VredesMagazine 2e kwartaal 2012
Uitgave van de vereniging VredesMedia waarin samenwerken:
Haags Vredesplatform (HVP), Humanistisch Vredesberaad (HVB), Vereniging Pais, Samenwerkingsverband Stop de Wapenwedloop, Antimilitaristies Onderzoekskollektief VD AMOK, Women’s International League for Peace and Freedom (WILPF) afdeling Nederland.
In Vredesmagazine zijn de tijdschriften Kernwapens Weg!, VD AMOK en de dikke nummers van Vredeskoerier ’t Kan Anders opgegaan.
Redactie
Jan Bervoets, Boudewijn Chorus, Hans Feddema, Benno Houweling, Kees Kalkman, Klaas Meijer, Anke Polak, Jan Schaake, Guido Schokker, Barbara Smedema, Egbert Wever
Aan dit nummer werkten naast de auteurs mee
David-Jan Donner, Chris Geerse
De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van een geplaatst stuk. De tekst van artikelen mag worden overgenomen op voorwaarde van bronvermelding. Copyrights van foto’s en tekeningen berusten bij de desbetreffende fotograaf /illustrator.
Fotoredactie
Hans Bouton, Anne Vaillant
Medewerkende fotografen en illustratoren
Joop Blom, André Castaigne, Charbel, Latuff, Len Munnik, Peter van den Oetelaar, Piraya Film, Bert Spiertz, Hanneke Suijs, Oren Ziv/ActiveStills
Vormgeving
Jimmy Slothouwer
Drukker
Drukkerij Mezclado, Tilburg
Abonnementen
Interesse of aanmelding voor een abonnement op Vredesmagazine kan kenbaar gemaakt worden bij de redactie van Vredesmagazine of bij een deelnemende organisatie.
Een jaarabonnement op VredesMagazine (4 nummers) kost 10 euro. U kunt een abonnement nemen via info@vredesmagazine.nl of 015 7850137
Giften
Bedragen die abonnees overmaken boven het verschuldigde abonnementsgeld worden beschouwd als gift voor het werk van de in VredesMagazine samenwerkende organisaties.
Contact VredesMedia
Vlamingstraat 82, 2611 LA Delft, 015 7850137
info@vredesmedia.nl, www.vredemedia.nl
Redactieadres
Obrechtstraat 43 3572 EC Utrecht tel. 06-14127779
info@vredesmagazine.nl
Kopijsluiting volgend nummer: 20 mei
Verschijningsdatum volgend nummer: 20 juni
ISSN 1876-0724
Kenners van de situatie in Syrië hielden hun hart al vast toen de 'Arabische Lente' begon. Het leek haast onvermijdelijk dat ook in dat land verandering op til was. Ook Syrië heeft een talrijke, jonge en zelfs redelijk goed opgeleide generatie die zich wil ontplooien en die snakt naar een vrijer leven. De censuur van de Assads heeft niet kunnen voorkomen dat de moderne media de horizon van deze jonge mensen hebben verruimd. Dus het moest er ook daar wel van komen.
Dat het in Syrië langer heeft geduurd dan in Tunesië, Egypte en Libië is niet omdat het verlangen naar revolutie in Syrië minder was of omdat de situatie minder schrijnend was. Dat het deksel wat langer op de pot bleef komt omdat Assads regime zo mogelijk nog repressiever is. En ook opereren de Assads 'intelligenter'. Met de alom gevreesde mukhabarat, hun systeem van onderling rivaliserende en niet alleen de bevolking maar ook elkaar terroriserende geheime diensten, houden ze het land in een ijzeren greep. Daarnaast maakt het feit dat deze bruten voor het overgrote deel zijn gerekruteerd uit de alawietische minderheid (12%) waartoe de Assads behoren, dat deze religieus en etnisch duidelijk te identificeren minderheid zo gehaat is bij de rest van de bevolking dat ze alleen al om te overleven geen andere kant op kúnnen dan Assad tot het bittere einde te steunen.
Naar buiten toe liet het regime altijd een ander gezicht zien. De Assads voerden steeds een slimme buitenlandse politiek en wisten in internationale conflicten steeds buiten schot of zelfs gerespecteerd te blijven. Hun diplomaten zijn professioneel en zijn er decennia lang redelijk in geslaagd om het land een relatief goed imago te bezorgen. En voor buitenlanders die Syrië bezochten of die, zoals ik, er als expatriate woonden was het een gastvrij, authentiek Arabisch, prettig seculier en rustig land. Alleen als je er wat langer zat en sommige mensen je in vertrouwen begonnen te nemen kreeg je een heel akelig gevoel over die rust. Je kreeg dan in de gaten dat de mensen niet alleen erg op hun woorden pasten, maar sommigen zelfs bang waren om alleen maar gedachten te koesteren die het regime onwelgevallig konden zijn. En dan werd het je zelf bang te moede als je begreep wat er te gebeuren stond als die 'rust' verstoord zou worden…
De overgrote meerderheid van de Syrische bevolking is opgegroeid onder een regime van terreur waarbij andersdenkenden zonder pardon worden opgepakt. Wat er dan met hen gebeurt verschilt, maar garandeert steeds dat niet alleen zij zelf, zo ze het mochten overleven, maar ook een wijde kring van mensen om hen heen het verder wel uit hun hoofd laat om kritiek te uiten op het regime.
En zo bleef het decennia lang relatief rustig. Een rust gebaseerd op angst. Angst voor het regime zelf en nog grotere angst voor twee kwaden die nog erger leken: de moslimfundamentalisten en Israël. Door middel van een tot in het absurde doorgevoerde manipulatie van de informatie, vanaf de schoolboekjes in de eerste klas tot en met de kranten, slaagde het regime er in om het schrikbeeld van deze vijanden tot satanische proporties te vergroten. Twee generaties kregen deze angst met de paplepel ingegoten. Zo wordt Assad in Syrië gevreesd door zijn vijanden, maar zeker ook door zijn 'vrienden'. Alleen zijn die vrienden, de minderheden waarop het regime vanouds steunt, nóg banger voor wat er ná hem zal komen. En ook bij de soennitische meerderheid leeft die angst, de meesten van hen prefereerden daarom de status quo, althans tot voor kort. Dat is de voornaamste reden dat het Syrische volk zo lang de adem heeft ingehouden alvorens de straat op te gaan.
In 1982 liet vader Assad in Hama zien hoe hij met tegenstanders omgaat als die echt gevaarlijk worden. Een reeds langs sluimerende oppositie die steunde op de plaatselijke soennitische meerderheid vond zijn uitweg in een gewapende opstand. Hoewel dat nooit meer te verifiëren is, staat wel min of meer vast dat die oppositie in Hama een redelijk draagvlak had in de bevolking. Wat we al helemaal nooit zullen weten is hoevelen van hen ook tot geweld bereid waren. Vreedzame oppositie was nu eenmaal onmogelijk. Heel Hama heeft de rekening moeten betalen en met de meedogenloosheid waarmee ze de opstand neersloegen hebben de Assads de soennitische meerderheid én de verschillende minderheden in het hele land zo'n angst ingeboezemd dat de status quo van 'vrede' gedurende 30 jaar een breed draagvlak had.
En die 'vrede van het kerkhof' werd met genoegen gedoogd door de internationale gemeenschap, oost en west, die ook liever met Assad te doen hadden dan met de moslimbroeders… Nederland, bijvoorbeeld, ging gewoon door met de ontwikkelingssamenwerking. Zo kwam ik aan in Homs, in 1983, met de volkomen onschuldige opdracht om in samenwerking met de Syrische overheid een opleidingscentrum voor de melkveehouderij op te zetten, een beetje geschrokken wel, want op weg naar Homs kwam ik door het nog grotendeels in puin liggende Hama. Maar verder waren er op het eerste gezicht weinig sporen van onheil en het duurde echt nog even voordat ik bij benadering door kreeg wat daar onder de oppervlakte allemaal broeide. Naarmate je dat door kreeg groeide wel je afschuw van het regime, maar je leerde tegelijk ook de gewone Syriërs kennen en waarderen…
Niet dat het indruk gemaakt zou hebben als we waren vertrokken, de Nederlandse aanwezigheid viel in het niet bij die van het Oostblok en nu kon onze militaire attaché tenminste de Russische tanks turven die in de haven van Tartous werden ontscheept... En, OK, zodoende kan ik nu dit stukje schrijven!
Maar dat waren de jaren van de Koude Oorlog. Hetzelfde Syrië is met hetzelfde regime aangeland in een ander tijdperk en nu is de geest uit de fles. Hama 1982 vindt een herhaling in Homs 2012. Waarbij de nieuwe generatie van de familie Assad bar weinig blijkt te verschillen van hun vader en oom. Maar wat wel anders is, is de aandacht in het Westen. Waar je in 1982 over de slachting in Hama met moeite enige informatie kon vinden, nam Homs nu de voorpagina van de Volkskrant in beslag. De internationale communis opinio die aanvankelijk een nogal roze idee van de 'lente' had na de revoluties in Tunesië en Egypte, en die door het uitblijven van echte democratie in Egypte en door de overblijvende chaos in Libië net weer wat met beide benen op de grond begon te staan, slaat nu de schrik om het hart. Wat gebeurt hier en waar gaat dat heen?
Zoals de dood van westerse journalisten in Homs wrang symboliseert, is ook in deze oorlog de waarheid een eerste slachtoffer. Er is veel discussie over wat nu precies de identiteit van de opstandelingen in Homs en andere steden is. Zijn ze de moslimfundamentalisten die het nog ergere kwaad vertegenwoordigen of zijn ze democratische krachten aan wie het regime geen andere keus laat dan nu de wapens op te nemen. Of zijn ze beide en is de verdrijving van Assad nu nog maar voorspel van de strijd die zal losbranden tussen deze twee groepen? En waarbij gevreesd moet worden dat het buitenland, om te beginnen de buurlanden, niet werkeloos meer zullen kunnen toezien?
De journalisten worden er weggeschoten en als er al spionnen rondlopen dan delen die hun informatie niet met ons. De Russen volgen dezelfde lijn als hun Sovjetvoorgangers: niet mee bemoeien, wel wapens leveren, laat Assad die fundamentalisten alsjeblieft opruimen. In westerse media duiken berichten op die er op duiden dat ook meer democratisch georiënteerde groepen vechten, die snakken naar aansluiting van Syrië bij de moderne wereld. En de moslimbroeders lijken zelf inmiddels ook wat moderner en minder extreem, al is misschien hier de wens de vader is van de gedachte. Het Westen, met als vanouds de Amerikanen voorop, speelt zijn machtsspel, waarbij Syrië, vroeger een rustpunt, nu een steeds grotere risicofactor wordt. En zeker in Europa groeit in brede politieke kringen een gevoel dat er groepen in Syrië zijn die in dit machtsspel vermalen dreigen te worden en die juist onze steun verdienen… Maar hoe?
Homs wordt nu met grof geweld afgeslacht achter het rookgordijn van een referendum over het invoeren van een meerpartijendemocratie waarmee Assad internationaal ingrijpen nog verder op afstand houdt dan het al is. Maar het is moeilijk voor te stellen dat dit net als in 1982 weer gaat eindigen in een nieuwe evenwichtstoestand van angst. De wereld is veranderd. Communicatie is niet meer zo goed te controleren en grote groepen zijn nu hun angst voor het regime voorbij. De verschrikkelijke escalatie waarvoor al zoveel jaren gevreesd werd, is volop aan de gang. In de chaos krijgen nu de meest gewelddadige krachten de overhand. De democratische krachten waarvan we de omvang niet bij benadering kennen, komen nu helemaal in de verdrukking. Je zou ze willen steunen, maar waar zijn ze?
Wat moet de Nederlandse politiek hiermee? Ik vind het knap als er mensen zijn die precies weten wat ons nu te doen staat. Ik weet wel wat je niet moet doen: Niet Assad steunen, ook niet militair ingrijpen. Maar helemaal niets doen is zeker ook geen optie. Er is dringend humanitaire hulp nodig. Er zullen vluchtelingen moeten worden opgevangen. We moeten ook proberen te voorkomen dat er nieuwe wapens het land in komen, niet voor het regime en niet voor de rebellen. En verder kun je je misschien tot het uiterste inspannen om redelijke democratische krachten te steunen, om de-escalerend in actie te komen. Met name denk ik dat alawieten die het regime de rug toe keren, zo die al gevonden kunnen worden, extra steun en bescherming verdienen. Als zij zelf Assad ten val zouden brengen kan misschien een afrekening voorkomen worden. (We moeten maar hopen dat de CIA dit ook begrijpt…)
En verder kan Nederland misschien een positieve rol spelen in de internationale diplomatie naar Iran, Israël, Turkije, Libanon, Palestina toe om te voorkomen dat de escalatie zich uitbreidt over de regio. Want in die zin is de Syrische opstand ook veel gevaarlijker dan die in alle andere Arabische landen die we tot nog toe hebben gezien, het zou zo maar helemaal uit de hand kunnen lopen en dat moet koste wat het kost voorkomen worden.
Klaas Steur
Klaas Steur is consultant voor ontwikkelingssamenwerking en lid van de werkgroep Internationale Samenwerking van GroenLinks. Van 1983 tot 1985 woonde hij in Homs.
Er weerklinkt veel verontwaardiging over het Russische en Chinese veto op de resolutie in de VN-Veiligheidsraad die onder meer impliciet het aftreden vroeg van president Assad van Syrië. Beide landen wilden nog amendementen invoeren om het geheel wat meer in 'balans' te brengen. De voornaamste klacht was dat er niets in stond om ook het geweld van de gewapende milities in te dammen. Bovendien vreesden ze dat de resolutie een eerste opstap zou zijn naar een buitenlands militair optreden en dus een herhaling van het Libische scenario. Hoewel de Britse minister van Buitenlandse Zaken dat ontkende is die vrees niet helemaal onterecht. De voorgestelde tekst stelde aan het eind dat er binnen de 21 dagen een evaluatie zou volgen en zo nodig verdere maatregelen konden overwogen worden.
In diplomatieke en militaire kringen wordt inderdaad de mogelijkheid van een of andere vorm van militair ingrijpen overwogen of reeds in scene gezet. De Golfstaat Qatar, die een prominente rol speelde in de Libische oorlog, pleitte in januari voor een Arabisch militair ingrijpen. Eerder lanceerde Frankrijk al de idee voor een 'humanitaire corridor' in Syrië aan de grens met Turkije. Parijs erkende inmiddels de oppositionele Syrische Nationale Raad (SNR) als officiële vertegenwoordiger van het Syrische volk. Dat alles doet heel erg denken aan Libië. Een corridor moet immers militair verdedigd worden. Bovendien kan die gebruikt worden als een uitvalsbasis voor de gewapende oppositie, het zogenaamde Vrije Syrische Leger, dat in werkelijkheid meer een los verband is van gewapende lokale milities. In de VS lanceerden diverse senatoren een oproep om deze oppositie te bewapenen. Volgens de Israëlische website Debkafile, gespecialiseerd in militaire inlichtingen, waren er al Britse en Qatarese Special Forces in de Syrische stad Homs actief toen daar hevige gevechten plaatsvonden. Ze zouden weliswaar niet rechtstreeks aan de gevechten tegen het Syrische leger deelnemen, maar wel de communicatielijnen van de rebellen organiseren en als relais fungeren voor wapens, munitie, strijders en logistieke steun bij buitenlandse 'leveranciers', voornamelijk in Turkije. Er circuleren ook heel wat berichten over de aanwezigheid van buitenlandse strijders, zoals Libische militieleden of Iraanse elitetroepen die het regime respectievelijk helpen bevechten of ondersteunen.
Er speelt zich dus een gevaarlijk geostrategisch spel af dat het geweld in Syrië verder kan doen escaleren en de regio destabiliseren. Er bestaat weinig twijfel over dat het Syrische regime zich schuldig maakt aan zware mensenrechtenschendingen en niet aarzelt om democratische verzuchtingen hardhandig de kop in te duwen. Hoewel het voorzichtige hervormingen heeft aangekondigd, komen ze erg laat of zijn ze niet altijd even geloofwaardig. Argumenten genoeg om zich tegen een dergelijk regime te verzetten. Probleem is evenwel dat er zich naast het democratische verzet, ook groepen met een sektarische agenda hebben ontwikkeld met daarachter internationale actoren die de strijd gebruiken om hun eigen belangen na te streven. De situatie is bovendien geen simpel zwart-wit verhaal van een hele bevolking dat tegen een dictatoriaal regime strijdt. Zo was het drama in Homs het resultaat van hevige gevechten tussen Syrische troepen en gewapende milities met burgerslachtoffers in beide kampen in een alsmaar [sterker] sektarisch verdeelde stad.
Vorige maand reisde ik in het land rond met een gewoon toeristenvisum en kon er met heel wat Syriërs spreken. Wat me opviel is de grote verdeeldheid onder de bevolking. Er is de machtsbasis van Assad, die soms erg fanatiek is en alle opposanten 'terroristen' noemt. Maar er zijn ook veel mensen en bevolkingsgroepen die de regering uit opportunistische redenen passief steunen. Ze zien het regime in de huidige situatie niet graag verdwijnen uit schrik voor wat daarna kan komen: chaos of een machtsovername door de Moslimbroeders. Het regime speelt dit ook graag uit en krijgt zo heel wat alawieten (de sjiïetische minderheid waartoe Assad behoort), christenen, druzen maar ook een deel van de soennitische middenklasse achter zich. Samen gaat het over een vrij omvangrijke groep.
In een dergelijke context kan een militair ingrijpen het land alleen maar in een lange bloedige burgeroorlog doen verzeilen. Om die reden kant zich ook een belangrijk deel van de erg verdeelde oppositie tegen een militaire interventie en tegen elke militarisering van het conflict tout court. De twee grootste oppositiegroeperingen stellen dat ze het regime op vreedzame wijze ten val brengen. De Syrische Nationale Raad (SNR), het belangrijkste oppositieplatform, stelt op haar website dat "het niet-gewelddadige karakter van de Syrische revolutie moet bewaard worden" en wil "de bescherming van de nationale onafhankelijkheid en soevereiniteit en verwerpt een buitenlandse militaire interventie." Maar uit uitspraken binnen bepaalde fracties van de SNR blijkt ook dat daarover verdeeldheid bestaat en wordt een nauwere samenwerking bepleit met de gewapende milities. Inmiddels is er ook een Militair Bureau van de SNR opgericht om een organiserende werking naar het gewapend verzet te hebben en dit onder politieke supervisie te plaatsen.
De buitenlandse undercoveracties, zoals het bewapenen en trainen van het 'Vrije Syrische Leger', versterken de gewapende oppositie. In een gesprek dat ik in Beiroet had met Yara Nseir, een lid van de SNR in Beiroet, drukte ze haar vrees uit dat de revolutie dreigt te worden gekaapt door moeilijk te controleren gewapende milities, zoals eerder gebeurde in Libië.
Om verdere escalatie van het geweld te vermijden is er geen andere keuze dan onder intensieve bemiddeling van invloedrijke internationale actoren te werken aan een wapenbestand. Er moet weer ruimte worden gemaakt voor een politiek proces. Gemakkelijk zal dat zeker niet zijn, maar het enige alternatief is dat wordt aangestuurd op verdere militarisering van het conflict, zoals nu gebeurt. Dat is met vuur spelen, want een open oorlog in Syrië kan gemakkelijk uitmonden in een regionaal conflict zoals tussen de soennitische (Turkije, Qatar, Saoedi-Arabië) en sjiitische as (Hezbollah, Iran, en eventueel Irak).
Ludo de Brabander
Ludo De Brabander is woordvoerder van Vrede vzw. Hij reisde vorige maand enkele dagen onafhankelijk door Syrië.
In 1993 presenteerde Samuel Huntington het invloedrijke en deels zijn eigen waarheid waarmakende artikel Clash of Civilisations (Botsende Beschavingen), waarin hij conflicten voorspelde tussen en op de grenzen van een achttal mondiale cultuurgebieden. Met name tussen de westers-christelijke en de islamitische wereld. Grote ideologische conflicten tussen het communisme en het kapitalisme hadden hun tijd gehad en de veel fundamentelere culturele en religieuze verschillen zouden weer in alle hevigheid opspelen.
Hoewel het nodige valt af te dingen op culturele breuklijnen als oorzaak van gewapende conflicten - die bestaan toch vaak uit de strijd om de toegang tot grondstoffen - zijn cultureel-historische en met name religieuze verschillen een belangrijke katalysator binnen deze conflicten geworden. Spontaan of om te verhullen wat er werkelijk gaande is. Maar twintig jaar na dato zijn binnen de door Huntington onderscheiden cultuurgebieden nog veel meer breuklijnen zichtbaar geworden. Zo gaapte onder Bush binnen het westers-christelijke cultuurgebied een grote kloof tussen 'de oude wereld' en 'de nieuwe wereld' (West-Europa respectievelijk de VS) en wordt sinds diens vertrek en het begin van de financiële crisis op een kloof binnen de West-Europese eurozone tussen een protestants neuro- en een katholiek zeuro-gebied gewezen. Griekenland werd al door Huntington als vreemde, oosters-orthodoxe eend in de westers-christelijke bijt gezien. Iets dergelijks speelt zich de afgelopen jaren af in de islamitische wereld waar de breuklijn tussen sjiieten en soennieten steeds manifester wordt en een explosief ingrediënt vormt in de oplopende spanning rond Iran en Syrië die deel uit zouden maken van een 'sjiitische halve maan'. Tijd voor een upgrade naar Huntington 2.0.
Het verschil tussen soennieten en sjiieten gaat terug tot het overlijden van de profeet Mohammed in 632. De soennieten kozen zijn vriend en adviseur Aboe Bakr tot opvolger (kalief); de sjiieten zijn schoonzoon en neef Ali en diens nageslacht tot leider (imam). Dit leidde tot talloze oorlogen tussen soennieten en sjiieten in de 7de, 8ste en 9de eeuw waarbij een aantal sjiitische imams (met name Ali en Hoessein) door de soennieten werd vermoord. Die worden nog steeds in verschillende heilige sjiitische steden herdacht. Verder geloven de sjiieten dat Allah de laatste imam heeft verborgen en verwachten dat deze 12de imam, de Mahdi, terug zal keren en dan vrede zal brengen. In tegenstelling tot wat je op grond van de huidige leefgebieden tussen sjiieten en soennieten zou verwachten, hadden de meeste sjiitische imams hun basis in Mekka en Medina en regeerden de soennitische kaliefen uit het huis van de Omajjaden vanuit Damascus en hun opvolgers de Abbasiden vanuit Bagdad. De sjiitische imams waren dus afkomstig uit de thans soennietische kernlanden en werden verslagen en vermoord door soennitische kaliefen die hun basis juist in de huidige sjiitische kernlanden hebben. Om alvast maar iets van eeuwenoude scheidslijnen en cultuurgrenzen te relativeren.
Ook het tegenkalifaat van de Fatimiden, dat in de 10de eeuw in Noord-Afrika met Kaïro als hoofdstad werd gesticht, was sjiitisch (eigenlijk isma'ilitisch). Het huidige Iran werd tot de Mongoolse invallen in de 13de eeuw door de soennitische Abbasiden-kaliefen vanuit Bagdad geregeerd en was geheel soennitisch. Dat veranderde toen het in 1502 door Azerbeidzjan werd veroverd en het Safawidenrijk werd gesticht. De eerste sjah, Ismaïl, voerde met harde hand het sjiisme in als nationale godsdienst in Iran, waartoe het grootste deel van het huidige Irak en een deel van het huidige Afghanistan behoorden. Mogelijk ter onderscheiding van het naastgelegen Ottomaanse rijk dat het soennitische kalifaat een halve eeuw eerder naar Istanboel had overgebracht. Het religieuze verschil tussen soennieten en sjiieten werd doelbewust ingezet om de vijandschap tussen de Turkse en Perzische rijken te voeden en schiep dus pas in de 16de eeuw een religieuze scheidslijn in het Midden-Oosten. Inderdaad gelijktijdig met die tussen het katholieke en het protestantse deel van West-Europa, waarvan de eerste vaak met het sjiisme (nadruk op ceremonieel, hiërarchie en priesterschap) en de laatste met het soennisme (nadruk op soberheid, status van de schrift, wetticisme) wordt vergeleken. De soennitische wahabieten, die vooral in Saoedi-Arabië de dienst uitmaken, zouden in deze vergelijking dan de islamitische gereformeerden zijn.
Met de val van de Turkse en Perzische rijken, aan het begin van de 20ste eeuw, begon een periode van toenadering tussen sjiieten en soennieten. Dat bevestigt de opvatting dat de strijd tussen beide islamitische stromingen vooral binnen een context van machtspolitieke rivaliteit opspeelt. De afgelopen eeuw vonden beide stromingen elkaar in de gezamenlijke strijd tegen de westerse dominantie, de secularisatie en het nationalisme. De machtswisseling in Iran, in 1979, werd ook vooral gezien als een 'islamitische revolutie' (niet als een sjiitische) en de vervolgens, tussen 1980 en 1988, gevoerde oorlog tussen Iran en Irak als een oorlog tussen een seculier, toen nog Westers gezind Iraaks en een islamitisch, anti-Westers Iraans regiem. Deze oorlog werd door Irak begonnen met het doel de olierijke, door Arabieren bewoonde, Iraanse provincie Khoezistan te veroveren. In het nauwelijks op oorlog voorbereide Iran werd wel een beroep gedaan op historisch-religieuze sentimenten en werd de oorlog tot een Heilige Oorlog verklaard waarbij, nadat de Iraakse troepen waren teruggedreven, de verovering van de sjiitische heilige steden Najaf en Karbala in Zuid-Irak als oorlogsdoel werd opgevoerd. Het waren echter niet de sjiieten in Zuid-Irak, maar juist de soennitische Koerden in Noord-Irak die zich tijdens deze oorlog met Iran verbonden. In die zin werd de oorlog nog eerder langs taalkundige (Koerdisch en Perzisch zijn verwante talen) dan langs religieuze grenzen gevoerd.
De sjiieten in Zuid-Irak, tweederangsburgers sinds de Britse bezetting in de jaren twintig, kwamen na afloop van de Golfoorlog tussen Irak en Koeweit in 1990 en 1991 wel in opstand tegen Saddam Hoessein, waarbij zij, net als de Koerden in Noord-Irak, door de Amerikanen werden aangemoedigd. De opstand mislukte en keiharde repressie volgde tot de Amerikaanse invasie in Irak van 2003. Een deel van de sjiieten steunde of gedoogde de Amerikaanse bezetting; een ander deel verzette zich hiertegen. Maar in toenemende mate kwam het in Irak tot een sektarische machtsstrijd tussen sjiieten en soennieten. Als grootste bevolkingsgroep in Irak domineren de sjiieten de huidige Iraakse regering. Dit betekent overigens geenszins dat Irak sindsdien een hecht bondgenootschap met Iran vormt.
Toch wordt dat beeld wel opgeroepen. De Jordaanse (soennitische) koning Abdoellah II (afstammeling van de Hasjemieten, de verdedigers van Mekka en Medina) sprak in 2007 van een 'sjiitische halve maan' met Iran en Irak als kern en waarvan de punten tot in Bahrein en Libanon reiken. Hoewel het regiem daar alawitisch en niet sjiitisch is, wordt Syrië veelal ook tot deze sjiitische halve maan gerekend. Dat Syrië en Iran de sjiitische Hezbollah in Libanon steunen, wordt door niemand ontkend. De steun van Iran voor de opstand van de sjiitische bevolking van Bahrein tegen het soennitische koningshuis is minder duidelijk. Toch waren de leiders van de in 1981 opgerichte Gulf Cooperation Council (bestaande uit de soennitische koninkrijken Bahrein, Qatar, Koeweit, Oman, Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten, die allemaal belangrijke sjiitische minderheden onder hun bevolking tellen) er als de kippen bij om dit onderdeel van de Arabische Lente onmiddellijk de kop in te drukken. Hierdoor werd dit economische samenwerkingsverband op het Arabisch schiereiland feitelijk ook een soort veiligheidsorganisatie, die zich met ruimhartige Westerse (en Nederlandse) hulp tegen Iran bewapent. Het karakter van een soennitisch blok tegenover de door hemzelf waargenomen sjiitische Halve Maan wordt nog eens bevestigd door de (aanstaande) toetreding van Jordanië en Marokko. Twee landen die niets te zoeken hebben bij een economisch samenwerkingsverband rond de oliehandel.
De door haar onbedoeld in Irak veroorzaakte partijstrijd tussen soennieten en sjiieten gebruiken de VS nu handig door een soennitisch machtsblok aan zich te binden in haar eigen strijd tegen Iran. In 2007 probeerden koning Abdoellah van Saoedi-Arabië en de Iraanse president Ahmadinejad tijdens een topontmoeting nog de partijstrijd tussen soennieten en sjiieten te bezweren en de Gulf Cooperation Council vocht vorig jaar mee met het Westen in het soennitische Libië. De gecreëerde tegenstelling tussen sjiieten en soennieten dient dus wederom vooral een politiek doel, terwijl het in het verre verleden daadwerkelijk tot langdurige en bloedige vijandschap bleek te kunnen leiden. Weer speelt het Westen met religieus vuur in deze snel ontvlambare regio.
Jan Schaake
In een mediacampagne die heel goed te vergelijken valt met die welke gevoerd werd in de aanloop naar de oorlog tegen Irak, wordt nu regelmatig gesuggereerd dat Iran op het punt staat kernwapens te maken.
Hoewel dit niet altijd met zoveel woorden wordt beweerd, gebruiken de meeste westerse media in de regel de woorden 'Iraans nucleair programma' en 'kernwapens' op zodanige wijze door elkaar, dat de niet-gespecialiseerde lezer wel tot deze conclusie moet komen. In bijna alle artikelen staat een obligaat zinnetje waarin een Iraanse ontkenning wordt samengevat. Deze komt erop neer dat het nucleaire programma civiele doeleinden heeft. Er zijn afdoende kritische, gezaghebbende en openbare beschouwingen geschreven die op z'n minst vraagtekens zetten bij de officiële Westerse beweringen. Die critici worden uit luiheid of vooringenomenheid zelden aangehaald door de redacties van de media. De Iraanse ontkenning is voor hen uiteraard ongeloofwaardig, dus ontstaat er een nogal eenzijdige en kwalijke berichtgeving, die ons steeds sneller in de fuik drijft naar een oorlogsverklaring. Maar er zijn ernstige bedenkingen over de officiële berichtgeving.
De afgelopen jaren is er in de media een soort equivalentie gecreëerd tussen een nucleair programma (dat bestaat uit delen van of een complete nucleaire infrastructuur) en een kernwapenprogramma. Daar zit een kern van waarheid in: degene die beschikt over nucleaire technologie kan in principe een kernbom maken. Maar dat betekent niet dat alle landen met een kernenergieprogramma dat ook kunnen en er toe overgaan.
Zweden, Nederland, Duitsland, Brazilië en Japan kunnen bijvoorbeeld allemaal een kernbom in elkaar zetten, bovendien veel sneller en efficiënter dan Iran. Dat doen ze niet, omdat ze zich in het Non-proliferatieverdrag (NPV) verplicht hebben om dat niet te doen. Deze afspraak in het NPV luidt dat nucleaire technologie niet mag worden omgeleid naar militaire doeleinden. De regel wordt gehandhaafd door het Internationaal Atoomagentschap (IAEA), een in Wenen gevestigd en aan de VN gelieerd instituut, dat als hoofddoel heeft het propageren van het vreedzaam gebruik van kernenergie. Met alle landen die een of andere vorm van nucleaire infrastructuur hebben zijn door de IAEA veiligheidswaarborgovereenkomsten (safeguards agreements) afgesloten. Dat is een lijst procedures en afspraken - ze verschillen per land - die moeten worden gecontroleerd door de IAEA inspecteurs als ze optreden in het land waarmee de afspraak gemaakt wordt. Normaliter verklaart het IAEA na intensieve inspectie dat een land geen militaire bedoelingen heeft met zijn nucleaire programma. Dat wil zeggen, dat het slechts dient voor de opwekking van kernenergie om elektriciteit te produceren. Dat wordt vastgelegd in een of meerdere rapporten. Het nucleaire proces blijft onder inspectie staan, door inspecteurs en elektronische middelen op afstand. Ook Iran heeft zo'n overeenkomst afgesloten aangaande haar nucleaire infrastructuur (noot 1), waarvan het verrijkingsproces het belangrijkste is.
Over die verrijking staat in elk tot nog toe verschenen IAEA-rapport over Iran dat er geen omleiding is van nucleair materiaal naar militaire doeleinden. Dit wordt geïllustreerd met exacte cijfers over de status van het nucleair materiaal, gebaseerd op eigen metingen van de IAEA. De waarnemers die deze metingen verrichten zijn de afgelopen jaren altijd aanwezig geweest in Iran. Dat is een belangrijk gegeven dat helaas zelden de Nederlandse media haalt.
De IAEA stelt in haar rapporten over Iran wel dat er problemen zijn die te maken hebben met zogenaamde 'militaire dimensies' van het programma. Het gaat dan om plannen, dan wel proeven, gerelateerd aan het ontwikkelen van een kernbom. Een minimale voorwaarde daarvoor is het produceren van een aanzienlijke voorraad hoogverrijkt uranium (90% of meer). Dat kan in principe wel plaatsvinden in de verrijkingsinstallaties, maar deze worden gecontroleerd door het IAEA, dat erop toeziet dat de verrijking beperkt blijft tot maximaal 20% (laag-verrijkt). Mocht Iran zo'n proces van verdere verrijking starten, dan wordt het onmiddellijk gerapporteerd. Het alternatief zou het uitzetten van de inspecteurs zijn, een daad die ook groot wantrouwen zou opwekken.
Een dergelijke ontwikkeling wordt ook niet gesuggereerd in de IAEA-inspectierapporten. Die hebben het over de noodzakelijke aanvullende technologische ontwikkeling om een kernbom te maken. Een voorraad hoogverrijkt uranium is niet genoeg: het omzetten in een bom, de zogenaamde weaponisation, vergt nog veel meer geavanceerde technologie. Daarnaast moet een bom geschikt worden gemaakt om in een draagsysteem te passen, zoals een raket of vliegtuig. Ook dat vergt verdere technologische ontwikkelingen.
In de laatste IAEA-rapporten wordt gesuggereerd dat er inderdaad stappen in de richting van weaponisation zijn genomen. Overigens valt de controle op zulke stappen niet onder het IAEA mandaat - dat mag alleen het gebruik van het nucleair materiaal controleren. De bewijsvoering voor zo'n weaponisation - dat wil zeggen een praktisch plan en programma om een kernwapen te maken, is flinterdun. Sterker nog, een opmerkelijk gezelschap bestaande uit de Amerikaans inlichtingendiensten (noot 2) en de Amerikaanse en Israëlische ministers van defensie hebben de afgelopen maanden verklaard dat er momenteel geen kernwapenprogramma bestaat. (noot 3)
Alle kernwapenspeculatie is dus gebaseerd op inschattingen van de intenties van de Iraanse regering en haar strategen. Het is deze speculatie die in de media al dan niet bewust is terechtgekomen als zogenaamde 'kennis' over de productie van een Iraanse atoombom.
De manier waarop deze informatie de media bereikt is van belang, omdat het de beeldvorming bepaalt. De centrale bron zijn de rapporten van het IAEA, maar die worden door de meeste redacties niet gelezen. Bij het verschijnen van elk rapport is er sprake van een standaard procedure, die begint in Wenen. Al voor de officiële verschijningsdatum wordt het rapport door anonieme diplomaten gelekt naar de media, meestal naar de New York Times en naar de door de Amerikaanse overheid gefinancierde denktank ISIS in New York. Het beeld dat in de rest van de media terechtkomt wordt grotendeels kritiekloos overgenomen van deze bronnen, vaak met de spin die de anonieme diplomaten eraan geven. Zo werd al ruim voordat het najaarsrapport over Iran (noot 4) op de IAEA-website verscheen, een beeld verspreid als zou er doorslaggevende informatie over de militarisering van het Iraanse nucleaire programma instaan. Zonder raadpleging van het rapport zelf, namen veel kranten dit beeld over.
De formuleringen in het rapport waren echter veel voorzichtiger. Zo staat er het volgende (mijn vertaling):
Paragraaf 38:
"Sinds 2002 is het Agentschap steeds meer bezorgd over de mogelijke aanwezigheid in Iran van niet-verklaarde nucleair gerelateerde activiteiten waarbij militair gerelateerde organisaties betrokken zijn, inclusief activiteiten gerelateerd aan de ontwikkeling van een kernwapenkop voor een raket, waarover het Agentschap regelmatig nieuwe informatie heeft ontvangen."En in paragraaf 45:
"De informatie geeft aan dat voor het eind van 2003 de genoemde activiteiten plaatsvonden als onderdeel van een gestructureerd programma. Er zijn ook indicaties dat sommige activiteiten relevant voor de ontwikkeling van een nucleair explosief apparaat (device - Karel Koster) zijn voortgezet na 2003, en dat sommige misschien nog plaatsvinden."Dat is heel iets anders dan het bewijs voor een lopend kernwapenprogramma.
Er worden ook de nodige vraagtekens gezet bij het werk van de IAEA zelf. Deze twijfels zijn institutioneel en technisch.
Het 'geval Iran' werd in februari 2006 overgedragen aan de VN-Veiligheidsraad door een besluit van de bestuursraad van de IAEA - de Board of Governors. Dit besluit vormde de legitimatie voor een reeks sanctiemaatregelen die daarna werden genomen. De basis voor dit besluit was het niet in compliance zijn van Iran - het niet naleven van de verplichtingen die het heeft op basis van de inspectieovereenkomst. Deze stap werd heftig bestreden door Iran, omdat dit impliceert dat het land een gevaar is voor de internationale veiligheid. Het ging inderdaad om een politiek besluit, waar stevig voor gelobbyd is door de VS en haar bondgenoten.
Het technische deel - de 'weaponisation' van het nucleaire programma - is onderwerp van controverse, omdat de documentatie erover niet openbaar is en de bronnen - mogelijk geleverd door Israël (noot 5) - bovendien controversieel. Vast staat dat er een conflict was binnen het IAEA onder de vorige directeur El-Baradei, die de geleverde bewijzen niet vertrouwde en daarover in conflict kwam met een van zijn afdelingshoofden, Heinonen. De Amerikaanse onderzoeksjournalist Gareth Porter heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de bewijsvoering voor deze 'militaire dimensies' en stelt ze nog steeds ter discussie. Daarin wordt hij aangaande het IAEA-rapport van november 2011 gesteund door een voormalige IAEA-inspecteur (noot 6) en een voormalig kernwetenschapper van de Amerikaanse Department of Energy, waaronder de Amerikaanse nucleaire programma's vallen. (noot 7)
De verwijzingen van het IAEA hebben deels betrekking op het verleden en niet op het heden. De gebruikte formuleringen in de rapporten zijn dubbelzinnig en suggestief - niet genoeg voor de experts, wel voor kwaadwillende mediaspinners die door voorbarige lekken vanuit het IAEA telkens een beeld neerzetten dat niet ondersteund wordt door de feiten.
Karel Koster
Onderzoeker SP Wetenschappelijk Bureau
De VS en de Europese Unie lijken definitief gekozen te hebben voor een harde confrontatiepolitiek met Iran over het nucleaire programma van dat land. Daarmee dreigt het al zo woelige Midden-Oosten nog verder te destabiliseren. Op oudejaarsavond gaf de Amerikaanse president Obama zijn goedkeuring aan een wet, die het mogelijk maakt sancties op te leggen aan financiële instellingen die zaken doen met de Iraanse centrale bank. Via de Iraanse centrale bank verlopen de belangrijkste transacties van de olie-inkomsten van het land. Iran reageert door te dreigen met de afsluiting van de smalle Straat van Hormoez, waarlangs 40 procent van de olie uit het Midden-Oosten wordt vervoerd. Dat zorgde dan weer voor Amerikaanse militaire dreigementen.
Met het oog op een mogelijke confrontatie met Iran hebben de VS in een adem beslist om de luchtmacht van het repressieve Saoedi-Arabische regime te versterken met 84 F-15s. Het gaat om een megacontract ter waarde van 29,4 miljard dollar ten gunste van de Amerikaanse wapenindustrie. De Europese Unie lijkt de Amerikaanse oorlogslogica te volgen. Met Frankrijk als drijvende kracht hebben de Europese regeringen al hun principiële goedkeuring gegeven om vanaf eind januari geen Iraanse petroleum meer te importeren.
(..)
De nieuwe sancties dreigen het toch al labiele onderhandelingsproces verder te ondergraven en treffen in de eerste plaats de Iraanse bevolking. Begin deze maand verloor de Iraanse munt fors aan waarde ten opzicht van de dollar met de nodige gevolgen voor de koopkracht. De nieuwe sancties zijn contraproductief omdat het regime zich kan ingraven tegen de 'buitenlandse dreigingen'.
Het Westen dreigt bovendien in eigen voet te schieten, want de kans dat de sancties de olieprijzen zullen doen stijgen is groot. Eigenlijk is het onbegrijpelijk dat de landen van de Europese Unie bereid zijn om deze prijs te betalen op het ogenblik dat het alle hens aan dek is om de huidige financieel-economische crisis te bezweren.
Er zijn alternatieven voor de huidige kanonneerbootpolitiek. Dit jaar komt er in Finland een internationale conferentie die werk moet maken van een kernwapenvrije zone in het Midden-Oosten. Iran heeft zich expliciet voorstander verklaard van zo'n zone, deels omdat het zich bedreigd voelt door het kernwapenarsenaal waarover Israël beschikt. Dat land is in tegenstelling tot Iran geen lid van het non-proliferatieverdrag (NPV), dat de verspreiding van kernwapens in de wereld moet tegengaan en waaruit het inspectiesysteem voortspruit.
Uit een opiniepeiling bleek dat nochtans ook de Israëlische bevolking voorstander is van een kernwapenvrije zone in de regio. Er liggen dus veel opportuniteiten, maar dat vereist dan ook dat er een eind wordt gemaakt aan de twee-maten-twee-gewichten-politiek. Het zware sanctieregime tegen Iran staat in fel contrast met het tolerantiebeleid ten opzichte van het Israëlische kernwapenarsenaal.
De VS lijken al een hypotheek te leggen op de conferentie door vrede tussen Israël en de Arabische landen als voorwaarde te stellen voor een kernwapenvrije zone. Dat vereist een stopzetting van de Israëlische bezetting- en kolonisatiepolitiek, een kwestie die mede net als gevolg van de Amerikaanse houding in een impasse zit. Verder waarschuwde Washington er voor om Israël niet te viseren - nochtans de enige echte nucleaire staat in de regio - en voor wat het noemt 'onrealistische verwachtingen'.
Om Israël uit de wind te zetten verklaarden de VS ten slotte dat een kernwapenvrije zone in de regio slechts een doelstelling kan zijn op lange termijn. Zo'n houding betekent niet alleen een gemiste kans om twee vliegen (Iran en Israël) in een klap te slaan, maar wakkert ook de regionale proliferatie aan. Saoedi-Arabië - dat momenteel door Europa en de VS tot de tanden wordt bewapend - heeft immers laten verstaan dat het wel eens zelf een kernwapenprogramma zou kunnen opstarten als antwoord op de vermeende dreigingen vanuit Israël en Iran. Daar is niemand gebaat bij. Een kernwapenvrije zone op korte termijn vormt een veel effectiever antwoord op de Iraanse crisis en op de dreiging van een militaire escalatie.
Ludo de Brabander
Ludo De Brabander is woordvoerder van Vrede vzw in Gent
Bron: MO - Mondiaal Nieuws, Brussel
Een oorlog tussen Iran en de Verenigde Staten en/of Israël is al heel vaak voorspeld, soms zelfs met de precieze maand erbij, zonder dat er iets gebeurde. Wat de situatie momenteel gevaarlijker maakt, is het steeds maar ontbreken van directe diplomatieke contacten in combinatie met een doortastender embargo, dat kennelijk de bedoeling heeft de Iraanse economie te wurgen. Gepresenteerd als alternatief, verhogen dergelijke embargo's juist de kans op oorlog en bereiden die in feite voor.
Daar komt de concentratie van Amerikaanse militaire middelen in de regio nog bij. De vliegdekschepen Abraham Lincoln en Carl Vinson met hun begeleidende eskaders kruisen rond in de directe omgeving van de Golf en de groep van het oude vliegdekschip Enterprise zou half maart op weg gaan, na oefeningen voor een scenario in de Straat van Hormoez. Dit is de nauwe zee-engte tussen Iran en het Arabisch schiereiland, waarlangs 40% van het wereldwijde olietransport per schip zich moet wurmen. Als de andere twee carriers op locatie blijven, heeft de Amerikaanse commandant een ongekende vuurkracht tot zijn beschikking, waarbij dan nog de zware bommenwerpers zoals die vliegen vanaf het eiland Diego Garcia in de Indische Oceaan kunnen worden geteld. Ook een amfibische aanvalsgroep met een forse eenheid mariniers is ter plekke om landingen uit te voeren. Israëlische bronnen melden grote Amerikaanse troepentransporten van landmacht en luchtmacht naar een basis op het eiland Masirah voor de kust van Oman, net buiten de Golf.
Het Amerikaanse blad Time somde onlangs een aantal mogelijke scenario's op. Voor de hand liggende elementen zijn een bombardementskampanje of een marineduel in de Straat van Hormoez.
1. Een scenario waarbij (het lijkt of) Iran een oorlog uitlokt. Bij de meest waarschijnlijke variant vertrekken de inspecteurs van het atoomagentschap IAEA op een of andere manier. Dit zou dan als bewijs gelden dat Iran begonnen is aan een kernwapen te werken. Tijdens besprekingen met de Israëlische premier Netanyahu heeft president Obama zich onlangs zo vastgelegd, dat hij in dat geval op straffe van gezichtsverlies iets militairs moet ondernemen. Maar let op: dit scenario vertoont grote overeenkomst met de aanloop van de oorlog tegen Irak en biedt mogelijkheden voor allerlei manipulaties.
2. De Straat van Hormoez is een perfecte omgeving voor het scenario waarbij een oorlog 'bij toeval' ontstaat door een, al dan niet uitgelokt, incident. Dit risico is niet nieuw. Tijdens de zogenaamde Tankeroorlog in 1987 en 1988, een episode uit de oorlog tussen Iran en Irak, begeleidde de Amerikaanse marine olietankers door de Straat van Hormoez en waren er vuurgevechten tussen de Amerikaanse en Iraanse marine en rond olieplatforms. Op een gegeven moment schoot het Amerikaanse oorlogsschip Vincennes een Iraans passagiersvliegtuig neer, omdat het zich daardoor bedreigd voelde (!). Nog in april 2010 vloog een oeroud verkenningsvliegtuig Fokker F27 van Iran tijdens vlootoefeningen dicht langs het vliegdekschip Eisenhouwer. Dit scenario heet ook wel OIM (ongelukken, incidenten & mafketels).
3. Een aanval van Israël op Iraanse nucleaire installaties. De positie van Israël verschilt van die van de VS, omdat Israël de 'rode lijn', die niet mag worden overschreden legt bij het verwerven van de capaciteit voor het maken van kernwapens. De algemene indruk is dat de VS zonder een heel duidelijk Amerikaans signaal van het tegendeel - en dat is tot nu toe uitgebleven - in zo'n oorlog zullen worden meegesleept, zeker als de Iraanse represailles ook de VS treffen.
Bij deze scenario's laten we de geheime oorlog die door Israël, de VS en Iran wordt gevoerd met aanslagen op diplomaten, wetenschappers en militaire installaties maar even buiten beschouwing. Maar vergeet niet dat de invasie van Israël in Libanon in 1982 begon met de overigens niet volledig geslaagde aanslag op de Israëlische ambassadeur in Londen.
Het resultaat van een Israëlische luchtaanval op de nucleaire installaties wordt veelal als beperkt beoordeeld, vanwege de lange afstand, de daardoor 'geringe' middelen en de bescherming van een deel van de installaties in ondergrondse bunkers en grotten. Het voornaamste en mogelijk ook beoogde effect van een Israëlische aanval vindt plaats als de VS worden meegesleept in een grote oorlog. Een Amerikaanse bombardementskampanje zou uitgebreid en langdurig moeten zijn en zelfs dan is het succes onzeker en het aantal burgerslachtoffers waarschijnlijk aanzienlijk.
Militaire vergelijking tussen Israël en Iran | ||
---|---|---|
Israël | Iran | |
Kernkoppen | ~400 | 0 |
Oorlogsbegroting | 16 miljard $ | 9 miljard $ |
Militaire uitgaven/ hoofd | 2133 $ | 117 $ |
Militaire vliegtuigen | 1964 | 1030 |
Militair personeel (inclusief reserve) | 752.000 | 1.195.000 |
Tanks | 3230 | 1793 |
Bron: Informed Comment (juancole.com), 29 februari 2012 |
De uitslag van een maritieme confrontatie tussen de VS en Iran in de Straat van Hormoez is tamelijk onvoorspelbaar. In open zee is de Iraanse marine totaal geen partij voor de vuurkracht van de Amerikaanse vloot. De meeste commentatoren denken dat de VS in staat moeten zijn de doorgang door Hormoez open te houden. Maar in de ondiepe wateren rond de zeestraat zal vooral de marinetak van de Republikeinse Garde met snelbootjes een vorm van asymmetrische zeeoorlog toepassen, die veel grotere oorlogsschepen of tankers kan beschadigen. En ook de Iraanse kustbatterijen met raketten kunnen voor verrassingen zorgen. Een voorbeeld daarvan vond plaats tijdens de Israëlische oorlog tegen Hezbollah in 2006 toen een Israëlisch oorlogsschip zwaar werd beschadigd door een antischeepsraket C-802 van Hezbollah. Om dit risico weg te nemen kunnen de VS in de verleiding komen de Iraanse kustverdediging preventief uit te schakelen via een amfibische landing met mariniers. Maar dan zit je eigenlijk al in een grondoorlog en die lijkt niemand te willen.
Met zijn huidige politiek, een combinatie van dreigementen en embargo, lijkt president Obama vooral het fundament te leggen voor een oorlog van zijn opvolger tegen Iran, ook als hij zelf die opvolger is.
Kees Kalkman
(met hulp van Martin Broek)
Bronnen:
War with Iran: Four not-impossible scenarios. Jay Newton-Small, Time, 9 februari 2012;
America, Israel, Iran: Mediation vs War, Paul Rogers, OpenDemocracy, 16 februari 2012;
Got Sea Control? Cpt. Victor G. Addison en Crd. David Dominy, Proceedings Magazine, maart 2010.