VredesMagazine 3e kwartaal 2013
Uitgave van de vereniging VredesMedia waarin samenwerken:
Haags Vredesplatform (HVP), Humanistisch Vredesberaad (HVB), Vredesbeweging Pais, Samenwerkingsverband Stop de Wapenwedloop, Antimilitaristies Onderzoekskollektief VD AMOK, Women's International League for Peace and Freedom (WILPF) afdeling Nederland.
In VredesMagazine zijn de tijdschriften Kernwapens Weg!, VD AMOK en de dikke nummers van Vredeskoerier 't Kan Anders opgegaan.
Redactie
Jan Bervoets, Boudewijn Chorus, Hans Feddema, Benno Houweling, Kees Kalkman, Klaas Meijer, Anke Polak, Jan Schaake, Guido Schokker, Barbara Smedema, Egbert Wever
Aan dit nummer werkten naast de auteurs mee
David-Jan Donner, Chris Geerse, J.R.
De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van een geplaatst stuk. De tekst van artikelen mag worden overgenomen op voorwaarde van bronvermelding. Copyrights van foto's en tekeningen berusten bij de desbetreffende fotograaf /illustrator.
Fotoredactie
Hanneke Suijs, Anne Vaillant
Fotografen en illustratoren
Adbusters. Martin Broek, Shiraz Grinbaum, Anna van Kooij, Latuff, Marios Lolos, Nico Moolenaar, Len Munnik, Boyd Noorda, Clark Stoeckley, Jan Schaake, Hans Sträter, Anne Vaillant, Brad Watson
Vormgeving
Jimmy Slothouwer
Drukker
Drukkerij Mezclado, Tilburg
Abonnementen
Interesse of aanmelding voor een abonnement op Vredesmagazine kan kenbaar gemaakt worden bij de redactie van VredesMagazine of bij een deelnemende organisatie.
Een jaarabonnement op VredesMagazine (4 nummers) kost 10 euro. U kunt een abonnement nemen via info@vredesmagazine.nl of 015 7850137
Giften
Bedragen die abonnees overmaken boven het verschuldigde abonnementsgeld worden beschouwd als gift voor het werk van de in VredesMagazine samenwerkende organisaties.
Contact VredesMedia
Vlamingstraat 82, 2611 LA Delft, 015 7850137
info@vredesmedia.nl, www.vredemedia.nl
Redactieadres
Obrechtstraat 43 3572 EC Utrecht tel. 06-14127779
e-post info@vredesmagazine.nl
Artikelen naar info@vredesmagazine.nl
Kopijsluiting volgend nummer: 7 augustus
Verschijningsdatum volgend nummer: 11 september
ISSN 1876-0724
De soldaat Bradley Manning, vanaf oktober 2009 als inlichtingenanalist werkzaam voor het Amerikaanse leger in Irak, heeft drie belangrijke bundels interne documenten doorgestuurd naar WikiLeaks:
Toen hij dienst nam bij het Amerikaanse leger had Manning idealistische opvattingen. Zo dacht hij dat Operation Iraqi Freedom ging over de vrijheid van de Irakezen. Toen hij eenmaal gestationeerd was op Forward Operating Base Hammer kwam hij snel tot andere gedachten. Hij vroeg zijn commandant naar het lot van vreedzame Iraakse demonstranten, die waren gearresteerd vanwege een pamflet met de titel 'Waar gaat al het geld heen?' Het was algemeen bekend dat arrestanten in Irak gemarteld werden. Mannings commandant vertelde hem zijn mond te houden. Terug op zijn werkplek las Manning over Fragmentary Order (Frago) 242 waarin Amerikaanse militairen die stuitten op gevallen van marteling opdracht werd gegeven een oogje dicht te knijpen.
Zijn ervaringen in Irak brachten Manning tot het besluit om de informatie waarover hij beschikte naar buiten te brengen. Hoewel hij behoorde tot het lagere inlichtingenpersoneel had hij inzage in enorme hoeveelheden vertrouwelijke informatie. Hij was bepaald niet de enige. Er wordt geschat dat 1,4 miljoen Amerikanen in principe over de screening beschikken om dit soort gegevens in te mogen zien. Dit zegt ook iets over de extreme geheimhoudingscultuur in de VS.
De gebrekkige veiligheidssituatie op de basis waar Manning werkte maakte het hem ook gemakkelijk. De informatieanalisten hadden onbeperkt toegang tot de systemen en konden in en uitlopen met diskdrives zonder een vorm van controle. Manning wendde zich na enkele mislukte pogingen tot WikiLeaks, een site waarop anoniem informatie kon worden geplaatst. WikiLeaks begon met publiceren.
Kort daarop, in mei 2010, werd Manning gearresteerd. Contacten via een chatbox met een ex-hacker die zich voordeed als een vertrouwd persoon met begrip voor Mannings situatie werden hem noodlottig.
Vanaf 3 juni staat Bradley Manning terecht. Hij wordt beschuldigd van ernstige vergrijpen (spionage en hulp aan de vijand) waarop de zwaarste straffen staan.
Volg het proces tegen Bradley Manning bij bradleymanningmoetvrij.blogspot.nl
Op 28 februari van dit jaar legde Bradley Manning tijdens een procedurele zitting van de krijgsraad voor het eerst een inhoudelijke verklaring af waaruit zijn motieven duidelijk worden. We hebben enkele passages uit het 35 bladzijden tellende pleidooi vertaald om een indruk te geven hoe hij gekomen is tot zijn handelen en hoe een en ander in zijn werk ging.
Ik ben een vijfentwintigjarige soldaat eerste klasse in het leger van de Verenigde Staten, op dit moment gedetacheerd bij de Stafcompagnie van US Army Garrison (USAG), Joint Base Myer, Henderson Hall, Fort Meyer, Virginia.
Voor mijn laatste plaatsing was ik gedetacheerd bij de Stafcompagnie, 2e Brigade Combat Team, 10th Mountain Division in Fort Drum, NY. Mijn belangrijkste militaire specialisme is 35 Foxtrot inlichtingenanalist. Ik trad 2 oktober 2007 in actieve dienst. Ik meldde mij aan in de hoop ervaring op te doen in de wereld en op grond van de GI Bill de kans te krijgen om te studeren.
Om dienst te kunnen nemen heb ik de standaard Armed Services Vocational Aptitude Battery (ASVAB - een beroepskeuzetest van het Amerikaanse leger - red. VM) ) afgelegd. Mijn resultaat op deze test was voldoende om voor ieder militair specialisme op te gaan. Mijn rekruteringsfunctionaris adviseerde me een specialisme te kiezen dat aansloot bij mijn interesses buiten de militaire dienst. In antwoord daarop heb ik hem verteld dat ik belangstelling had voor geopolitieke ontwikkelingen en informatietechnologie. Hij stelde me voor inlichtingenanalist te worden.
Na wat onderzoek kwam ik tot de conclusie dat de functie inlichtingenanalist mij wel paste. Ik voelde me vooral aangetrokken door het gegeven dat een analist informatie uit een groot aantal bronnen kan gebruiken om producten te ontwikkelen die de legerleiding inzicht geven in de beschikbare alternatieven om de beste handelwijze te bepalen. Hoewel dit militaire specialisme actuele kennis vereiste over computers, vroeg het me vooral aan te geven hoe ruwe inlichtingen met andere informatiebronnen gecombineerd kunnen worden tot producten die de leiding helpen zijn tactische omgeving te beoordelen.
Mijn inschatting was dat mijn belangstelling voor geopolitieke verhoudingen en mijn ICT-vaardigheden van mij een uitstekende inlichtingenanalist zouden maken. Na mijn aanmelding ben ik op 1 oktober 2007 opgekomen bij de militaire opleidingseenheid in Fort Meade. Op 2 oktober 2007 ben ik vertrokken naar Fort Leonard Wood in Missouri, voor de basisgevechtstraining.
[...]
Midden februari 2010 besprak specialist Jihrleah W. Showman, op dat moment doelwitanalist van het 2e brigade Combat Team, 10th Mountain Division, met anderen een video-opname die zij op de harde schijf ('T'drive) gevonden had. Deze video toonde een aantal mensen die door een aerial weapons team (AW-team, de bemanning van een bewapende Apache-helikopter - red. VM) werden aangevallen. Ik hechte aanvankelijk niet veel belang aan die video, omdat ik al talloze andere 'oorlogspornografische' video's van gevechtssituaties gezien had. Maar de commentaren van de bemanning van het AW-team en de tweede aanval op een ongewapende bestelwagen gaven me een onbehagelijk gevoel.
Terwijl Showman met andere analisten en officieren in de beveiligde ruimte (de T-SCIF) over de video sprak en ze discussieerden over de vraag of de bemanning met de tweede aanval de regels van het oorlogsrecht overtraden, onttrok ik me aan het gesprek en deed wat onderzoek naar het gebeurde. Ik wilde weten wat er was voorgevallen en of er achtergrondinformatie was over de gebeurtenissen op de dag van die aanval, 12 juli 2007.
Via Google onderzocht ik het gebeurde, aan de hand van algemene informatie over tijd en plaats. Ik vond verschillende verslagen over twee medewerkers van Reuters die tijdens deze aanval van het AW-team werden gedood. Een ander verhaal hield in dat Reuters onder de Freedom of Information Act (FOIA) een kopie van de video had opgeëist. Reuters wilde de video zien om te kunnen begrijpen wat er gebeurd was en hun veiligheidsmaatregelen in gevechtszones te verbeteren. Ook werd een woordvoerder van Reuters geciteerd die zei dat de video zou kunnen helpen een herhaling van deze tragedie te voorkomen, en die betoogde dat onmiddellijke openbaarmaking van de video noodzakelijk was.
Hoewel het beroep op de FOIA was ingediend, meldde het bericht dat het Central Command (het Amerikaanse hoofdkwartier voor het Midden-Oosten - red. VM) Reuters had laten weten dat het geen termijn kon geven waarop over een beroep op de FOIA kon worden beslist, en had aangegeven dat de video wellicht niet meer zou bestaan. Ook vond ik een verhaal van een jaar later dat meldde dat Reuters, hoewel ze aan het verzoek vasthielden, nog steeds geen formele reactie of schriftelijke beslissing had ontvangen, zoals de FOIA vereist.
Het gegeven dat Central Command noch de Multinationale Strijdmacht voor Irak de video vrijwillig wilden vrijgeven bleef me hinderen. Voor mij was duidelijk dat de aanval had plaatsgevonden omdat het AW-team bij vergissing de medewerkers van Reuters als een bedreiging had gezien, en dat de mensen in de bestelwagen alleen geprobeerd hadden de gewonden te helpen. Zij vormden geen bedreiging, maar waren barmhartige samaritanen. Het meest verontrustende in de video was voor mij echter de klaarblijkelijke bloeddorst van de leden van het AW-team.
Zij ontmenselijkten de mensen die ze aanvielen en leken geen waarde te hechten aan een mensenleven. Ze noemden de slachtoffers 'dode klootzakken' en feliciteerden elkaar met hun bekwaamheid om op grote schaal te doden. Er is een moment in de video, dat een van de - zwaargewonde - slachtoffers probeert naar een veilige plaats te kruipen. In plaats van te vragen om medische verzorging hoopt een van de leden van het AW-team dat het slachtoffer een wapen zal pakken, zodat hij een reden heeft om hem aan te vallen. Ik vergelijk dat met een kind dat mieren martelt met een brandglas.
Terwijl de minachting van de leden van het AW-team voor een mensenleven me droevig maakte, was ik pas echt verontrust over hun reactie op de ontdekking dat er gewonde kinderen bij waren. In de video is te zien dat de bestelwagen optrekt om de gewonde te helpen. In reactie daarop vraagt het AW-team bij herhaling toestemming te mogen schieten op de bestelwagen, waarvan het de inzittenden als een bedreiging ziet. En als die toestemming verkregen is, valt het de bestelwagen tenminste zes keer aan.
Kort na de tweede aanval arriveerde een pantserinfanterie-eenheid op het toneel. Binnen enkele minuten hoort het AW-team dat er kinderen in de bestelwagen zaten, maar de bemanning toont ondanks die slachtoffers geen berouw. Integendeel, ze bagatelliseert het belang van haar acties met de woorden "Het is hun fout dat ze hun kinderen meebrengen op het slagveld."
De leden van het AW-team klinken alsof hun enig meegevoel ontbreekt voor de kinderen of de ouders. En later geeft het AW-team op een bijzonder verontrustende manier blijk van vreugde als het ziet dat een van de voertuigen over een lijk (een van de lijken) heen rijdt.
Op het blog van het Bradley Manning Steuncomité kunt u zich opgeven voor een nieuwsbrief. U ontvangt dan om de paar weken een update over de ontwikkelingen rond Manning en zijn proces.
Opgave voor deze nieuwsbrief is ook mogelijk via het e-mailadres bmsteun@xs4all.nl
Er is verder een LinkedIn-groep van het Bradley Manning Steuncomité en op Twitter zijn de berichten te volgen via @BradleyM_vrij
Bij mijn onderzoek vond ik later een artikel van David Finkel, medewerker van de Washington Post, over het boek The Good Soldiers. In dat boek schrijft Finkel over die aanval van het AW-team. In een online samenvatting op Google Books volgde ik Finkels verslag van het gebeurde dat de video laat zien. Ik besefte al snel dat hij daarbij, voor mijn gevoel woordelijk, de commentaren van de bemanning van het AW-team citeerde.
Ik constateer dat de heer Finkel een kopie van de video heeft gezien terwijl hij als embedded journalist bij de troepen was. Ik was verbluft door de weergave die Finkel van het gebeurde gaf. Wie zijn verslag leest, moet geloven dat de aanval op een of andere manier gerechtvaardigd was als vergelding voor een eerdere aanval die tot de dood van een soldaat geleid had. Finkel beëindigt zijn verslag van de aanval met de beschrijving van een militair die ontdekt dat een van de slachtoffers nog in leven is. Hij schrijft dat de militair het slachtoffer vindt, dat met twee wijsvingers een in het Midden-Oosten veelgebruikt gebaar maakt om aan te geven dat hij vriendschappelijk is. Maar in plaats van het slachtoffer te helpen, maakt de militair een obsceen gebaar met zijn middelvinger. Het slachtoffer sterft kennelijk kort daarna.
Bij het lezen van dit verslag kan ik er alleen maar aan denken dat deze persoon simpelweg probeerde anderen te helpen, maar snel tot de ontdekking kwam dat hij zelf hulp nodig had. Wat het nog erger maakt, is dat hij in de laatste minuten van zijn leven blijft gebaren dat hij vriendschappelijke bedoelingen heeft, maar als antwoord alleen dat algemeen bekende gebaar van vijandigheid terugkrijgt. Voor mij is het een grote puinhoop, waarvan ik me blijf afvragen wat het betekent en hoe het allemaal in elkaar past; dat zet me gevoelsmatig onder grote druk.
Ik bewaarde een kopie van de video op mijn computer. Ik zocht en vond de gedragsregels voor aanvallen (de rules of engagement), en de aanvullingen daarop, en een stroomdiagram uit 2007. En ook een ongeclassificeerde smartcard met deze gedragsregels uit 2006. Op 15 februari 2010 heb ik deze documenten op een CD-RW gebrand, op het zelfde moment dat ik het 10 Reykjavik 13-telegram op een CD-RW zette (Dit is een telegram dat over de Icesave-affaire gaat, het eerste dat Manning naar WikiLeaks stuurde - Red. VM). Ook heb ik de video en de informatie over de gedragsregels op mijn laptop in mijn kamer gezet. Ik wilde die informatie zo bewaren tot ik in de zomer van 2010 zou worden overgeplaatst. Ik was van plan ze aan het kantoor van Reuters in Londen te sturen, om Reuters te helpen gebeurtenissen als deze in de toekomst te voorkomen.
Maar nadat WikiLeaks het 10 Reykjavik 13-telegram had gepubliceerd heb ik mijn plannen veranderd. Ik besloot hen de video en de documenten te sturen, zodat Reuters die informatie al zou hebben voordat ik uit Irak zou worden overgeplaatst. Rond 21 februari 2010 heb ik, zoals aangegeven, de documenten via de WikiLeaks-website geüpload. WikiLeaks publiceerde de video op 5 april.
Na die publicatie maakte ik me zorgen over de indruk die de video zou geven en over de ontvangst door het grote publiek. Ik hoopte dat het publiek net zo verontrust zou zijn als ik over het gedrag van de bemanning van dat AW-team. Ik wilde dat de Amerikaanse bevolking zou weten dat niet iedereen in Irak en Afghanistan een doelwit is dat 'geneutraliseerd' moet worden, maar dat het om mensen gaat die proberen te overleven in de hogedrukpan die asymmetrische oorlogvoering genoemd wordt. De reacties in de media en bij het publiek dat de video zag, waren bemoedigend. Zoals ik hoopte waren anderen net zo verontrust als ik door wat ze zagen, zo niet meer.
Vanaf dat moment zag ik verslagen die meldden dat het ministerie van Defensie en het opperbevel de authenticiteit van de video niet konden bevestigen. Bovendien gaf een van mijn officieren, kapitein Casey Fulton, te kennen dat volgens haar de video niet authentiek was. Als antwoord daarop besloot ik maatregelen te nemen om te verzekeren dat de authenticiteit van de video in de toekomst niet in twijfel getrokken zou kunnen worden. Op 25 februari 2010 mailde ik kapitein Fulton een link naar de video op onze ´T´-drive en een kopie van de video van WikiLeaks, die op Open Source Center stond, zodat ze die zelf kon vergelijken.
In deze tijd brandde ik een tweede CR-RW met de video van het AW-team. Om deze officieel te laten lijken, plakte ik er een beveiligingssticker op en schreef er 'Reuters FOIA REQ' op. Die CD-RW plaatste ik in een van mijn CD-doosjes bij een set Arabisch voor Beginners-CD's. Ik wilde de CD-RW na mijn overplaatsing naar Reuters sturen, zodat ze een kopie zouden hebben waarvan de authenticiteit vast zou staan.
Bijna meteen nadat ik de video over het AW-team en de documenten had verzonden, heb ik de mensen van WikiLeaks Internet Relay Chat laten weten, dat er een belangrijke zending aankwam. Ik kreeg antwoord van iemand vanuit het 'kantoor'; aanvankelijk was ons gesprek tamelijk algemeen, maar in de loop van het gesprek kwam ik tot de conclusie dat mijn contact een belangrijke figuur was binnen WikiLeaks.
[...]
Eind maart 2010 kreeg ik via (berichtenservice) Jabber een waarschuwing van Nathaniel dat WikiLeaks de video over het AW-team zou publiceren. Hij meldde dat WikiLeaks heel druk zou zijn en ons contact via Jabber veel minder intensief. Ik had in die periode alleen mijn werk als afleiding.
Ik las meer diplomatieke telegrammen op de Net Centric Diplomacy server van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Door mijn onverzadigbare nieuwsgierigheid en mijn belangstelling voor geopolitieke ontwikkelingen raakte ik erdoor gefascineerd. Ik las niet alleen telegrammen over Irak, maar ook over andere landen en gebeurtenissen die me interesseerden.
Hoe meer ik las, hoe meer ik gefascineerd raakte door de manier waarop wij omgingen met andere landen en organisaties. Ik begon me daarbij af te vragen of dat beeld van achterkamertjesafspraken en ogenschijnlijk criminele activiteiten karakteristiek was voor de feitelijke leider van de vrije wereld.
Tot dit moment van mijn diensttijd worstelde ik met vragen en had problemen met mijn werk. Voor wat betreft de te publiceren documenten twijfelde ik alleen bij de telegrammen of de publicatie de Verenigde Staten niet zouden schaden. Ik deed onderzoek naar de telegrammen op Net Centric Diplomacy, maar ook naar de manier waarop de telegrammen van het ministerie van Buitenlandse Zaken doorgaans werden opgesteld.
Ik wilde vooral weten hoe elk telegram op SIPRnet geplaatst werd, via Net Centric Diplomacy. In mijn onderzoek in open bronnen vond ik een document dat door het ministerie van Buitenlandse Zaken op zijn officiële website gepubliceerd was. Dat document gaf richtlijnen over de codering van individuele telegrammen en richtlijnen voor de verspreiding. Ik begreep al snel dat de codewoorden een duidelijke indicatie waren van het gevoelige karakter van de telegrammen. NODIS, bijvoorbeeld, of No Distribution, werd gebruikt voor telegrammen met de hoogste gevoeligheid, die alleen naar bevoegde ontvangers werden verspreid.
De verspreidingscode SIPDIS, of SIPRnet, werd alleen toegepast op de berichten die geschikt geacht werden voor verspreiding naar een groot aantal ontvangers. Volgens de richtlijnen van het ministerie mocht een telegram met de kwalificatie SIPDIS geen codes meekrijgen die bedoeld waren om de verspreiding in te perken.
De code SIPDIS was alleen bedoeld voor informatie die uitsluitend gedeeld mocht worden met degenen die toegang hadden tot SIPRnet. Ik was me ervan bewust dat duizenden militairen, het ministerie van Defensie, het ministerie van Buitenlandse Zaken en andere civiele organisaties gemakkelijk toegang hadden tot deze telegrammen. Dat de code SIPDIS documenten classificeerde voor brede verspreiding was logisch, omdat de overgrote meerderheid van de telegrammen op Net Centric Diplomacy niet geclassificeerd waren.
Hoe meer telegrammen ik las, hoe meer ik tot de conclusie kwam dat dit het soort informatie was dat openbaar zou moeten worden. Ooit had ik een tekst gelezen over open diplomatie, geschreven na de Eerste Wereldoorlog, dat de wereld beter af zou zijn als staten geen geheime overeenkomsten en afspraken met of tegen elkaar zouden maken.
Ik vond dat deze telegrammen een uitstekend voorbeeld waren van de noodzaak voor een meer publieke diplomatie. In het licht van alle informatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken die ik gelezen had, het gegeven dat de meeste telegrammen niet geclassificeerd waren, en aangezien alle telegrammen de code SIPDIS droegen, geloof ik dat de publicatie ervan de Verenigde Staten niet zou schaden. Ik geloofde echter wel, dat de telegrammen de USA in verlegenheid zouden kunnen brengen, omdat ze heel openhartige meningen en verklaringen bevatten achter de rug van andere landen en organisaties om.
Op tal van manieren zijn deze telegrammen een catalogus van roddel en achterklap. Ik ben ervan overtuigd dat de publicatie van deze telegrammen sommigen in het ministerie van Buitenlandse Zaken en andere overheidsinstellingen ongelukkig maakt. Op 22 maart 2010 startte ik het downloaden van kopieën van de SIPDIS-telegrammen met het programma Wget. Ik gebruikte onderdelen van het programma Wget om op de achtergrond de telegrammen van Net Centric Diplomacy te downloaden. Terwijl ik bezig was met mijn dagelijks werk, werden de telegrammen tussen 28 maart en 9 april gedownload. Toen dat gebeurd was, heb ik ze op een CD-RW gezet.
De telegrammen dateerden van de vroegste data in Net Centric Diplomacy tot 28 februari 2010. Ik nam de CD-RW op 10 april 2010 mee naar mijn wooncontainer. Op mijn PC heb ik de telegrammen uitgezocht, met het bzip2-programma gecomprimeerd en via een drop box naar WikiLeaks geüpload.
Op 3 mei 2010, gebruikte ik Wget om de telegrammen uit maart en april 2010 te downloaden en updaten. Ik bewaarde die informatie in een zipfile en brandde dat op CD-RW. Die CD-RW nam ik mee naar mijn kwartier, om de informatie op mijn PC te zetten. Later ontdekte ik dat het bestand beschadigd was tijdens het overzetten. Hoewel ik van plan was een nieuwe kopie van deze telegrammen te bewaren werd ik op 8 mei 2010 overgeplaatst uit de beveiligde ruimte na een woordenwisseling.
Op 26 mei 2010 werd Bradley Manning in Irak gearresteerd.
In 1971 publiceerde de New York Times de Pentagon Papers. Een geheim dossier van zevenduizend pagina's officiële overheidsdocumenten en analyses die onthulden dat achtereenvolgende Amerikaanse regeringen gelogen hadden over hun oorlogsdaden in Vietnam en hun ware bedoelingen. Hoofdinzet van de Verenigde Staten in Zuidoost-Azië was volgens een geheim memo van het ministerie van Defensie het vermijden van een nederlaag. Het ging, anders dan alle oorlogspropaganda wilde doen geloven, niet of nauwelijks om hulp aan een volk in nood.
De publicatie van de Pentagon Papers veroorzaakte een schok in de Verenigde Staten en in de rest van de westerse wereld.
Daniel Ellsberg, de klokkenluider die verantwoordelijk was voor het lekken van de Pentagon Papers, ontsnapte aan een veroordeling omdat de aanklager niet-ontvankelijk werd verklaard. Er was sprake van onrechtmatig verkregen bewijs. Ellsberg bleek lange tijd onrechtmatig te zijn afgeluisterd en er was door de CIA ingebroken bij Ellsbergs psychiater om zijn medisch dossier te pakken te krijgen (wat niet gelukt was). Het proces tegen Ellsberg speelde in de tijd van een ander beroemd inbraakschandaal: Watergate. In de verkiezingscampagne van 1972 hadden inbrekers in opdracht van de Republikeinen afluisterapparatuur geplaatst in het kantoor van de Democratische Partij. De pogingen van president Nixon om zijn bemoeienis in de doofpot te stoppen kostten hem uiteindelijk de kop. Het vertrouwen van de Amerikanen in hun regering daalde tot het nulpunt. In 1974 trad Nixon af. In 1975 verlieten de VS Vietnam.
Tegen de achtergrond van deze geschiedenis zet Ellsberg (inmiddels 82) zich nu ook in voor de vrijlating van Bradley Manning in wie hij een lotgenoot ziet. Manning onthulde de smerigheid van de oorlog in Irak. Hij speelde de informatie waar hij toegang toe had als inlichtingenfunctionaris in het leger door naar Wikileaks, nadat hij vergeefs had geprobeerd rechtstreeks kranten te interesseren. Na zijn arrestatie werd hij maandenlang in isolement gevangen gezet en gemarteld. Meer dan drie jaar na zijn aanhouding is zijn proces nu officieel gestart. Hij riskeert levenslang wegens 'het helpen van de vijand'.
Opnieuw is in de VS de persvrijheid in het geding en worden klokkenluiders hard aangepakt. President Obama is, zoals NOS-correspondent Bosch van Rosenthal onlangs bij Pauw en Witteman zei, panisch voor lekken. Hij heeft al zes klokkenluiders voor het gerecht gebracht, meer dan al zijn voorgangers. Hij laat de pers afluisteren en e-mails van journalisten doorzoeken. In flagrante tegenstelling met de uitspraak die hij in 2008 in zijn verkiezingscampagne deed ("Klokkenluiders vanuit de regering horen bij een gezonde democratie en moeten beschermd worden tegen represailles") voert Obama nu een nietsontziende 'oorlog tegen het lekken'. Maar de consequenties voor zijn regering lijken vooralsnog beperkt.
Bij alle overeenkomsten tussen de situatie in de jaren zeventig en vandaag is er een opvallend verschil in de publiciteit over de klokkenluiders, in de VS, maar meer nog in Nederland. De onthulling van de Pentagon Papers werd in meerdere kranten betiteld als een groot schandaal. De regering van de VS vertoonde - zelfs volgens De Telegraaf in die dagen - wangedrag bij de behandeling van klokkenluider Ellsberg. Het Vrije Volk schreef in 1974 onder de kop Nixon wil de pers muilkorven het volgende:
"In Amerika heeft met betrekking tot de gebeurtenissen in Nazi-Duitsland altijd een gevoel overheerst van: 'Dat kan hier niet gebeuren'. Maar nu begint de twijfel te knagen. In een paginagrote advertentie in de Wall Street Journal zegt het Knights Concern, een bedrijf dat een groot aantal kranten uitgeeft: 'Als de pers een werktuig wordt, waarmee de regering het publiek slechts van die dingen op de hoogte brengt, waarvan ze meent dat het publiek ze behoort te weten, dan kan ook hier alles gebeuren.'"
Ellsberg was in die dagen een bekende persoonlijkheid. Hij kwam in 1978 op uitnodiging naar Nederland en sprak daar 50.000 mensen toe op een manifestatie tegen de neutronenbom. Bradley Manning is ook in kringen van politiek geïnteresseerde mensen in Nederland nauwelijks bekend. Zijn proces wordt in de media wel gevolgd, maar de aandacht gaat evenals in de Verenigde Staten meer uit naar zijn schuld dan naar zijn boodschap. Dat geldt misschien nog wel meer voor degenen die zijn onthullingen uiteindelijk hebben gepubliceerd, Julian Assange en Wikileaks. De focus ligt op wat Assange doet en al dan niet gedaan heeft. En niet op wat hij aan het licht heeft gebracht over de Verenigde Staten en diverse andere landen. Assange is een in opspraak geraakte figuur. Dat komt ook de behandeling van Manning niet ten goede.
Begin 2012 is in Nederland in navolging van de VS en enkele andere landen een steuncomité opgericht voor Bradley Manning. Met de uitdrukkelijke bedoeling aandacht te vragen voor zijn positie als klokkenluider, voor zijn overtuiging en zijn motivatie om de wet te overtreden. En ter compensatie van alle verhalen waarin hij als crimineel wordt afgeschilderd. De beginselverklaring van het comité is door een veertigtal journalisten, juristen, politici en wetenschappers uit Nederland en België ondersteund. Maar het blijkt uitermate lastig meer aandacht voor zijn zaak te genereren en de achtergronden van de ontwikkeling van de rechtsstaat en de democratie in de Verenigde Staten over het voetlicht te krijgen. Zo antwoordde minister van Buitenlandse Zaken Rosenthal ontwijkend op vragen van GroenLinks-Kamerlid El Fassed over de mensonterende behandeling die Manning kreeg in de gevangenis. Hij weigerde naar aanleiding hiervan stappen te ondernemen bij de ambassadeur van de VS. Een voor de Amerikaanse regering kritisch opiniërend artikel over de zaak Manning van Nederlandse en Belgische parlementariërs verscheen wel bij de zuiderburen, niet in Nederland. Ook bij de presidentsverkiezingen eind 2012 was het beeld over Obama in de media overwegend positief. Het niet nakomen van zijn belofte over het sluiten van Guantánamo Bay zorgde voor een kritische noot. Zijn veelbelovende uitspraak over klokkenluiders is inmiddels vergeten.
Tekenend is de positie van Amnesty International in deze affaire. Anders dan de Nederlandse regering heeft Amnesty de aanvankelijke behandeling van Manning in de gevangenis wel bekritiseerd. De organisatie zat daarmee op een lijn met de VN-gezant voor martelingen Juan Mendez. Maar Manning wordt door Amnesty niet gezien als klokkenluider die bescherming verdient omdat hij de verantwoordelijkheid heeft genomen misdaden aan het licht te brengen met alle risico's van dien voor zijn persoon. Amnesty laat weten dat men twijfelt of Manning wel verantwoordelijk gehandeld heeft. De Nederlandse afdeling zegt dat "het voor ons oordeel van wezenlijk belang (is) dat Bradley Manning zich heeft schuldig gemaakt aan het lekken van zeer vertrouwelijke informatie en dat is een strafbaar feit. Strafbaar op grond van de Amerikaanse wetgeving en die is niet in strijd met de mensenrechten." En verder: "onze enige zorg (is) een eerlijk proces en een menswaardige behandeling in de gevangenis." De schuld en de vervolging van de boodschapper staan voorop. De boodschap is kennelijk van secundair belang.
Het moet voor Daniël Ellsberg een hard gelag zijn dat in zijn eigen land en elders in de wereld buiten een klein aantal kritische media zo weinig aandacht is voor de betekenis van klokkenluiders als Manning. Bij alle verschillen tussen veertig jaar geleden en nu, en zelfs als je twijfelt aan Mannings methode of aan de praktijken van Wikileaks, moet zijn zaak toch als een waarschuwing worden gezien voor het afglijden van een regering en een leger naar autoritaire, gesloten en toedekkende praktijken die een democratie onwaardig zijn. Maar met media en politici die vooral aan de oppervlakte van het dagelijkse gebeuren blijven hangen en dieper gravende achtergronden mijden komen we niet verder dan het beeld van een militair die terecht staat omdat hij de wet heeft overtreden. Het schandaal dat hij en andere klokkenluiders aan het licht brachten en het wangedrag van een regering die de onafhankelijkheid van de pers niet respecteert blijven dit keer helaas onderbelicht.
Door de uitgebreide aandacht in de media voor Julian Assange als boegbeeld van de WikiLeaks organisatie en Bradley Manning als de klokkenluider die grote hoeveelheden informatie doorgaf, hebben we de neiging om de achterliggende aanleidingen van hun onthullingen uit het oog te verliezen. In feite gaat het om een reactie op een fundamentele verandering in de aard van de Amerikaanse rechtsstaat.
Het betreft het in het bijzonder de bevoegdheden van de veiligheidsorganen om binnen te dringen in de persoonlijke levenssfeer van burgers, zowel in het binnen- als in het buitenland, om gegevens over hen te verzamelen en op te slaan, en om deze vervolgens te gebruiken in niet-openbare juridische stappen, waar geen verdere controle op wordt uitgevoerd. Dat kan leiden tot vergaande maatregelen tegen de betrokken burgers, tot en met het uitvoeren van de doodstraf (targeted killing), zonder vorm van proces. Parallelle wetgeving zorgt ervoor dat de informatie over deze juridische stappen geheim wordt gehouden, zodat het zelfs onmogelijk wordt om te bewijzen dat strafmaatregelen zijn genomen. Een alles overkoepelend classificatiesysteem zorgt ervoor dat steeds grotere delen van het papieren of elektronische spoor dat deze maatregelen achterlaten, voor het publiek en de media of zelfs de aangeklaagde onzichtbaar wordt gemaakt. Als de media toch nog proberen te achterhalen wat er gebeurd is, dan worden ze zelf onderwerp van onderzoek. Tenslotte worden klokkenluiders, die op basis van hun interne kennis en informatie het publiek willen informeren, vervolgd en gestraft, ook als ze misdadige zaken aan de orde stellen. Zulke ontwikkelingen komen neer op de afbraak van een deel van de Amerikaanse rechtsstaat, helaas met medewerking van het Congres. Dit proces, dat ook gevolgen heeft voor de burgers van andere landen, is al tientallen jaren aan de gang, maar is een aantal keren tot stilstand gebracht door activisten en journalisten die zich konden beroepen op een lange Amerikaanse traditie van individuele- en persvrijheid.
Onontbeerlijk daarbij zijn de mensen die van binnenuit bereid zijn gevallen van machtsmisbruik, waarvan ze de bewijzen in handen hebben, aan de orde te stellen. Zo iemand was de Pentagon-analist en marinier Daniel Ellsberg die in 1971 op de New York Times afstapte met een geheime interne evaluatie van de Amerikaanse rol in de Vietnamoorlog. De onthulling van de leugens die aan het publiek over deze oorlog waren gepresenteerd speelde een belangrijke rol in het keren van de publieke opinie tegen voortzetting ervan. In deze affaire was de combinatie van whistleblower en onderzoeksjournalistiek van cruciaal belang. De New York Times publiceerde het interne document en werd beschuldigd van het schenden van staatsgeheimen. Ze trok niets in, verscheen voor de rechter en werd vrijgesproken. De affaire Ellsberg en de Pentagon Papers en het afreden van president Nixon in 1974 vormden een eclatante overwinning van de persvrijheid.
Een belangrijk uitvloeisel van die onthullingen was het grotere publieke en politieke wantrouwen ten opzichte van de staat en haar veiligheidsapparaat: het vooral in het binnenland opererende deel ervan, waaronder de FBI, maar ook de extern gerichte diensten zoals de CIA. De openbare hoorzittingen van het Church Committee (1975) resulteerden in wetgeving, de Foreign Intelligence Surveillance Act van 1978 (FISA), die de mogelijkheden van de staat om informatie over haar burgers te verzamelen, beperkte.
Het apparaat om inlichtingen te verzamelen verdween echter niet, het was naar later bleek, slechts tijdelijk aan banden gelegd. Een van de ernstigste bedreigingen voor de privacy van alle burgers was het gigantische dataverzamelsysteem van de National Security Agency (NSA). Het bestaan van deze militaire inlichtingendienst werd pas in 1982 bij een breder publiek bekend. De immense hoeveelheid persoonlijke gegevens over miljoenen burgers, zowel Amerikanen als niet-Amerikanen, die door dit apparaat door middel van elektronische spionage wordt verzameld is op zichzelf al zorgwekkend. Nog ernstiger is echter het falen van de wettelijke grenzen die namens de burgers waren vastgesteld om het gebruik van die informatie aan banden te leggen. Die barrières tegen misbruik zijn de laatste jaren systematisch afgebroken. Bijzonder verontrustend is dat op deze manier een militaire organisatie vergaande invloed krijgt op de burgers van een democratische samenleving.
De aanslagen van september 2001 markeren een stroomversnelling in dit proces. Direct daarna werden twee vergaande wetten aangenomen: de Patriot Act breidde de mogelijkheden om de eigen bevolking onder toezicht te plaatsen sterk uit en bood de mogelijkheid om elke opponent van het regeringsbeleid te definiëren als een potentiële terrorist; de tweede wet hield de oprichting in van het Department of Homeland Security (Departement van Binnenlandse Veiligheid) met vergaande bevoegdheden om onder meer 'terrorisme' aan het 'thuisfront' te bestrijden.
Deze belangrijke wettelijke stappen gingen vergezeld van een poging vanuit de NSA om het zogenaamde TIA-systeem (Total Information Awareness) te introduceren: een grootscheeps onderzoeksprogramma om allerlei persoonlijke gegevens uit tal van databestanden (telefoon, e-mail, kredietgegevens, financieel verkeer) te halen en deze te combineren met data over incidenten zoals aanslagen. Op basis hiervan konden grote groepen mensen in de gaten worden gehouden vanuit een groot aantal invalshoeken. Zelfs kort na de aanslagen van 2001 werd zo'n surveillance programma beschouwd als een te grote bedreiging voor de privacy van Amerikaanse burgers, waardoor het sneuvelde in het Congres. Maar daarmee eindigde de controle op de eigen burgers niet. Integendeel, in het kader van de zogenaamde 'oorlog tegen het terrorisme' zijn er steeds meer stappen genomen die via een omweg dezelfde vorm van toezicht als eerder was ontworpen mogelijk maken.
Een geheime overeenkomst tussen de NSA en de belangrijkste telecommunicatie maatschappijen regelde het inrichten van afluistercentra bij de telefooncentrales. Dit was in feite illegaal, maar de aangescherpte FISA amendments ACT van 2008 keurde dit massale bespioneren van Amerikaanse burgers achteraf goed en legde ook de basis om dit in de toekomst te doen, zonder rechterlijke tussenkomst. Zo werd de oorspronkelijke bedoeling van FISA - bescherming van de burgers - ontkracht.
Deze uitbreiding van de mogelijkheden tot toezicht op de burgers werd zowel onder president Bush als Obama, die hem in 2009 opvolgde, vergezeld van een grootschalige opwaardering van de geheime status van miljoenen overheidsdocumenten. Door het stempel 'geheim' werden documenten steeds moeizamer bereikbaar voor burgers of journalisten, zelfs met de Amerikaanse wet voor de openbaarheid van bestuur. Zo werd het niet alleen moeilijker gemaakt om de overheid en haar handelen van buiten te controleren, maar ook om erachter te komen wat voor gegevens de overheid precies bewaart over de eigen burgers.
De regering Obama vervolgde in totaal zes klokkenluiders vanwege overtreding van de Espionage Act uit 1917, ondanks eerdere verkiezingsbeloftes om dat niet te doen. Het Hooggerechtshof deed in 2006 een uitspraak die de regering ondersteunde. De klokkenluider wordt niet beschermd door de grondwet, zelfs als het gaat om illegale activiteiten van de organisatie waar hij deel van uitmaakt. Deze intimidatiecampagne vergezelde de uitbreiding van de spionagemogelijkheden van de staat. Degenen die zich verzetten, konden onmiddellijk in staat van beschuldiging gesteld worden en als afschrikwekkend voorbeeld worden berecht. Toch waren er werknemers die niet bereid waren om mee te doen met de grootschalige spionageprogramma's tegen de eigen bevolking. William Binney, die zelf een deel van de spionageprogramma's ontwierp, stapte in 2001 uit de National Security Agency en begon er in 2011 in het openbaar over te praten. Bradley Manning, het beroemdste voorbeeld, staat momenteel voor de rechter.
In mei 2013 gaf Tim Clemente, een voormalige contraterrorisme-agent van de FBI, een interview aan CNN waarin hij verklaarde dat alle digitale communicatie in de VS - telefoon, e-mail, chatboxen en dergelijke - wordt vastgelegd en opgeslagen. De voormalige AT&T-telecommunicatietechnicus Mark Klein had al veel eerder, in 2006, verklaard dat de NSA volledige toegang had tot zowel telefoon als e-mailverkeer, verzorgd door dat telecommunicatie-bedrijf. Dit alles maakt de onthulling van de Washington Post in 2010, als zouden per dag 1,7 miljard e-mails, telefoongesprekken en andere soorten communicatie worden opgeslagen, geloofwaardig.
De onwil van de regering Obama om in overeenstemming met eerder gemaakte beloftes de verscherpte wetgeving terug te draaien werd bewezen bij twee gelegenheden. De eerste keer was bij de behandeling van de verlenging van de Patriot Act in 2011. Deze wet, eerst aangenomen in 2001 onder invloed van de aanslagen van 11 september, legde de basis voor het grootschalig bespioneren van Amerikaanse burgers door hun overheid, zonder rechterlijke toestemming. Hij gaf de overheid bijvoorbeeld toegang tot de data over zakelijke transacties en het persoonlijke communicatieverkeer, vermoedelijke de wettelijke basis voor het grootscheepse misbruik dat volgde. De telecommunicatiebedrijven moeten hieraan meewerken. Dat gebeurt door het gebruik van national security letters (nationale veiligheidsbrieven), waarin een organisatie bevel krijgt om de informatie die ze heeft over burgers te overhandigen en dat bovendien niet aan de betrokkenen mee te delen.
De tweede gelegenheid was eind 2012 toen de in 2008 aangescherpte FISA amendments ACT in het Congres werd vernieuwd zonder enige wijziging. Hiermee werd de ongecontroleerde voortzetting van het afluisterprogramma van Amerikaanse burgers mogelijk gemaakt. Pogingen van twee senatoren om via amendementen de wetgeving aan te passen door een meldingsplicht van het aantal afgeluisterde Amerikanen, plus het openbaar maken van de geheime rechterlijke uitspraken die dit afluisteren mogelijk maakten, mislukten. De regering Obama, gesteund door een meerderheid van Republikeinse en Democratische senatoren, spande zich in om elke controle onmogelijk te maken.
De grondwetschendende houding van het Amerikaanse Congres en de misstappen van de rechters van het geheime speciale Foreign Intelligence Surveillance Court heeft kennelijk iemand doen concluderen dat er bewijzen naar buiten moesten worden gebracht. Het Britse dagblad The Guardian en de Washington Post onthulden begin juni een rechterlijk bevel afkomstig van het gerechtshof aan de telecommunicatie-maatschappij Verizon, waarin deze het bevel krijgt om miljoenen zogeheten metadata, bestaande uit informatie over de telefoongesprekken inclusief de unieke locatie van de telefoon, het tijdstip van bellen en de lengte van het gesprek aan de NSA te overhandigen (de identiteit van gebruiker en de inhoud van het gesprek worden niet doorgegeven).
Een dag later volgden bewijzen van de samenwerking tussen de internetgiganten Google, Facebook en Apple met dezelfde organisatie. Daarmee werd aangetoond dat de privacy van miljoenen burgers, zowel Amerikanen als de buitenlanders waarmee ze contact hadden, massaal geschonden is. Gezien de eerdere verklaringen van de klokkenluiders en deze informatie is nu duidelijk dat in plaats van de traditionele en juridisch gecontroleerde opsporing van individuen op grond van verdenkingen, er miljoenen burgers in de gaten worden gehouden en geregistreerd. Hopelijk zal de verontwaardiging hierover de Westerse landen die hierin hebben samengewerkt - de afluisterdiensten in Nederland zijn hier logischerwijs ook bij betrokken - dwingen om een stap terug te doen. Daarvoor zijn zowel een zeer wantrouwend parlement als media - zowel de gevestigde als de sociale - broodnodig. De prijs voor hun falen wordt betaald door de klokkenluiders zoals Bradley Manning.
Op 23 mei 2013 berichtten het NRC Handelsblad en RTL Nieuws dat vanuit Nederland jarenlang de stof monoethyleenglycol (MEG of kortweg glycol) was geleverd aan Syrië. Glycol kan gebruikt worden als grondstof voor chemische wapens. Beide media verwezen in de berichtgeving naar de diplomatieke berichten die Wikileaks openbaar had gemaakt.
In het van de Amerikaanse ambassade in Den Haag afkomstige telegram 03THEHAGUE1997 'DUTCH ON INTERDICTION OF MISSILE RELATED CHEMICAL' van 7 augustus 2003 maakte een Nederlandse beleidsambtenaar duidelijk dat men niet wist dat de bestemming van de glycol het Syrische ministerie van Industrie was. De ambtenaar beweerde dat de uitvoer was tegengehouden als de Nederlandse overheid op de hoogte was geweest van deze eindbestemming. Een paar jaar later ? de export van glycol was niet stilgezet ? verwees ambassadetelegram 07THEHAGUE2084 'DUTCH RESPONSE TO SYRIAN CW-USEFUL CHEMICAL PROCUREMENT DEMARCHE' opnieuw naar de verkoop van glycol aan Syrië. Drie jaar na de openbaring van de Wikileaks cables wordt de waarde van de berichten opnieuw onderstreept.
Op 28 november 2010 maakte Wikileaks in samenwerking met vijf dagbladen (The New York Times , The Guardian, Der Spiegel, Le Monde en El País) enkele documenten van de in totaal 251.287 diplomatieke telegrammen (cables) afkomstig van Amerikaanse ambassades en consulaten openbaar. In de maanden die volgden werd er veel aandacht aan deze cables besteed, maar al snel verschoof de publiciteit naar de voorman van Wikileaks, Julian Assange. In augustus 2011 kwam het gehele bestand (cables.csv) beschikbaar op het internet.
Met ons project Crowd Digging: de Nederlandse cables willen we de aandacht vestigen op de inhoud van de geheime diplomatieke berichten die door de Amerikaanse ambassades in de loop der jaren naar Washington zijn gestuurd. Het gaat ons om hetgeen de openbaar gemaakte documenten blootleggen: de bestuurlijke onderstroom van overheden die zich onttrekken aan openbare controle en een open samenleving. Deze kwestie vraagt om een publieke aanpak, de spade moet in de grond.
De telegrammen rond de Syrische glycol maken die onderstroom duidelijk. Blijkbaar zijn twee ambtenaren van de Nederlandse overheid gewaarschuwd, maar wat is hier dan mee gedaan op de verschillende ministeries? De Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) beweert nu dat zij voor de gevaren van glycol als grondstof van chemische wapens gewaarschuwd heeft, maar is dat wel zo? De Amerikaanse diplomatieke berichten roepen veel vragen op over allerlei beleidskwesties, de bestuurlijke onderstroom.
Een onderstroom die politiek slijpt en vorm geeft, die bepalend is voor de diplomatie en de nationale politiek. En die nu ook het leven van de burgerbevolking in Syrië deels bepaalt, als de berichten over gifgas juist zijn. Het is de stroom die in de Wet openbaarheid van bestuur eufemistisch 'intern beraad' en 'persoonlijke beleidsopvatting' wordt genoemd en om die reden niet aan de openbaarheid wordt prijsgegeven. Persoonlijke beleidsopvattingen over beïnvloeding van ministers en besluitvorming, persoonlijke gevoelens over het wel en wee van een multinational, persoonlijke beslissingen om export wel of niet toe te staan; deze onderstroom vormt de bestuurlijke onderbuik van de beleidsmakers, van de overheid. Hier wordt politiek bedreven, dit is de plek waar de beslissingen met gevoelens en emoties worden vormgegeven.
De berichten afkomstig van de Amerikaanse ambassade geven ons inzicht in de wijze waarop de alhier functionerende Amerikaanse autoriteiten het Nederlandse politieke landschap aanschouwen. De cables laten dus één kant van de medaille zien, namelijk hoe de Amerikanen ons zien, maar klopt dit beeld wel? De cables bieden ons een indruk van het diplomatieke verkeer. Ze geven misschien inzicht, maar dat inzicht is slechts rudimentair. Dat inzicht vraagt om nader onderzoek.
Om te beginnen moet ook de andere kant van de medaille, bijvoorbeeld de wijze van communicatie van Nederlandse ambtenaren en diplomaten, boven tafel. Neem als voorbeeld de Amerikaanse cables over de rol van Shell in Nigeria, de directe invloed op de Nigeriaanse politiek en de innige relatie van het bedrijf met de Nederlandse overheid. De cables reppen van direct overleg tussen Shell en de Amerikaanse, Britse en Nederlandse ambassade. Wat wordt daar besproken? Wie zitten er aan tafel? Wat is daarvan vastgelegd door het ministerie van Buitenlandse Zaken?
Een ander voorbeeld is de relatie tussen de Nederlandse opsporingsautoriteiten en de Amerikaanse ambassade in Den Haag. Volgens de cables worden gegevens uit strafdossiers doorgegeven aan de Amerikanen. Wat zijn dat voor gegevens? Kan dat zomaar? Wat is hierover bij de politie en het OM vastgelegd? De Amerikanen krijgen deze gegevens in het belang van de zogenoemde strijd tegen het terrorisme, maar klopt dat wel? En wie houdt hier toezicht op?
Met Crowd Digging: de Nederlandse cables willen we niet alle 251.287 diplomatieke cables onderzoeken. Er is een selectie gemaakt van 5.588 diplomatieke berichten waar Nederland min of meer onderwerp in is. Deze zijn veelal afkomstig uit Nederland (de VS-ambassade in Den Haag en het consulaat in Amsterdam), maar er zijn ook berichten die over Nederland gaan, maar afkomstig zijn van Amerikaanse instanties in andere landen.
De geselecteerde cables vormen het startpunt van een gemeenschappelijk onderzoek, project Crowd Digging genaamd. Het gaat om het blootleggen van achterkamertjespolitiek. Voor een transparante overheid en een actief burgerschap zijn informatie en inzichten essentieel. Wikileaks plaatst zich in de traditie van Wikipedia. Het vertrekpunt is dat iedereen kan bijdragen aan het lekken van geheime documenten, het interpreteren van de aangeboden informatie en de vervolgstappen op zowel het lek als de publicatie ervan.
Crowd Digging: de Nederlandse cables wil terugkeren naar dit wiki-uitgangspunt, naar de publieke openbaarheid. Op dit moment zijn we bezig met de vormgeving van de cables, vinden de voorbereidingen plaats om 5.588 geselecteerde cables te laten drukken en is een website in ontwikkeling. Vervolgens start het onderzoek online en worden de cables tentoongesteld, waarna met de opening van deze expositie het gemeenschappelijke onderzoek van start gaat.
Help Crowd Diggen - Onderzoek een cable