VredesMagazine 4e kwartaal 2010
Uitgave van de vereniging VredesMedia waarin samenwerken:
Haags Vredesplatform (HVP), Humanistisch Vredesberaad (HVB), Vereniging Pais, Samenwerkingsverband Stop de Wapenwedloop, Antimilitaristies Onderzoekskollektief VD AMOK, Women’s International League for Peace and Freedom (WILPF) afdeling Nederland.
In Vredesmagazine zijn de tijdschriften Kernwapens Weg!, VD AMOK en de dikke nummers van Vredeskoerier ’t Kan Anders opgegaan. De dunne nummers van Vredeskoerier ’t Kan Anders blijven 4x per jaar verschijnen.
Redactie
Jan Bervoets, Hans Feddema, Benno Houweling, Kees Kalkman, Klaas Meijer, Anke Polak, Jan Schaake, Guido Schokker, Barbara Smedema, Egbert Wever
Aan dit nummer werkten naast de auteurs mee
David-Jan Donner, Chris Geerse, Wendela de Vries
De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van een geplaatst stuk. De tekst van artikelen mag worden overgenomen op voorwaarde van bronvermelding. Copyrights van foto’s en tekeningen berusten bij de desbetreffende fotograaf /illustrator.
Fotoredactie
Hans Bouton, Anne Vaillant
Medewerkende fotografen en illustratoren
Jan Bervoets, Leo de Groot, Michiel Hegener, Senior Airman Kenny Holston, Anna van Kooij, Manna Ori, Len Munnik, Peleia, Janine Tijhoff, Yayasan KUKB, Jeff Zimberlin
Vormgeving
Jimmy Slothouwer
Drukker
Drukkerij Mezclado, Tilburg
Abonnementen
Interesse of aanmelding voor een abonnement op Vredesmagazine kan kenbaar gemaakt worden bij de redactie van Vredesmagazine of bij een deelnemende organisatie.
Een jaarabonnement op VredesMagazine (4 nummers) kost 10 euro. U kunt een abonnement nemen via info@vredesmagazine.nl of 015 7850137
Giften
Bedragen die abonnees overmaken boven het verschuldigde abonnementsgeld worden beschouwd als gift voor het werk van de in VredesMagazine samenwerkende organisaties.
Contact VredesMedia
Vlamingstraat 82, 2611 LA Delft, 015 7850137
info@vredesmedia.nl, www.vredemedia.nl
Redactieadres
Obrechtstraat 43 3572 EC Utrecht tel. 06-14127779
e-post info@vredesmagazine.nl
Kopijsluiting volgend nummer: 15 november
Verschijningsdatum volgend nummer: 15 december
ISSN 1876-0724
Komende herfst wil de NAVO tijdens een vergadering in Portugal een nieuw strategisch concept vaststellen. De vorige versie van dit document werd aangenomen tijdens de Kosovo-oorlog in 1999. Om de beslissing voor te bereiden is een commissie van experts ingesteld onder leiding van Madeleine Albright, die tijdens de Kosovo-oorlog minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten was, en Jeroen van der Veer, oud-topman van Shell. De commissie heeft dit voorjaar een rapport uitgebracht met de titel NAVO 2020. Hieronder enkele belangrijke passages uit dit rapport met hier en daar enig commentaar (cursief). De nummers tussen haakjes verwijzen naar de bladzijden van het rapport. Onderwerpen die elders in dit dossier worden behandeld zijn meestal niet opgenomen. Kees Kalkman |
"De meest waarschijnlijke bedreigingen voor de bondgenoten in het komende decennium zijn van niet-conventionele aard. Drie daarvan zijn van bijzonder belang: 1) een aanval met een ballistische raket (al dan niet nucleair gewapend); 2) aanvallen door internationale terroristische groeperingen; en 3) cyberaanvallen variërend in graad van hevigheid. Een hele reeks andere bedreigingen vormt ook een risico, waaronder verstoringen van de aanvoerlijnen voor energie en maritieme bevoorrading, de schadelijke gevolgen van wereldwijde klimaatverandering en de financiële crisis." (17)
"Allereerst moet het bondgenootschap de mogelijkheid behouden om af te schrikken en de lidstaten te verdedigen tegen elke bedreiging of agressie. Deze verplichting, belichaamd in Artikel 5 van het Noord-Atlantisch Verdrag, moet in ondubbelzinnige bewoordingen opnieuw worden bevestigd. Tegelijkertijd moeten de plannenmakers van de NAVO erkennen dat de potentiële bronnen van bedreigingen in het kader van Artikel 5 zijn verruimd en nu gevaren omvatten die ofwel binnen ofwel buiten de Euro-Atlantische regio kunnen ontstaan. De NAVO moet erop voorbereid zijn om zich te verdedigen tegen zulke bedreigingen ongeacht de plaats waar ze ontstaan. (..)
Er kan wel twijfel bestaan of een onconventioneel gevaar - zoals een cyberaanval of het bewijs dat terroristen een aanval plannen - het collectieve verdedigingsmechanisme van Artikel 5 in werking zet. Als het zich voordoet zal dit moeten worden vastgesteld door de Noord-Atlantische Raad op basis van de aard, de bron, de omvang en andere aspecten per geval waarbij de veiligheid in het geding is." (19-20)
Dit is een cruciale passage. Artikel 5 is de verplichting om bondgenoten bij te staan die worden aangevallen. Oorspronkelijk ging het om aanvallen op het territorium van de NAVO-landen, dat in het Verdrag wordt gedefinieerd. Bij het vorige Strategisch Concept van 1999 werd dit al verruimd tot de ‘Euro-Atlantische regio’. Nu kan ook daarbuiten worden opgetreden in het kader van artikel 5 en is verder in plaats van een ‘aanval’ nu een ‘bedreiging’ voldoende om in actie te komen. Dit is een vagere term die de mogelijkheid opent voor preventieve oorlogsvoering. De manier waarop het verwoord wordt, lijkt een compromisformule, het wijst op onuitgesproken tegenstellingen binnen de NAVO.
"De NAVO is een regionale en geen wereldwijde organisatie; de financiële hulpbronnen zijn beperkt en onderworpen aan andere prioriteiten; en de NAVO wil geen operaties uitvoeren waarvoor andere instellingen en landen eerder in aanmerking komen. Het nieuwe Strategisch Concept moet dan ook richtlijnen voorschrijven voor het bondgenootschap ten aanzien van de beslissingen om hulpbronnen in te zetten buiten zijn grensgebied." (32)
"De NAVO moet een territoriale raketverdediging erkennen als essentiële missie voor het bondgenootschap. Daarom moet de NAVO overeenkomen het Active Layered Theatre Balllistic System uit te breiden om te voorzien in de kern van een commando- en controlestructuur van een territoriaal raketverdedigingssysteem van de NAVO." (44)
Het genoemde systeem is een bundeling van bestaande antiraketsystemen van NAVO-landen (zoals de Patriot) die vooral tot doel hebben om uitgezonden troepen te beschermen.
"De EU is een unieke en essentiële partner voor de NAVO. De twee instellingen hebben een grotendeels overlappend lidmaatschap en de landen die lid zijn van beide hebben slechts één bestand strijdkrachten en één bestand belastingbetalers. (23)
Het nieuwe Strategisch Concept moet erkennen dat het verdrag van Lissabon van de EU naast andere doelstellingen is ontworpen om de militaire capaciteit en de commandostructuren van Europa te versterken." (24)
"Het mandaat van de Veiligheidsraad - om de internationale veiligheid en vrede te handhaven - past goed bij de opdracht van de leden van de NAVO om hun inspanningen voor een collectieve verdediging en het behoud van vrede en veiligheid te behouden". (24)
Deze passage is vooral van belang om wat er niet staat, namelijk dat de NAVO buiten zijn eigen grondgebied alleen zou mogen optreden op grond van een mandaat van de Veiligheidsraad.
In het Midden-Oosten blijven drie belangrijke en met elkaar verbonden ontwikkelingen de veiligheid van het bondgenootschap beïnvloeden: 1) voortdurend extremistisch geweld; 2) smeulende Arabisch-Israëlische spanningen; en 3) de politiek van de regering van Iran met inbegrip van diens onwil om gevolg te geven aan resoluties van de VN Veiligheidsraad die verband houden met het nucleaire programma van Iran. De Iraanse pogingen om nucleaire brandstof te verrijken, een ontwerp voor een kernwapen te ontwikkelen en een voorraad aan te leggen van ballistische raketten voor de lange afstand zou in dit decennium een belangrijke bedreiging in de zin van Artikel 5 voor het bondgenootschap kunnen opleveren. Bovendien bestaat er bezorgdheid over de veiligheid van cruciale maritieme handelsroutes vanwege de conventionele bewapeningsprogramma's van Iran, in het bijzonder zijn kruisraketten tegen schepen. (16)
Hier wordt dus de mogelijkheid van een oorlog van de NAVO met Iran in het vooruitzicht gesteld.
Het gebied van Latijns-Amerika en het Caribische gebied heeft, net zoals Noord-Amerika, zijn eigen uitdagingen waarbij de criminaliteit de belangrijkste rol speelt. De Organisatie van Amerikaanse Staten is het voornaamste regionale orgaan voor beide continenten. Met de mogelijke uitzondering van een humanitaire noodsituatie, is rechtstreekse betrokkenheid van de NAVO moeilijk denkbaar in deze regio. (17)
Dit is de enige regio waarvoor een duidelijk voorbehoud wordt gemaakt voor optreden van de NAVO. De rest van de wereld is in principe vrij jachtterrein, zonder dat dit overigens expliciet wordt beklemtoond.
NATO 2020: Assured Security; Dynamic Engagement (pdf), 17 mei 2010
In een persbericht direct na het verschijnen van NATO 2020 noemen de British American Security Information Council (BASIC) en de Amerikaanse Arms Control Association (ACA), instellingen die zich onder meer inzetten tegen proliferatie van nucleaire wapens, het document een "gemiste kans". BASIC betreurt het dat de auteurs van het rapport "doorgaan om de geloofwaardigheid van het bondgenootschap te baseren op de inzet in Europa van 200 Amerikaanse nucleaire bommen, hetgeen eerder past bij de doctrine van de Koude Oorlog uit de jaren 1960."
ACA wijst erop dat het rapport weliswaar boude uitspraken doet over de afschrikkende werking van het opstellen van tactische nucleaire wapens in Europa, maar geen enkele aanzet maakt hiervoor een legitimering aan te voeren. Het wordt simpelweg aangenomen, terwijl dit allerminst vanzelfsprekend is, aldus het persbericht, dat de aanwezigheid van de Amerikaanse atoombommen in Europa verder "niet geloofwaardig" en "irrelevant voor de verdediging van het bondgenootschap" noemt.
De twee instellingen hekelen verder de aanbeveling in NATO 2020 dat "zolang nucleaire wapens bestaan, de NAVO door moet gaan om veilige en betrouwbare nucleaire strijdmachten te behouden, met breed gedeelde verantwoordelijkheid voor inzet en operationele ondersteuning, zoals de huidige veiligheidssituatie minimaal voorschrijft."
In plaats van de gekozen lijn in het rapport wijst de ACA erop dat de "NAVO moet erkennen dat in de 21ste eeuw (…) kleinere en beter draagbare nucleaire bommen een blok aan het been zijn voor de veiligheid en geen voordeel. Ze zijn een doelwit voor terroristen, vervagen de grens tussen conventionele en nucleaire conflicten en zijn een rem op de mondiale inspanning voor non-proliferatie."
NATO 2020 raadt daarnaast aan dat de NAVO niet-nucleaire landen die zich houden aan het non-proliferatieverdrag niet bedreigt met een nucleaire aanval. Uit deze aanbeveling concludeert ACA hoopgevend dat de auteurs van het rapport van mening zijn dat de NAVO het gebruik van nucleaire wapens "significant moet beperken". (JvD)
Bron: BASIC en ACA, NATO ‘Experts group’ misses an opportunity for leadership on nuclear posture, 17 mei 2010
Het lijkt buiten kijf dat momenteel de moeizame oorlog in Afghanistan - inmiddels de langste Amerikaanse oorlog ooit - verreweg de belangrijkste taak van de NAVO is. Om deze oorlog tot een goed einde te brengen sturen de Verenigde Staten tienduizenden extra troepen naar het Centraal-Aziatische land om een nieuw offensief te starten. Tegelijk met deze troepenescalatie beraamt de NAVO zich op haar toekomst. Het bondgenootschap werkt aan een nieuw strategisch concept dat eind dit jaar moet worden aangenomen. Logischerwijs zou de Afghanistanoorlog daarin prominent aan bod moeten komen, maar dat lijkt niet het geval. Integendeel.
Als basis voor dit nieuwe strategisch concept dient een op 17 mei 2010 verschenen rapport. Dit document, NATO 2020, Assured security; dynamic engagement, werd opgesteld door een groep van experts onder leiding van oud-minister van Buitenlandse Zaken van Amerika Madeleine Albright. Met betrekking tot Afghanistan valt een ding meteen op aan het rapport: er staat vrijwel niets in over de bijna negen jaar oude oorlog. (noot 1) De vice-voorzitter van de expertgroep, de vroegere topman van Shell Jeroen van der Veer, legde dit in het programma Buitenhof als volgt uit: het rapport richt zich op "de strategie van de NAVO na Afghanistan." (noot 2)
Dat is weliswaar duidelijke taal, maar ook nogal opmerkelijk. Naast het feit dat het op zichzelf al vreemd is een tienjarig strategisch concept te schrijven voor na een grote oorlog waar je nog middenin zit, zijn er ook steeds meer en overtuigende aanwijzingen dat de oorlog, ondanks Obama’s troepenescalatie, helemaal niet te winnen is. Het is bovendien zeer de vraag hoe en of het sterkste militaire bondgenootschap ter wereld een nederlaag in Afghanistan te boven kan komen. Het is allerminst denkbeeldig dat de afwikkeling van de Afghanistanoorlog voor grote problemen zal zorgen binnen de NAVO.
Obama stelt zichzelf drie doelen in Afghanistan: de Taliban en al-Qaida verslaan, de Afghaanse veiligheidsdiensten opbouwen en het uitbreiden van het gezag van de centrale overheid onder leiding van president Karzai. (noot 3) Vanaf midden 2011 zou het Amerikaanse leger zich dan moeten gaan terugtrekken, al zijn er inmiddels signalen die erop wijzen dat dit wel eens een stuk later kan gebeuren of in ieder geval langzaam zal gaan. Ofwel, zoals dat in diplomatieke taal heet: het aantal soldaten en de snelheid van de terugtrekking is 'voorwaardelijk' en afhankelijk van 'omstandigheden'. (noot 4)
Wie het nieuws een beetje volgt, kan niet anders dan concluderen dat bovenstaande doelen alle drie niet gehaald zullen worden. Het uitschakelen van de Taliban lijkt niet alleen onhaalbaar omdat ondanks de troepenescalatie het verzet tegen de Westerse bezettende mogendheden blijft groeien (de laatste maanden blijft het aantal NAVO-doden per maand stijgen), maar ook omdat de NAVO-aanval op Marja, die symbool moet staan voor de nieuwe counterinsurgency strategie van Obama, lijkt te zijn mislukt.
Marja, een gebied waar de Taliban sterk zijn, had met overweldigende macht moeten worden schoongeveegd. Echter, een paar maanden na het begin van de actie in februari 2010, berichtte The Washington Post dat gevechten met de Taliban ter plaatse aan de orde van de dag waren en ondertussen zelfs meer doden eisten dan tijdens de schoonveegactie in februari. Er waren "tekenen dat de opstandelingen het momentum herwinnen," aldus inwoners van Marja. (noot 5) Deze mislukking om de plaats van opstandelingen te ontdoen zou wel eens van voorspellende waarde kunnen zijn met betrekking tot het nieuwe offensief tegen het veel grotere Kandahar, de geboorteplaats van de Taliban. Daar zullen verhoudingsgewijs een stuk minder NAVO-soldaten aan mee doen.
Het terreurnetwerk van Osama bin Laden zal om een heel andere, doodeenvoudige reden niet te verslaan blijken: al-Qaida zit niet in Afghanistan. Vriend en vijand zijn het er al geruime tijd over eens dat al-Qaida reeds vrijwel verslagen is in Afghanistan. De nationale veiligheidsadviseur van Obama, James Jones, antwoordde op een vraag naar de sterkte van al-Qaida in Afghanistan een jaar geleden als volgt: "De maximale schatting is minder dan 100 actief in het land, geen bases, geen mogelijkheden om raketten te lanceren op ons of onze bondgenoten". (noot 6) Het is opmerkelijk dat Obama in zijn speeches toch zo blijft hameren op de niet bestaande safe havens van al-Qaida in Afghanistan.
Daarnaast is het overigens zeer de vraag in hoeverre al-Qaida überhaupt nog bestaat als organisatie. Terrorismedeskundigen wijzen er vaak op dat al-Qaida voornamelijk voortleeft als idee, als gedachtegoed. (noot 7) Het is verder zeer de vraag hoe je met een leger van ruim 100.000 man een idee kan verslaan dat zichzelf bovendien primair tot doel stelt zich op alle mogelijke manieren te verzetten tegen de aanwezigheid van buitenlandse militairen. Uiteraard zal dit eerder averechts uitpakken.
Het tweede doel van Obama is het opbouwen van een betrouwbaar Afghaans leger en politie. Die moeten de taken van de NAVO-soldaten over gaan nemen, zodat de Amerikanen zich kunnen terugtrekken. Zoals Nixon zijn oorlog, tevergeefs, probeerde te Vietnamiseren, zo probeert Obama de war of necessity, zoals hij zijn eigen oorlog noemt, te Afghaniseren. Het probleem is echter, zo blijkt uit onderzoek na onderzoek, dat de opbouw van zowel het leger als de politie ontzettend moeizaam gaat.
Het offensief in Marja, waar elite-eenheden van de nieuw opgeleide Afghaanse politie aan meededen, is opnieuw tekenend. Uit reacties van Amerikaanse soldaten en inwoners van Marja blijkt dat dit bepaald geen succes was. Zo zouden volledige eenheden geweigerd hebben om op wacht te staan, deserteerden verschillende officieren en zou er geplunderd zijn door Afghaanse agenten. Het optreden van de agenten wordt "middelmatig" genoemd en "veel minder effectief" dan verwacht. (noot 8)
Dit beeld strookt met de inhoud van rapporten over de staat van het Afghaanse leger en de politie. Een onderzoek van de non-gouvernementele organisatie International Crisis Group uit mei 2010 concludeert bijvoorbeeld dat het Afghaanse leger "corrupt (is) en nog lang niet in staat zelfstandig te functioneren." Daarnaast waarschuwt het rapport ervoor dat het Afghaanse leger bij vertrek van de Amerikaanse troepen "mogelijk uiteenvalt." Etnische rivaliteit bedreigt het voortbestaan van het leger. Daarnaast, aldus een hoge NAVO-generaal, is er een hoog uitvalpercentage van Afghaanse soldaten, bijna 20 procent. (noot 9) Andere rapporten vertellen een zelfde verhaal.
Net als begin jaren zeventig in Vietnam (twee jaar na het vertrek van de Amerikanen viel het nieuw opgebouwde Zuid-Vietnamese leger zonder weerstand te bieden uiteen na een communistisch offensief) is het ook nu weer volstrekt onduidelijk hoe de Amerikanen binnen een jaar kunnen beginnen met de machtsdracht aan de Afghaanse veiligheidstroepen.
Het laatste doel van Obama is de soevereiniteit van de regering Karzai over het land uitbreiden. Dit lijkt sowieso vrijwel onbegonnen werk, omdat het land geen traditie van een centrale overheid kent, maar ook omdat veel Afghanen weinig verschil zien tussen de terreur van de Taliban en de terreur van de warlords waarmee Karzai zich inlaat. Verreweg het grootste probleem is echter de corruptie. Deze is in Afghanistan endemisch en is in de afgelopen jaren bovendien toegenomen.
Stond het land in 2007 al op een schrikbarend lage plaats op de Corruption Perceptions Index, de corruptiemeter van Transparancy International (op zeven na de laagste), in 2008 daalde het nog drie plaatsen om in 2009 nog verder te dalen naar nummer 179 van de 180, slechts Somalië achter zich latend. (noot 10) Het is moeilijk voor te stellen dat Afghanistan deze problemen in een of twee jaar oplost. Een onderzoek van USAID, de Amerikaanse organisatie voor ontwikkelingsorganisatie verbonden aan het ministerie van Buitenlandse Zaken, concludeert dat corruptie in Afghanistan "alomtegenwoordig, geworteld, systematisch en volgens iedereen in schaal ongeëvenaard is in omvang en bereik". (noot 11)
In de praktijk, aldus een rapport van de Verenigde Naties, komt dit er op neer dat 23 procent van het bruto nationaal product van de Afghanen opgaat aan het betalen van steekpenningen (ongeveer evenveel als in de opiumproductie omgaat, een andere grote bron van corruptie). Dit is een groot obstakel voor Karzai, omdat het veelal zijn eigen ambtenaren zijn aan wie het geld betaald moet worden: "Zij die belast zijn met het handhaven van de wet worden gezien als degenen die het meest schuldig zijn." (noot 12) Het is moeilijk in te zien hoe extra Amerikaanse soldaten ervoor kunnen zorgen dat de Afghanen vertouwen in deze ambtenaren krijgen.
Kortom, wanneer je nuchter naar de feiten kijkt, dan lijkt het erop dat Obama met de huidige escalatie van de oorlog in Afghanistan geen van zijn drie doelen zal bereiken. De gevolgen hiervan voor de toekomst van de NAVO zijn niet te overzien. Een terechte vraag is of het rapport NATO 2020, dat voorbij gaat aan de oorlog in Afghanistan en waarin staat dat in de toekomst de NAVO net zo gemakkelijk weer een dergelijke oorlog kan beginnen, daarom niet net zo zinloos zal blijken als de oorlog in Afghanistan zelf.
Jip van Dort
www.jip-van-dort.blogspot.com
President Obama heeft zijn generaals vorig jaar voor het blok proberen te zetten: zorg voor een verbetering van de situatie in Afghanistan vóór 1 juli 2011, anders krijgen jullie geen extra troepen. Die deadline heeft Obama gesteld omdat hij niet, zoals zijn voorgangers in Vietnam, in het moeras vast wil lopen en ook vanwege zijn herverkiezing. Maar nu begint het erop te lijken (zoals blijkt uit het artikel hierboven) dat het tijdschema van de president niet haalbaar is. Dat zal hem in december, als de Afghaanse strategie moet worden geëvalueerd, voor een dilemma plaatsen. Hij kan zonder vredesregeling de aftocht blazen, maar dit zou hem bijzonder kwetsbaar maken voor het argument dat hij de zaak heeft verprutst tijdens zijn wacht. Doormodderen na december leidt naar Vietnam, wat hem vermoedelijk eveneens zijn herverkiezing zou kosten. De laatste mogelijkheid is een eervolle aftocht zonder gezichtsverlies via een machtsdeling met de Taliban in Zuid-Afghanistan. Of de Taliban hier nu nog in geïnteresseerd zijn en of dit aan de militairen en het thuisfront is te verkopen, is zeer de vraag. Een interessante variant zou zijn dat Obama gaat mikken op een presidentschap van één termijn en daardoor meer vrijheid van handelen krijgt.
Het Amerikaanse dilemma is vermoedelijk medeverantwoordelijk voor het gebrek aan debat over Afghanistan binnen de NAVO. Men wil geen zout in de wonden wrijven (de Amerikanen verwijten de Europeanen gebrek aan inzet). In zo’n situatie is het beter om eerst te praten over de onderwerpen waarover je het eens kunt worden en dan daarop verder te bouwen.
Maar er kan ook iets anders aan de hand zijn. Misschien is er een stilzwijgende overeenstemming dat langdurige contraguerrillaoperaties à la Afghanistan geen toekomst hebben en dat toekomstige NAVO-inzet out-of-area beperkter zal zijn en strenger gebonden aan economische belangen van het Westen. Een artikel van de krantengroep McClatchy wijst in die richting. Gesteld wordt dat "Amerikaanse militaire strategen zonder veel omhaal aan het omschakelen zijn in het besef dat grootschalige contraguerrillaoorlogen te veel geld kosten en te lang duren." De verliezen aan mensen en materieel zijn te groot en ze leiden zelden tot een duidelijke overwinning of nederlaag. Minister van defensie Robert Gates bevestigt dat in Foreign Affairs: "De Verenigde Staten zullen waarschijnlijk in de nabije toekomst niet opnieuw een operatie op de schaal van Afghanistan en Irak uitvoeren - dat wil zeggen gedwongen verandering van regime gevolgd door wederopbouw onder vuur." Kijk naar Pakistan en Jemen en je ziet: counterinsurgency light. Daarvoor is de NAVO, afgezien van kleine gespecialiseerde eenheden, niet langer nodig.
Kees Kalkman
Bron: Nancy A. Youssef, Pentagon rethinking value of major counterinsurgencies. McClatchy Newspapers, 13 mei 2010
Het nucleaire arsenaal van de NAVO in Europa bestaat tot nu toe uit drie elementen, die beschikbaar worden gesteld door de VS en Groot-Brittannië:
De groep experts onder leiding van de vroegere minister van Buitenlandse Zaken van de VS Madeleine Albright heeft in het rapport NAVO 2020 aanbevolen om "in het licht van de huidige veiligheidssituatie een aantal voorwaarts gestationeerde (nucleaire) VS-systemen op Europees grondgebied te handhaven," omdat deze "het principe van de uitgebreide afschrikking en de collectieve verdediging" versterken.
Inmiddels is dit voorjaar in Washington de Nuclear Posture Review 2010 (NPR) verschenen, een grondige revisie van de Amerikaanse kernwapenpolitiek, die ook als richtinggevend beschouwd kan worden voor het nucleaire beleid van de NAVO. In de nieuwe NPR wordt de mogelijkheid opengehouden van een eerste inzet van kernwapens, door de zogenaamde negatieve veiligheidsgarantie (een land zonder kernwapens wordt niet aangevallen) te beperken tot landen die geen kernwapens bezitten en hun verplichtingen op grond van het non-proliferatieverdrag nakomen (cursivering - KK), dit laatste ongetwijfeld gemeten langs de lat van de VS. Het zal de vraag zijn of de NAVO dit overneemt.
De NPR kondigt verder aan dat de 100 maritieme Tomahawks buiten dienst zullen worden gesteld. Maar belangrijker is de modernisering van de substrategische kernwapens. De JSF gaat de plaats innemen van de F-16 en F-15E en de bijbehorende kernbommen B-61-3 en B-61-4 worden rond 2017/2018 vervangen door een nieuw model, de B-61-12. Dit nieuwe type is in zoverre problematisch dat het onderscheid tussen strategische en substrategische wapens hiermee zou verdwijnen.
Uit de inhoud van de NPR en uitspraken van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton blijkt bovendien dat een verdere reductie van de rol en het aantal kernwapens in Europa slechts denkbaar is als deze verbonden wordt met een versterkt territoriaal raketschild in Europa en andere conventionele bewapeningscapaciteiten waarbij te denken valt aan Prompt Global Strike (een systeem om met conventionele raketten precisiebombardementen over grote afstanden uit te voeren).
Betekent dit nu dat het streven van onder meer de Duitse regering naar de aftocht van de Amerikaanse kernwapens kansloos is geworden? Daar is nog wel wat bij op te merken.
Ten eerste houdt de modernisering van de wapens en de draagsystemen die de regering Obama in de NPR 2010 heeft aangekondigd niet zonder meer in dat deze nieuwe systemen ook in Europa moeten worden gestationeerd. Zo bestaat de huidige ‘nucleaire paraplu’ van de VS voor Japan en Zuid-Korea uitsluitend uit op zee geplaatste en in de VS opgeslagen substrategische kernwapens.
Ten tweede zou kunnen blijken dat Washington serieus meent dat toekomstige besluiten op een multilaterale basis moeten worden genomen, in tegenstelling tot hetgeen in de periode Bush gebruikelijk was. Dat zou een consensus moeten inhouden met de bondgenoten om gezamenlijk de politieke verantwoordelijkheid en ook de financiële lasten te dragen.
Ten derde kan Washington de Duitse Bondsdag niet dwingen om een nieuwe generatie nucleaire vliegtuigen aan te schaffen of de bestaande Tornado’s te moderniseren om ze geschikt te maken voor de nieuwe kernwapens.
Ten vierde zou de huidige opstelling van VS-kernwapens in Turkije in de toekomst meer een onderdeel kunnen gaan vormen van de Amerikaanse militaire politiek voor het Midden-Oosten dan die ten aanzien van Europa. De kernwapens uit de andere Europese landen zouden dan gemakkelijker kunnen worden teruggetrokken.
Ten vijfde zou de NAVO kunnen kiezen voor een nucleair potentieel voor Europa dat uitsluitend bestaat uit strategische (niet in Europa zelf geplaatste) kernwapens, hetgeen in elk geval de helderheid van de bedoelingen ten goede zou komen.
Otfried Nassauer
Gebaseerd op: Otfried Nassauer, Die nukleare NATO - Ein Problemaufriss Friedrich Ebert Stiftung, Berlin. Juli 2010. Samenvatting: Kees Kalkman
Noot 1:
Strategische kernwapens zijn de wapens die een intercontinentaal bereik hebben en gericht zijn op rivaliserende grote kernmogendheden. Substrategische nucleaire wapensystemen hebben een kleiner bereik en kunnen ook zijn gericht op andere landen. Terug naar tekst
Door een NAVO instituut in Den Haag blijft Nederland toch betrokken bij de oorlog in Afghanistan. Het is voor het eerst dat de NAVO op grote schaal technici en managers ter plekke inzet. Die techneuten komen van het NATO Consultation, Command and Control Agency (NC3A) dat zijn grootste vestiging op de Waalsdorpervlakte heeft.
Een militaire staf kan lijden aan informatie overflow. En daarmee belanden we bij een belangrijk deel van het takenpakket van het Haagse agentschap. Oorlog wordt gevoerd vanuit een netwerk en het is de taak van het NC3-agentschap ervoor te zorgen dat dit netwerk optimaal functioneert. Het agentschap beperkt zich daarbij niet tot commandovoering en besturing, taken die in haar naam zitten. Het onderzoekt, test en verbetert ook middelen voor het verzamelen van inlichtingen, bewaking en verkenning en hoe al die informatie efficiënt kan worden overgedragen naar mens en wapensysteem. Militairen zelf vatten dit geheel samen met de afkorting C4ISR (Command, Control, Communications, Computers, Intelligence, Surveillance and Reconnaissance). Dat dit de ene keer net-centric warfare wordt genoemd en men de volgende keer volstaat met C2, C3, C3I of nog langere afkortingen is daarbij van ondergeschikt belang. Steeds weer gaat het over het gebruik van informatie. Bij de ene afkorting iets minder complex dan bij de andere.
Bij het NC3A op de Waalsdorpervlakte werken 600 mensen aan technische oplossingen voor militaire problemen. In Brussel bij het NAVO-hoofdkwartier heeft de organisatie nog een vestiging met 200 werknemers. De NAVO reactiemacht (NRF) heeft bijvoorbeeld geavanceerde communicatieapparatuur en satellietcommunicatie. Om die wereldwijd in te zetten moet het mobiele communicatiesysteem in orde zijn. De aanpassing van de C3-systemen was daarom een prioriteit bij de reorganisatie van de NAVO en het NC3A verzorgde dit. Het instituut heeft het de afgelopen jaren snel drukker gekregen, want ze is actief in alle operatiegebieden van de NAVO: "inclusief de Balkan, Afghanistan en Irak," schrijft algemeen directeur de Belg Georges D'hollander. Afgelopen zomer begon het een samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling met het Duitse onderzoeksinstituut Fraunhofer-Gesellschaft.
De taak van het NC3A is het sturen van gezamenlijke NAVO en nationale wapenprogramma’s. De kracht is gelegen in analytische kennis, het gebruik van interne NAVO-informatie en de onderzoekscapaciteiten en pragmatisme. Dit laatste is binnen een militaire verdragsorganisatie waar landen op nationaal niveau beslissen een groot goed. Er wordt niet gezocht naar de beste oplossing, maar naar een haalbare oplossing voor militaire problemen, waar alle deelnemers aan een wapensysteem of operatie mee uit de voeten kunnen. In 2008 besteedde het NC3A in dat kader 300 miljoen aan materieelverwerving. Het NAVO-agentschap is een knooppunt voor toepassingen op het gebied van militaire technologie. Ook met niet-NAVO-landen Zweden en Finland zijn er samenwerkingsprojecten. Het maakt het gemakkelijker om met deze landen militaire gegevens uit te wisselen tijdens operaties. Zo integreert het NC3A ook de niet tot de NAVO behorende EU-landen in het NAVO-systeem.
Om bruikbare systemen te ontwikkelen werkt het samen met de industrie. De lijst met partners is indrukwekkend. Hij loopt van de grote wapengiganten Lockheed Martin, Raytheon en British Aerospace Systems tot gespecialiseerde Nederlandse bedrijven als Castor Networks B.V. Dat het NC3A in Nederland is gevestigd betekent dat Nederlandse bedrijven een grotere kans hebben om ingeschakeld te worden.
Van alle huidige NAVO-operaties is die in Afghanistan veruit de grootste en gecompliceerde.
De belangrijkste bijdrage van het NC3A was er voor zorgen dat alle in Afghanistan verzamelde informatie voor iedereen bruikbaar en overzichtelijk in de commandocentrales komt. Dit terwijl elk land wel met zijn eigen apparatuur en technologie kan blijven werken. Het resulterende systeem wordt zowel binnen ISAF als Operation Enduring Freedom gebruikt. Niet alleen vereenvoudigt het de communicatie, het zorgt ook voor distributie op maat. De ene commandolaag krijgt automatische meer of andere informatie dan een andere. Ook op het niveau van deelnemende landen wordt informatie gezeefd. Niet alle informatie is voor alle landen bestemd. Dat klinkt misschien vreemd, maar het is wel de dagelijkse praktijk binnen de NAVO, waar het ene land meer gelijk is dan het andere.
Een ander project moet er toe dienen dat bermbommen minder schade aan kunnen richten. Ook hierbij gaat het vooral om het verzamelen en distribueren van informatie. Die bermbommen zijn overigens wel een koekje van eigen deeg. Italiaanse mijnen die de VS in de jaren tachtig aan Afghanistan leverden zijn een voornaamste onderdeel van dit meest dodelijke Talibanwapen, zo blijkt uit stukken die vrijgekomen zijn door een Freedom of Information procedure in de VS en onderzoek van onderzoeksjournalist Gareth Porter. Daar verandert een technische oplossing niets aan.
Het NC3A levert technologie toegesneden op bestaande conflicten, maar ook voor wapensystemen van de toekomst. De hoofdtaak is het opzetten van een gelaagd raketschild.
Dit schild wordt niet gedragen door een ridder, maar bestaat uit samenwerkende onderdelen die verschillende landen op land, water, in de lucht en in de ruimte hebben rondkarren, vliegen of dobberen. Al die systemen samen moeten in een groter systeem kunnen worden ingebracht, volgens het plug en play principe. Het is in eerste instantie inzetbaar tegen raketten voor de korte en middellange afstand, maar op termijn moeten er ook lange afstandsraketten mee uit de lucht gehaald kunnen worden. Het NC3A moet er voor zorgen dat dit een Europees-Amerikaans project wordt.
Stephen D. Terstegge schreef in 2007 in een studie voor het NC3A en het Amerikaanse Missile Defence Agentschap dat Nederland het braafste jongetje in de raketschildklas is. Hij stelde ook dat er een land nodig is om de Europese integratie van raketschildsystemen vorm te geven. Op de Amerikaanse ambassade in Den Haag schuift men Nederland naar voren, het land dat na Japan het meeste presteert op het gebied van het raketschild, aldus een ambassademedewerker die Terstegge sprak. Naast technische samenwerking en inzet van de Nederlandse marine, leidt Nederland ook al jaren een grote raketschildoefening. Het rijtje pluspunten van Nederland wordt afgesloten met de praktische constatering dat hier het NC3A is gevestigd en dat Den Haag een paar uur rijden van het NAVO-hoofdkwartier in Brussel ligt. "Den Haag gebruiken als centrum voor internationale samenwerking op het gebied van het raketschild ligt voor de hand (…)," aldus de onderzoeker Terstegge.
In 2008 wordt het NC3A in Den Haag inderdaad uitgekozen. Het project is verbonden met operationele en testfaciliteiten in de hele NAVO en werkt samen met de raketschild organisatie van het Amerikaanse leger. Het is de spil in de ontwikkeling van het gelaagde raketschild. Kort na de vestiging in Den Haag stelden leden van de SP-fractie gedetailleerde en specifieke vragen over de rol van Nederland. Er kwam een ‘het heeft niet zoveel om het lijf’ antwoord. Daarna werd het stil op wat opmerkingen in debatten na. Wat de technische samenwerking met de VS behelst? Of het wenselijk is dat Nederland de spil binnen het NAVO-raketschild is? Welke functie de medium power radars die Nederland aan gaat schaffen binnen het raketschild gaan spelen? Dit zijn vragen die niet of nauwelijks gesteld zijn. Als Obama zegt dat het ALTBMD-programma de nadruk zal krijgen bij verdere ontwikkelingen is dit wereldnieuws. Maar er wordt nauwelijks gevolgd dat Nederland aan de rand van Den Haag een Amerikaans programma Europa binnen loodst.
Nu alle kaarten op een gelaagd systeem zijn gezet wordt de coördinerende en faciliterende rol van het NC3A nog belangrijker. Ook de daar ontwikkelde technologie is uiteindelijk bedoeld voor een systeem dat lange afstandsraketten te lijf kan. In mei van dit jaar is getest of het systeem voldoet aan de minimumeisen en in juli werden verplaatsbare commandocentrales voor het raketschild getest en de omvang van het project uitgebreid.
De vestiging in Nederland betekent ook dat Nederland met handen en voeten gebonden is aan de NAVO-interventies. Ons leger kan al dan niet deelnemen aan een militaire operatie, maar de onderzoeken op de Waalsdorpervlakte, die er toe moeten leiden dat de strijd effectiever kan worden voortgezet, gaan door. Mocht er in de toekomst een principieel meningsverschil over de doelstelling van een missie ontstaan dan doet Nederland wapentechnisch toch mee. Ook al is het er zelf niet bij.
Martin Broek
Dit artikel is geschreven in het kader van een onderzoek naar de Nederlandse betrokkenheid bij de oorlog tegen het terrorisme, mogelijk gemaakt door de Fondsen Pascal Decroos en Stichting Democratie en Media. Een uitgebreidere versie van dit artikel in twee delen (Afghanistan oorlog in Den Haag (deel 1) en Raketschild in Den Haag (deel 2)) vind je op het blog van Martin.
"No Blood for Oil" - zo’n leuze doet het goed op demonstraties en bij actiebijeenkomsten, maar in het politieke en maatschappelijke debat wordt dit punt eigenlijk altijd zorgvuldig vermeden. De olie- of gasvoorziening is nooit het officiële argument om ten oorlog te trekken, zelfs niet bij de oorlogen tegen Irak, een land dat bijna samenvalt met olie. En wie bij de NAVO-oorlog in Afghanistan iets over een gaspijpleiding zegt, krijgt meteen te horen dat hij of zij de aanslagen van 11 september of de positie van de Afghaanse vrouwen zeker vergeten is. We trekken ten oorlog om de internationale veiligheid te garanderen, terroristen te bestrijden en om slachtoffers van gewelddadigheden te hulp te snellen, zo heet het. En dat op die plekken ook bijna altijd olie en gas aanwezig is, is louter toeval.
Maar dat is aan het veranderen. Nu bij de eigen in de Noord-Atlantische ruimte gelegen olie- en gasvoorraden de bodem zo langzamerhand in zicht is en we dus echt afhankelijk zijn van toevoer uit andere regio’s, terwijl ook nieuwe concurrenten als India en China zich als groeiende grootgebruikers op de wereldmarkt gemeld hebben, is de term ‘energievoorzieningszekerheid’ (energy supply security) plotseling salonfähig geworden en duikt ze ook steeds vaker op in militaire veiligheidsstrategieën. Ook in het document NAVO 2020, dat onlangs gepresenteerd werd door een High Level Expert Group waarvan oud-Shell-topman Jeroen van der Veer vice-voorzitter was. En dat was hij niet omdat hij zijn sporen in de internationale politiek of het militaire apparaat verdiend zou hebben.
We kunnen de introductie van het begrip energievoorzieningszekerheid vrij gemakkelijk traceren in een aantal opeenvolgende notities aan of van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken. In december 2005 brengen de Algemene Energieraad en de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) de notitie Energievoorzieningszekerheid als nieuwe hoofddoelstelling uit waarin ze stellen "dat energievoorzieningszekerheid een nieuwe, zelfstandige hoofddoelstelling van buitenlands beleid moet worden naast de al bestaande hoofddoelstellingen." Daarbij wordt ook meteen een relatie gelegd met defensie: "Bij strijdige belangen moeten er duidelijke keuzes gemaakt worden. Men kan hier denken aan het inzetten van (nu eenmaal beperkte) militaire middelen voor transportbeveiliging of voor vredesoperaties."
Al een half jaar later gaat het ministerie van Buitenlandse Zaken zelf een stap verder en stelt in de notitie Energievoorzieningszekerheid en Buitenlands Beleid dat de NAVO op dit gebied relevant is, bijvoorbeeld als het gaat om de beveiliging van aanvoerroutes en infrastructuur. "Op termijn zou Nederland kunnen voorstellen om in het kader van het NAVO of EU Force Planningsproces één of meerdere energievoorzieningszekerheid¬planningsscenario’s te ontwikkelen". Het lijkt hier nog vooral te gaan om het beveiligen van pijpleidingen en tankerroutes. Twee jaar later schetst The Hague Center for Strategic Studies van Rob de Wijk in een notitie Energievoorzieningszekerheid en Nationale Veiligheid echter dat de mondiale olie- en gasvoorziening belangrijke ‘geostrategische implicaties’ kent. "Oliebelangen kunnen aanleiding geven tot interventies. Algemeen wordt aangenomen dat oliebelangen een belangrijke rol speelden bij de invasie in Irak in 2003. (…) antiwesterse hardliners [in het Midden-Oosten] zouden olie als wapen kunnen gebruiken en Westerse landen kunnen besluiten tot interventie om hun belangen veilig te stellen. (…) het gaat in zo’n scenario om het economisch overleven van het westen." De notitie sluit af met onder andere de volgende aanbeveling: "De bescherming van energiebelangen dient nadrukkelijker onderdeel te zijn van het buitenlands en defensiebeleid. Het is noodzakelijk duidelijk te krijgen welke rol de NAVO hierbij kan spelen." De eerdergenoemde AIV pakt in haar begin 2010 uitgebrachte advies over Het nieuwe strategische concept van de NAVO de draad van de geopolitieke veiligheid weer op door te wijzen op "rivaliserende aanspraken op energievoorraden."
Er wordt dus al enkele jaren, ook in Nederland, aangekoerst op een grotere rol van energievoorzieningszekerheid in het buitenlands en veiligheidsbeleid en, in het verlengde daarvan, in het takenpakket van de NAVO. Het sterk toegenomen belang van energievoorzieningszekerheid in de afgelopen jaren èn het feit dat juist de nationale staten hierin voorop lopen, werd duidelijk gemaakt in een schemaatje van drie verschillende top vijf lijstjes van veiligheidsrisico’s dat Martina Weitsch van de Quaker Council for European Affairs onlangs in een presentatie schetste.
European Security Strategy (2003) | Review of European Security Strategy (2008) | Most recent security strategies of member states |
---|---|---|
terrorism | weapons of mass destruct. | economic security |
weapons of mass destruct. | terrorism / organized crime | arms related security |
regional conflicts | cyber security | state integrity |
state failures | energy security | environmental security |
organized crime | climate change | terrorism |
Hieruit blijkt duidelijk dat de energieveiligheid (overigens samen met de gevolgen van klimaatverandering) een nieuw fenomeen is op het lijstje veiligheidsrisico’s en daarbij (als ‘economische veiligheid’) nog eens hoger prijkt op de nationale lijstjes van de EU-lidstaten dan op die van de Europese Unie zelf. NAVO en EU nemen hierin dus niet zozeer het voortouw, maar volgen, zelfs op enige afstand, de ontwikkelingen in de lidstaten.
In lijn met deze klaarblijkelijke ontwikkeling van onderop is dat de Parlementaire Assemblee binnen de NAVO onder leiding van onze eigen senator Jos van Gennip in 2006 een rapport lanceerde, Energy Securty, waarin duidelijk werd gesteld dat energieveiligheid ook militaire aspecten heeft en dus tot het domein van de NAVO behoort. Dit rapport wordt, samen met de NAVO-top in Riga, ook in 2006, algemeen gezien als het begin van de beleidsmatige discussie binnen de NAVO over energievoorziening. Maar in de jaren daarvoor bemoeide de NAVO zich ook al met (de militaire bescherming van) olie- en gaspijpleidingen, met name op de zuidelijke Kaukasus (Azerbeidzjan en Georgië). Deze bemoeienissen werden toen nog ontkend, maar aangezien het inmiddels een erkende doelstelling is zou daar veel minder geheimzinnig over gedaan kunnen worden.
In NATO 2020 komt de energievoorziening wel als veiligheidsrisico binnen en vormt energie¬voorzieningszekerheid zelfs één van de vier nieuwe, niet-conventionele gevaren waarop de NAVO een antwoord moet zien te vinden, maar het neemt in het geheel een bescheiden plaats in en staat bijna altijd aan het eind van de lijstjes veiligheidsrisico’s. Die bescheiden plek werd door Jeroen van der Veer nog eens in het ook elders in dit dossier gememoreerde gesprek bij Buitenhof benadrukt door deze hele kwestie te bagatelliseren en de retorische vraag te stellen of zijn gesprekspartner nu echt dacht dat als Rusland de gaskraan zou dichtdraaien de NAVO een troepenmacht zou sturen om die kraan weer open te draaien. Volgens hem gaan we nog steeds geen oorlog voeren om gas en tijdens een eind maart door de Atlantische Commissie georganiseerde bijeenkomst over NAVO 2020 stelde hij dat energievoorzieningszekerheid geen militair maar een politiek veiligheidsprobleem is en dus onder artikel 4 van het NAVO-verdrag thuishoort (veiligheidsconferenties) en niet onder artikel 5 (gezamenlijke actie bij aanval op één NAVO-lid).
Toch is het vreemd dat, bij al die nadruk op een politieke aanpak van de energievoorzieningszeker¬heid, die energievoorziening geen item vormt in de paragraaf die gewijd is aan de samenwerking met Rusland terwijl de NAVO zich volgens datzelfde rapport wel zorgen maakt over "de economische intimidatie" door Rusland. Daarmee wordt natuurlijk geduid op de regelmatige stopzetting van olie- en gasexport aan landen die vroeger in de Russische invloedssfeer lagen en nu een prowesterse politiek (dreigen te gaan) voeren. In het rapport wordt echter vooral een lans gebroken voor de militaire bescherming van de maritieme toevoerlijnen. Enerzijds wordt dit al in de praktijk gebracht door de operatie in de Perzische Golf tegen ‘Somalische piraten’ op een essentieel punt van de vaarroutes naar het Westen, en anderzijds wijst het op de grote geopolitieke concurrentieslag met de eerdergenoemde nieuwkomers India en China die hun respectievelijke marinevloten in de Indische Oceaan aan het versterken zijn.
De relativerende opmerkingen van Jeroen van der Veer dat je politieke energieconflicten, zoals het stopzetten van de toevoer of het omgaan met andere grootverbruikers, slechts met heel veel schade militair kunt oplossen kun je als weldenkend mens alleen maar onderschrijven. Voor de oplossing van dat soort conflicten moet je dan niet alleen naar artikel 4 van het NAVO-verdrag kijken of naar de NAVO-Russische Raad, maar eerder nog naar de OVSE of naar de Russische voorstellen voor een nieuwe veiligheidsorganisatie die vrijwel het hele Euraziatische continent omvat, in ieder geval ook grote energieconsumenten als Japan en China. En misschien moeten we nog wel verder: een mondiale verdeling van de olie- en gasrestanten en het terugdringen van onze afhankelijkheid ervan door overschakeling naar andere energiebronnen. In dat licht is het toch zorgwekkend dat in officiële veiligheidsstrategieën, waaronder NAVO 2020, ook de energievoorzieningszekerheid wel degelijk in verband wordt gebracht met militaire oplossingen en dat een mondiale oorlog over olie en gas hierdoor denkbaar en bespreekbaar is geworden. En dan ook nog op basis van nationale en parlementaire denktanks. Het is de hoogste tijd voor een inhoudelijke campagne No Blood for Oil.
Jan Schaake
Bernard Adam, OTAN: Vers un nouveau concept stratégique. GRIP (Groupe de recherche et d’information sur la paix et la sécurité) Note d’Analyse, 30 maart 2009
Jos Boonstra, Old wine in a new bottle? NATO’s new Strategic Concept. FRIDE Policy Brief Nr. 48 juni 2010
Ludo de Brabander, NAVO Comité van experts wil gemilitariseerde en nucleaire NAVO zonder grenzen. DeWerledMorgen.be 17 mei 2010
Ludo de Brabander, NAVO werkt aan nieuw strategisch concept: mondiaal en nucleair. Vrede Nr. 403, mei-juni 2010 pp. 42-44
Peter van Ham, Die NATO schwindet dahin … weil sie keine Lösungen für neue Bedrohungen anbieten kann. Internationale Politik, maart 2008 pp. 16-20
Hugo Klijn, NATO’s New Strategic Concept: Rising to the Occasion. CSCP Policy Brief Nr. 4, October 2009 (Clingendael)
Petra de Koning, ‘NAVO staat voor veiligheid lidstaten - Jeroen van der Veer, vicevoorzitter van adviescommissie voor nieuwe NAVO-strategie. NRC Handelsblad 17 mei 2010
Otfried Nassauer, Barack Obama und die Zukunft der Atomwaffen. Analyse & Kritik Nr. 550 21 mei 2010
Frans Osinga, Op weg naar een nieuwe Strategisch Concept: kanttekeningen bij het AIV-rapport. Internationale Specator, mei 2010 pp. 258-262
Rio Praaning, De NAVO is nodig. Maar is toe aan een nieuw concept - en nieuwe maatschappelijke steun. Atlantisch Perspectief 2010 Nr. 3 pp. 27-30
Jürgen Wagner, NATO 2020 - Expertenkommission des Generalsekretärs legt Entwurf für ein neues Strategisches Konzept vor. IMI-Anlyse 2010/20. 20 mei 2010
Rob de Wijk, The Challenge: NATO in the Realm of New Geopolitical Realities. Atlantic Council Issue Brief, februari 2010
Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV), Het nieuwe strategisch concept van de NAVO. Advies Nr. 67, januari 2010
Philip R. Cuccia, Implications of a Changing NATO. Strategic Studies Institute, US Army War College, mei 2010
Stephan Frühling en Svenja Sinjen, Missile Defense: Challenges and Opportunities for NATO. NATO Research Paper Nr. 60, juli 2010
Pol Jonson, The debate about Article 5 and its credibility. What is it all about? NATO Research Paper Nr. 58, mei 2010
NATO 2020: Assured Security; Dynamic Engagement. Analysis and Recommendations of the Group of Experts on a New Strategic Concept for NATO, 17 mei 2010
Jens Ringsmose en Sten Rynning, Come Home, NATO! The Atlantic Alliance’s new Strategic Concept. Danish Institute for Internationale Studies (DIIS) Report 2009:04
Bits.de heeft een verzameling NAVO-documenten en artikelen over NAVO-strategie (meest Engelstalig).
BASIC heeft een speciale webpagina over de NAVO en kernwapens.
Martin Butcher blogt bij The NATO Monitor.
GlobalResearch heeft een webpagina over de US NATO War Agenda met nieuwsberichten en artikelen.
NATO Watch Observatory van NATO Watch.
Rick Rozoff blogt bij Stop NATO.