep van al-Qaida heeft nu zijn bases in Pakistan, vermoedelijk op enige afstand van de grens. De oorlog in Afghanistan wordt gevoerd tegen de Taliban in opkomst. Bij het onderzoek naar grote aanslagen in West-Europa, zoals in Londen, duiken er regelmatig actuele contacten op met het stedelijke radicaal-islamistische milieu in Pakistan, godsdienstscholen en trainingskampen aldaar, maar niet vaak met Afghanistan. Opsporingsacties van de Pakistaanse politie zijn veel effectiever gebleken bij het oppakken van kernleden van al-Qaida dan de militaire acties van de NAVO.
Tussen 2002 en 2006 - toen de NAVO nog niet ontplooid was in Zuid-Afghanistan, was het aantal terroristische incidenten in Afghanistan betrekkelijk klein. Het huidige Taliban-offensief kan niet los gezien worden van de blijvende aanwezigheid van de NAVO-troepen. De huidige NAVO-commandanten weten heel goed dat de term Taliban nu staat voor een los bondgenootschap van iedereen die tegen de westerse bezetting en de regering Karzai is. Onder andere de Britten maken af en toe afspraken met plaatselijke Talibanleiders. De onlangs alweer afgezette gouverneur van Uruzgan, Abdoel Hakim Moenib, stond in 2005 nog op het lijstje van gezochte Talibancommandanten. Als de VS en de NAVO zich terugtrekken is de kans groot dat de Afghaanse regering een nieuw compromis met regionale en stammilities tot stand moet brengen. Sommige daarvan hebben banden met de Taliban, maar ze zullen niet toestaan dat ze opnieuw aan de macht komen, omdat de herinneringen aan hun bewind niet best zijn. Hetzelfde geldt voor de bevolking in het noorden die bovendien een heel andere etnische samenstelling heeft dan die van de kerngebieden van de Taliban.
Er zijn nu ongeveer 40.000 NAVO-militairen in het land. Naar schatting van hun commandant, de Amerikaanse generaal McNeill, zouden er rond 400.000 nodig zijn om het verzet van de zuidelijke Pashtunstammen militair te breken. Om die aantallen te halen zouden westerse landen de dienstplicht opnieuw moeten invoeren. De Russen zetten destijds zonder succes 160.000 eigen troepen en 200.000 Afghaanse regeringstroepen in. Een heel andere benadering kwam van een andere Amerikaanse generaal, Joseph Votel, nota bene ondercommandant van Combined Joint Task Force 82 in Afghanistan, de mensen van Enduring Freedom. Volgens hem heeft het land meer behoefte aan specialisten zonder uniform zoals ingenieurs, landbouwkundigen en experts op het gebied van waterkrachtcentrales en transport dan aan extra militairen.
De opbouwmissie, waarover in het begin veel gepraat werd, was uitsluitend bedoeld om de operatie te verkopen aan een sceptisch publiek en de PvdA. Wat er gebeurt aan opbouwwerk staat nu volledig in het kader van de militaire strijd en het behoud van veroverd terrein. Nederland is vooral Afghanistan binnengekomen omdat het voortbestaan van de NAVO er op het spel staat en Nederland sinds het ministerschap van VVD-Kamp met de VS in de voorste linies van de lange oorlog wil vechten. Mogelijk speelt, zoals de nestor van de Nederlandse liberale commentatoren Heldring een paar maal heeft gesuggereerd, ook het Srebrenica-syndroom nog een rol. Alleen door twee volle periodes in het heetst van de strijd te blijven kan de blamage van Srebrenica ongedaan worden gemaakt.
Kees Kalkman
Afghanistan, Inc.: A CorpWatch Investigative Report
6 oktober 2006
Hoe het westerse bedrijfsleven in Afghanistan grof geld verdient aan slecht uitgevoerd werk.
International Crisis Group
Countering Afghanistan’s Insurgency: No Quick Fixes
2 november 2006
Een nieuwe aanpak is nodig in plaats van de huidige interventie op een koopje.
Canadian Troops in Afghanistan: Taking a Hard Look at a Hard Mission (pdf, 311 KB)
Februari 2007
Kritisch rapport van een Canadese Senaatscommissie na een bezoek aan Afghanistan.
Congressional Research Service
NATO in Afghanistan: A Test of the Transatlantic Alliance (pdf, 814 KB)
16 juli 2007
ARD - ABC - BBC
Afghanistan-Umfrage 2007
December 2007
Representatief onderzoek van het Afghan Institute for Social and Public Opinion Research laat enorme verschillen tussen noord en zuid zien en een toename van de minderheid die bereid is tot geweld.
Peter Dahl Thruelsen, Danish Institute for International Studies (DIIS)
NATO in Afghanistan - What lessons are we learning, and are we willing to adjust?
DIIS Report 2007:14
December 2007
Rapport vergelijkt de operatie van ISAF met het concept van de NATO Peace support Operations en constateert tal van lacunes.
Senlis Council
Afghanistan - Decision Point 2008
Februari 2008
Pleit voor aanzienlijke uitbreiding van het aantal westerse troepen en stopzetten van de agressieve strijd tegen de papavercultuur als absolute voorwaarden voor succes.
Antonio Giustozzi
Koran, Kalashnikov and Laptop - The Neo-Taliban Insurgency in Afghanistan<br>
Hurst & company, Londen 2007, 257 pg. (register, bibliografie, kaarten) ISBN 978-1-85065-873-3
Nederland voert in Afghanistan een guerrillaoorlog. Hoewel er veel over geschreven en beweerd wordt, is er nog geen grondige openbare studie beschikbaar. De belangrijkste vragen betreffen de omvang en motivatie van de Taliban, de mate van succes of mislukking van hun (guerrilla)strategie en de contraguerrillastrategie die gebruikt wordt door de NAVO, de Amerikanen en het Afghaanse regeringsleger. Dit boekje, gebaseerd op grondig onderzoek, geeft voor de periode 2002 tot begin 2007 een helder beeld en zou eigenlijk snel vertaald moeten worden. De onderzoeker, werkzaam bij de London School of Economics, weet met een grondige ordening van zijn gegevens inzicht te geven in sleutelconcepten zoals ‘hearts and minds’ en de ‘inktvlek strategie’.Verplichte kost voor iedereen die last heeft van ‘sound-byte’ moeheid.
Olivier Immig, Jan van Heugten
Afghanistan: de Taliban aan de macht
Netherlands Institute of South Asian Studies, Amsterdam 2000, 154 pg.
ISBN 90-801758-2-x
Inleiding met korte geschiedenis van Afghanistan concentreert zich op opkomst en heerschappij van de Taliban.
Farah Karimi
Slagveld Afghanistan
Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2006, 176 pg. ISBN 1090-468-1143-8
Analyse door het vroegere kamerlid van GroenLinks en Afghanistan-specialist concludeert dat de buitenlandse militairen in het zuiden van Afghanistan onderdeel van het probleem in plaats van de oplossing zijn.
Ralph H. Magnus, Eden Naby
Afghanistan - Mullah, Marx, and Mujahid
Westview Press, Boulder Co. (VS) 2000, 289 pg. (register) ISBN 0-8133-4019-5
Overzichtelijke geschiedenis vanuit het academisch establishment met aandacht voor geopolitiek, de marxistische stroming in Afghanistan, maar veel minder voor al-Qaida, de rol van de VS en Pakistan.
Jonathan Neale
The Afghan Tragedy
In: International Socialism 2:12 pp 2-32
Uitstekende beschrijving van de milieus waarin zich de Afghaanse revolutie van 1978 en de daaropvolgende opstand afspeelde. Neale deed in die tijd antropologisch onderzoek in Afghanistan.
Olivier Roy
Islam and Resistance in Afghanistan
Cambridge University Press, Cambridge 1986, 253 p9. (register)
ISBN 0-521-33803-4
Klassiek boek over het Afghaanse verzet ten tijde van de bezetting door de troepen van de Sovjet-Unie, waarin bijvoorbeeld de verschillen tussen traditionalisten en fundamentalisten (waaronder islamisten) helder uiteen wordt gezet.
Winfried Wolf
Afghanistan, der Krieg und die neue Weltordnung
Konkret Literatur Verlag, Hamburg 2002, 205 pg. ISBN 3-89458-209-X
Linkse publicist en voormalig parlementslid voor de PDS legt nadruk op geopolitiek, olie, militair industrieel complex en hegemonie van de VS bij de analyse van het eerste jaar van de Afghanistanoorlog.
Mohammad Yousaf, Mark Adkin
Afghanistan - The Bear Trap, The Defeat of a Superpower
Pen & Sword Books Ltd, Barnsley (GB) 1992, 243 pg. (register, kaarten)
ISBN 0-85052-860-7
Brigadegeneraal Yousaf was van 1983 tot 1987 hoofd van het Afghaanse Bureau van de militaire inlichtingendienst van Pakistan (ISI) en als zodanig belast met training en operationele planning voor de mujahedienguerrilla in Afghanistan. Dat wordt gedetailleerd aan de hand van kaartjes beschreven.
e-Ariana
Nieuwsberichten en artikelen
Radio Free Europe / Radio Liberty
Afghanistanpagina en rapporten van ooit door de CIA gesponsorde Koude Oorlogszender volgen de lokale media over het algemeen goed.
Institute for War and Peace Reporting
Werken veel met Afghaanse journalisten, daardoor uniek materiaal.
Uruzgan Weblog
Nederlandse soldatenzender op Internet begint met een citaat van Trotsky ("You may not be interested in war, but war is certainly interested in you") en kan soms ook kritisch uit de hoek komen.
http://oruzgan.web-log.nl/