VredesMagazine 4e kwartaal 2013
Uitgave van de vereniging VredesMedia waarin samenwerken:
Haags Vredesplatform (HVP), Humanistisch Vredesberaad (HVB), Vereniging Pais, Samenwerkingsverband Stop de Wapenwedloop, Antimilitaristies Onderzoekskollektief VD AMOK, Women's International League for Peace and Freedom (WILPF) afdeling Nederland.
In Vredesmagazine zijn de tijdschriften Kernwapens Weg!, VD AMOK en de dikke nummers van Vredeskoerier 't Kan Anders opgegaan.
Redactie
Jan Bervoets, Boudewijn Chorus, Hans Feddema, Benno Houweling, Kees Kalkman, Klaas Meijer, Anke Polak, Jan Schaake, Guido Schokker, Barbara Smedema, Egbert Wever
Aan dit nummer werkten naast de auteurs mee
David-Jan Donner, Chris Geerse, J.R.
De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van een geplaatst stuk. De tekst van artikelen mag worden overgenomen op voorwaarde van bronvermelding. Copyrights van foto's en tekeningen berusten bij de desbetreffende fotograaf /illustrator.
Fotoredactie
Hanneke Suijs, Anne Vaillant
Fotografen en illustratoren
Adbusters, Anke Abbink, Sieuwkoemar Bhoerea, Sanne Bosch, Onno Bruins, Harald Doornbos, Tom van Dun, Benno Houweling, Jaydee Jaölat, Reno Matitaputty, Len Munnik, Hans Sträter, Hanneke Suijs, Jens Volle, Wuske
Vormgeving
Jimmy Slothouwer
Drukker
Drukkerij Mezclado, Tilburg
Abonnementen
Interesse of aanmelding voor een abonnement op Vredesmagazine kan kenbaar gemaakt worden bij de redactie van Vredesmagazine of bij een deelnemende organisatie.
Een jaarabonnement op VredesMagazine (4 nummers) kost 10 euro. U kunt een abonnement nemen via info@vredesmagazine.nl of 015 7850137
Giften
Bedragen die abonnees overmaken boven het verschuldigde abonnementsgeld worden beschouwd als gift voor het werk van de in VredesMagazine samenwerkende organisaties.
Contact VredesMedia
Vlamingstraat 82, 2611 LA Delft, 015 7850137
info@vredesmedia.nl, www.vredemedia.nl
Redactieadres
Obrechtstraat 43 3572 EC Utrecht tel. 06-14127779
e-post info@vredesmagazine.nl
Kopijsluiting volgend nummer: 13 november
Verschijningsdatum volgend nummer: 18 december
ISSN 1876-0724
Edward Snowden heeft een spionagesysteem van ongekende proporties blootgelegd. Door de onthullingen van de klokkenluider van de National Security Agency weten we dat we continu worden bespioneerd door de VS en het Verenigd Koninkrijk en dat onze eigen overheid daar dankbaar gebruik van maakt. De reactie van onze regering is tot nu toe teleurstellend zwak. Het wordt tijd dat de overheid ons beschermt tegen dit globale spionageapparaat.
Het is bijna een maand geleden dat Edward Snowden met zijn onthullingen over PRISM de beerput van de internationale spionage opentrok. Een beerput waarvan de bodem nog lang niet in zicht is. Inmiddels is duidelijk geworden dat geheime diensten als de Amerikaanse NSA en het Britse GCHQ jarenlang ongehinderd hebben gebouwd aan een massaal surveillancesysteem dat hen vrijwel onbeperkte toegang geeft tot privégegevens van burgers, politici, diplomaten en journalisten.
Via de servers van diensten als Facebook en Google krijgen overheden toegang tot onze privécommunicatie terwijl al onze gegevens op grote schaal bij transatlantische internetkabels worden onderschept. Onze eigen AIVD maakt dankbaar gebruik van de omstreden informatie die de buitenlandse collega's verzamelen. Het feit dat naast miljoenen onschuldige burgers ook politieke bondgenoten en bedrijven worden afgeluisterd, maakt voor eens en altijd korte metten maken met het smoesje dat dit essentieel is voor de strijd tegen terrorisme.
De indringendheid en omvang van deze spionageprogramma's is een grof schandaal. Het betekent dat de privécommunicatie van talloze onschuldige burgers wordt opgevangen, opgeslagen, geanalyseerd en geprofileerd. We zijn daarmee getuige van een ongekende uitholling van de grondrechten op privacy en communicatievrijheid. Mensen voelen zich niet meer vrij om hun meest intieme gedachten via het internet met elkaar te delen, controversiële zoekopdrachten te geven of bepaalde websites te bezoeken. Deze vorm van zelfcensuur tast de kern van onze grondrechten aan.
Op basis van omvangrijke analyses legt de overheid bovendien profielen aan op grond waarvan zij besluiten neemt: denk aan de Amerikaanse No Fly-list, een lijst waarvan je niet weet waarom je erop staat en hoe je er weer afkomt, maar waardoor je wel geweigerd wordt als je op een vliegtuig wilt stappen. En zelfs áls die effecten op dit moment beperkt zouden zijn: zo een alomvattend controlesysteem geeft macht, véél macht. Die macht kan ooit misbruikt worden.
De reactie van de Nederlandse overheid op al deze onthullingen is op zijn best lauw te noemen. Plasterk geeft ontwijkende antwoorden. Opstelten wijst er op dat deze stiekeme spionage geen klachten heeft opgeleverd - wat niet verbaast, want tot nu toe waren deze programma's volledig geheim. Hennis wuift het probleem terug naar de Amerikanen: als het in Amerika mag, dan kunnen wij daar niets tegen doen.
Dat bewindspersonen nauwelijks blijk geven van verontwaardiging is ronduit schokkend. Een overheid wordt geacht haar burgers te beschermen tegen inmenging op hun privéleven. Dat onze overheid niet de moeite neemt op te komen voor de grondrechten van haar burgers geeft aan dat onze privacy in haar ogen van marginaal belang is. Het steekt dat politici pas actie ondernemen als blijkt dat zijzelf worden afgeluisterd.
De Nederlandse en Europese overheden moeten daarom in de eerste plaats opheldering eisen over PRISM en andere grootschalige spionageprogramma's. We moeten precies weten wat buitenlandse overheden met onze internetcommunicatie doen: waar onderscheppen ze het verkeer, wat onderscheppen ze, wat slaan ze op, hoe lang wordt dat opgeslagen, wat wordt geanalyseerd, hoe worden profielen gebouwd, wie heeft er toegang toe, etc. En dat geldt niet alleen voor buitenlandse overheden: ook onze eigen overheid moet volledige openheid van zaken geven.
Daarnaast moeten de voorgenomen onderhandelingen tussen Amerika en Europa die verband houden met het uitwisselen van informatie van burgers onmiddellijk worden opgeschort. Deze onderhandelingen in het kader van het Transatlantic Trade Investment Partnership (TTIP), die in juli begonnen zijn, mogen pas worden doorgezet als deze grootschalige controlesystemen zijn afgeschaft. Ten tweede moet Europa de afspraak met de Verenigde Staten op grond waarvan het doorgeven van Europese persoonlijke gegevens aan Amerikaanse bedrijven op dit moment is toegestaan, opzeggen. Dit zogenaamde Safe Harbor programma doet haar naam allerminst eer aan. Amerika kan en mag niet langer worden beschouwd als een land waar de gegevens van burgers veilig zijn.
Nederland mag verder geen informatie meer accepteren die verkregen is via ongerichte surveillance door de Amerikaanse, Britse of andere veiligheidsdiensten. Hiermee omzeilen onze diensten op dit moment immers de Nederlandse wet. Daarnaast moet onze overheid afzien van plannen om grootschalig aftappen van internetverkeer van burgers ook in Nederland mogelijk te maken. Het is al schokkend genoeg dat we worden bespioneerd door buitenlandse veiligheidsdiensten. De Nederlandse diensten mogen niet meegaan in een wapenwedloop van veiligheidsdiensten om te zien wie de meeste informatie over burgers kan verzamelen. Dit maakt ons allemaal niet veiliger, alleen maar minder vrij.
Op 26 juni was er een hoorzitting van de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer naar aanleiding van de onthullingen van klokkenluider Snowden over het massieve afluisteren door de NSA via het instrument PRISM. Tijdens de hoorzitting kwam ook Bits of Freedom aan het woord. Hieronder volgt de kern van hun bijdrage aan de hand van een gespreksnotitie:
1. Onrechtmatige informatie-uitwisseling
In zijn brief van 21 juni 2013 laat minister Plasterk expliciet de mogelijkheid open dat de Nederlandse geheime diensten van de Amerikaanse diensten informatie ontvangen die afkomstig is uit PRISM. Want, hoewel PRISM volgens Plasterk niet door de Nederlandse diensten zélf wordt gebruikt, behoort het uitwisselen van informatie met diensten uit andere landen wél tot de mogelijkheden. In die gevallen wordt de oorsprong van die informatie doorgaans niet gedeeld. Via een achterdeur kan informatie uit PRISM dus alsnog door de Nederlandse geheime diensten worden gebruikt. Immers, als de Nederlandse diensten de oorsprong van de informatie die zij van andere diensten verkrijgen niet kennen, hoe kan de Minister dan garanderen dat deze informatie-uitwisseling door de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) wordt toegestaan? De uitspraken van de minister lijken er dan ook op te duiden dat de Nederlandse geheime diensten hun ogen kunnen sluiten voor de wijze waarop informatie door andere diensten wordt verkregen en via samenwerkingsverbanden de kaders van Wiv kunnen omzeilen. Dat is onacceptabel.
2. Omstreden uitbreiding afluisterwet
Verder gaat de minister in zijn brief in het geheel niet in op de voorgenomen uitbreiding van de Wiv. Deze uitbreiding zou het ongericht aftappen van kabelgebonden internetverkeer mogelijk maken en gaat daarmee vele malen verder dan de Amerikaanse afluisterpraktijken rondom PRISM. De minister heeft al aangegeven dat zo een onbeperkte uitbreiding onacceptabel is omdat zij een gigantische inbreuk op de privacy en het recht op vrije meningsuiting van burgers vormt. Niettemin blijkt uit recente Kamervragen van lid Van Raak (SP) dat de voorbereidingen voor zo een uitbreiding in volle gang zijn. De minister heeft hierover dus het nodige uit te leggen.
3. Afluisterpraktijken vereisen doorlopende controle Tweede Kamer
Gezien de maatschappelijke onrust rondom PRISM en de afluisterpraktijken van de Nederlandse geheime diensten, is het van het grootste belang dat de minister zo snel mogelijk voor de onder de punten 1 en 2 gevraagde opheldering zorgt en garandeert dat de praktijken van de diensten in overeenstemming met mensenrechten zijn. Scherpe parlementaire controle is daarvoor van essentieel belang. Hetzelfde geldt voor andere ontwikkelingen die dit jaar op de agenda staan. Dan hebben we het over de lopende evaluatie van de Wiv en de herziening die daarop zal volgen. En verder hebben we het over het onderzoek naar de afluisterpraktijken van de geheime diensten en het onderzoek naar de samenwerking met buitenlandse geheime diensten dat Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten heeft aangekondigd. Bits of Freedom zou de Tweede Kamer daarom willen vragen een expertgroep op te richten die de toelaatbaarheid van de surveillancepraktijken van de Nederlandse geheime diensten zal toetsten en verzekert dat mensenrechten duidelijk in de Wiv worden verankerd.
Der Spiegel onthulde in juli dat in Duitsland iedere maand een half miljard telefoongesprekken, mailberichten en tekstberichten worden onderschept door de VS. Het wrange is dat de NSA niet alleen een hoop verkeer zelf weet op te vangen maar dat onder andere Nederland en Duitsland 'verplicht' alle ruwe telecomgegevens aan de VS zouden afstaan. Een verplichting die voort zou vloeien uit verdragen uit de tijd van de Koude Oorlog.
Wekelijks wordt de omvang en de impact van het Amerikaanse afluisterprogramma duidelijker. Vast staat dat de NSA met alles en iedereen in Europa meeluistert en meeleest. Burgers, bedrijven, politici, dissidenten, diplomaten en de Europese Commissie zijn compleet transparant voor de regering in Washington. Windows, Apple, Google en Facebook ontsluiten onze mailberichten, chats, fotoalbums, agenda's, adresboeken en locatiegegevens. Telefoonverkeer wordt afgetapt, opgeslagen en geanalyseerd.
Europa en de Nederlandse regering staan op een cruciaal kruispunt. Wij moeten accepteren dat we geen noemenswaardige invloed kunnen uitoefenen op de regering in Washington. De prioriteit dient nu te zijn het voorkomen van verdere schade, het voorlichten van burgers en bedrijfsleven én de opbouw van veilige Europese tegenhangers van Amerikaanse infrastructuur.
Het is tijd dat we onderkennen dat deze grootschalige spionage op veel gebieden grote schade berokkent. Denk aan de deals die Europese bedrijven zijn misgelopen, omdat hun vertrouwelijke correspondentie in handen was van Amerikaanse concurrenten.
De Verenigde Staten waren tot in detail op de hoogte van de interne beraadslagingen van alle politieke partijen; in hoeverre kunnen we garanderen dat het politieke proces altijd zuiver en zonder invloed vanuit de VS heeft plaatsgevonden? Hebben wij, terwijl de Amerikanen alle kaarten van onze onderhandelaars open en bloot konden zien, wel het beste resultaat gehaald uit de vele internationale verdragen die de afgelopen jaren zijn onderhandeld?
Het is onze eigen schuld; we hebben zelf de Amerikaanse bedrijven uit laten groeien tot de giganten die ze nu zijn. Als iedereen morgen zijn gmail-account opzegt, waar gaan al die gebruikers heen?
Een groot deel van onze communicatie-infrastructuur is in handen van de Verenigde Staten, en tot wij onze eigen equivalenten van de Amerikaanse diensten hebben ontwikkeld zal dat zo blijven. Misschien wel altijd.
Onze politici moeten heel goed overwegen waar hun loyaliteit ligt. Ligt die bij de bevolking en het bedrijfsleven van Nederland en Europa of bij de Amerikaanse regering?
De politiek moet de realiteit onder ogen zien:
De overheid moet nu snel in actie komen:
De wandelaar die vanuit het oosten de Friese plaats Burum nadert, ziet eerst tussen de bosjes aan de horizon een diagonaal object verschijnen. Het is het zijaanzicht van een enorme schotel. Dichterbij komend ziet hij een steeds groter aantal schotels van verschillend formaat en uitgebreide bijgebouwen. Het is 'It Greate Ear' (het grote oor), zoals het daar wordt genoemd. Een andere naam is 'Station 21'. Het is de belangrijkste locatie van de Nederlandse variant van de National Security Agency (NSA): de NSO
De Nationale Sigint Organisatie (NSO) is de Nederlandse tegenhanger van de NSA. In tegenstelling tot de NSA is de NSO echter (nog) geen zelfstandige inlichtingendienst. De NSO heeft bovendien ook nog geen wettelijke grondslag, behalve de bevoegdheden die AIVD en MIVD zelf al hebben. Het is een gezamenlijk project van de AIVD (de vroegere BVD) en de militaire inlichtingendienst MIVD. Het woord 'Sigint' staat voor Signals Intelligence, een brede term, omdat het ook het opvangen van allerlei elektronische signalen uit de ether omvat die niets met berichtenverkeer te maken hebben, zoals radar. Vanouds waren op dit gebied de militairen dominant. De BVD was meer actief op het gebied van aftappen van telefoonlijnen en ambassades.
De opkomst van civiele satellietcommunicatie leidde er echter toe dat de militairen met hun technische interceptiemiddelen steeds meer civiel verkeer gingen opvangen, dat ook voor een veiligheidsdienst zoals de BVD/AIVD interessant kon zijn. Samenwerking lag dus voor de hand, maar kwam er lange tijd niet vanwege onderlinge rivaliteit van de diensten.
In een hoorzitting van de commissie van de Tweede Kamer voor buitenlandse zaken legde de politicoloog Cees Wiebes (nu werkzaam bij de coördinator voor terreurbestrijding) in 2004 uit:
"Er zijn nu eenmaal altijd gebieden waar een zekere overlap tussen diensten is en iedere dienst streeft, zoals elke andere overheidsorganisatie, naar het afbakenen van zijn eigen territorium. Hierdoor kunnen rivaliteit en animositeit ontstaan. Bijvoorbeeld tijdens de oorlog in Bosnië was er sprake van rivaliteit tussen MID en BVD. De kans hierop is groot als een dienst haar territorium wil uitbreiden, het zogenoemde agency push model. Dit dreigde te gebeuren op het terrein van Sigint, verbindingsinlichtingen, maar door de oprichting van een nationale Sigint-organisatie is daar een einde aan gemaakt."
Zoals op veel terreinen leidde ook hier de schok van de aanslagen van 11 september 2001 tot een stroomversnelling. In het actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid dat de Nederlandse regering na de aanslagen opstelde was een van de actiepunten het uitbreiden en concentreren van de afluistercapaciteit voor satellietcommunicatie.
De MIVD had al enkele afluisterschotels voor satellietverbindingen in Zoutkamp staan. Vanwege protesten van de bewoners en problemen met het bestemmingsplan werd besloten de nieuw op te richten organisatie NSO te verplaatsen naar Burum. Daar bestond al een station voor ontvangst van satellietverbindingen, tegenwoordig van het internationale telecommunicatiebedrijf Inmarsat. De NSO richtte daar tussen 2003 en 2007 een groot aantal schotels en werkstations voor interceptie van satellietverbindingen in.
De taken van NSO zijn drieledig: het verwerven van verbindingsinlichtingen voor AIVD en MIVD, het doen van research op het gebied van "innovatie en continuďteit van de interceptie" en het uitzenden van Sigintploegen met mobiele apparatuur naar de inzetgebieden van het Nederlandse leger.
Bij het afluisteren door NSO gaat het om 'niet kabelgebonden telecommunicatie', dus berichtenverkeer via de ether. Dit is de enige vorm van communicatie die in Nederland volgens de wet ongericht mag worden verzameld en opgeslagen. Zoeken in dit materiaal mag door de beide diensten alleen - althans in theorie - aan de hand van een door de minister goedgekeurde trefwoordenlijst. Bij het in belang toenemende berichten- en dataverkeer via kabels mag het ongerichte verzamelen tot nu toe niet, althans als de regels worden gevolgd.
De NSO is vanaf het begin gedomineerd door de militairen. De organisatie is ook ondergebracht bij de MIVD. Dat dit tot wrijving leidde bleek vorig jaar ook uit een groot artikel in de Volkskrant: "Hoewel het idee achter de NSO was om deze verkokering te bestrijden, houden beide diensten onverkort vast aan hun eigen ontsleutel- en analysewerk." Het gaat er namelijk om waar precies de 'knip' wordt gelegd tussen verwerving van berichten (het stofzuigen van de ether) en het verwerkingsproces dat uiteindelijk leidt tot inlichtingenrapporten die onder de binnen- en buitenlandse afnemers worden gedistribueerd. Hoe verder in het verwerkingsproces die knip plaatsvindt, hoe groter de invloed wordt van de NSO.
In 2011 kwam de toezichthouder van de inlichtingendiensten, de CTIVD, met een kritisch rapport over de Sigint-activiteiten van de MIVD. De CTIVD heeft grote onderzoeksbevoegdheden, maar rapporteert deels openbaar en deels geheim en oordeelt alleen over de wetmatigheid van de activiteiten van de diensten en niet over de doelmatigheid. In het rapport De inzet van Sigint door de MIVD concludeerde de commissie allereerst dat de MIVD zoekacties in het interceptiemateriaal uitvoerde met "breed geformuleerde generieke identiteiten (..) waaronder een bepaald 'soort' personen of organisaties valt." De CTIVD vindt deze praktijk - die overigens met ministeriële toestemming wordt uitgevoerd - in strijd met de wet, omdat die alleen gericht zoeken toelaat naar een bepaalde concrete persoon of organisatie (of bijvoorbeeld een telefoonnummer).
De CTIVD beschreef ook wat er bij NSO gebeurt: "De communicatie die over een bepaald satellietkanaal loopt wordt als het ware uit de ether gekopieerd en wordt opgeslagen in grote bestanden. Deze 'bulk' aan communicatie kan duizenden communicatiesessies bevatten." De MIVD kan hier vervolgens met trefwoordenlijsten in gaan zoeken (nadere selectie heet dat). Maar nu stuitte de CTIVD op een praktijk waarbij de bulk door de NSO zelf al wordt doorgevlooid. Dit is het zogenaamde searchen. Dit gebeurt zowel aan de hand van metadata (technische en verkeersgegevens, een bekende term uit het recente NSA-schandaal) als van de globale inhoud. "De informatie die daarbij wordt gevonden, wordt opgeslagen in een database voor toekomstig gebruik." Dit heet 'searchen voor selectie' en de CTIVD vond dat bepaalde vormen daarvan in strijd zijn met de wet. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een techniek die zich richt op het identificeren van potentiële targets (objecten van verder onderzoek of actie). "Het gaat hier om personen en organisaties ten aanzien van wie of voor welke nog geen toestemming is verleend om de communicatie te selecteren. Deze personen of organisaties komen in beeld bijvoorbeeld doordat zij in contact staan met bestaande targets." Ook dit vond de commissie in strijd met de wet.
Dit alles doet erg denken aan de technieken die in het recente NSA-schandaal bekend zijn geworden, behalve dat het daar nu ook om berichtenverkeer via kabels gaat. De regering heeft het probleem zoals dat heet 'onderkend', maar vervolgens is een gecompliceerd ambtelijk en parlementair spel op gang gekomen, waarin nog weinig schot lijkt te zitten. Het lijkt erop dat de regering de praktijken vooral wil legaliseren door de wet aan te passen. De voorstellen voor wetswijziging zijn echter gestagneerd en wachten nu op een evaluatie van de oude wet (de Wiv). In hoeverre de bestaande praktijken nog doorgaan, onttrekt zich aan het zicht.
Datzelfde geldt voor een nog groter probleem met betrekking tot de NSO, namelijk in hoeverre de onderschepte data worden doorgegeven aan buitenlandse zusterdiensten zoals NSA en het Britse GCHQ. De capaciteit van de schotels in Burum lijkt erg groot voor de Nederlandse behoeften en de vraag rijst of Britten of Amerikanen soms ook mogen searchen in het ruwe materiaal. Het uitwisselen van gegevens berust op geheime bilaterale overeenkomsten. Het jaarverslag van de MIVD van 2012 meldt: "De interceptie van telecommunicatienetwerken heeft een sterk internationaal karakter. De activiteiten worden derhalve in nauwe samenwerking met buitenlandse Sigint-diensten gecoördineerd en uitgevoerd." Dat klinkt toch als iets meer dan alleen uitwisseling van rapporten. De CTIVD kan in het openbare deel van zijn rapport hier weinig over zeggen, maar: "De samenwerking met partnerdiensten zorgt ervoor dat de eigen beperkingen worden aangevuld." Zolang de essentie van deze afspraken niet bekend wordt gemaakt, is elke controle op de massale interceptie onmogelijk.
CTIVD Rapport 28, De inzet van Sigint door de MIVD (pdf), 23 augustus 2011
Ana van Es, Jagen op terroristen vanuit de polder, de Volkskrant, 23 juni 2013
Het met technische middelen op grote schaal afluisteren van potentiële vijanden en de eigen burgers door Amerikaanse inlichtingendiensten is geen nieuw verschijnsel. En het in opspraak raken van deze activiteiten is dat zeker niet. Er zijn rond de National Security Agency (NSA) - de dienst waar het vooral om gaat - verschillende malen golven van kritische publiciteit geweest. De manier waarop dat gebeurde was steeds afhankelijk van de politieke en maatschappelijke context, maar een constante wordt gevormd door een los netwerk van kritische onderzoekers, journalisten en activistische groeperingen. Het technisch karakter van de materie stimuleert tot specialisme, soms zie je na tientallen jaren dezelfde namen weer terugkomen. De Britse journalist Duncan Campbell is een voorbeeld hiervan.
De organisatie NSA is een product van de vroege Koude Oorlog en zelfs het bestaan ervan was oorspronkelijke geheim. Bij een breder publiek werd de dienst pas bekend in de jaren zeventig van de vorige eeuw tijdens de nasleep van de door de VS verloren Vietnamoorlog, de Watergate-affaire, die ging over spionage tegen de interne politieke tegenstander, en het resultaat daarvan: het aftreden van de Amerikaanse president Nixon.
Als gevolg van deze ontwikkelingen ging een aantal onderzoekscommissies aan het werk om de rol van de inlichtingendiensten bij mogelijke illegale activiteiten in beeld te krijgen. Eén daarvan was de commissie van senator Frank Church. In zijn boek Body of Secrets beschrijft James Bamford, de belangrijkste auteur op het gebied van de NSA, hoe het in 1975 in zijn werk ging: "Eerdere aanwijzingen voor de meer duistere geheimen van de NSA waren af te leiden uit opmerkingen in het eindrapport van een vroeger onderzoek naar de inlichtingendiensten, geleid door de toenmalige vicepresident Nelson Rockefeller." Er was daarin sprake van "een kantoor in New York dat de CIA ter beschikking had gesteld van de NSA om daar telegrammen te kopiëren." "De andere opmerking onthulde dat de CIA de NSA had gevraagd om de communicatie van een aantal Amerikaanse burgers die actief waren in de anti-oorlogsbeweging af te luisteren," aldus een staflid van de commissie.
De commissie van senator Church was gestuit op Operatie Shamrock. Die was gebaseerd op een overeenkomst uit begin jaren vijftig, waarbij Amerikaanse telegraafmaatschappijen zoals Western Union elke dag aan de NSA kopieën verschaften van alle berichten die vanuit of naar de VS werden verstuurd. In de jaren zeventig had de NSA al een 'volglijst' (watchlist) van meer dan 600 Amerikaanse burgers. Materiaal dat een van deze namen bevatte werd verwerkt, geanalyseerd en gerapporteerd aan de relevante overheidsdiensten.
Tegen de uitdrukkelijke wil van het Witte Huis, zo stelt Bamford, beschreef Church Operation Shamrock in zijn eindrapport. De furore die daarvan het resultaat was leidde tot een hervorming van het systeem. Er werd een wet gemaakt, de Foreign Intelligence Surveillance Act, waarbij de bevoegdheden van de NSA werden omschreven. Een in het geheim zitting hebbende rechtbank werd opgericht, die per geval toestemming moest geven om het internationale berichtenverkeer van een Amerikaanse burger te volgen. Daarbij moest de NSA laten zien dat de betreffende persoon een agent was van een buitenlandse mogendheid of betrokken was bij spionage of terrorisme.
Een tweede moment waarop de NSA in opspraak raakte was in de jaren tachtig, de tijd van president Reagan en de kruisraketten. Het focus van de onderzoekers was verschoven naar de geheime voorbereidingen op de Derde Wereldoorlog. De onderzoeker Steve Wright, die een grote rol zou spelen bij de Echelononthullingen, beschreef 20 jaar later hoe hij er bij betrokken raakte. Een Britse journalist, Peter Laurie, was samen met Duncan Campbell bezig met een studie naar straalverbindingen in oorlogstijd. Hun theorie, die overigens op een misvatting berustte, was dat aan de torens voor de straalverbindingen een netwerk van noodzetels was gekoppeld, 'geheime citadellen', die na een kernoorlog de commandovoering gaande moesten houden. Bij het uitpeilen van de straalverbindingen om een netwerkkaart te kunnen tekenen, stuitten ze bij toeval op een link met de geheime Amerikaanse NSA-afluisterbasis Menwith Hill in Yorkshire. De straalverbindingen tussen de grote steden waren gemakkelijk af te luisteren en het resultaat werd kennelijk naar Menwith Hill geleid. Een gesprek van Campbell over verbindingsinlichtingen met een soldaat leidde tot zijn prompte arrestatie en een huiszoeking bij Wright die veldwerk voor de journalisten had verricht. Een mislukt proces (het zogenaamde ABC-Trial) volgde. In die tijd waren er vergelijkbare processen tegen onderzoekers in Noorwegen, Zweden en Denemarken. In Nederland verrichtte het IKV dergelijk onderzoekswerk, vooral gericht op kernwapennetwerken, dat tot een reeks veelgelezen publicaties zonder proces leidde. Steeds meer werd bekend over het wereldwijde afluisterwerk van NSA, maar met het einde van de Koude Oorlog verslapte de aandacht.
Over de betekenis van Menwith Hill werd in de eerste helft van de jaren negentig veel meer duidelijk dankzij het amateurinlichtingenwerk van een vrouwenactiegroep uit Yorkshire. Gedurende een periode van drie jaar drongen ze honderden keren de op dat moment niet al te best beveiligde basis binnen om daar in vuilnisvaten en prullenbakken geheime informatie te verzamelen over, zoals één van de documenten het aanduidde, "het grootste veldstation van de NSA en als zodanig verantwoordelijk voor een investering van miljarden dollars in Sigint-systemen (Signals Intelligence-systemen)." Over de resultaten van het werk van de groep werd een bekende documentaire gemaakt die in 1993 uitgezonden werd op Channel 4 onder de titel The Hill.
De belangstelling voor de NSA nam weer toe in de tweede helft van de jaren negentig met de opkomst van de EU als een sterk economisch blok, een mogelijke rivaal voor de VS. De trigger werd gevormd door een boek van de Nieuw-Zeelander Nicky Hager, Secret Power. Het boek was gebaseerd op gesprekken met personeel van de Nieuw-Zeelandse variant van de NSA, het Government Communications Security Bureau. Het beschreef een wereldwijd afluistersysteem voor satellietverbindingen van het na de Tweede Wereldoorlog opgerichte geheime bondgenootschap van de vijf UKUSA-landen (VS, Engeland, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland). Het software-instrument met de naam Echelon kon zoeken in het niet-militaire afluistermateriaal (e-mails, fax, telefoon) met een enorme trefwoordenlijst. De computers van de leden van het netwerk werden Dictionary genoemd en doorzochten het in hun regio opgevangen afluistermateriaal niet alleen met hun eigen trefwoordenlijst, maar ook met die van de bondgenoten. Op die manier geselecteerde berichten werden dan automatisch doorgezonden naar het betreffende lid van het netwerk.
In de geest van de tijd ging de aandacht naast privacy vooral naar economische inlichtingen uit. De schok was dat het afluisteren niet alleen gebeurde met militair, maar ook met civiel berichtenverkeer. Het Europese Parlement hield zich intensief met de affaire bezig, gaf opdracht tot onderzoeksrapporten aan Wright en Campbell en stelde een speciale tijdelijke Echeloncommissie in. Veel informatie werd vergaard, maar voordat het kon komen tot maatregelen sloegen de plegers van de aanslagen op 11 september toe in New York. Die aanslagen had Echelon niet kunnen voorkomen, maar het politieke klimaat sloeg volledig om, de volgende twaalf jaar stonden in het teken van terreurbestrijding. De afluisterdiensten overal ter wereld konden vrijwel zonder controle hun volledige al lang klaarliggende verlanglijstjes uit gaan voeren, alle remmen gingen los.
De Vlaamse website MO vatte in hun dossier De NSA-files het resultaat als volgt samen: "Zo lijkt het erop dat de afschrikwekkende wereld van zero privacy die George Orwell in zijn meesterwerk 1984 schetst anno 2013 gewoonweg realiteit is geworden: Het was natuurlijk onmogelijk om te weten of je op een bepaald ogenblik werd bespied. Hoe vaak of volgens welk systeem de Denkpolitie iemands lijn afluisterde, was een kwestie van gissen. Het was denkbaar dat ze iedereen voortdurend in het oog hielden. Maar in elk geval konden ze je afluisteren wanneer ze dat maar wilden."
Literatuur:
James Bamford (2001), Body of Secrets - Anatomy of the Ultra-secret National Security Agency
James Bamford (2008), The Shadow Factory - The Ultra-Secret NSA from 9/11 to the Eavesdropping on America
Dispatches Channel 4, The Hill, uitgezonden 4 oktober 1993. De documentaire is te bekijken op Vimeo
Nicky Hager (1996), Secret Power - New Zealand's Role in the International Spy Network
MO Dossier
De NSA-files, Geschiedenis van de machtigste inlichtingendienst ter wereld, augustus 2013,
Steve Wright, The Echelon Trail - An Illegal Vision. Surveillance & Society 2005 pp. 198-215
Yorkshire CND (2012), Lifting the lid on Menwith Hill - The Strategic Roles & Economic Impact of the US Spy Base in Yorkshire
Het onderstaande artikel is verschenen in het tijdschrift AMOK van juni 1984. Ook toen al de NSA! AMOK wist te te melden dat deze dienst bij insiders ook bekend stond als 'No Such Agency' of 'Never Say Anything'. De aanleiding voor het artikel was de ontmaskering van een infiltrant in het vredeskamp Woensdrecht, John Gardiner. Gardiner had verklaard dat hij een veldagent was van de National Security Agency, op pad gestuurd door de dienst om de komst van de kruisraketten naar Nederland te beveiligen. In plaats daarvan smokkelde hij granaten het kamp binnen die hij in België gestolen had. Hij werkte voor de BVD en de CIA, maar voor NSA-werkzaamheden bestaat geen enkel bewijs.
James Bamford - The Puzzle Palace
A report on America's Most Secret Agency
Boston, 1982
De geboortedatum van de National Security Agency is momenteel bekend. De dienst begon zijn bestaan op 4 november 1952. Wie echter openbare bronnen uit dat jaar erop na slaat, zal niets vinden. Er was geen verslaggeving in de pers van de geboorte, geen debat in het Congres, geen enkele vermelding van het bestaan van de dienst in regeringsdokumenten, zelfs geen gerucht. Elf dagen tevoren had president Truman zijn handtekening gezet onder een zeven bladzijden tellend presidentieel memorandum. Het memorandum werd geklassíficeerd als 'top secret' en gerubriceerd onder een kodewoord dat zelf weer geheim was. Slechts enkele leden van de regering konden kennis nemen van dit stuk dat opdracht gaf tot de oprichting van de NSA. Tot op heden blijven deze zeven bladzijden de grondslag voor alle inlíchtingen-aktíviteiten van de Amerikaanse regering met betrekking tot kommunikatiesistemen.De inhoud ervan is nog steeds een van Washington's best bewaarde geheimen. Er is geen enkele wet die de aktiviteiten van de NSA reguleert, er bestaan alleen wetten die het verstrekken van welke inlichting dan ook over deze dienst belemmeren. Dit is een duidelijk verschil met de andere Amerikaanse inlichtingendiensten zoals bijvoorbeeld de CIA, die bij wet in het leven werd geroepen. De National Security Act van 1947 omschrijft de opdracht die de CIA heeft en stelt een aantal beperkingen aan de aktiviteiten van deze dienst. Hoewel die beperkingen in de praktijk natuurlijk vaak genoeg een wassen neus blijken, geven ze in teorie een mogelijkheid om de CIA aan te pakken. Bij de NSA ontbreekt zelfs dit teoretiese handvat.
De reden voor het ontstaan van de NSA in 1952 moet gezocht worden in het gebrekkige funktioneren van de diensten die belast waren met het volgen van de vijandelijke kommunikatie tijdens de Koreaanse oorlog. Het grootste probleem was een gebrek aan koördínatie tussen de verbindingsinlichtingendiensten van de verschillende krijgsmachtonderdelen. De oplossing werd gevonden in het kreëren van een nieuwe eenheidsorganisatie die zich zou bezighouden met het gehele proces van verzamelen, bewerken, analyseren en distribueren van verbindingsinlichtingen. De nieuwe dienst zou komen te vallen onder het departement van defensie. Dit in tegenstelling met de tot dan toe bestaande situatie waarbij dit werk onder de bevelhebbers van de verschillende krijgsmachtonderdelen viel hetgeen aan de onderlinge rivaliteit vrij spel gaf.
Zoals vele inlichtingendiensten heeft de NSA een dubbele taak, één ten aanzien van de vijand en één ten aanzien van de eigen strijdkrachten. De eerste taak wordt in het dieventaaltje van de inlichtingendiensten aangeduid als COMINT (Communications Intelligence) hetgeen kan worden gedefinieerd als het onderscheppen en verwerken van buitenlands kommunikatieverkeer via radio, kabel of andere elektromagnetische middelen en het verwerken van buitenlandse gekodeerde berichten, onverschillig langs welke weg deze worden verzonden.
De tweede taak van de NSA wordt aangeduid met COMSEC (Communications Security) en kan worden omschreven als de bescherming die het gevolg is van elke maatregel welke genomen wordt om te voorkomen dat onbevoegden kennis nemen van informatie die vervat is in de telekommunikatie van de Verenigde Staten welke met de nationale veiligheid verband houdt.
Deze wat ingewikkeld klinkende definities zijn ontleend aan Amerikaanse regeringsdokumenten. In meer alledaags taalgebruik komt het erop neer dat de NSA zich bezighoudt met het afluisteren van allerlei buitenlandse kommunikatiesistemen en met het beveiligen van de verbindingen van de Verenigde Staten zelf. Een belangrijk onderdeel van dit werk is het breken van de buitenlandse kodes. Opgemerkt moet nog worden dat de term "buitenlands' erg breed wordt opgevat. Het omvat namelijk tevens het gehele in- en uitgaande grens-overschrijdende berichtenverkeer van de Verenigde Staten.
Het hoofdkwartier van de NSA is gevestigd in Fort Meade, halverwege tussen Washington D.C. en Baltimore. Het is een komplete stad met eigen winkels, busvervoer, politie, onderwijsinstelling, TV-station, postkantoor en elektriciteitscentrale. Het verschil met een gewone stad is dat je in Fort Meade alleen binnenkomt na een maandelange screeningsprocedure. (..)
Een organisatie als de NSA is er natuurlijk als de dood voor dat zijn medewerkers overlopen 'naar de andere kant'. Een belangrijk middel om dit te voorkomen is de screening die plaatsvindt voordat iemand in dienst wordt genomen. De NSA staat bekend als een klub die daarbij gebruik maakt van de leugendetektor als belangrijkste middel. Er zit echter één groot gat in deze procedure: de NSA ontheft alle militaire personeelsleden van de plicht om de test met de leugendetektor te ondergaan op grond van de redenering dat detachering van militair personeel bij de NSA niet op vrijwillige basis geschiedt. En op grond van de Amerikaanse wetgeving dient onderwerping aan een test met de leugendetektor altijd op basis van vrijwilligheid te geschieden. In dit opzicht verschilt de politiek van de NSA van.die van de CIA die ook zijn militaire personeel aan de test onderwerpt en daarbij argumenteert dat hun verbintenis met de CIA een vrijwillig karakter heeft. Bij de interne gang van zaken bii de NSA wordt erg veel nadruk gelegd op de geheimhouding van namen, gezichten en funkties van het personeel. Volgens Daniel Schwartz, de officiële advokaat van de NSA is de reden hiervoor dat talrijke personeelsleden in het buitenland geplaatst zijn met covert assignments (gedetacheerd onder schuilnaam) en dat "leven of veiligheid" van deze personen "gevaar zou kunnen lopen" als hun namen bekend zouden worden. (Puzzle Palace, p. 123).
De NSA kan beschikken over een sisteem van afluisterposten dat de hele wereld omspant maar vooral dichtgekoncentreerd is rond de grenzen van de belangrijkste potentiële tegenstanders. Belangrijke installaties zijn er bijvoorbeeld in Japan, Zuid-Korea, Turkije en West-Duitsland. De omvang van een luisterpost kan variëren van een legertruck tot een stelsel van gigantiese schotelantennes, dat bediend wordt door 1500 militairen zoals er een gevestigd is in Edzell in Schotland. Daarnaast zijn er de spionagevliegtuigen, volgepakt met elektroniese apparatuur. Deze kunnen ook in gevechtssituaties worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld in de Vietnamese oorlog gebeurde om artillerievuur en luchtaanvallen te leiden. Hoewel er niet zoveel organisatoriese details over bekend zijn staat wel vast dat de NSA ook nauw betrokken is bij het stelsel van spionagesatellieten waarover de Verenigde Staten beschikken. Hierbij wordt samengewerkt met de luchtmacht en de CIA.
In de zestiger jaren exploiteerde de NSA ook een vloot van spionageschepen, maar na incidenten met de USS 'Liberty' (in 1967 tijdens de zesdaagse oorlog aan barrels geschoten door de Israeli's) en de USS Pueblo (1968 onderschept door de Noord-Koreaanse marine) werd het programma beëindigd.
(..)
Het voorgaande is een korte samenvatting van de inhoud van het boek van Bamford, dat 465 bladzijden telt en voorzien is van een goed register. Ten slotte een woord ter beoordeling. Het boek maakt een erg gedegen indruk en is gebaseerd op overheidsdokumenten (deels verkregen met behulp van de Amerikaanse wet op de openbaarheid van bestuur), persartikelen en interviews met (ex)medewerkers van NSA. In theorie is het mogelijk dat de auteur een deal heeft gesloten met de NSA om bepaalde NSA-aktiviteiten niet te behandelen, in ruil waarvoor de NSA dan zou hebben afgezien van juridiese procedures. Gezien de onafhankelijke positie die de schrijver duidelijk inneemt zou dit dan ergens in het boek vermeld moeten zijn. Aangezien dit niet het geval is, lijkt mij dat het boek een korrekte weergave van de aktiviteiten van de NSA is voorzover die voor een onafhankelijk publicist zijn te achterhalen.
De originele spelling van het artikel is gehandhaafd.
Matthew Aid heeft onlangs de organisatiestructuur van de NSA (Stand 2012) zo goed mogelijk in beeld gebracht. Hieronder het enigszins bewerkte en aangevulde resultaat:
Bron: Organizational Structure of the National Security Agency Matthew Aid