VredesMagazine 2e kwartaal 2011
Uitgave van de vereniging VredesMedia waarin samenwerken:
Haags Vredesplatform (HVP), Humanistisch Vredesberaad (HVB), Vereniging Pais, Samenwerkingsverband Stop de Wapenwedloop, Antimilitaristies Onderzoekskollektief VD AMOK, Women’s International League for Peace and Freedom (WILPF) afdeling Nederland.
In Vredesmagazine zijn de tijdschriften Kernwapens Weg!, VD AMOK en de dikke nummers van Vredeskoerier ’t Kan Anders opgegaan. De dunne nummers van Vredeskoerier ’t Kan Anders blijven 4x per jaar verschijnen.
Redactie
Jan Bervoets, Hans Feddema, Benno Houweling, Kees Kalkman, Klaas Meijer, Anke Polak, Jan Schaake, Guido Schokker, Barbara Smedema, Egbert Wever
Aan dit nummer werkten naast de auteurs mee
Daan van der Burgh, David-Jan Donner, Jip van Dort, Chris Geerse, Wendela de Vries
De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van een geplaatst stuk. De tekst van artikelen mag worden overgenomen op voorwaarde van bronvermelding. Copyrights van foto’s en tekeningen berusten bij de desbetreffende fotograaf /illustrator.
Fotoredactie
Hans Bouton, Anne Vaillant
Medewerkende fotografen en illustratoren
Eric Beauregard, Jan Bervoets, Joop Blom, Alphonso Braggs, Kristian Buus, Charbel, Charlie Compuesto, Karen Eliot, Ad van de Graaf, Len Munnik, Boyd Noorda, Peleia, Thomas Roebers, Sylvia Wilbrink, Jeff Zimberlin
Vormgeving
Jimmy Slothouwer
Drukker
Drukkerij Mezclado, Tilburg
Abonnementen
Interesse of aanmelding voor een abonnement op Vredesmagazine kan kenbaar gemaakt worden bij de redactie van Vredesmagazine of bij een deelnemende organisatie.
Een jaarabonnement op VredesMagazine (4 nummers) kost 10 euro. U kunt een abonnement nemen via info@vredesmagazine.nl of 015 7850137
Giften
Bedragen die abonnees overmaken boven het verschuldigde abonnementsgeld worden beschouwd als gift voor het werk van de in VredesMagazine samenwerkende organisaties.
Contact VredesMedia
Vlamingstraat 82, 2611 LA Delft, 015 7850137
info@vredesmedia.nl, www.vredemedia.nl
Redactieadres
Obrechtstraat 43 3572 EC Utrecht tel. 06-14127779
e-post info@vredesmagazine.nl
Kopijsluiting volgend nummer: 25 mei
Verschijningsdatum volgend nummer: 29 juni
ISSN 1876-0724
De poolreizen van Willem Barentsz in de zeventiende eeuw waren het gevolg van het initiatief van een Middelburgs koopman, Baltasar de Moucheron. De zoektocht naar een route via noordelijke wateren was bedoeld om de Spanjaarden en Portugezen de loef af te steken. Later is de overwintering op Nova Zembla een ‘nationaal monument’ geworden en flink aangedikt in schoolboeken en op de schoolplaten van Isings. Maar al deze heraldiek terzijde, er zaten handels- en geopolitieke overwegingen achter. Al bleek een route destijds onmogelijk. Vier eeuwen later komt die route er wel. De wereld zal er ingrijpend door veranderen.
De meest negatieve rapporten gaan ervan uit dat er al over tien jaar een doorgang door het ijs zal zijn. De schattingen van de meest optimistische klimaatwetenschappers stellen dat in de tweede helft van deze eeuw een langdurige doorgang - van juni tot oktober - mogelijk wordt. De Noordpool is dan geen onneembare hindernis meer zoals in de zeventiende eeuw. Onderzeeërs gaan er nu al onderdoor, ijsbrekers houden delen ijsvrij, vliegtuigen gaan er overheen en je kunt landen waar je wilt.
De pool is nog steeds een barrière voor de scheepvaart via de kortste route naar Azië. Dat is van groot belang, want negentig procent van het vrachtvervoer gaat over zee. Dat geldt zowel voor civiel als voor militair vervoer. In beide gevallen kan flink op kosten in tijd en geld bespaard worden als er een handelsroute om de noord is.
Er komen nu delen van de wereld aan zee te liggen waar dat miljoenen jaren lang niet het geval is geweest. Ook als het nog decennia duurt betekent het een enorme verandering. Het doet denken aan de gevolgen van de platentektoniek (de langzame beweging van aardschollen die uit elkaar drijven), maar dan versneld.
Nu al spelen landen in op de veranderingen door de bouw van havenfaciliteiten. Zo bouwt Canada in het hoge noorden de ertshaven Nansivik om tot marinebasis; heeft de Amerikaanse overheid een uitgebreid programma waaronder ook investeringen in nieuwe technologie en bases vallen en zet Rusland speciale gevechtstroepen voor de Noordpool op. Rusland houdt zich verder nogal op de vlakte over de militaire kant van de poolpolitiek. Het Russische plan voor het poolgebied spreekt over het ontwikkelen van de sociale infrastruktuur voor de (inheemse) bewoners, toerisme, scheepvaart, en ecologie. In Canada maakt men zich nog nauwelijks druk over de Russische plannen. Toch mag duidelijk zijn dat de noordzijde van Canada en Rusland - en in mindere mate die van de andere aangrenzende landen Denemarken/Groenland, Noorwegen de Verenigde Staten/Alaska - zich onvermijdelijk gaat ontwikkelen tot een van de belangrijkste scheepvaartroutes ter wereld.
De beide kanalen die de continenten doorsnijden - het Panamakanaal en het Suezkanaal - zullen sterk aan belang inboeten. Een tocht van Tokio naar Londen via de noordwestelijke passage langs de pool en Canada is 12.000 kilometer korter dan via het Panamakanaal (respectievelijk 15.700 en 27.800 km). Via de noordoostelijke route langs Rusland is de tocht 9.300 km korter dan via het Suezkanaal (resp. 14.800 en 24.000 km). Het gaat om een geografische verandering van enorme dimensies zowel voor de handel als voor de strategische verhoudingen. De Moucheron en consorten hadden dit potentieel goed begrepen.
Door het afsmelten van de poolkappen komen eilanden bloot te liggen, die voorheen niet te zien waren. Ook wordt het gemakkelijker de grondstoffen te winnen die onder de bodem van de Noordelijke IJszee liggen. Naast olie en gas zijn dat zoet water, vis en mineralen als titanium, tin en ijzererts. Dit laat de ogen glimmen van ondernemers die hierin nieuwe delfstof- en vangstgebieden zien.
Toch wordt er ook druk gespeculeerd over de mogelijkheden en moeilijkheden van de oliewinning, die plaats moet vinden onder extreme omstandigheden. Het is er ijs- en ijskoud en er zijn ronddrijvende schotsen en ijsbergen die de winning bemoeilijken. Bovendien is een deel van de Noordelijke IJszee 4500 meter diep. Toch is volgens een Amerikaanse studie van het U.S. Geological Survey (USGS) een groot deel van deze fossiele brandstoffen wel te winnen.
De onderzoekers van het geologisch instituut stellen dat er een hoeveelheid ruwe olie van 83 miljard vaten in de bodem zit. Dat is bij het huidige verbruikstempo voldoende voor drie jaar van de totale wereldconsumptie. Met de gasvoorraad van 1.550 biljoen kubieke meter kan de wereld langer vooruit. Dat is genoeg voor 14 jaar van het totale verbruik in de wereld. De meeste voorraden liggen in water dat een diepte van 500 meter of minder heeft, en zijn dan ook relatief gemakkelijk te winnen. Het is wel een soort noodvoorraad, want de omstandigheden blijven extreem. Maar als extra bron zeker niet onbelangrijk.
Geen wonder dat de vijf aangrenzende landen allen op een flink stuk van de taart azen. Een deel van die claims overlapt elkaar. De strijd in de noordelijke wateren wordt sinds 2007 kracht bijgezet door op de diepzeebodem een Russische vlag te plaatsen of een Amerikaanse atoomonderzeeër door de poolkap omhoog te laten komen. Naast deze spektakelstukjes vinden er steeds meer oefeningen plaats en ontstaan tal van militaire fora waarin Europese landen hun beleid op elkaar afstemmen.
In november 2010 werd serieus gesproken over een Noors-Baltische defensiealliantie. Een paar maanden later kwam in Londen een groep noordelijke landen bijeen, die het vooral hadden over economische kwesties, waaronder oliewinning. Een Russische commentator sprak in reactie op deze ontwikkelingen in januari 2011 van een arctische mini-NAVO. Er wordt al langer gewerkt aan de integratie van de defensiecapaciteiten van de Scandinavische landen. Inmiddels neemt vooral het Verenigd Koninkrijk regelmatig deel aan dergelijke overleggen, maar ook Duitsland en Polen schuiven zo nu en dan aan.
Oefeningen winnen steeds meer aan belang. De belangrijkste is Cold Response die iedere twee jaar wordt georganiseerd door Noorwegen. Bij deze oefening draait het om koud-weer-oefeningen, amfibische landingen en samenwerking tussen de deelnemende troepen. Vorig jaar namen 9.000 militairen uit veertien landen deel. De regio behoort op Rusland na volledig tot het NAVO-gebied. De oefeningen en fora brengen die landen bij elkaar. Daardoor functioneert de pool ook als vliegwiel bij het versterken van militaire samenwerkingsverbanden met de neutrale landen in Scandinavië binnen en buiten de NAVO. Dat is een niet onbelangrijk neveneffect.
Binnen het kader van de oefening Pomor-2010 trainden Noorwegen en Rusland de bestrijding van terroristen op olieplatforms. Marineschepen en vliegtuigen namen deel aan de oefening. De relaties tussen Noorwegen en Rusland in het poolgebied ontwikkelen zich ook op andere terreinen. Vorig jaar september losten beide landen een al veertig jaar bestaand conflict over overlappende claims in de Barentsz Zee en de Noordelijke IJszee op. Samenwerking op het gebied van visserij wordt versterkt en er zijn gedetailleerde afspraken over de winning van olie en gas dat zich onder beide gebieden bevindt. De verwachting is dat beide parlementen het verdrag binnenkort zullen ratificeren. Daarmee ontstaat druk op andere landen in de regio om hetzelfde te doen. En dat is nodig. Er zijn conflicten tussen Canada en Denemarken, tussen Canada en de Verenigde Staten en tussen Rusland en de VS. Denemarken en Canada kwamen al overeen het geschil vreedzaam te beslechten nadat de Canadese kustwacht enige jaren geleden de Deense vlag een paar keer van het eiland Hans had gehaald.
Het kan zijn dat de afspraak tussen Noorwegen en Rusland onderdeel is van een Russische diplomatieke poging om een voordeliger positie te krijgen in het debat rond de beheersing van de polen. Zo ontkende het land opeens dat het speciale gevechtstroepen opzet voor de arctische regio. Het kan ook zijn dat Rusland realistisch is en ziet dat Moskou bij samenwerking in internationaal verband meer te winnen heeft.
Er zijn zeker geschillen en er wordt militaire capaciteit opgebouwd, maar het grootste veiligheidsrisico wordt niet gevormd door de tegenover elkaar staande legers, maar door de grote klimatologische veranderingen die het gevolg van de smeltende poolkappen zullen zijn. De belangrijkste strategische verandering zal pas op de lange termijn ontstaan, als de doorvaart via de noordelijke routes mogelijk wordt. De aangrenzende landen zullen geostrategisch belangrijker worden aangezien ze hoe dan ook controle kunnen uitoefenen op scheepsbewegingen. Een belangrijke vraag zal zijn of de noordwestpassage en de noordoostelijke zeeroute als internationale wateren zullen worden beschouwd of als territoriale wateren (met bijvoorbeeld beperkingen op militaire doorvaart). Met iedere ijsberg die smelt wordt die vraag belangrijker.
Martin Broek
broekstukken.blogspot.com
Naar het zich laat aanzien, begint zich rondom de Indische oceaan een conflict van geopolitieke belangen te ontwikkelen. Cruciale staatsbelangen zijn in het geding en de ontplooiing van militaire macht is in volle gang. De kans op een botsing is niet denkbeeldig en daar wijst de Amerikaanse analist Robert Kaplan in zijn boek 'Moesson: De Indische Oceaan en de toekomstige wereldmachten' terecht op. Maar het debat in Nederland lijkt te worden beheerst door een grote nadruk op een belangrijk maar ondergeschikt aspect van deze botsing van belangen: namelijk de piraterij en de bestrijding daarvan.
De aandacht voor het verschijnsel piraterij heeft zeker goede gronden. Sinds 1991 zijn tientallen schepen gekaapt. Begin december 2010 zaten er 35 schepen met 650 bemanningsleden vast. Losgelden lopen op tot meer dan 1 miljoen dollar. De oorzaken van de wedergeboorte van deze oude bedrijfstak liggen vooral in het uiteenvallen van de Somalische staat na de Koude Oorlog in verschillende delen. Daarbij viel elk centraal gezag weg en werd vervangen door de macht van krijgsheren uit de clans en radikaal-islamitische guerrillastrijders. De VN heeft een vredesmissie van de Afrikaanse Unie gemandateerd die met grote moeite een ‘overgangsregering’ ondersteunt die nauwelijks meer dan een deel van het stadscentrum van Mogadishu beheerst. De Europese Unie heeft zich hierin gemengd door de opleiding van het regeringsleger ter hand te nemen. Vanuit zee en militaire bases in de omgeving (zoals Djibouti) voeren speciale eenheden van de Amerikaanse strijdkrachten continu missies uit in het gebied. Volgens het officiële verhaal op zoek naar leden van al-Qaida. Een normaal leven in Somalië is onder deze omstandigheden nauwelijks mogelijk. Ook al omdat de visserij is vernietigd, onder andere doordat de vrije toegang tot de Somalische wateren wordt misbruikt door vissersschepen van geïndustrialiseerde landen. Voor veel werkloze en verpauperde vissers is de enige uitweg om piraat worden. Zolang op land geen oplossing wordt gevonden, heeft de bevolking geen andere keus dan op zee manieren van overleven te zoeken.
Piraterij is een voor de hand liggende oplossing, omdat er een rijke buit voorbijvaart. De scheepvaartroutes van en naar het Suezkanaal lopen vlak langs de kust, door de Golf van Aden. De schepen zijn cruciaal voor het functioneren van de wereldeconomie, vooral de tankers die van immens belang zijn voor de geïndustrialiseerde wereld. In de eerste elf maanden van 2010 voeren bijvoorbeeld 16.500 schepen door het Suezkanaal, waarvan 20% olietankers waren. Door de straat van Hormoez waren dat in 2009 ongeveer 4745 olietankers.
Achter deze cijfers schuilt een geopolitiek drama: de macht die deze handelsroutes controleert heeft grote invloed op de landen die afhankelijk zijn van die vrije doorvoer. Die controle vindt plaats door de inzet van marines, die in dit gebied ver van hun thuisbases moeten opereren. Vandaar het belang dat gehecht wordt aan de capaciteit om langdurig met vloten, het liefst inclusief onderzeeërs en vliegdekschepen, onderweg te zijn. Daarnaast is de beschikking over marinebases in de omgeving een voordeel. Er is dus wat de beheersing van de wereldzeeën betreft niet zoveel verandert sinds de hoogtijdagen van het Britse rijk, eind 19e eeuw. De militaire technologie is wel vernieuwd en veranderd. De controle op zee vindt in meerdere dimensies plaats: behalve op de oppervlakte ook onder water, in de lucht en in de ruimte.
Bepalend voor het patroon van de handelsroutes is de locatie van de geïndustrialiseerde groeikernen in de wereld. De laatste 20 jaar zijn de bestaande in Noord-Amerika, Europa en Rusland aangevuld met China, India, Zuid-Afrika en Brazilië. Allen hebben een gemeenschappelijk belang bij het vrijhouden van de handelsroutes in het algemeen en de energieaanvoer in het bijzonder.
Die handelsroutes lopen niet alleen over zee: de klassieke geopolitiek voorziet ook in verbindingen over land, bijvoorbeeld tussen Europa en de Aziatische landmassa. Een hoogwaardig vervoersysteem per spoor tussen Europa en Azië zou de zeeroutes vermijden en zelfs een verbindende (politieke) werking hebben tussen de industriecentra en markten van Europa en Azië. Het is deze ontwikkeling naar een denkbeeldig Eurazië die de Amerikaanse strateeg Brzezinski omschreef als volstrekt onaanvaardbaar voor de Amerikaanse buitenlandse politiek, omdat die combinatie machtiger zou zijn dan Noord-Amerika. Het handhaven van zeehandelsroutes over de wateren die beheerst worden door de Amerikaanse marine, is dus een Amerikaans belang. China volgt een dubbele strategie: het bouwt langzaam een marine op die in staat is om op regionaal niveau de Amerikaanse te evenaren, maar legt ook pijpleidingen en transportroutes door centraal Azië aan.
Zolang de maritieme handelsroutes van belang zijn zullen ze een aantrekkelijk doel vormen voor piraten. Zoals wel vaker bij georganiseerde grootschalige misdaad is dit een bedrijfstak waar voormalige vissers en berooide nomaden seizoensarbeid kunnen vinden. De structuur van deze industrietak impliceert handhaving van veilige thuisbases in Somalië. Dat betekent dat plaatselijke machthebbers ook een aandeel willen van de inkomsten. Omdat de kaapindustrie grootschaliger wordt moeten er hoge investeringen worden gedaan, soms door buitenlandse investeerders. Het voortbestaan van het wetteloze gebied in het voormalige Somalië, speelt een essentiële rol hierin. Een poging van de plaatselijk stamoudsten en radicaal religieuze leiders om die toestand te beëindigen en tot een compromis te komen, werd eind 2006 gesaboteerd door de VS, die een Ethiopische troepenmacht te hulp riepen. Sindsdien zijn de pogingen om een prowesterse staat te vestigen mislukt. Dit is de belangrijkste reden voor de groei van de piraterij en dus ook van groot belang voor de piraterijbestrijding.
De manier waarop dat gebeurt is merkwaardig. Na de terugtrekking van de Amerikaanse interventie begin jaren negentig wordt er geen effectieve oplossing op land meer nagestreefd, maar wordt de nadruk gelegd op de bescherming van de schepen. Dat gebeurt door een grootschalige ontplooiing van marineschepen, afkomstig van alle landen wier handel door dit gebied wordt vervoerd. Er is een veilige vaarzone vastgesteld die door de marineschepen wordt beschermd. Maar de afstanden zijn immens en bovendien hebben de piratenoperaties zich verder van de kust verplaatst. Dat gebeurt met moederschepen die de kleine aanvalsbootjes vervoeren waarmee de overvallen worden uitgevoerd. Omdat het onmogelijk is om de hele oceaan af te dekken, is men vooral reactief bezig. Men stuurt fregatten op de gekaapte schepen af om ze terug te veroveren. Toch heeft dit niet kunnen verhinderen dat er in 2009 20 schepen waren gekaapt en in de eerste negen maanden van 2010 nog eens 15. De escalatie heeft de roep om hardere maatregelen bewerkstelligd, waaronder een breder mandaat voor het gebruik van geweld tegen de piraten.
Dit is uitgemond in een initiatief tot een vrije-markt-oplossing, gefinancierd door de verzekeraars: het oprichten van een huurlingenvloot, die met een veel vrijer mandaat in actie zou komen tegen de piraten. De schepen zelf worden deels al bewaakt door bewapend personeel. De Nederlandse regering wil dat dit systeem wordt uitgebreid. Drijvende kracht hierin zijn de rederijen en de verzekeringsmaatschappijen, die steeds de losgelden moeten betalen, en besloten hebben dat het goedkoper is om contractanten in dienst te nemen.
Bij de bestrijding van de piraterij spelen ook geopolitieke belangen een belangrijke rol.
De grootste fout is het gebrek aan een oplossing voor de desintegrerende staat Somalië. Pragmatische oplossingen voor een herstel van het gezag worden met name door de VS gesaboteerd. Zo spelen de geopolitieke belangen niet alleen mee bij het beheersen van de handelsroutes, maar ook in de manier waarop ze worden zeker gesteld. De georganiseerde misdaad vaart er wel bij.
Toch is er iets vreemds aan de manier waarop de piraterij wordt bestreden. Konvooivaart wordt niet toegepast, vermoedelijk omdat de snelle schepen dan worden vertraagd door de langzame - dat kost geld. Op interstatelijk niveau faalt de coördinatie. Zo zijn er drie verschillende grootschalige operaties voor het bewaken van de scheepvaartroutes: EU met operatie Atalanta, Operation Ocean Shield van de NAVO en de Amerikaans geleide Combined Task Force 151.
Bovendien treden landen zoals China ook afzonderlijk op. De staats- en alliantiebelangen gaan voor, ook als dat inhoudt dat men inefficiënt opereert. Dat is misschien slechts de afspiegeling van de geopolitieke belangen. De piraterijbestrijding kan dan ook het beste worden begrepen in termen van de geopolitieke strijd om de controle over deze handelsroutes. Omdat energiebelangen hierbij centraal staan, is deze strijd inderdaad, zoals Kaplan beweert, het belangrijkste geopolitieke theater ter wereld.
Karel Koster
Wetenschappelijk Bureau SP
De reacties op de opstanden in Noord-Afrika en het Midden-Oosten maken weer eens duidelijk dat de olie- en gastoevoer naar Europa niet alleen afkomstig is uit Rusland (vooral gas) en de regio rond de Perzische Golf (vooral olie), maar ook uit Afrika (olie èn gas). Door die opstanden denken we dan in de eerste plaats aan Algerije en Libië, maar voor de westerse energiebehoefte wordt ook olie en gas gewonnen in de regio rond de Golf van Guinee, met Nigeria als belangrijkste producent.
Volgens de prognoses zal de Europese import van olie en gas uit deze regio de komende jaren alleen maar toenemen. Vanuit de West-Afrikaanse havens aan de Golf van Guinee is de olie sneller en mogelijk ook veiliger te transporteren naar Europa. Voor de gastoevoer is een Trans-Sahara pijplijn gepland die vanuit de Nigerdelta in Nigeria, dwars door Niger, via reeds bestaande gaspijpleidingen van Algerije naar Europa leidt. Beide routes krijgen te kampen met een veiligheidsprobleem en dit leidt weer tot militaire interesse van zowel de VS als Europa in deze regio.
Over deze transportroutes en de daarmee verbonden veiligheidsinitiatieven heeft de Quaker Council for European Affairs (QCEA) een paar maanden geleden de notitie Military Responses to Energy Security Problems: What role for Common Security and Defence Policy? (pdf 0.8 MB) uitgebracht. Daaruit blijkt dat ondanks de tientallen onder Europese vlag gevoerde militaire en politionele interventies de Europese Unie nog steeds geen krachtige vuist weet te maken. Er zijn een paar zelfstandige Europese militaire acties op het Afrikaanse vasteland uitgevoerd die formeel een humanitair oogmerk hadden, maar niet echt veel om het lijf hadden. Bij andere militaire acties, zoals operatie Atalanta tegen de piraterij voor de Somalische kust, is de EU vooral onderaannemer of juniorpartner van de NAVO en de VS.
Voorlopig zijn de Verenigde Staten de EU dan ook een slag voor in West-Afrika. Eén van de laatste wapenfeiten van de regering Bush was het operationeel stellen van AFRICOM, het Africa Command van het Pentagon, dat bedoeld is om in Afrika met militaire middelen stabiliteit te helpen creëren, zodat politieke en economische groei kan plaatsvinden. De regering Bush noemde het veiligstellen van de toegang tot Afrikaanse olievoorraden van "strategisch nationaal belang". Men verwacht dat het Afrikaanse aandeel in alle door de VS in 2015 te importeren olie zo’n 25% zal zijn: meer dan de VS uit het Midden-Oosten importeren. Nigeria alleen al zal 10% van de Amerikaanse olie-import voor haar rekening nemen.
De Europese landen laten zich echter toch niet onbetuigd. Zo kondigde premier Brown in 2008 aan dat het Britse leger Nigeriaanse veiligheidstroepen zou trainen in het beschermen van de oliefaciliteiten tegen aanvallen van opstandelingen. De eveneens in 2008 gepubliceerde herziening van de Europese Veiligheidsstrategie benadrukt de toegang tot fossiele brandstoffen als een belangrijk gemeenschappelijk veiligheidsrisico van de EU.
Ook in deze Afrikaanse Golf was de Amerikaanse marine Europa te snel af. Al in 2004 toonde zij haar spierballen door een marineoefening voor de West-Afrikaanse kust en sindsdien is haar maritieme aanwezigheid in deze wateren alleen maar toegenomen. In 2007 nam een Frans marineschip deel aan een door de Amerikanen geleide oefening voor de kust van Kameroen om marineofficieren te trainen van de olieproducerende of doorvoerlanden Gabon, Sao Tomé en Principe en Kameroen (waar de olie van Tsjaad verscheept wordt). Datzelfde jaar vond ook een operatie plaats met marineschepen afkomstig uit Duitsland, Portugal, Denemarken en Nederland. Zo bereidt het Westen zich voor op militaire acties tegen de piraterij in de Golf van Guinee.
In het rapport over piraterijbestrijding op zee (pdf, 1 MB) dat de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) onlangs op verzoek van de regering uitbracht, wordt Nigeria als derde regio genoemd naast de Straat van Malakka en Somalië. De AIV spreekt van een sterke stijging van het aantal incidenten bij zeetransporten naar offshore olie-installaties voor de Nigeriaanse kust. Ze wijst in haar rapport heel nadrukkelijk op de politieke oorzaken van de strijd die de gewapende milities zoals de Movement for Emancipation of the Niger Delta (MEND) tegen de Nigeriaanse overheid en de oliemaatschappijen voeren, maar beschouwt de MEND vervolgens toch vooral als een criminele club. Daarbij wijst ze erop dat deze ‘criminaliteit’ zich de afgelopen jaren vanuit de Nigerdelta heeft uitgebreid naar de kustwateren van Kameroen en Equatoriaal Guinee. Daar werd onder andere een aanval uitgevoerd op een Kameroenees fregat, waarbij 21 militairen werden gedood en door de aanvallers grote hoeveelheden wapens en munitie werden buitgemaakt. De AIV zoekt de bestrijding van deze piraterij vooral in de veiligheidssector en niet in een politiek initiatief vanuit de Nigeriaanse overheid en de oliemaatschappijen in de richting van de bevolking van de Nigerdelta die zich als kind van de rekening beschouwt.
Het idee van een gaspijpleiding van Nigeria dwars door de Sahara naar Europa dateert al uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. In 2002 sloten de regeringen van Nigeria en Algerije een overeenkomst om deze pijpleiding daadwerkelijk aan te leggen met de steun van economische stimulerings- en ontwikkelingsfondsen van de New Partnership for African Development (NEPAD). De pijpleiding zou ook gas transporteren naar de bevolking in het noorden van Nigeria, het zuiden van Algerije en het daartussen gelegen Niger met een eventuele aftakking naar Mali en Burkina Faso. Zo heeft Nigeria al eerder deze eeuw met steun van de West-Afrikaanse economische gemeenschap ECOWAS de West-African Gas Pipeline aangelegd om gas te leveren aan Benin, Togo en Ghana. Die pijpleiding ligt er inmiddels al weer een paar jaar, maar er vloeit nog steeds geen aardgas door. Dat komt deels door constructiefouten, deels door aanslagen op de pijpleiding zelf of op directieleden van bij de aanleg en exploitatie betrokken maatschappijen.
Voor de aanleg van de Trans-Sahara pijpleiding (ook wel NIGAL pijpleiding genoemd, naar Nigeria, en Algerije) lijken echter extra financiële middelen noodzakelijk. In juli 2008 begon het Russische staatsbedrijf Gazprom besprekingen met de Nigeriaanse overheid. Een maand later werd de Europese Unie plotseling wakker geschud door de Russisch-Georgische oorlog en sindsdien tracht de EU te voorkomen dat ze voor de gasimport uit Nigeria de Russen opnieuw tegenkomen. Dat was al eerder het geval bij de leveranties vanuit Rusland zelf en bij de pijpleidingen die net iets ten zuiden van Rusland van het Kaspische bekken naar Europa lopen (de Nabucco-pijpleiding bijvoorbeeld). De race om de Trans-Sahara pijpleiding met de Russen is vooralsnog nog niet gelopen: de concurrerende aanbiedingen betreffen niet alleen geld maar ook investeringen in de lokale gasinfrastructuur in Nigeria, Niger en Algerije, zodat de lokale bevolking ook van gas kan worden voorzien. De investeringen daarin, in plaats van direct in duurzame energievoorziening volgen weer een Westerse agenda. Volgens de planning zou in de loop van dit kalenderjaar wel duidelijkheid in de uitkomst van deze slag moeten komen, want in 2012 wil men met de bouw beginnen zodat het gas vanaf 2015 noordwaarts kan vloeien.
De veiligheidsrisico’s rond de Trans-Sahara pijpleiding blijven niet beperkt tot de opstandelingen in de Nigerdelta of andere conflictregio’s in Nigeria. Ook Niger en Algerije zijn niet vrij van conflicten. In Niger vechten de Toeareg een strijd uit met de regering over de verdeling van de lusten en lasten van de uraniumwinning in het noorden van het land. Ook weer een gevolg van de onstilbare energiehonger van het Westen. Een jaar geleden vond in dit land, dat tot de vijf armste landen ter wereld behoort, de zoveelste staatsgreep sinds de onafhankelijkheid plaats. En ook in Algerije is de situatie bepaald niet stabiel. Tot tien jaar geleden was het land verwikkeld in een burgeroorlog en ook daarna vonden regelmatig aanslagen plaats op olie- en gasinstallaties. De Algerijnse overheid investeert nu stevig in veiligheidstroepen om deze installaties te beschermen. Hoewel ze een direct ingrijpen van de EU bij de bescherming van de Trans-Sahara pijpleiding niet voor de hand zien liggen, vermoeden de opstellers van het Quakerrapport wel een betrokkenheid van de EU bij het trainen van deze veiligheidstroepen in de drie betreffende landen. Dat betekent vooral een ondersteuning van regiems die bij de energievoorziening de belangen van het Westen voorrang geven boven die van hun eigen bevolking. Waar hebben we dat eerder gezien?
Jan Schaake
Het Haags Vredesplatform heeft contact met initiatiefnemers van de Haagse Klimaatcoalitie, die zo’n plaatselijke basisbeweging willen oprichten om de aandacht te vestigen op de gevolgen van klimaatverandering. Via allerlei organisaties wil deze beweging zorgen voor de organisatie van de maatregelen die uit locale initiatieven komen om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan, en dat er druk wordt uitgeoefend op de rijksoverheid. In dit verband gaf Wouter Veening, directeur van het Institute for Environmental Security, verschillende lezingen. Uit zijn presentatie over de gevolgen van klimaatverandering voor oorlog is het onderstaande artikel gedeeltelijk voortgekomen. Vooral de rol van het leger wordt erin ter discussie gesteld.
In de Verenigde Staten is het klimaatvraagstuk merkwaardigerwijs door het leger op de kaart gezet. In 2007 publiceerde het Pentagon een rapport van haar denktank de CNA (Security And Climate). In dit rapport werd vermeld dat de globale klimaatverandering een "bedreiging voor de veiligheid" was. Allereerst zou de stijging van de zeespiegel een bedreiging vormen voor de Amerikaanse bases in de oceanen, in het bijzonder voor het strategisch belangrijke Diego Garcia, vanwaar Amerika nu eenmaal zijn raketten naar het Midden-Oosten moet kunnen sturen. Maar ook wees men erop dat 70% van de militaire transporten op fossiele brandstoffen gaan, waardoor het noodzakelijk werd om deze grondstoffen zeker te stellen in de daarvoor bestemde gebieden, iets wat wellicht met een kritisch oog moest worden bekeken - de oplettende lezer van ons magazine herkent dit ook als agendapunt van de NAVO, waarop wellicht elders in dit dossier zal worden ingegaan.
Zeer diep kan men ingaan op de dreiging van nieuwe oorlogen als gevolg van de klimaatverandering. Verslechtering van de bodemkwaliteit is bijvoorbeeld een van de oorzaken van tribale conflicten in diverse gebieden in Afrika, zoals de stammenconflicten in Kenia en de burgeroorlog in Darfoer. Ontbossing en intensieve visserij aan kusten wordt bevorderd door de export naar de Westerse landen. Nederland importeert bijvoorbeeld zijn garnalen uit tropische landen en draagt daardoor bij aan de verwijdering van mangrove. Ook bevorderen Nederlandse baggermaatschappijen met hun havenaanleg het overstromingsgevaar van laag gelegen kunstgebieden. Door de import van (genetisch gemanipuleerde?) soja uit Brazilië en palmolie uit Indonesië (Unilever!) helpt ons land mee aan het kappen van het regenwoud. Als we denken dat militaire interventies door de Westerse landen een oplossing bieden, lijkt dit op de terugkeer van de discussie over de ethische noodzaak van kolonialisme, zoals we die uit de tijd van de kwestie Nieuw-Guinea kennen. Of de invloed van klimaatverandering op plantaardige bovengrondse grondstoffen, waarvan de winning door het Westen hier terloops met enkele voorbeelden is aangestipt. Klimaatverandering leidt soms tot illegaliteit, zo bevordert waterschaarste in Afghanistan de verbouw van de opiumplant papaver, die minder water nodig heeft dan graan. In het CNA-rapport wordt hierover echter niets vermeld.
Uit het CNA-rapport blijkt dat de voorkeur uitgaat naar veel mooiere doelen. Naast de uitbreiding van de taakstellingen (reeds via het NAVO-overleg bekend) ziet het Pentagon volgens het rapport ook een nieuwe functie voor het leger in de toekomst. De krijgsmacht zou kunnen worden omgevormd voor het verlenen van grootschalige hulpverlening zoals bij de grote overstromingen in Pakistan en India. Het leger zou meer moeten investeren in noodhospitalen, materiaal voor watertransporten en reddingshelikopters. (Het zou mooi zijn als ze dat financierden met het geld van de onderhand tot afschaffing gedoemde JSF’s.) Nog staan de filmbeelden gemaakt door John Fernhout van Walcheren in 1944 (uit Why we fight van Frank Capra) en de DUKWs uit de watersnood van 1953 op ons netvlies gegrift. Moeten Westerse legers dan permanent als reddende engelenscharen paraat staan?
De beelden van weleer zijn overschaduwd door latere ervaringen. Was er door het Pentagon wel rekening gehouden met de kritiek die het leger van Bush kreeg voor zijn optreden na de orkaan Katrina twee jaar vóór het Pentagonrapport? Of het meer recente optreden van het Amerikaanse leger in Haïti, over zinloze inbeslagname van de schaarse infrastructuur en belemmering van de meer effectieve hulpverlening door anderen ten behoeve van de openbare orde of eigen veiligheid. Op de dag nadat de ramp plaats vond, berichtte Obama’s regering dat er een hele Marine Expeditionary Force klaar lag "om te helpen bij het herstel van de orde" als er "chaos" zou ontstaan. Maar wat de bevolking van Haïti het hardst nodig had: voedsel, eerste hulpverleners met hun gespecialiseerde apparaten, dokters met medische voorzieningen en apparatuur, ingenieurs, zware apparaten en zware puinruimers, dat alles bleef uit. Terwijl Obama in navolging van Bush en Clinton zich vooral militair liet gelden, stuurde Cuba meer dan 400 artsen waarop aanvulling volgde; Cubanen, Argentijnen, IJslanders, Nicaraguanen, Venezolanen, en vele anderen waren al ter plaatse bezig - met het redden van levens en het behandelen van de gewonden. Senegal had zelfs al land aangeboden aan Haïtianen die terug willen naar Afrika. En mogelijk dachten de Haïtianen hetzelfde als wat men in New Orléans van de hulp dat het leger bood: "de mensen hebben voedsel en onderdak nodig en de Amerikaanse regering heeft mannen met geweren gestuurd."
Onder de codenaam Operation Lantern Spike namen de Amerikanen tijdelijk de Haïtiaanse infrastructuur over. Zij regelden het vlieg- en scheepvaartverkeer en stelden daarbij vooral veiligheidsprioriteiten voor eigen land. Op bevel van president Obama vlogen militaire vliegtuigen over het eiland "om de verwoestingen in kaart brengen." De eerste Amerikaanse bijdrage aan de militaire hulp voor Haïti was verkenningstuig waarvan de bemanning deskundiger is in het zoeken naar bewaarplaatsen van verborgen wapens en lanceerbases van raketten dan naar vernielde infrastructuur. De bedoeling van het Amerikaanse optreden werd al snel duidelijk: transportvliegtuigen, marinetransportschepen, vier C-140 luchtbruggen en evacuaties naar Guantanamo op Cuba. Volgens een verslag van de Washington Post had de Verenigde Staten ongeveer acht ernstig gewonde patiënten geëvacueerd naar Guantanamo Bay, samen met de Amerikaanse ambassademedewerkers (prioriteiten volgens de Amerikaanse ambassadeur). Op dag drie voeren Amerikaanse schepen, waaronder torpedobootjagers naar Haïti. Volgens de Washington Post hield de permanente task force (die Amerikaanse maatregelen coördineert bij gevallen van massale migratie uit Cuba of Haïti) toezicht op de gang van zaken, maar was nog niet aan de uitvoering begonnen.
Voor Haïti was er echter niets geregeld. Achteraf gezien was onmiddellijke snelle toevoer van goederen nodig en een van onderaf geïmproviseerd herstel van de infrastructuur. Dat kan via sociaal-medische coördinatieteams met technische bijstand. Zij konden de bevolking van de verwoeste wijken opvangen in tentenkampen en hulp mobiliseren, voor zover dit nodig was. Het zijn dit soort initiatieven waarmee men van meet af aan preventie kan organiseren tegen ziekten als cholera. Een jaar na de aardbeving werd duidelijk dat zoiets niet was gebeurd. Want de luchtverkeersleiding (verzorgd door het Amerikaanse leger) weerde experts op dit gebied zoals de CARICOM (Caribische Gemeenschap Artsen Zonder Grenzen), het Rode Kruis uit Brazilië, Frankrijk, Italië, en zelfs uit Amerika. De militaire staf dacht nu eenmaal beter te weten. Vilein wijzen opposanten op het feit dat er ook in Haïti olie kan worden gewonnen…
Het leger zal gezien de gevolgen op lange termijn voor rampen een andere opvatting over zijn organisatie en zijn doelstelling moeten ontwikkelen dan wat er op dat punt in NAVO-verband wordt gepropageerd, en dat vergt een structureel denken waartoe een militair systeem, dat op oorlog is gericht, wellicht niet in staat is.
Jan Bervoets
De politieke en veiligheidssituatie in de wereld is in de vorige eeuw ingrijpend veranderd.
De Sovjet-Unie hield op te bestaan, het IJzeren Gordijn verdween, optimisme vergezelde ons binnentreden in een periode van hernieuwde hoop op vrede en stabiliteit. Dit optimisme is sindsdien verdampt. Vele nieuwe politieke, religieuze en etnische gewapende conflicten zijn losgebarsten in Europa (bijvoorbeeld Bosnië, Kosovo, Tsjetsjenië, Georgië), op andere continenten (bijvoorbeeld Rwanda, Kongo, Soedan) of vanuit onverholen Westerse belangen (bijvoorbeeld Irak en Afghanistan).
Tegelijkertijd zouden hernieuwde spanningen tussen Rusland en Westerse geallieerden zelfs een nieuwe wapenwedloop en een nieuwe Koude Oorlog kunnen oproepen…
Toen de Koude Oorlog eindigde werd de ontwikkeling van samenwerking tussen voormalige tegenstanders, tussen Oost- en West-Europese staten gestimuleerd. De NAVO bood Centraal- en Oost-Europese landen snel een lidmaat- of partnerschap aan, waardoor haar invloedssfeer ver naar het Oosten werd uitgebreid.
Gedurende dezelfde periode bouwde ook de Europese Unie haar instrumenten uit om een gezamenlijk buitenlands beleid te voeren. Dit ging vergezeld van een militaire component, die van de lidstaten vergde dat ze hun militaire capaciteiten versterkten. Tegelijkertijd liet de EU toe, dat de vroegere Oost- en Centraal-Europese staten sneller in de militaire alliantie werden geïntegreerd dan in de politieke unie. Op deze wijze werd de samenwerking tussen Oost en West in belangrijke mate gemilitariseerd.
We zien dat zowel de EU als de NAVO openlijk verklaren, dat zij bereid zijn de Europese behoeften in termen van hulpbronnen, energie en grondstoffen - met inbegrip van de aanvoerroutes - te verdedigen, zonodig met militaire middelen. Een nieuw begrip deed zijn intrede: energieveiligheid.
Inmiddels is de tweedeling van de Koude Oorlog grotendeels verdwenen, maar we leven nog steeds in een verdeeld Europa… Ver van het ‘Gemeenschappelijk Europese Huis’ zoals Michail Gorbatsjov het eind jaren tachtig noemde…
Over welk Europa hebben we het namelijk? Hoort Rusland daar ook bij?
Hebben we het over het Europa van de Europese Unie, het Europa van de West-Europese Unie, het Europa van de NAVO, het Europa van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, het Europa van de Raad van Europa - om maar een paar Europese gestalten te noemen?
Het huidige dominante economische model is noch rechtvaardig, noch duurzaam. In dit wereldwijde systeem is de macht verschoven naar onpersoonlijke wereldmarkten, internationale financiële instituties en transnationale corporaties. Dit vergroot de al bestaande ongelijkheid tussen en binnen volkeren en lijkt op een voortzetting van 500 jaar kolonialisme.
Grote spelers in die globale markt vallen nu buiten de controle van individuele overheden. Transnationale maatschappijen zouden moeten worden gecontroleerd door mondiale instituties om de negatieve aspecten in termen van minimumlonen, sociale en milieukosten tegen te kunnen gaan. De hervorming van de Verenigde Naties zou mede op dat doel gericht moeten zijn. De internationale economische architectuur is dringend aan hervorming toe!
Zijn we ons bewust dat in de meeste gebieden die getroffen worden door oorlog en gewapende conflicten vandaag de dag - op de achtergrond - een intensieve competitie rond grondstoffen en energie een belangrijke conflictbevorderende rol speelt?
Een voorbeeld. Onlangs gaf China aan de export van zeldzame aardmetalen (bijvoorbeeld cerium, dysprosium, erbium, lanthanium, neodymium, terbium, yttrium, zirkonium) met tenminste 35% te beperken in het kader van een scherper milieubeleid in eigen land. Sinds die aankondiging is de prijs van sommige van deze metalen verzevenvoudigd. China is echter wereldwijd goed voor ruim 90% van de winning van deze metalen! En daarvan is juist moderne technologie in computers, telefoons, maar ook van windmolens en de batterijen van hybride auto’s afhankelijk! In centraal Afrika zijn meer dan zeven landen betrokken geraakt bij de gewapende strijd in Kongo en Zaïre om een gebied dat rijk is aan dit soort ertshoudende mineralen, maar ook aan goud en diamanten.
Door deze ontwikkelingen zouden we onze aandacht moeten richten op de ernstige behoefte aan veiligheid voor allen, in plaats van onszelf, of met andere woorden op de behoefte aan werkelijke duurzame ontwikkeling voor allen en alles (de schepping)!
En dus, omdat deze wereldwijde strijd om grondstoffen veelal de oorzaak is van gewapende conflicten en oorlogen, dienen we nog actiever deel te nemen aan de strijd voor rechtvaardige verdeling van kooldioxide-uitstootrechten, een gelijkwaardige toegang tot natuurlijke hulpbronnen en het inzetten van duurzame vormen van energie!
Dit zijn de uitdagingen voor de ontwikkelings-, de milieu- en de vredesbeweging in de 21-ste eeuw! Het ondersteunen van de totstandkoming van duurzame ontwikkeling. Het ontwikkelen van effectieve instrumenten voor een rechtvaardig delen van hulpbronnen en het doen ontstaan van een wereldwijd bestuursstelsel als middel om gewapende conflicten en oorlogen te voorkomen. Dit zou onze preventieve oorlog moeten zijn: tegen nood, ongelijkheid en armoede!
Rusland en zijn bondgenoten zien met lede ogen aan dat de VS via de NAVO en - in mindere mate - de EU hun grondgebied omsingelen.
Bij dit alles speelt de energiepolitiek een centrale rol. We hebben al verschillende keren gezien dat Rusland de 'energiekaart' uitspeelt als het beleid van buurlanden niet bevalt. Verschillende keren werd, vooral gedurende de winterperiode, de kwetsbaarheid van Europese staten door de afhankelijkheid van aardgas uit Rusland gedemonstreerd.
In 2007 verbruikte de EU bijna 500 miljard kubieke meter gas. Hiervan is ongeveer 40% afkomstig van eigen Europese voorraden die snel op beginnen te raken. De voorspelling is dat tegen 2020 er ruim 30% minder eigen gasproductie zal zijn dan in 2007. Tegelijkertijd wordt verwacht dat de vraag naar aardgas in diezelfde periode met ongeveer 20% zal toenemen. Dat betekent dat we op zoek moeten naar leveranciers buiten de EU. En dat terwijl we nu al ruim 60% van de behoefte aan gas importeren!
Ruim 80% van het geïmporteerde gas komt nu uit met name drie landen: Noorwegen, Algerije en Rusland. Daarvan neemt alleen Rusland thans meer dan 40% voor zijn rekening.
Zelfs het Europese duurzaamheidbeleid draagt - wonderlijk genoeg - bij tot het toenemende belang van aardgas als energiedrager. Het streven van de EU naar 20% minder CO2 uitstoot in 2020 leidt om twee redenen tot een grotere vraag van aardgas. Ten eerste omdat gasgestookte elektriciteitscentrales verhoudingsgewijs minder CO2 uitstoten dan kolen- of oliegestookte. Ten tweede omdat ze flexibeler zijn uit te schakelen en in te schakelen, zodat duurzame vormen van energie (zon, water, wind, aardwarmte) opgewekte elektriciteit makkelijker in het net te voeren is.
De lidstaten van de Europese Unie [proberen] in hun energiehonger de afhankelijkheid van Russisch aardgas te verminderen door onder meer een pijpleiding te plannen die gas uit Turkmenistan via Turkije naar Europa kan laten stromen, de zogenoemde Nabucco pijplijn. En zelfs een pijplijn dwars door de Sahara, de Trans-Sahara pijplijn, aan te leggen waardoor gas uit Nigeria naar Europa kan stromen. De vraag bij dit alles is natuurlijk: is dit werkelijk nodig? We kunnen het geld dat geïnvesteerd moet worden maar één keer uitgeven… Kunnen we dat niet betere besteden, bijvoorbeeld aan het ontwikkelen van een ander energie- en veiligheidsbeleid?
Eerder is aangegeven dat het concept veiligheid - met name door de NAVO - gaandeweg werd gemilitariseerd.
De Verenigde Naties, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en - in beginsel ook de Europese Unie - benaderden veiligheid echter van oudsher vanuit een veel breder perspectief, zodat vredesopbouw, het respecteren en ontwikkelen van mensenrechten, het stimuleren van democratische processen en het rechtvaardig delen van natuurlijke hulpbronnen daarvan integraal deel uitmaken.
Een mogelijk alternatief voor deze ontwikkeling is daarom nog steeds het oorspronkelijke model van de VN, EU en de OVSE: samenwerking om gedeelde veiligheid, gedeelde verantwoordelijkheid en gedeelde hulpbronnen te ontwikkelen.
De Europese Gemeenschap zou zichzelf opnieuw moeten uitvinden en minder in de oude tegenstellingen denken.
Recent dringt Rusland er op aan dat er meer samenwerking gezocht zou moeten worden bij het oppakken van de grote uitdagingen van deze tijd: energieschaarste, klimaatverandering, vrede en veiligheid. Rusland is daarbij wellicht ook bereid tot nieuwe vormen van samenwerking gebaseerd op de OVSE en het verdrag van Helsinki uit 1975. Het oude Europa wordt hierbij uitgedaagd minder aan de leiband van de Verenigde Staten te lopen…
Als de Europese Gemeenschap zich werkelijk opnieuw zou willen uitvinden, kunnen we teruggrijpen op het oorspronkelijke concept van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal uit de ’50-er jaren, die destijds hielp om te voorkomen dat grondstoffen werden gemonopoliseerd en (opnieuw) ingezet als instrument bij een gewapend conflict.
In plaats van allerlei bilaterale samenwerkingsvormen op energiegebied zouden we gezamenlijk de EEG een nieuwe inhoud kunnen geven door met Rusland en haar nabuurlanden een nieuw multilateraal samenwerkingsverband te beginnen: een Euraziatische Energie Gemeenschap (EEG!). Dit kan voor de EU én Rusland en hun bondgenoten een eigentijdse Gas en Olie Gemeenschap vormen, lessen trekkend uit herhaalde conflicten over aardgas in de afgelopen jaren. Door intensievere samenwerking kunnen we schaarser wordende fossiele energiebronnen efficiënter en spaarzamer benutten en tegelijkertijd gezamenlijk zoeken naar alternatieven, samen de dreigende klimaatverandering tegengaan en werken aan duurzaamheid.
Met inzet van de geroemde soft power van de EU kunnen de mensenrechten in een steeds grote wordende politieke unie worden gewaarborgd.
In mijn toekomstbeeld kan deze ontwikkeling zelfs de weg banen voor Rusland en sommige van haar bondgenoten om lid te worden van een inmiddels gemoderniseerde EU! Dan kunnen we eindelijk ook de twee Europese parlementen die zij aan zij opereren (dat van de EU en de Raad van Europa) integreren.
Nauwere samenwerking binnen de OVSE kan het opheffen van de NAVO inluiden. In die nieuwe situatie is er geen plek meer voor de NAVO, aangezien de meeste Oost- en Centraal-Europese landen, met inbegrip van Rusland, dan deel gaan uitmaken van de vernieuwde politieke unie.
Eindelijk het Gemeenschappelijk Europese Huis!
Het geschetste perspectief zal de internationale verhoudingen transformeren en een totaal andere veiligheidsarchitectuur voor de (breed gedefinieerde) Europese regio opleveren.
Eén die meer uitgaat van verzoening tussen Oost- en West-Europa, onderlinge democratische controle door lidstaten, het volgen van elkaars status in termen van mensenrechten, het ontwikkelen van effectieve verificatie instrumenten hiertoe en het elkaar ondersteunen met wederzijdse economische steun. Zodoende de vrede bouwend in een steeds groter wordende ‘Euro-Aziatische ruimte’, een proces dat al in werking werd gezet door bijvoorbeeld de EU, de Raad van Europa en de OVSE.
Een soortgelijke ontwikkeling in de richting van meer samenwerking is zelfs in mondiaal verband noodzakelijk in de toekomst. Gedwongen door de wereldwijde crisis wordt er hard gewerkt om de internationale verhoudingen te veranderen. De VN heeft eindelijk een forse reorganisatie doorgevoerd.
De Veiligheidsraad (VR) is vergroot en de mandaten versterkt. De vroegere permanente leden van de VR zijn vervangen door afgevaardigden van de verschillende regionale Unies die naar het voorbeeld van de EU zijn ontstaan, terwijl de praktijk van het benoemen van enkele roulerende leden voortgezet wordt. Alhoewel de Unies nog steeds vetorecht houden voorziet het feit dat zij een groter aantal landen en volkeren vertegenwoordigen in meer democratische betrokkenheid.
De ILO, WTO, UNDP, UNEP en UNICEF zijn samengesmolten tot een efficiëntere organisatie, die de naam Internationale Duurzame Ontwikkelings-organisatie (ISDO) kreeg. Het IMF en de Wereldbank werden samengevoegd tot een Internationaal Solidariteits- en Steunfonds (ISSF) dat de ISDO ondersteunt bij het stimuleren van een meer gelijkwaardige en rechtvaardige wereldwijde economische orde. De zogenoemde hedge-fondsen, daredevil kapitalisten en speculatieve handelaars die op de internationale markt actief waren zijn op een doeltreffende wijze gereguleerd. Een internationaal aanvaard systeem van ecobelasting en een valutawissel-belasting, de zogenoemde Tobin tax, hebben een grote bijdrage geleverd tot het hervormen van het economische stelsel in een meer duurzame richting. Deze maatregelen resulteerden in effectieve overdrachten van de voorheen geprivilegieerde noordelijke wereldhelft naar de zuidelijke delen van onze ene wereld.
Tenslotte, maar niet in het minst: de mensenrechten van alle volkeren worden gerespecteerd wanneer de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens haar negentigste (2038!) verjaardag viert!
Eindelijk kunnen we echt gaan werken aan een rechtvaardiger, vredige en duurzame wereld.
Kees Nieuwerth
bewerking van een Paper voor de derde Fair and Green Deal Conferentie in Tilburg, 3 februari 2011
Aanbevolen literatuur:
Michael Klare Resource wars
Quaker Council for European Affairs The Nabucco Pipeline
Kees Nieuwerth 60 jaar NAVO: tijd om het veiligheidsbeleid te veranderen, Kerk en Vrede brochure nr. 14