VredesMagazine 2e kwartaal 2014
Uitgave van de vereniging VredesMedia waarin samenwerken:
Haags Vredesplatform (HVP), Humanistisch Vredesberaad (HVB), Vereniging Pais, Samenwerkingsverband Stop de Wapenwedloop, Antimilitaristies Onderzoekskollektief VD AMOK, Women’s International League for Peace and Freedom (WILPF) afdeling Nederland.
In Vredesmagazine zijn de tijdschriften Kernwapens Weg!, VD AMOK en de dikke nummers van Vredeskoerier ’t Kan Anders opgegaan.
Redactie
Jan Bervoets, Boudewijn Chorus, Lies Deggeler, Hans Feddema, Benno Houweling, Kees Kalkman, Klaas Meijer, Anke Polak, Jan Schaake, Guido Schokker, Barbara Smedema, Egbert Wever.
Aan dit nummer werkten naast de auteurs mee
David-Jan Donner, Chris Geerse, Tjark Reininga, Martijn de Rooi, Frank Slijper.
De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van een geplaatst stuk. De tekst van artikelen mag worden overgenomen op voorwaarde van bronvermelding. Copyrights van foto’s en tekeningen berusten bij de desbetreffende fotograaf /illustrator.
Fotoredactie
Anne Vaillant
Fotografen en illustratoren
Martin Broek, Rik Lina, Len Munnik, Boyd Noorda, Anne Paq, Ahmed Yilmaz, Tyko.
Vormgeving
Jimmy Slothouwer
Drukker
Drukkerij Mezclado, Tilburg
Abonnementen
Interesse of aanmelding voor een abonnement op Vredesmagazine kan kenbaar gemaakt worden bij de redactie van Vredesmagazine of bij een deelnemende organisatie.
Een jaarabonnement op VredesMagazine (4 nummers) kost 10 euro. U kunt een abonnement nemen via info@vredesmagazine.nl of 015 7850137
Giften
Bedragen die abonnees overmaken boven het verschuldigde abonnementsgeld worden beschouwd als gift voor het werk van de in VredesMagazine samenwerkende organisaties.
Contact VredesMedia
Vlamingstraat 82, 2611 LA Delft, 015 7850137
info@vredesmedia.nl, www.vredemedia.nl
Redactieadres
Obrechtstraat 43 3572 EC Utrecht tel. 06-14127779
e-post info@vredesmagazine.nl
Kopijsluiting volgend nummer: 20 mei 2014
Verschijningsdatum volgend nummer: 25 juni 2014
ISSN 1876-0724
Dit dossier heeft als focus de drone. Het onbemande vliegtuigje dat de laatste jaren zoveel furore maakt, is echter maar één van de verschijningsvormen van een nieuwe wijze van oorlogsvoering. Deze heeft zich tijdens het presidentschap van Obama snel ontwikkeld. Paul Rogers van de universiteit van Bradford noemt dit in zijn steeds informatieve column bij OpenDemocracy de 'oorlog via afstandsbediening' (remote control). Ook Nederland raakt via de aanschaf van drones en de snelle uitbouw van het bestand aan special forces (commando's en mariniers) hierin steeds verder verstrikt.
Behalve de drone maken van deze nieuwe oorlogsvoering deel uit:
De nieuwe vorm van de Amerikaanse oorlogvoering is allereerst een reactie op de mislukkingen van de oorlogen in de fase die eraan voorafging, de massale inzet van grondtroepen in Irak en Afghanistan. De indruk bestaat dat de regering Obama om drie redenen heeft gekozen voor de nieuwe werkwijze. Ten eerste als een manier om de mislukte massale inzet van troepen zonder al te veel kleerscheuren te kunnen beëindigen. Ten tweede om de oorlogen nu in de schaduw voort te kunnen zetten zonder druk van de publieke opinie. Ten derde om zonder al te hoge kosten de situatie in een aantal delen van de wereld te stabiliseren om zich verder te wijden aan wat men in Washington momenteel werkelijk belangrijk vindt: de militaire wedijver met China.
De nieuwe oorlogsvoering van de VS kenmerkt zich dus vooral door doden op afstand zonder veel in het terrein aanwezige soldatenlaarzen en doden vanuit de schaduw in het achterland. Het is een vorm van asymmetrische oorlogsvoering, een gewapend conflict waarbij de twee partijen totaal ongelijkwaardig zijn wat betreft middelen en tactiek. Het luchtoverwicht van de westerse legers is totaal, tegen een drone-aanval is vrijwel geen verweer mogelijk. Maar de guerrillategenstander heeft zijn eigen asymmetrische middelen, de gevreesde bermbommen en zelfmoordaanvallers, die als stoottroepen worden ingezet om een bres te slaan in de verdediging. En dat laat nog buiten beschouwing de blowback, het boemerangeffect, waarbij elke aanval met burgerslachtoffers alleen maar nieuwe wrekers oplevert, zonder dat de bevolking zich veiliger voelt. Het zal een kwestie van tijd zijn voordat ook vijanden van het Westen zich van drones gaan bedienen: de proliferatie van de drone.
De columns van Paul Rogers: www.opendemocracy.net
"Op dit moment is er binnen Europa geen goed alternatief voorhanden voor de 'euro drone'. Gelooft u mij: anders hadden de Fransen die gekocht."
Minister Hennis van defensie, in de Tweede Kamer over de aanschaf van drones, 5 februari 2014
Dronetechnologie heeft zich razendsnel ontwikkeld, met name in Israël en de VS en heeft van daaruit de wereld veroverd. Voor Israël bijvoorbeeld, een grote wapenexporteur, maken drones inmiddels 3 tot 10 procent uit van de huidige wapenexport. Die voorsprong dreigen Europese wapenbedrijven niet meer in te kunnen halen. Dit baart niet alleen hun bazen en aandeelhouders zorgen. Vanuit de Europese Unie worden pogingen ondernomen om, door meer onderzoekssubsidies en internationale samenwerking, de ontwikkeling van een gevechtsklare 'Eurodrone' te stimuleren. Het is twijfelachtig of dat gaat lukken.
De afgelopen jaren was er grote concurrentie op de wapenmarkt op het gebied van gevechtsvliegtuigen. Alleen al in Europa worden drie vergelijkbare toestellen gebouwd: de Eurofighter Typhoon, de Gripen en de Rafale. Die moeten het opnemen tegen Amerikaanse gevechtsvliegtuigen van onder meer Lockheed Martin en Boeing. Hoewel beslissingen over aanschaf officieel genomen worden op grond van prestaties en kosten, is het aangaan van een grote wapendeal in hoge mate het aangaan van een politieke relatie. Mede daardoor trekken de Amerikaanse wapenfabrikanten vaak aan het langste eind en hebben de Europese gevechtsvliegtuigen minder kans.
De centrale rol van gevechtsvliegtuigen wordt nu een beetje overgenomen door drones, zowel in militaire plannenmakerij als op de wapenmarkt. Israël en de Verenigde Staten zijn de voornaamste leveranciers. "Europa heeft minstens 10 jaar verloren. Hoe langer het duurt, hoe dominanter de Amerikanen en Israëli's zullen zijn," volgens Airbus topman Tom Enders. Europese wapenbedrijven proberen in verschillende samenwerkingsverbanden hun achterstand in te halen, op basis van en in samenwerking met Amerikaanse en Israëlische wapenbedrijven. Maar als puntje bij paaltje komt kiezen defensieministers toch voor aankoop van kant-en-klare drones in Amerika of Israël. Door in Israël of de VS 'van de plank' te kopen hoeven regeringen niet bij te dragen aan risicovolle ontwikkelingskosten. Maar dit dreigt ertoe te leiden dat in Europa helemaal geen droneproductie tot stand komt. Het kortetermijnbelang van krappe defensiebegrotingen bedreigt het lange termijn militaire belang van het ontwikkelen van eigen dronetechnologie.
De keus van Frankrijk voor een Amerikaanse Reaper - dezelfde MALE (Medium Altitude Long Endurance) drone die Nederland wil kopen - in plaats van de door Dassault samen met Israël Aerospace Industries ontwikkelde Heron-2, was het meest opvallend, omdat juist Frankrijk zich altijd sterk maakt voor Europese wapenproductie. Net als Nederland kocht Frankrijk onbewapende Reapers voor verkenningsdoeleinden, maar net zoals hier gaan in Frankrijk hardnekkige geruchten dat deze drones - inmiddels in gebruik in Mali - op termijn uitgerust zullen worden met raketten.
Europese wapenbedrijven beconcurreren elkaar in verschillende samenwerkingsverbanden bij het ontwikkelen van een MALE-drone voor Europa. Het Britse BAE Systems en het Franse Dassault Aviation werken samen in het Telemos droneprogramma. De Britse en Franse regering hebben zich herhaaldelijk uitgesproken over de wenselijkheid van een Brits-Franse MALE-drone. Desondanks wachten de bedrijven al jaren tevergeefs op een concrete behoeftestelling en aankoopstrategie van hun regeringen. Daardoor wordt verder investeren in de Telemos voor hen financieel steeds hachelijker. Airbus Defence and Space, (voorheen EADS Cassidian) blies om die reden zijn Talarion MALE droneprogramma af, na tevergeefs te hebben gehengeld naar financiële toezeggingen van de beoogde klanten Frankrijk, Spanje en Duitsland.
Maar de Europese wapenindustrie geeft deze zeer lucratieve markt niet zomaar op. Voor een toekomstig Europees MALE-drone-programma heeft Airbus al overeenkomsten gesloten met het Italiaanse Alenia Aermacchi en Turkish Aerospace Industries, en een 51% aandeel genomen in Rheinmetall Defence. "We blijven praten met onze toekomstige klanten en geïnteresseerde industriële partners om sleuteltechnologie veilig te stellen voor een gezamenlijk Europees MALE programma," aldus een woordvoerder van Airbus. In de aanloop naar de Europese Raadsbijeenkomst over defensie en wapenindustrie in 2013 verscheen een oproep aan Europese regeringen om een Europees dronesprogramma op te zetten, ondertekend door Airbus, Dassault en het Italiaanse Finmeccanica. Volgens de drie defensiegiganten zou het voordeel onder meer zijn dat "essentiële voorwaarden voor de certificering van drones van het begin in het programma wordt meegenomen" en dat "Europese onafhankelijkheid in het omgaan met informatie en inlichtingen gegarandeerd is terwijl tegelijkertijd een robuust systeem wordt opgezet tegen cyberaanvallen." Op dit moment gaat de informatie vanuit drones via de Verenigde Staten en Israël, omdat er geen Europees transmissiesysteem is.
In Brussel vinden de defensiebedrijven een gewillig oor. Al jaren wordt de dronesindustrie financieel gesteund. Het steunen van wapenproductie vanuit Brussel ligt politiek gevoelig. Maar door financiering te verstrekken aan onderzoeksprojecten voor dual-use-producten, met zowel een militaire als civiele toepassing, kan de wapenindustrie toch Europees geld ontvangen. Voor het steunen van dual-use-producten zoals drones heeft de EU de komende zeven jaar 3,8 miljard euro gereserveerd binnen het Horizon 2020-onderzoeksprogramma, onder het hoofdstuk Secure societies - Protecting freedom and security of Europe and its citizens. Op basis van het EU-Israëlisch Associatieverdrag mogen ook Israëlische bedrijven hiervan gebruik maken. Onlangs ontstonden hierover problemen, omdat de EU, tot verontwaardiging van Israël, bedrijven uit de bezette gebieden van deelname wilde uitsluiten. De vestiging van deze bedrijven is immers in strijd met het internationaal recht. Het probleem is inmiddels in der minne geschikt door toevoeging van een vage appendix aan de afspraken. Zowel Israël als de EU hebben immens belang bij de samenwerking binnen Horizon 2020. Israël omdat het geld krijgt, de EU omdat het in de technische kennis uit de Israëlische wapenindustrie kan delen.
De wapenindustrie neemt al jaren deel aan allerlei adviesorganen van de Europese Commissie waarin nieuw Europees wapenindustriebeleid wordt ontwikkeld. Vaak worden de adviezen van deze organen letterlijk door de Commissie overgenomen. UVS International bijvoorbeeld, de belangrijkste Europese lobbygroep voor drones, neemt deel aan de European RPAS* Steering Group. Deze Steering Group heeft de Europese RPAS roadmap (EU-taal voor stappenplan) ontwikkeld. UVS International viel de eer te beurt om deze roadmap officieel aan de Europese Commissie te presenteren op de Parijse wapenbeurs Eurosatory in juni 2013.
Ook bij het beleid rond onderzoeksprogramma Horizon 2020 heeft de Europese Commissie hulp van een Expert Group, de Horizon 2020 Secure Societies Advisory Group. Na een klacht van de Brusselse NGO Corporate Europe Observatory wegens de oververtegenwoordiging van het bedrijfsleven in de adviesorganen van de Commissie adviseerde de Europese Ombudsman aan de Commissie om deze meer gebalanceerd samen te stellen. De Horizon 2020 Secure Societies Advisory Group bestaat nu uit 29 leden, waarvan 12 vertegenwoordigers van organisaties en 17 deelnemers op persoonlijke titel, vanuit specifieke expertise. Betrokken organisaties zijn onder meer Europol, Frontex, het Europees defensie-agentschap EDA, een aantal onderzoeksinstituten en vertegenwoordigers van de wapenindustrie, waaronder de twee grote Europese lobbyorganisaties EOS (European Organisation for Security) en ASD (Aerospace and Defence Industries Association of Europe). Bij de deelnemers op persoonlijke titel zijn drie Nederlanders, waarvan een directeur van defensiebedrijf TNO. De andere twee zijn een professor van de TU Eindhoven en een ambtenaar van Binnenlandse Zaken.
Op een bijeenkomst van het Europees defensie-agentschap EDA in november 2013 besloten Nederland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Italië, Polen en Spanje een 'club' te vormen om een - jawel - roadmap te ontwikkelen. De club moet ervoor zorgen dat de betrokken landen in 2020-2025 in staat te zijn gezamenlijk een MALE-drone te produceren. Nederland is lead nation bij deze club, de Britten doen niet mee. Duitsland heeft overigens al gezegd dat 2020 onhaalbaar snel is.
In een Letter of Intent droegen de lidstaten de EDA op om studie te doen ten behoeve van gezamenlijke productie van een drone die zowel kan surveilleren boven de Middellandse Zee als militaire doelen aanvallen. In een persbericht stelden de lidstaten dat het ontbreken van een eigen MALE-drone een belangrijk tekort in Europese militaire capaciteit is. Gewezen werd in dat verband op de inzet van drones van Amerikaanse makelij bij de interventies in Libië en Mali. Een Nederlands Kamerlid vroeg in dit verband of Mali in de toekomst beschoten zou kunnen worden vanaf vliegbasis Leeuwarden.
Verder krijgt EDA de opdracht om met de Lidstaten en het European Aviation Safety Agency te bepalen hoe het certificeringsproces voor militaire drones in Europa kan worden gestroomlijnd. Ook is een Joint Investment Program overeen gekomen om nieuwe technologie te ontwikkelen, zoals sense and avoid (waarbij de drone zelfstandig andere toestellen waarneemt en vermijdt), automatisch opstijgen en landen (daar is nu nog altijd grondpersoneel voor nodig - een probleem voor de Amerikanen nu ze zich terugtrekken uit Afghanistan, van waaruit de drone-aanvallen op Pakistan plaatsvinden) en luchtverkeersinterfaces. Aan dit onderdeel neemt Nederland overigens niet mee, maar de Britten dan weer wel. Ook krijgt EDA de opdracht een zogenaamd Categorie-B-project voor te bereiden, in de aanloop naar concrete technologieproductie. De kosten worden gedragen door deelnemende Lidstaten.
Ook aan onafhankelijke Europese transmissiesystemen wordt gewerkt. Samen met het European Space Agency (ESA) onderzoekt EDA het gebruik van satellieten voor civiele en militaire drone-navigatie. Daarnaast doet ESA eigen onderzoek naar gebruik van Europese satellieten voor besturing en informatieoverdracht door civiele drones.
Drones heb je in soorten en maten. Verkennings- en bewakingsdrones zijn relatief lichte, soms uit de hand of met een katapult te lanceren minivliegtuigjes. Nederland heeft in deze categorie de Raven van ongeveer 2 kilo en de ScanEagle van ongeveer 20 kilo. De Raven is ingezet in Afghanistan, de ScanEagle voor de Somalische kust tijdens de antipiraterijmissie. Beide zullen worden ingezet in Mali. Bewapenbare drones, zoals de Reaper die Nederland voor verkenningstaken aanschaft, zijn veel zwaarder en kunnen langer, hoger en verder vliegen. Drones boven 150 kilo zijn op dit moment niet toegestaan in het Europese civiele luchtruim. Om die reden trok Duitsland zich in de zomer van 2013 terug uit de ontwikkeling van de Euro Hawk verkenningsdrone van EADS Cassidian, een kwestie die defensieminister Thomas de Maiziere bijna de kop kostte, en de Duitse schatkist 600 miljoen euro. De Maiziere had geen zin om nog langer geld uit te geven aan een project dat hij voorlopig niet gebruiken kon. EADS-topman Enders was laaiend en verklaarde in de aandeelhoudersvergadering dat het "een staaltje Duitse bureaucratie is. Je hoeft alleen het luchtverkeer maar voor 15 minuten stil te leggen om de drone te laten stijgen of dalen." De EU komt met gezwinde spoed aan de problemen tegemoet en heeft 4 miljoen euro uitgetrokken voor onderzoek naar de integratie van zowel civiele als militaire drones in het Europese luchtruim vanaf 2016.
Gevechtsdrones zijn een stapje verder in de technologie en kunnen daadwerkelijk luchtgevechten voeren. De huidige Europese gevechtsdrones, de Baracuda van EADS Cassidian, de Britse Taranis en de Franse nEUROn, zijn ontwikkeld ten behoeve van de technologie, niet om als zodanig in productie te nemen. Maar als er niet snel vervolgstappen worden gezet veroudert de kennis.
Afgelopen februari kwamen Frankrijk en Groot-Brittannië overeen om 120 miljoen pond (146 miljoen euro) te investeren in een gezamenlijke studie naar voortgaande ontwikkeling van gevechtsdrones, gebaseerd op de Taranis en de nEUROn van respectievelijk BAE Systems en Dassault. Deze overeenkomst bouwt voort op de destijds als spectaculair beschouwde Lancaster House Overeenkomst uit 2010, waarin beide landen zich uitspraken voor grotere defensiesamenwerking. Maar dat was voordat Hollande president werd, en voordat in Groot-Brittannië een anti-Europese partij een bedreiging voor het huidige beleid ging vormen. De Frans-Britse militaire liefde is inmiddels wat bekoeld. Het vervolg op de Lancaster House Overeenkomst is in zeer voorzichtige bewoordingen gesteld, en vooral ontbreekt vervolgfinanciering, hetgeen doet vermoeden dat de overeenkomst vooral politieke betekenis heeft. Die ligt erin dat de Fransen en de Britten de andere EU landen er niet bij hebben gevraagd. Ook maken ze een duidelijke keus voor de wapenbedrijven BAE Systems en Dassault, waarmee ze Thales, Airbus (voorheen EADS Cassidian), en andere potentiële producenten buitensluiten.
Hiermee lijkt de brede Europese samenwerking weer naar de achtergrond te verdwijnen ten koste van een bilateraal project. De Europese militaire-samenwerkingsgedachte zit blijkbaar niet zo diep.
* RPAS = Remotely Piloted Areal Systems. De wapenindustrie wil van het woord drones af, vanwege de associaties met het CIA-moordprogramma in Pakistan en Jemen. Bovendien willen ze graag benadrukken dat hun mooie producten geen killer robots zijn, maar dat er wel degelijk een piloot aan de knoppen zit, zij het dan op afstand.
Begin 2012 betaalde Frontex, het grensbewakingsagentschap van de EU, diverse internationale droneproducenten 30.000 euro om hun handelswaar te demonstreren tijdens een driedaagse presentatie vanaf de vliegbasis Aktio in Griekenland. Frontex is zeer geïnteresseerd in de inzet van onbemensde vliegtuigen voor surveillancevluchten boven het Middellandse Zeegebied. En wapenfabrikanten staan te springen om Frontex aan hun klantenbestand toe te voegen.
Juridische obstakels, het verbod op het gebruik van volledig onbemenste vliegtuigen in het commercieel in gebruik zijnde luchtruim, vormen nu nog een belemmering voor daadwerkelijke aanschaf en gebruik van drones door Frontex.
Oktober vorig jaar kwamen meer dan 300 mensen om voor de kust van het Italiaanse eilandje Lampedusa, toen hun boot in brand vloog en daarna zonk. De schok was groot en de discussie over hoe het Europese migratiebeleid vorm te geven laaide op. Van allerlei kanten werd aangedrongen op het zoeken naar manieren om dergelijke tragedies in de toekomst te voorkomen.
Hoewel veel slachtoffers onbekend en naamloos blijven, schatten diverse NGO's dat het totaal aantal migranten dat is omgekomen bij pogingen via de Middellandse Zee in Europa te komen, inmiddels is opgelopen tot zo'n 20.000. Er lijkt bovendien een stijgende lijn in te zitten, want de laatste jaren loopt het aantal slachtoffers op.
De Europese Unie reageerde met een verdere aanscherping van het migratiebeleid en de keuze voor de inzet van meer militaire middelen en technologie om migranten tegen te houden. Het beleid tegen illegale immigratie werd ondergebracht in de 'defensie en security'-peiler van de EU. In december ging bovendien het grensbewakingssysteem Eurosur officieel van start. Een belangrijke rol binnen het palet van de verdere militarisering van de Europese buitengrenzen lijkt weggelegd voor drones.
Frontex toont al enige jaren interesse voor de inzet van drones ten behoeve van grensbewaking, met name boven in het Middellandse Zeegebied. Ilkka Laitinen, directeur van Frontex, stelt dat drones gebruikt kunnen worden om het werkgebied uit te breiden, "om de overdracht en de productie van extra surveillancegegevens vanuit een gebied buiten de Europese grenzen te regelen."
In 2011 kreeg Frontex van het Europees Parlement groen licht om zelf materieel aan te schaffen. Tot nu toe heeft dit niet tot de aankoop van drones geleid, mede omdat nog onduidelijk is of, en zo ja, wanneer, deze daadwerkelijk ingezet mogen worden. De EU verwacht nu dat het mogelijk pas in 2028 zover zal zijn.
Verschillende Zuid-Europese landen bespreken sinds enige tijd het nationale gebruik van drones voor grensbewaking, al dan niet gekoppeld aan inzet in het kader van Frontex.
Italië besloot daadwerkelijk hiertoe over te gaan in de nasleep van het drama bij Lampedusa afgelopen oktober. De Italiaanse luchtmacht stelde Predator-drones (sic), uitgerust met surveillancecamera's beschikbaar voor een missie waarbij de totale inzet van schepen en vliegtuigen voor grensbewaking werd verdrievoudigd.
Frankrijk testte de S100-drone, geproduceerd door het Oostenrijkse Schiebel, voor grensbewaking. Volgens de Franse marine kunnen schepen door het gebruik van deze drone een twee keer zo groot gebied als voorheen in de gaten houden.
Noord-Afrikaanse landen worden door de EU zwaar onder druk gezet om migranten tegen te houden voordat ze aan de overtocht naar Europa beginnen. Tegen deze achtergrond overwegen ook Libië en Algerije de aanschaf van drones voor grensbewaking. Marokko is al een stap verder, dat nam drie onbewapende Harfang-drones van de Franse krijgsmacht over.
Eurosur moet het overkoepelende, centrale instrument worden om bewaking en surveillance aan de Europese zuidelijke buitengrenzen en ver daarbuiten te coördineren. Het voorziet in het uitwisselen van real time beelden en data tussen EU-lidstaten en Frontex. De informatie wordt verzameld door middel van surveillances in het Middellandse Zeegebied, waarbij drones, satellieten en marineschepen ingezet worden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de militaire industrie flink gelobbyd heeft om Eurosur van de grond te krijgen.
De militaire industrie profiteert vooralsnog echter vooral via de zogenaamde Kaderprogramma's waarmee de Europese Unie jaarlijks miljoenen in onderzoek en ontwikkeling op diverse gebieden, van voedselvoorziening tot nanotechnologie, investeert. Security-projecten vormen een van de peilers van deze programma's. Grensbewakingsprojecten zijn hier weer een belangrijk onderdeel van. Daarbij duiken regelmatig dronesgerelateerde projecten op.
Al onder de zogenaamde Preparatory Action for Security Research, dat liep van 2004 tot 2006, kreeg een consortium onder leiding van het Franse bedrijf Dassault Aviation vijf miljoen euro om de mogelijke bijdrage van drones voor grensbewaking te onderzoeken. Het Nederlandse Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) was ook bij dit project betrokken.
Onder het daaropvolgende Framework Program 7 (2007-2013) breidde het aantal projecten zich snel uit, veelal gekoppeld aan Frontex en/of Eurosur. Onder onnavolgbare afkortingen als SEABILLA, PERSEUS en OPARUS hielden consortia van bedrijven en onderzoeksinstellingen zich bezig met de ontwikkeling van zaken als een maritiem grensbewakingssysteem, een maritiem surveillancesysteem voor grensbewaking en een open architectuur (vrij beschikbare digitale architectuur) voor grensbewaking door middel van drones. In alle gevallen nam de inzet van drones een belangrijke plaats binnen het project in. De Airbus Group (voorheen EADS, met hoofdkantoor in Leiden), Thales Nederland en TNO waren de belangrijkste betrokken bedrijven uit Nederland in de consortia die geleid werden door het Italiaanse Selex Sistemi Integrati (SEABILLA), het Spaanse Indra Sistemas (PERSEUS) en het Franse Sagem (OPARUS).
Afgelopen december is het nieuwe Kaderprogramma Horizon2020 van start gegaan, dat loopt tot 2020. Op het gebied van grensbewaking springt in de eerste serie projecten vooral een onderzoek naar het gebruik van optioneel bemenste vliegtuigen in het oog. Een logische stap: gezien het nog geldende verbod op het gebruik van drones in het commercieel luchtruim, wordt nu ook gekeken naar de mogelijke bruikbaarheid van vliegtuigen die zowel met als zonder piloot kunnen vliegen. De EU verwacht tussen de 5 en 12 miljoen euro kwijt te zijn voor dit project.
Diverse andere landen gebruiken eveneens drones voor grensbewaking. Vooral aan de Amerikaans-Mexicaanse grens zijn ze al volop in gebruik, al twijfelen deskundigen aan de effectiviteit ervan. Verdere militarisering van de grensbewaking is voor veel politici echter een voorwaarde om steun te geven aan een beperkt 'pardon' voor illegalen die zich al in de Verenigde Staten bevinden.
Australië, de laatste tijd veel in het nieuws vanwege een forse aanscherping van het migratiebeleid, overweegt de aanschaf van drones om grotere gebieden op zee in beeld te kunnen brengen. De Triton-drone van de Amerikaanse wapengigant Northrop Grumman wordt als meest waarschijnlijke kanshebber voor aanschaf genoemd. Ook landen als India en Zuid-Afrika zetten drones in bij grensbewaking.
De EU probeert de met de verdere militarisering van de grensbewaking ingezette beleidslijn neer te zetten als dé oplossing om in nood gekomen migranten te redden. Een slim verkooppraatje, dat helaas goed werkte. Het Europees Parlement stemde met grote meerderheid in met operationele regels die het in december 2013 in werking stellen van Eurosur mogelijk maakten. De primaire taak van Eurosur en Frontex is en blijft het stoppen en terugsturen van migranten die de Europese Unie proberen binnen te komen.
De roep om meer grensbewaking in reactie op de ramp bij Lampedusa kan op felle kritiek vanuit mensenrechtenorganisaties, progressieve Europarlementariërs, migratieactivisten en vluchtelingenondersteuners rekenen.
Hein de Haas, mededirecteur van het International Migration Institute van de Universiteit van Oxford, schreef in een vernietigend commentaar dat het "de aanscherping van de grenscontroles [is] die migranten dwingt om gevaarlijke routes te nemen en ze steeds afhankelijker van mensenhandelaren maakt om de grens over te komen." Hij noemde dit "het echte schandaal" omdat "overheden en agentschappen zoals Frontex schaamteloos misbruik maken van tragedies zoals de ramp voor de kust van Lampedusa om nog meer geld te investeren in de 'strijd tegen illegale migratie'. Hierdoor zal ook in Europa de afhankelijkheid van de mensensmokkel alleen maar vergroten, vluchtelingen zullen de toegang tot bescherming ontzegd worden en het dodental aan de grenzen zal nog verder oplopen."
De Duitse Europarlementariër Ska Keller (Bündnis 90/Die Grünen) uitte specifieke kritiek op de illusie dat de inzet van drones migranten in nood zou kunnen helpen: "Zelfs als een drone een vaartuig ontdekt, kan het niets voor de opvarenden doen. Je hebt echte mensen nodig daar, en een drone gebruiken biedt daar geen garantie op."
Op 18 februari vond in Nederland een parlementaire hoorzitting plaats over drones. Daarvoor waren enkele Pakistanen uitgenodigd, die wonen in de bergen rond Waziristan en voor de belangen van hun medebewoners, met name vrouwen en kinderen, opkomen. Zij zouden vier Europese parlementen bezoeken. Eén van hen, Karim Khan, een onderwijzer aan een openbare school, heeft door een drone-aanval vier jaar geleden zijn broer en zoon verloren. Hij wilde een reis maken door Europa om aandacht te vragen voor de aanvallen van drones in Pakistan.
Khan heeft in 2010 een aanklacht tegen de Amerikanen ingediend wegens de aanval en wil een aanklacht indienen bij het Internationaal Gerechtshof. Maar voor zijn vertrek werd hij door onbekenden ontvoerd, door onbekenden 'verhoord' met bastonnades (afgerost met stokslagen) en na ruim een week vrijgelaten. Tijdens de hoorzitting kwamen ook journalisten en advocaten aan het woord.
Dit gezelschap kwam na deze hoorzitting bijeen in Humanity House, waar PAX een avond had georganiseerd met Khan's steunorganisatie Reprieve, en waar SP-kamerlid Harry van Bommel als een van de aanvragers van de hoorzitting mede het woord voerde. Men moet grote bewondering hebben voor Khan, die na een week ontberingen in gevangenschap en dagen ononderbroken activiteit tot ver in de avond zijn stem wilde laten horen. De vermoeienissen na de vele gesprekken die hij naast zijn optreden met journalisten heeft gevoerd - waarnaast paginagrote artikelen in De Volkskrant en Trouw verschenen - waren hem aan te zien. Actief was ook de journalist Noor Behram, die zeventien inslagplaatsen in het gebied had bezocht en ter plaatse de schade opnam. Samen met een advocaat en een woordvoerder van Reprieve stelden zij de 'precisiekwaliteit' van de drones als aanvalswapens tegen terrorisme scherp ter discussie.
Want drones zijn helemaal niet zo nauwkeurig als een chirurg. In Pakistan hebben 350 aanvallen van drones plaats gevonden. Noor liet een foto zien met vier kinderen die in een tehuis zaten en in 2010 zijn omgekomen. In totaal zijn er honderd krijgers getroffen tegenover 3.000 burgerslachtoffers. Dat is wel een zeer grote hoeveelheid. Welnu, als drones niet nauwkeurig zijn en er dus een dreiging is dat mensen willekeurig omkomen, dan is er sprake van terreur. Dorpelingen leven voortdurend in angst, of wat men tegenwoordig noemt: permanente stress, omdat niet de terroristen worden bedreigd maar zijzelf. Een zaak die ook door Human Right Watch en Amnesty International onder de aandacht is gebracht.
Met dit beeld als uitgangspunt ontstond er een discussie over de vraag of de verstuurders van drones oorlogsmisdaden plegen, en zo ja: in hoeverre.
Het probleem was volgens Van Bommel dat er voor het gebruik van drones geen regels bestaan. Het zijn wapens die vaak buiten een reguliere oorlogssituatie worden toegepast en er bestaat niet zoiets als voorschriften voor een 'legaal gebruik van drones'. Veel activiteiten met drones vinden plaats tijdens geheime operaties, zowel op het gebied van verkenning als operationeel met wapens. Ook Nederland doet hieraan mee, al blijft het bij ons voorlopig tot verkenning beperkt: in ieder geval in Afghanistan en Mali. Wat wij als democratie over dat gebruik zouden moeten eisen is in twee begrippen samen te vatten: transparantie - dus openheid over het gebruik - en een mogelijkheid tot aansprakelijkheid (accountability ).
En deze mogelijkheid is er niet. De VS hebben zich niet aangesloten bij het Statuut van Rome (de basis voor het Internationaal Strafhof) en zullen niet bereid zijn militairen uit te leveren. Bovendien is onduidelijk of conventies inzake het oorlogsrecht van toepassing zijn, omdat er vaak geen sprake is van een oorlogssituatie.
Dit leidde vanuit de zaal en ook elders tot tal van vragen.
Onduidelijk is welke marges er zijn voor collateral damage ('bijkomende schade' - een eufemisme voor burgerslachtoffers) bij het uitschakelen van die andere dreiging: terroristen.
Gaat het om fouten of is te bewijzen dat het doden van burgers systematisch is (zoals bijvoorbeeld tijdens operaties met de V-1 door Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog)? In het laatste geval is er sprake van 'collectief straffen' van plaatselijke gemeenschappen. Het noordoosten van Afghanistan is dan beland is in een situatie als tijdens de laatste Britse koloniale oorlog, toen er met vliegtuigen bommen op burgers werden gegooid. Dat werd indertijd door de wereldgemeenschap gedoogd. Men zou kunnen stellen: dit is oorlog zonder oorlogsverklaring, maar daar staat tegenover dat de aanvallen na 9/11 door de regering van Pakistan gedoogd zijn. Is de regering van Pakistan dan eveneens aansprakelijk?
Over deze vragen is al in 2011 een - in het Engels gesteld - rapport verschenen van IKV-Pax Christi met de vraag "Maakt onbemand onacceptabel?" Het antwoord is vooral moreel: het feit dat men vanuit zijn eigen huiskamer in het Westen oorlogsslachtoffers kan maken in het Nabije Oosten of waar ook ter wereld vergemakkelijkt het oorlogsvoeren. En dat men daarmee zonder vorm van proces standrechtelijk kan executeren - wat immers het doel van de inzet is - maakt het stelsel verwerpelijk. Je zou je moeten afvragen: wat gebeurt er als iemand deze wapens, nu ver van je eigen bed in werking gezet, in het eigen vaderland wil gaan toepassen? Bijvoorbeeld als een staatsleider zelf het 'structuurmodel' (stramien) van dit vaderland wil dicteren en zuiveren van 'ongewenste elementen'?
Jan Bervoets
Bronnen:
Cor Oudes, Wim Zwijnenburg, Does unmanned make unacceptable? Exploring the debate on using drones and robots in warfare (pdf), IKV Pax Christi, Utrecht 2011.
www.amnestyusa.org en de daar aangegeven links om verder te lezen.
Jeremy Scahill
Dirty Wars - The World is a battlefield
Serpent's Tail, London 2013
521 blz. met kaarten, noten, index
Dirty Wars - smerige oorlogen - is de weerslag van een type grondige onderzoeksjournalistiek dat helaas steeds schaarser wordt. Het boek beschrijft hoe zich een nieuw type geheime oorlog ontwikkelt, die momenteel vooral door de Amerikaanse strijdkrachten wordt gevoerd.
Het boek is gebaseerd op interviews met militaire strategen, analyses van de plannen en de wapenprogramma's die ze hebben ontwikkeld en de gevolgen van de toepassing van die programma's voor de wereld van de gewone mensen.
Een van de wapensystemen waarvan de werking wordt onderzocht zijn de drones, maar deze staan niet op zichzelf. Een drone is immers niet meer dan een stuk gereedschap, een onbemand vliegtuig, onbewapend of bewapend. Veel van de door Scahill onderzochte aanvallen gaan dan ook over de inzet van helikopters, gewone bemande bommenwerpers en kruisvluchtwapens (vanaf een onderzeeër afgevuurd), of speciale commando's die per helikopter of anderszins worden aangevoerd om door de Amerikanen gezochte strijders te doden.
Deze speciale operaties met speciale wapens zijn niet nieuw in de geschiedenis van de Amerikaanse krijgsmacht. Voorlopers van de CIA zoals het Office of Strategic Services (OSS) ondernamen al in de Tweede Wereldoorlog gerichte moordoperaties, net zoals speciale verkenningseenheden van het Amerikaans leger en de CIA tijdens de Vietnam-oorlog. De aanslagen van 2001 hebben echter geleid tot een veel grotere nadruk op dit type oorlogvoering, waaraan een steeds groter deel van de Amerikaanse oorlogsbegroting wordt besteed. Voor het begrotingsjaar 2014 werd een verzoek voor 9.913 miljard dollar ingediend bij het VS-Congres (ter vergelijking: de totale Nederlandse defensiebegroting bedraagt ongeveer 8 miljard euro - 11 miljard dollar).
Deze verschuiving naar geheime militaire operaties vormt de rode draad in het werk van Scahill. Een bijzonder belangrijk element daarbij is de toenemende privatisering van dit type oorlog. Net als in de conventionele oorlogvoering worden steeds meer privé-ondernemingen ingezet, wat als bijkomend voordeel heeft dat ze geen verantwoording hoeven af te leggen aan het Amerikaanse Congres.
Scahill onderzoekt voor de periode 2001-2013 het ontstaan van een parallelle structuur naast de oude formele militaire bevelslijnen, waarbij die bevelslijnen regelrecht naar de politieke top leiden. Dit maakt het mogelijk om in zeer besloten politieke kring - bijvoorbeeld de Amerikaanse president, de minister van Defensie, de nationale veiligheidsadviseur en een paar juridische experts - richtlijnen op te stellen die direct door dit gehele apparaat worden uitgevoerd.
Scahill heeft de componenten van dit geheime oorlogsapparaat zorgvuldig ontleed. In 57 hoofdstukken behandelt hij de belangrijkste beleidslijnen in de geschiedenis van het Joint Special Operations Command (JSOC) - de belangrijkste tak van het Amerikaanse leger die deze operaties onderneemt - en de CIA, evenals talloze voorbeelden van aanvallen in Irak, Somalië, Jemen en Pakistan. Daardoorheen gevlochten zijn de verhalen van de mensen die het doelwit zijn van de aanvallen. Die verhalen zijn tot stand gekomen door ter plaatse in de aangevallen locaties interviews af te nemen met overlevenden, familieleden en ooggetuigen.
Daarbij besteedt hij veel aandacht aan de jacht van de Amerikaanse speciale eenheden op Anwar al-Awlaki, een radicale Amerikaanse moslimprediker, die zich keerde tegen het Amerikaanse beleid en in feite een pleitbezorger van de jihadi's werd. Dat voorbeeld geeft aan dat zelfs Amerikaanse staatsburgers zich niet kunnen beroepen op hun grondwettelijk recht op een proces als de executielijsten eenmaal zijn vastgesteld. Een van de belangrijkste opmerkingen van Scahill over die lijsten is dat ze nooit korter worden. Hoe meer 'hoogwaardige' doelwitten worden getroffen, hoe meer vijanden erbij komen, die vanzelfsprekend ook weer op die lijsten terechtkomen. Het is een formule voor permanente oorlog, overal ter wereld tegen iedereen die op schimmige, oncontroleerbare, juridische gronden wordt gedefinieerd als 'terrorist' of 'een gevaar voor de Amerikaanse staat'.
Scahill heeft een zeer grondig staatje onderzoeksjournalistiek verricht, bijzonder nuttig voor iedereen die op dit terrein werkzaam is. De film waarin een deel van dit materiaal verwerkt is, is ook zeer de moeite waard om te zien.
De Raven RQ-11A van AeroVironment is een kleine tactische drone voor verkenningen van maximaal 60 minuten. De toestellen kunnen 10 km ver vliegen. Nederland heeft 25 Raven-systemen met elk drie drones en een grondstation. De Raven stuurt beelden naar het grondstation, waar ze worden opgeslagen en bewerkt. De verkenner kan worden uitgerust met een daglicht- of een infraroodcamera. Het toestel lijkt op een modelvliegtuig, wordt gelanceerd met de hand en landt zelf op een van te voren vastgestelde plek. De Raven is in gebruik bij mariniers, commando's en verkenningseenheden.
De ScanEagle van Boeing verzamelt beelden op verschillende hoogten zonder al te veel geluid te maken. Een systeem bestaat uit een grondstation met ofwel zes vliegtuigen (analoge versie) of drie vliegtuigen (digitale versie), een lanceerinrichting en een opvangsysteem. Nederland heeft één analoog ScanEagle systeem en twee digitale. Het toestel stuurt videobeelden van een daglicht- of infraroodcamera live door naar het grondstation. Het verbruikt weinig brandstof en kan tot 22 uur in de lucht blijven. De ScanEagle wordt gelanceerd met een katapult en bij de landing opgevangen met een van een haak voorziene verticale kabel. Het systeem is ingezet in het kader van de bestrijding van piraten.
De ScanEagles vallen evenals de Ravens organisatorisch onder 107 Aerial Systems Battery in 't Harde. Dit is een onderdeel van JISTARC, het inlichtingencommando van het Nederlandse leger.
De Reaper MQ-9 van General Atomics zal in 2016 binnenkomen bij defensie. Het is een wat grotere drone. Er zullen vier vliegtuigen, een grondstation voor starts en landingen en een grondstation voor tijdens de vlucht worden aangeschaft. De vliegtuigen hebben een elektro-optische en infraroodsensor, een grond- en oppervlakteradar en een laser voor het aanwijzen van doelwitten. De radar ziet ook bewegende objecten. Het toestel kan 24 uur in de lucht blijven en heeft een verhard banenstelsel nodig. De communicatie tussen het besturingsstation en het inzetgebied loopt via een satelliet. De Reapers gaan vallen onder een nieuw op te richten eenheid van het Commando Luchtstrijdkrachten.
De Reaper die Nederland nu heeft gekocht is voor verkenning, maar kan zoals defensie het uitdrukt 'na een kleine aanpassing' worden bewapend. Hiervoor is wel aparte politieke goedkeuring nodig. Ook kan de Reaper natuurlijk samen met bewapende drones van bijvoorbeeld de VS optreden, waarbij Nederland dan het inlichtingenbeeld zou verzorgen. De VS opereren vaak met een combinatie van bewapende en verkenningsdrones.
Bronnen:
defensie.nl/onderwerpen/onbemande-vliegtuigen/inhoud/welke-onbemande-vliegtuigen
Wikipedia (ScanEagle)
Tweede Kamer 30806, Nr. 16. Onbemande vliegtuigen (UAV)
Documentatie VD AMOK
Medea Benjamin
Drone Warfare - Killing by Remote Control
OR Books, 2012
262 blz.
In november 2013 besloot Nederland het onbemande vliegtuig Reaper aan te schaffen. De Reaper is een drone van wapenbedrijf General Atomics, dat groot is geworden door de ontwikkeling van drones. In 1980 had het bedrijf nog een omzet van 115 miljoen dollar, in 2010 is dat al gegroeid tot 662 miljoen. Deze informatie komt uit Drone Warfare - Killing by Remote Control geschreven door Medea Benjamin. Dit boek geeft een overzicht van de ontwikkelingen op het gebied van drones en volgt een drone van wieg tot graf: van productie via inzet naar slachtoffers. Vervolgens gaat het over wetgeving, acties tegen drones en een internationale campagne.
Het boek is grotendeels gebaseerd op geschreven bronnen, maar ook op bezoeken aan Pakistan en Afghanistan. Dat leidt tot persoonlijke verhalen met gruwelijke details. Zoals een verhaal van een meisje van dertien jaar en haar broers: "Opeens hoorden ze een dreigend gebrom en toen was er een explosie: iets vreselijks was uit de lucht gevallen, het trok hun huis uit elkaar en slingerde lichaamsdelen van hun moeder en twee broers door de lucht." Het maakt de gruwelen van de aanvallen door drones invoelbaar.
Er zijn bewapende en onbewapende drones en er zijn hele kleine drones. DARPA, de defensieonderzoeksorganisatie van de Verenigde Staten, looft prijzen uit van 100.000 dollar voor studenten en hobbyisten die met een goed plan komen. Voor een habbekrats halen ze zo ideeën binnen. Benjamin schrijft over zwermen kleine drones, die als kamikazes op een doel afgaan, en over drones die zich vastplakken aan een doel en exploderen op het moment dat dit gewenst wordt.
Drone Warfare is een campagneboek. Dat is niet verrassend, schrijfster Benjamin is medeoprichtster van de door vrouwen geleide vredesorganisatie Code Pink, die campagne voert onder de leus Ground the Drones. Ze vertelt met enthousiasme over acties tegen drones, zoals naming and shaming van wapenfabrikanten, juridische procedures, gebruik van de Amerikaanse Wet Openbaarheid van Bestuur (Freedom of Information Act - FOIA) etc. "Eén van de beste methoden om een basis voor activisme te bouwen is je richten op lokale connecties met drones en de inzet daarvan," schrijft ze.
Een opsomming van acties en internationale bijeenkomsten is één, maar hoe zou een brede internationale campagne eruit moeten zien? Daarover is het boek onduidelijk. Het doet wel aanzetten. In het voorwoord, door feministe Barbara Ehrenreich, staat: "Als we de oorlog willen stoppen moeten we ons richten op alle wapens die oorlog mogelijk maken en zelfs uitlokken (.) en de industrieën die ze produceren. (.) We moeten het ons aantrekken dat ze worden ingezet voor binnenlands gebruik en zelfs bewapend aan de Mexicaanse grens, en mogelijk ook tegen Amerikaanse demonstranten."
Benjamin pent een scala aan argumenten neer die handig zijn om te kennen bij de strijd tegen drones. Opmerkelijk vond ik het gegeven dat in de officiële cijfers van het Pentagon het aantal civiele droneslachtoffers kunstmatig laag gehouden wordt, door alle volwassen mannelijke slachtoffers als strijder te definiëren. Wie een geweer heeft loopt extra kans als doelwit te worden gezien. Een Pakistaanse advocaat reageert: "Als dat het criterium is dan moet de VS een genocide beginnen, omdat alle mannen in het gebied [Waziristan in Pakistan] een AK-47 dragen en zich houden aan de sharia. Dat is deel van hun cultuur. Sinds wanneer kan je mensen vermoorden om hun overtuiging?"
Op zoek naar campagnemogelijkheden noemt Benjamin de succesvolle campagne tegen landmijnen, die leidde tot een VN-verdrag tegen anti-personeelsmijnen (AP). Een verbod per verdrag waaraan de VS niet deelneemt. Hetzelfde geldt voor Israël, dat veel drone-technologie exporteert en ruime aandacht krijgt in het boek.
Jody Williams, die namens de Internationale Campagne voor de Afschaffing van Landmijnen (ICBL) de Nobel Vredesprijs kreeg, vermoedt dat een brede campagne tegen drones weinig uit zal halen. "Landmijnen waren klein grut," zegt Williams. "Drones zijn anders. Die zijn een melkkoe voor fabrikanten, lobbyisten en de overheidsbandieten. Er komt een grootschalige wapenwedloop voor dit soort wapens en ik ben bang dat bedrijven geen verbod zullen toestaan." Wat wel een campagnedoel zou kunnen zijn, is voorkomen dat er geautomatiseerde bewapende drones op de slagvelden komen, zegt Williams. Dat sluit aan op de campagne van het International Committee for Robot Arms Control (ICRAC) dat al stappen heeft gezet binnen de VN. Of Benjamin ook die richting op wil is onduidelijk. Een onduidelijkheid die ze misschien expres laat bestaan, om niet te hoeven kiezen tussen wat haalbaar en wat nodig is. "Het gebruik van drones moet beperkt en transparant worden," schrijft ze, "en op zijn minst bekend."
De inzet van drones in conflictgebieden veroorzaakt veel stress. Op sommige plaatsen komen drones wel 15 keer op een dag overvliegen. De ene keer observeren ze alleen, de andere keer schieten ze op je familie. Hoe zit het met de onbewapende drones? Benjamin geeft een paar maal aan dat er ook drones zijn die nuttig worden gebruikt bij bijvoorbeeld rampenbestrijding. Maar er zijn ook onbewapende drones die ingezet worden voor het verzamelen van militaire inlichtingen, het bespioneren van mensen in conflictgebieden of 'gewoon' hier in het binnenland. De discussie hierover wordt in het boek nauwelijks gevoerd. De Brit Chris Cole van Drone Wars UK zegt in het boek tegen Benjamin: "Er is ook veel meer scepsis tegenover observatie door drones in het VK dan in de VS." En daarmee lijkt de kous af. Een discussie over een mogelijke coalitie met groepen die zich richten op burgerlijke vrijheden wordt uit de weg gegaan.
Het boek is vooral op de VS gericht. Wat doen British Aerospace Systems en de Europese Airbus Group (voorheen EADS) op dit gebied? Welke spelers zijn er verder in Europa? In Europa gaan de ontwikkelingen op dit gebied redelijk snel. Jammer dat dit aspect in het boek ontbreekt.
Een zwakte van het boek is dat het bijna lijkt alsof politiek wordt gemaakt door wapens, niet door mensen. "Bij oorlogsvoering met drones is het niet nodig om eerst de bevolking achter de oorlog te krijgen (.) of om eerst heftige debatten in het Congres te voeren. (.) De gevechten in Libië werden gevoerd door drones." zijn illustratieve citaten. Belangrijker is een andere zwakte, namelijk de afwezigheid van een visie op de Amerikaanse militaire strategie waarbinnen drones passen. Bush maakte in 2001 een einde aan een verbod op het gericht vermoorden van tegenstanders, dat 25 jaar had bestaan. De budgetten voor de special forces, de crème de la crème van het leger, werden ondanks allerlei bezuinigingen op defensie de afgelopen jaren juist groter. Kleinschalige optredens - eventueel met het gericht afschieten van tegenstanders - winnen aan belang. Hierdoor neemt de controle op de operaties af. Oorlogsvoering verandert, en de technologie van de drones past daar wonderwel in.
De drone die ook Nederland gaat kopen, de Reaper, krijgt nogal wat aandacht in het boek. Het vliegtuig wordt dan ook bewapend ingezet door de twee organisaties waarop het boek vooral zijn pijlen richt: de CIA en het Joint Special Operations Command (JSOC, dat samenwerkt met Academi, de opvolger van Blackwater). Zij zetten drones in binnen grotendeels geheime programma's. Het werd door de Amerikaanse generaal Petraeus omschreven als "een moordmachine die bijna op industriële schaal opereert." Jammer dat het boek geen index bevat, zodat ik dit soort zaken snel kan vinden.
Het boek richt zich tegen een andere winnaar van de Nobelprijs voor Vrede, president Obama, die "zijn tactieken simpelweg heeft veranderd van laarzen op de grond naar moordenaars in de lucht." In landen met een islamitische bevolking die bondgenoot zijn van de VS, was in juni 2012 tussen de 81 en 89 procent tegen drones. In de State of the Union van afgelopen januari meldde de president dat voortaan voorzichtiger met drone-aanvallen zal worden omgegaan. De kritiek wordt op zijn minst opgemerkt. Meer kritiek op droneprogramma's, ook de Europese, kan zeker geen kwaad om de opmars ervan verder te hinderen. Het boek van Benjamin zorgt ervoor dat je snel en goed onderbouwd een mening kan vormen over de vliegtuigjes die worden bestuurd op afstand.