EU: wereldmacht of wereldpartner?
Ludo De Brabander
Behalve op het terrein van de militarisering onderscheidt de EU nog een aantal andere beleidsterreinen. In deze annex een overzicht van de meest in het oog springende ontwikkelingen.
"De Europese Unie is als een fiets. Hij moet rijden, anders valt hij om", aldus de Belgische premier Verhofstadt in zijn toespraak voor het European Policy Center op 21 september 2000. Dat kan kloppen, maar blijft de vraag die ons inziens veel belangrijker is: waarheen rijdt de fiets?
Sedert het midden van de jaren '80 hebben de landen van de EU zich hoofdzakelijk geconcentreerd op financieel-economische dossiers: de liberalisering van de kapitaalmarkt (juli 1990), een ééngemaakte markt (januari 1992), de eenheidsmunt (1999 -2002),... Telkens werden kleine stapjes genomen, geheel overeenkomstig de filosofie van Monnet, die daarin de beste strategie zag tot integratie. De gemakkelijkste dossiers werden over de streep getrokken of beter, vooral die thema's zijn Europees geworden die in het belang zijn van het bedrijfsleven. In wezen is de EU daardoor vooral een Europese Economische Gemeenschap gebleven, een unie van de 'homo economicus'.
We zijn echter nog ver verwijderd van een echte Unie, een Unie waarin mensen zich verbonden voelen. Zo'n Unie bouw je niet zomaar. Daarvoor heb je o.a. sociaal weefsel, betrokkenheid van de burger, een Europese geest en vooral (basis)democratie voor nodig.
De discussies tijdens de top in Nice, december 2000, zijn voldoende redenen om zich in dat verband verder zorgen te maken. Men vliegt er mekaar niet in de haren over een sociaal Europa, over de vergroting van het democratisch gehalte of over hoe de EU dichter bij de bevolking kan worden gebracht. De grote strijd, de heldendaden, de vette krantenkoppen gingen over hoeveel macht ieder in staat is naar zich toe te trekken. De discussies over de besluitvorming, met name wat via gekwalificeerde meerderheid zou moeten worden beslist, gingen niet over meer democratische controle naast efficiëntie, maar over hoeveel greep iedereen over een dossier wenst te behouden.
Toch blijft de Belgische premier Verhofstadt, die in de tweede helft van 2001 het voorzitterschap van de EU moet waarnemen, optimistisch: "Het moet niet alleen een democratisch, pluralistisch en solidair Europa zijn, het moet ook een sterk Europa zijn dat een prominente rol speelt op wereldvlak, dat zijn zeg doet en zijn zeg krijgt en vooral dat zijn ideeën en waarden universeel weet uit te dragen. Dat is geen imperialistische ingesteldheid maar, ik heb het woord daarnet al gebruikt, onze universalistische opvatting. We geloven dat de waarden die we koesteren, democratie, mensenrechten, rechtstaat, intermenselijke solidariteit, waarden zijn die voor de hele wereld kunnen gelden. Kortom, we willen een Europa dat zowel op moreel als op economisch vlak leiding kan nemen en leiding kan geven, dit naast de andere democratische grootmachten in de wereld."
Het zijn uitspraken die zijn collega's in Nederland, Duitsland, Frankrijk, enz. alleen maar kunnen beamen. Wie voelt zich op dat niveau niet geïnspireerd door de waarden die Verhofstadt oproept? Lees een toespraak van om het even welke Europese leider en je zal er dezelfde 'historische' woorden in herhaald vinden. Dat is de EU van de speeches, de grote woorden, de mooie verhalen.
De EU van de realiteit lijkt meer op een vaag afkooksel daarvan. De leiders van de grote toespraken vergeten de eigen woorden op het moment dat ze rond de onderhandelingstafel plaatsnemen. Daar wordt een EU gestalte gegeven die de vorm aanneemt van een groot bureaucratisch en log monster. Een langzaam voortschrijdende platwals waar niemand nog zicht op heeft, waarop de democratie, de burger de controle dreigt te verliezen. Een wereldmacht ook die vooral geïnteresseerd lijkt in het veilig stellen van zijn economische en geo-strategische belangen.
Op lange termijn zal dat gaan wegen. De bevolking kan het EU-gebeuren zo langzamerhand geen moer meer schelen. Tijdens de Europese verkiezingen van juni 1999 ging minder dan de helft van de Europeanen stemmen. In Groot-Brittannië daagde zelfs minder dan een kwart van het electoraat op. In Finland en Nederland was dat 30 procent. Waarom ook gaan stemmen als het Europees parlement op veel terreinen niets in de pap te brokken heeft, wanneer niemand nog ziet wat waar bedisseld wordt?
De politieke elite beslist daarin zelden alleen. Ze tafelt geregeld met de economische elite. Een maand voor de start van de WTO-milleniumronde in Seattle, werd een onderonsje georganiseerd in het Interncontinental Hotel in Berlijn tussen de top van de bedrijfswereld en EU en VS-functionarissen onder leiding van de Europese Handelscommissaris, Pascal Lamy, de Amerikaanse Handelsminister William Dary en WTO-directeur-generaal Michel Moore. De bedrijven verenigden zich in 1995 in TABD (Transatlantic Business Dialogue) op initiatief van de Europese Commissie en de regering van de VS als een nieuw middel om de transatlantische economische deregulering te laten vlotten. Volgens het formele verslag van de ontmoeting hebben zowel de Europese Commissie en de Amerikaanse regering beloofd om "zoveel als mogelijk van de TABD-aanbevelingen om te zetten in beleid". Lamy zei verder: "Wij voelen ons verbonden daartoe, maar u moet begijpen dat we de publieke opinie moeten overtuigen (…) Laat ons niet vergeten dat dit deel van het debat zich buiten deze deuren afspeelt."
Evenmin belangenvrij en democratisch is het stemgedrag in de machtige financiële instellingen, Internationaal Monetair Fonds en Wereldbank. Daar worden voorwaarden voor financiële kredietverlening nog altijd gekoppeld aan privatiseringsprogramma's en 'saneringsoperaties' in de gezondheidszorg of onderwijs. Ook de schuldverlichting verloopt uiterst moeizaam en is aan verregaande voorwaarden onderworpen, hoewel duidelijk is dat de schuldenlast voor tal van derdewereldlanden een strop rond de nek betekent. Binnen het IMF en de Wereldbank is het stemgewicht nog steeds gekoppeld aan de hoeveelheid kapitaal dat elk land heeft ingebracht, waardoor het Westen een absoluut overwicht heeft. M.a.w. een minderheid van rijke landen beslist binnen deze instellingen over maatregelen voor de grote meerderheid van arme(re) landen. De EU heeft de politiek en besluitvormingsmechanismen van IMF, Wereldbank en WTO nooit echt ter discussie gesteld. Zo blijft de EU ook na de mislukking van de WTO-onderhandelingen in Seattle verder ijveren voor een nieuwe onderhandelingsronde met nieuwe thema's hoewel de roep uit de Derde Wereld naar een moratorium en een evaluatie van de maatregelen die tot nu zijn genomen alsmaar luider klinkt.
Er werd aanvankelijk nogal enthousiast gedaan over het 'Charter voor de fundamentele rechten van de EU' en gehoopt dat dit document op sociaal vlak een ommekeer zou betekenen. Maar al gauw werd duidelijk dat het Charter een afzwakking is van tal van verdragen en akkoorden die de meeste individuele lidstaten van de EU in de loop der jaren al hadden getekend. De bekende socioloog Pierre Bourdieu spreekt van 'bedrieglijke schijn'. "Bedoeld om de illusie van 'sociale bekommernis' te geven blijft het Charter zeer vaag (de sociale rechten die het garandeert zijn zeer vaag omschreven en gelden enkel voor de Europese burgers). Er gaat ook geen enkele concrete maatregel mee gepaard." Bourdieu is sceptisch: "De sociaal-democratische regeringen blijven volharden in hun historische vergissingen: eerst het liberalisme, het 'sociale' veel later, d.w.z. nooit, want de wilde deregulering maakt altijd de constructie van een sociaal Europa veel moeilijker."
Nice was op sociaal vlak dan ook een flop. Volgens de Belgische professor Roger Blanpain is Europa er in Nice zelfs op achteruit gegaan. "Het Charter van de fundamentele rechten blijft een vrijblijvende politieke verklaring. Ook op vlak van meerderheidsbeslissingen werd geen vooruitgang geboekt. Integendeel: het veto van één land blijft mogelijk in verband met sociale zekerheid, vastheid van betrekking, collectief onderhandelen, medezeggenschap in ondernemingen inbegrepen. De EU is niet bevoegd voor de beloning, vrijheid van vereniging en het recht te staken en de uitsluiting. Kortom, voor de kern van het arbeidsrecht en de sociale zekerheid heeft Europa geen wetgevende bevoegdheid, idem wat het werkgelegenheidsbeleid betreft. Het statuut van de Europese naamloze vennootschap, die na dertig jaar gezeur aanvaard werd, is op sociaal vlak een lege doos. (…) Kortom, de EU is op sociaal vlak gehandicapt. Het zal sociaal geteisterd blijven door Thatchers, Blairs en anderen, die wegens verkeerd ingeschatte prioriteiten Europese ontwikkelingen tegenhouden. (…) Of er ooit een echt sociaal Europa komt, die naam waardig, blijft een open vraag."
Tot nu toe kwam men inderdaad niet verder dan de formulering van richtsnoeren, een begrip dat moet verhullen dat men er niet toe komt om afdwingbare normen (zoals dat op financieel-economisch vlak doorgaans gebeurt) af te spreken. Nu bijt men zich optimistisch vast in de economische successen die worden geboekt en de daarmee gepaard gaande stijging van de werkgelegenheid. Maar de werkloosheid blijft onaanvaardbaar hoog en ondanks (of moeten we zeggen 'door') de groei blijft de armoede welig tieren. Het land dat zich het felst heeft verzet tegen duidelijke sociale normen, is een schoolvoorbeeld van de weg die Europa op sociaal vlak is ingeslagen. De economische groei en de consequente keuze voor en sterk liberaal getinte vrijemarkteconomie deed het reële inkomen van de Britten tussen 1979 en 1994 gemiddeld stijgen met veertig procent. Maar... terwijl dat van de tien procent rijksten toenam met 65 procent, daalde daarentegen dat van de tien procent armsten met 13 procent. De cijfers komen uit onverdachte bron en zijn afkomstig van een studie van de befaamde London School of Economics. Daaruit blijkt verder dat een derde van de Britse kinderen in armoede leeft. Driemaal meer dan twintig jaar geleden. Tien procent van de rijkste Britten bezit bijna de helft van 's lands rijkdom. Wie er de verslagen van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) erop naleest begrijpt dat ook de meeste andere Europese landen niet te hoog van de toren moeten blazen. In rijke landen zoals België en Frankrijk leeft 12 procent van de mensen onder de armoedegrens.
Toch blijft men deze landen dwingen om hun economie zo snel mogelijk aan te passen aan de EU-regels, zoals privatisering en open gooien van de markt voor Europese investeringen. In Hongarije bedraagt het gemiddeld BBP slechts 45 procent van dat van de EU. In 1999 bedroeg de inflatie negen procent. De prijzen zijn in vergelijking met 1990 met 576 procent gestegen. In dergelijke situatie is de versnelde invoering van een economische en monetaire unie ronduit rampzalig.
De weinig rooskleurige situatie waarin tal van Oost-Europese landen vertoeven is dikwijls een gevolg van de roofbouw die de EU-landen hebben gepleegd. In Wit-Rusland, overigens geen kandidaat-lid van de EU, worden bomen in nationale parken in snel tempo geveld. Ze worden voor een derde van de prijs aan de man gebracht in de EU. De bureaucraten (en niet de werknemers) steken het geld op zak. In Estland opende de regering haar markt, maar daar staat nog steeds geen vrije toegang tot de EU-markt tegenover. Een jaar nadat het douane-unie-akkoord tussen de EU en Turkije van kracht werd (1 januari 1996), bleek de export vanuit de EU naar Turkije met 36 procent (of 18 miljard Euro) gestegen. De import uit Turkije daarentegen moest het stellen met een groei van 10 procent (of 10 miljard Euro). Het handelsdeficit met de EU was dus in een klap met 8 miljard Euro gestegen. Zo moest het staatsmonopolie in een aantal sectoren volledig worden afgebouwd. De concurrentie kreeg er vrij spel. In het algemeen moest Turkije zijn hele economische en financiële wetgeving aanpassen aan die van de EU (en niet omgekeerd).
Pers en EU-specialisten leverden felle kritiek op het belangengevecht van de individuele lidstaten die het er alleen om te doen was om een zo groot mogelijk stemmengewicht in de Europese Ministerraad te behouden. Hoe pijnlijk dat was, bleek al uit de discussie tussen beide Beneluxlanden, Nederland en België. Uiteindelijk hebben de grote landen meer macht naar zich toegetrokken. Gelijkaardig was de discussie over de zetelverdeling in het Europees Parlement. Aanvankelijk sprak men over maximaal 700 zetels, na uitbreiding. Dat betekende voor elk land een aanpassing naar onder toe, eveneens onderwerp van veel gemarchandeer. Het zijn er 732 geworden. Op Duitsland na, dat zijn 99 zetels kan behouden, heeft elk land zetels moeten inleveren. In de discussie over het aantal commissarissen, was er opnieuw dat getouwtrek tussen de individuele lidstaten. Het compromis is als volgt: in een eerste fase leveren de grote lidstaten hun tweede commissaris in. Zolang de EU geen 27 lidstaten telt, behoudt elk land zijn commissaris. Pas daarna komt de tweede fase, waarbij het aantal commissarissen wordt beperkt via een rotatiesysteem. Tenslotte het delicaatste (of wat het delicaatste zou moeten zijn): de discussie over de uitbreiding van de gekwalificeerde meerderheid (afschaffing van het vetorecht op een aantal terreinen) en de versterkte samenwerking. Het is verbazend vast te stellen hoe de critici mee huilen met de wolven in het bos over hoe jammer het toch is dat in Nice het vetorecht amper is afgebouwd. Het klopt inderdaad dat elk land zo wel zijn gevoelig dossier had, te gevoelig om er de greep over te verliezen via een gekwalificeerde meerderheid. Groot-Brittannië wilde zijn veto behouden over de sociale en fiscale politiek, Frankrijk (en België) over handel in cultuurgoederen (bescherming van de audio-visuele sector) en voor Duitsland lag het asiel- en migratiebeleid nogal gevoelig om het zomaar aan een meerderheidsbeslissing over te laten. Maar over het belangrijkste wordt niet gerept, namelijk de democratische controle op de beslissingen van de Ministerraad. Pak nu dat een bepaald facet van de liberalisering van de handel ter stemming voorligt, dan is het stemmengewicht van negen van de voormalige Oost-Europese landen (zonder Polen = 84 stemmen) onvoldoende om een beslissing eventueel te blokkeren. De steun van Polen is voldoende om zo'n maatregel er door te krijgen. Voor een gekwalificeerde meerderheid zijn in het nieuwe systeem 258 stemmen nodig. In theorie kan een minderheid (12) van de grootste lidstaten bij een uitgebreide unie van 27 landen al een gekwalificeerde meerderheid bekomen en dus beslissingen opleggen tegen de wil van 13 kleinste lidstaten in. Het verder uitbouwen van de rol van de parlementen (Europees of nationaal) zat er blijkbaar niet echt in.
Wat de versterkte samenwerking (minimum acht lidstaten) betreft: die is voortaan mogelijk rond het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (met uitzondering van defensie). Dat kan een goede of slechte zaak zijn. Het hangt er maar van af welke standpunten worden ingenomen. Het is immers goed dat de EU (of beter de minimum acht landen) zich beter kan profileren als 'wereldpartner'. Omgekeerd moet er gevreesd worden wat er gebeurt als de samenwerking zich vooral als 'wereldmacht' manifesteert.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Europa Algemeen
Tekst en samenstelling: Antoine Uytterhaeghe
Huidige stemverdeling
Land | Aantal stemmen | Stem per aantal inwoners |
---|---|---|
België | 5 | 2,04 miljoen inwoners |
Denemarken | 3 | 1,76 miljoen inwoners |
Duitsland | 10 | 8,20 miljoen inwoners |
Frankrijk | 10 | 5,90 miljoen inwoners |
Finland | 3 | 1,73 miljoen inwoners |
Griekenland | 5 | 2,10 miljoen inwoners |
Ierland | 3 | 1,23 miljoen inwoners |
Italië | 10 | 5,76 miljoen inwoners |
Luxemburg | 2 | 0,20 miljoen inwoners |
Nederland | 5 | 3,16 miljoen inwoners |
Oostenrijk | 4 | 2,02 miljoen inwoners |
Portugal | 5 | 2,00 miljoen inwoners |
Spanje | 8 | 4,92 miljoen inwoners |
Verenigd Koninkrijk | 10 | 5,92 miljoen inwoners |
Zweden | 4 | 2,20 miljoen inwoners |
Europa van de 15 | 87 | 375,2 miljoen (totale bevolking) |
Besluiten
Gewone meerderheid: de helft van de stemmen = 44. Voor een gekwalificeerde meerderheid zijn 62 stemmen nodig. Wanneer een minderheid van 23 tot 25 stemmen tegen een voorstel is, kan de Raad worden opgedragen alsnog te komen tot een meerderheid van 65 stemmen. Als de gevolgen van een voorstel voor een lidstaat 'van vitaal belang zijn' kan de besluitvorming bij unanimiteit worden afgesproken. Een minderheid kan de besluitvorming blokkeren bij 26 tegenstemmen of wanneer 6 lidstaten tegen zijn.
EU-commissie
20 commissarissen aangeduid door de lidstaten. Is het uitvoerend orgaan van de EU en beschikt in de meeste materies over een bevoegdheidsmonopolie. De Commissie beheert het budget en de fondsen van de EU, onderhandelt over internationale verdragen, bereidt de richtlijnen voor en heeft een controlerol in de EU. Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk hebben momenteel nog recht op elk 2 Commissarissen. De overige lidstaten elk 1.
Samenstelling:
Romano Prodi - Voorzitter; Neil Kinnock - Administratieve Hervorming en Vice-voorzitter; Loyola de Palacio - Betrekkingen met het Europese Parlement + Vervoer, Energie en Vice-voorzitster; Mario Monti - Concurrentiebeleid; Franz Fischler - Landbouw en Visserij; Erki Liikanen - ondernemingsbeleid en Informatiemaatschappij; Frits Bolknstein - Eenheidsmarkt; Pedro Solbes - Economische en Monetaire Zaken; Poul Nielson - Ontwikkelingszaken en Humanitaire Hulp; Gunher Verheugen - Uitbreiding; Chris Patten - Buitenlandse Betrekkingen; Pascal Lamy - Handel; David Byrne - Gezondheids- en Consumentenbescherming; Michel Barnier - Regionaal Beleid en IGC; Viviane Reding - Cultuur en onderwijs; Michaele Schreyer - Begroting; Margot Wallström - Milieu; Antonio Vitorino - Justitie en Binnenlandse Zaken; Anna Diamantopoulou - Werkgelegenheid en Sociale Zaken; Philippe Busquin - Wetenschappelijk Onderzoek
Europees Parlement
Rechtstreeks gekozen orgaan dat de naar schatting 375 miljoen burgers van de Europese Unie vertegenwoordigt. Het telt 626 leden die rechtstreeks verkozen worden voor een termijn van vijf jaar (sinds 1979). Het secretariaat van het parlement is in Luxemburg gevestigd. De maandelijkse plenaire zittingen worden in Straatsburg gehouden. In Brussel vinden alle andere vergaderingen plaats (commissies, fracties en plenaire minizittingen). Het Europees parlement is de enige communautaire instelling die in het openbaar vergadert en beraadslaagt. Zijn beraadslagingen, adviezen en resoluties worden gepubliceerd in het publicatieblad van de Europese Unie.
De bevoegdheden van het Europeee Parlement
Het Europese parlement oefent drie fundamentele bevoegdheden uit:
Het voorzitterschap, het bureau, de conferentie van voorzitters
De voorzitter is de hoogste vertegenwoordiger van het Parlement. Hij vertegenwoordigt de instelling naar buiten toe en hij zit de plenaire vergaderingen van het Parlement alsmede de vergaderingen van het Bureau en de Conferentie van voorzitters voor. Het bureau is samengesteld uit: de voorzitter, 14 ondervoorzitters en 5 quaestoren.
Het Bureau is het administratieve bestuursorgaan van de instelling met bevoegdheid voor de begroting van het Parlement en voor organisatorische en personeelszaken. Naast de voorzitter en de veertien ondervoorzitters hebben vijf quaestoren met adviserende stem zitting in het Bureau. Zij behartigen de statutaire, administratieve en financiële belangen van de leden. De leden van het Bureau worden benoemd voor een periode van Tweeënhalf jaar.
In de Conferentie van voorzitters zetelen de parlementsvoorzitter en de fractievoorzitters. Zij vormen het politieke bestuursorgaan van de instelling dat de agenda voor de plenaire vergaderingen voorbereidt, het jaarlijkse vergaderrooster van de parlementaire organen vaststelt en de bevoegdheden en het aantal leden van de parlementaire commissies en delegaties bepaalt.
De commissies van het Europese parlement
De leden van het Europese parlement bereiden de plenaire vergadering voor van 17 vaste commissies: Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid; Begrotingscommissie; Commissie begrotingscontrole; Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken; Economische en monetaire commissie; Commissie juridische zaken en interne markt; Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie; Commissie werkgelegenheid en sociale zaken; Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid; Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling; Commissie visserij; Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme; Commissie cultuur, jeugd, onderwijs, media en sport; Commissie ontwikkelingssamenwerking; Commissie constitutionele zaken; Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen; Commissie verzoekschriften.
Naast deze vaste commissies kan het Parlement ook subcommissies en tijdelijke commissies in het leven roepen. Daarnaast kan het enquêtecommissies instellen.
De gemengde parlementaire commissies onderhouden de betrekkingen met de parlementen van landen waarmee de EU associatieovereenkomsten heeft gesloten. De interparlementaire delegaties vervullen dezelfde taak voor wat betreft een groot aantal andere landen en internationale organisaties.
Europees Rekenhof
15 leden benoemd door de EU-raad voor een periode van 6 jaar. Ze zijn onafhankelijk. Bevoegd voor: bijstaan van Commissie en het Parlement in hun functie van beheer en controle van het EU-budget; controleert de wettigheid van de ontvangsten en uitgaven; kan rapporten publiceren over het budgettair beheer.
Hof van Justitie
Het Hof van Justitie ziet toe op de eerbiediging van het Europees recht in de Unie. In de praktijk bezit het Hof, dat sinds 1952 bestaat, drie soorten bevoegdheden:
Comité van de Regio's
Opgericht bij het Verdrag van Maastricht, bestaat uit 222 vertegenwoordigers van de regionale en lokale lichamen, welke door de Raad op voordracht van de staten voor vier jaar worden benoemd. Het wordt door de Raad en de Commissie in de door het Verdrag genoemde gevallen geraadpleegd en zetelt te Brussel.
Economisch en Sociaal Comité
Dit Comité is samengesteld uit 222 leden die de verschillende groepen die in het economische en sociale bestel een rol spelen, vertegenwoordigen. Bij vele beslissingen moet het vooraf worden geraadpleegd, en het kan tevens op eigen initiatief adviezen uitbrengen. Dank zij het Economisch en Sociaal Comité is het mogelijk beroeps- en vakbondskringen actief bij de ontwikkeling van de Gemeenschap te betrekken.
Europese Centrale Bank
Aan het hoofd staat een directiecomité van zes leden en een raad van bestuur waarin de leden van het directiecomité en de gouverneurs van de nationale banken zetelen. Op 01 januari 199 wordt het monetair beleid bepaald van de landen die eraan zullen deelnemen en uitgevoerd door het Europese Stelsel van Centrale Banken (ESCB). Hoofddoelstelling van het ESCB is het handhaven van de prijsstabiliteit, ondersteunt ook het economisch beleid in de EU. Het ESCB zal uit de Europese Centrale Banken van de lidstaten die aan de EMU-fase deelnemen en de euro-lidstaten bestaan.
Beslissingen op de Top van Nice
Procedure na Nice
Het ontwerpakkoord van Nice moet door de parlementen van alle 15 lidstaten. Ook het Europees parlement krijgt zijn zeg, maar het gaat om een advies dat niet bindend is. Toch is het onrechtstreeks van belang omdat het de nationale parlementen kan beïnvloeden. De toetreding van nieuwe lidstaten moet wel het fiat krijgen van het Europees parlement.
Van zodra het Verdrag van Nice van kracht wordt vervalt het vetorecht voor ongeveer 40 materies. De uitbreiding van de meerderheidsbesluiten slaat vooral op technische beslissingen. Over belangrijke en gevoelige materies behouden de lidstaten hun vetorecht. Het vetorecht vervalt voor de versterkte samenwerking van een groep lidstaten die sneller willen integreren.
Tijdens de EU-top in Laken (december 2001) moet de EU een verklaring goedkeuren over welke initiatieven de Europese Unie in de toekomst moet nemen om zich verder te ontwikkelen.
Samenstelling van de EU-Commissie
Elk nieuw lidstaat krijgt in de periode na de toetreding een zetel in het college van commissarissen. Later wordt de Commissie ingeperkt en komt er een beurtrol systeem. Daardoor is het voortaan mogelijk dat een land geen commissaris in het college heeft.
De kleinere Commissie zal altijd een evenwicht houden tussen grote en kleine lidstaten en tussen de verschillende gebieden van de EU. Volgens de tekst van het Verdrag van Nice krijgt de voorzitter van de Commissie meer macht en bevoegdheid. Hij kan de portefeuilles aan de individuele commissarissen toewijzen, hij heeft ook de bevoegdheid om een commissaris zijn portefeuille te ontnemen.
Voor de wijziging van het aantal commissieleden blijft de eenparigheid in Europese Ministerraad vereist. De aanduiding van de voorzitter kan in de toekomst met gekwalificeerde meerderheid gebeuren.
Voorstel van de machtsverdeling tussen huidige en toekomstige EU-lidstaten
Landen | Bevolking | Stemverdeling EU-ministerraad | Zetelverdeling in Europees Parlement | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
In milj. Inwoners | % | nu | % | nieuw | % | nu | % | nieuw | % | |
Duitsland | 82,0 | 17,05% | 10 | 11,4% | 29 | 8,4% | 99 | 15,8% | 99 | 13,5% |
Verenigd K. | 59,2 | 12,31% | 10 | 11,4% | 29 | 8,4% | 87 | 13,9% | 72 | 9,8% |
Frankrijk | 59,0 | 12,27% | 10 | 11,4% | 29 | 8,4% | 87 | 13,9% | 72 | 9,8% |
Italië | 57,6 | 11,98% | 10 | 11,4% | 29 | 8,4% | 87 | 13,9% | 72 | 9,8% |
Spanje | 39,4 | 8,19% | 8 | 9,2% | 27 | 7,8% | 64 | 10,2% | 50 | 6,8% |
Polen | 38,7 | 8,04% | - | - | 27 | 7,8% | - | - | 50 | 6,8% |
Roemenië | 22,5 | 4,67% | - | - | 14 | 4,0% | - | - | 33 | 4,5% |
Nederland | 15,8 | 3,28% | 5 | 5,7% | 13 | 3,8% | 31 | 4,9 % | 25 | 3,4% |
Griekenland | 10,5 | 2,18% | 5 | 5,7% | 12 | 3,4% | 25 | 3,9% | 22 | 3,0% |
Tsjechië | 10,3 | 2,14% | - | - | 12 | 3,4% | - | - | 20 | 2,7% |
België | 10,2 | 2,12% | 5 | 5,7% | 12 | 3,4% | 25 | 3,9% | 22 | 3,0% |
Hongarije | 10,0 | 2,09% | - | - | 12 | 3,4% | - | - | 20 | 2,7% |
Portugal | 10,0 | 2,09% | 5 | 5,7% | 12 | 3,4% | 25 | 3,9% | 22 | 3,0% |
Zweden | 8,8 | 1,83 % | 4 | 4,6% | 10 | 2,8% | 22 | 3,5% | 18 | 2,4% |
Bulgarije | 8,2 | 1,7% | - | - | 10 | 2,8% | - | - | 17 | 2,3% |
Oostenrijk | 8,1 | 1,68 % | 4 | 4,59 % | 10 | 2,8% | 21 | 3,3% | 17 | 2,3% |
Slowakije | 5,4 | 1,12 % | - | - | 7 | 2,0% | - | - | 13 | 1,7% |
Denemarken | 5,3 | 1,10% | 3 | 3,4% | 7 | 2,0% | 16 | 2,5% | 13 | 1,7% |
Finland | 5,2 | 1,08% | 3 | 3,4% | 7 | 2,0% | 16 | 2,5% | 13 | 1,7% |
Ierland | 3,7 | 0,76% | 3 | 3,4% | 7 | 2,0% | 15 | 2,4% | 12 | 1,6% |
Litouwen | 3,7 | 0,76% | - | - | 7 | 2,0% | - | - | 12 | 1,6% |
Letland | 2,4 | 0,49% | - | - | 4 | 1,1% | - | - | 8 | 1,1% |
Slovenië | 2,0 | 0,49% | - | - | 4 | 1,1% | - | - | 7 | 0,8% |
Cyprus | 0,7 | 0,14% | - | - | 4 | 1,1% | - | - | 6 | 0,8% |
Luxemburg | 0,4 | 0,08% | 2 | 2,3% | 4 | 1,1% | 6 | 0,8% | 6 | 0,8% |
Malta | 0,3 | 0,06% | - | - | 3 | 0,8% | - | - | 5 | 0,6% |
Totaal | 480,8 | - | 87 | - | 345 | - | 626 | - | 732 | - |
Meerderheidsbeslissingen in de EU-ministerraad
Na de Top bleek dat er een fout in het voorontwerp van verdrag was geslopen bij het onderdeel over de stemming bij gekwalificeerde meerderheid. De in het voorontwerp aangehaalde cijfers en percentages voor een blokkeringsminderheid bleken tegenstrijdig. Er was sprake van 73,38 procent voor een gekwalificeerde meerderheid. De kleine lidstaten hielden hieraan vast, omdat dit omgerekend een grotere blokkeringsminderheid noodzakelijk maakte, namelijk van 92 stemmen. Een meerderheidsbesluit moet dan in de EU-Raad 253 stemmen halen. Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië, en Spanje wilden echter vasthouden aan een gekwalificeerde meerderheid en blokkeringminderheid van respectievelijk 258 en 87 stemmen. De nuance is belangrijk, want zo kunnen drie grote lidstaten met ieder 29 stemmen in de Raad iedere beslissing blokkeren. De vier grote landen - Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Italië en Spanje - willen kost wat kost bij de afspraken van Nice (de foute berekening) blijven. Frankrijk heeft een compromistekst voorgesteld die de twee visies met elkaar tracht te verzoenen.
Bij de volgende golf van nieuwe toetredingen tot de Europese Unie door de graad van armoede van de kandidaat-lidstaten zal dit in de EU drastische veranderingen brengen.
Officieel is het criteria van de armoedegrens dat door de EU gehanteerd wordt, de helft van het gemiddeld inkomen per capita van de EU. Op dit ogenblik leeft 17% van de EU-bevolking onder de armoedegrens. Tweederden van de armen in de Europese Unie leeft in Frankrijk. Wanneer de kandidaat-lidstaten toetreden tot de gemeenschap zal het aandeel van de arme bevolking stijgen van 17 naar 30%,. De armoede zal zich vooral situeren (55%) in de 10 Oost- en Centraal-Europese lidstaten. Het is duidelijk dat de armoede in de kandidaat-lidstaten een massieve invloed zal hebben op de bestaande EU-programma's, zoals de vrije circulatie op de arbeidsmarkt; met alle sociale en politieke gevolgen voor de interne stabiliteit in de Europese Unie.
Percentage van de bevolking dat leeft onder de helft van het gemiddeld inkomen in de EU (beschikbare gegevens)
Landen | % van de bevolking |
---|---|
Europese Unie | 07% |
Slovenië | 30% |
Tsjechië | 55% |
Hongarije | 73% |
Polen | 74% |
Estland | 79% |
Roemenië | 80% |
Litouwen | 81% |
Slowakije | 82% |
Bulgarije | 90% |
Letland | 92% |
In haar conclusies zegt de Unie, dat ze zo wil bijdragen tot internationale veiligheid overeenkomstig de beginselen van het Handvest der Verenigde Naties.
De Europese Unie erkent de primaire verantwoordelijkheid van de Veiligheidsraad van de VN voor de handhaving van de internationale vrede en veiligheid.
De Raad benadrukt dat hij vastbesloten is een autonome capaciteit te ontwikkelen om besluiten te nemen en, in gevallen waarbij de NAVO als geheel niet betrokken is, door de EU geleide militaire operaties te starten en te voeren als respons op internationale crises.
Dit proces zou onnodige doublures voorkomen, het impliceert niet de oprichting van een Europees leger.
Op basis van de tijdens de Europese Raad van Keulen gegeven richtsnoeren en de verslagen van het voorzitterschap is de Raad het volgende overeengekomen:
De permanente politieke en militaire organen
Overleg en samenwerking met landen die geen EU-lidstaten zijn en met de NAVO
De Unie zorgt voor de vereiste dialoog, overleg en samenwerking met de NAVO en haar leden die geen EU-lidstaten zijn, met de kandidaat-leden van de EU en andere potentiële partners in de door de EU geleide crisisbeheersing, met volledige inachtneming van de beslissingsautonomie van de EU en het ene institutionele kader van Unie.
Met de Europese NAVO-leden die geen EU-lid zijn en met andere landen die kandidaat zijn voor toetreding tot de EU, worden passende structuren in het leven geroepen voor dialoog en informatie over met veiligheids- en defensiebeleid en crisisbeheersing verband houdende vraagstukken. In geval van crisis zullen deze structuren dienen voor overleg in de periode voordat de Raad een besluit neemt.
Indien de Raad besluit een operatie te starten, zullen de Europese NAVO-leden die geen EU-lidstaten zijn, zo zij dat wensen, deelnemen aan een operatie en waarvoor NAVO-middelen en capaciteiten moeten worden ingezet. Zij worden door een besluit van de Raad verzocht deel te nemen aan operaties waarbij de EU geen gebruik maakt van NAVO-middelen.
Andere landen die kandidaat zijn voor toetreding tot de EU kunnen eveneens door de Raad worden verzocht om deel te nemen aan de door de EU geleide operaties zodra de Raad besloten heeft een dergelijke operatie te starten.
Rusland, Oekraïne en andere Europese landen die een politiek dialoog zijn aangegaan met de Unie en andere geïnteresseerde landen kunnen worden verzocht deel te nemen aan de door de EU geleide operaties.
Alle landen die hebben bevestigd dat zij met inzet van significante militaire middelen aan een door de EU geleide operatie deelnemen, hebben dezelfde rechten en verplichtingen als de deelnemende EU-lidstaten bij de dagelijkse leiding en uitvoering van een dergelijke operatie.
In het geval van een door de EU geleide operatie wordt een ad hoc comité van contribuanten opgericht voor de dagelijkse leiding en uitvoering van die operatie. Alle EU-lidstaten hebben het recht het ad hoc comité bij te wonen, ongeacht of zij aan de operatie deelnemen, maar alleen de contribuerende staten nemen deel aan de dagelijkse leiding en uitvoering van deze operatie.
Het besluit om een operatie te beëindigen wordt genomen door de Raad na overleg tussen de deelnemende staten in het comité van contribuanten.
Er worden modaliteiten ontwikkeld voor volledig onderling overleg, samenwerking en transparantie tussen de EU en de NAVO. In de eerste fase worden de betrekkingen ontwikkeld op informele basis, via contacten tussen SG/HV voor het GBVB en de secretaris-generaal van de NAVO.
Op de informele bijeenkomst van de Eu-ministers van Defensie in het Portugese Sintra telden de ministers van Defensie hun geld en manschappen voor de oprichting van de Europese interventiemacht die inzetbaar moet zijn in 2003.
Het is duidelijk dat het opzetten van deze troepenmacht meer middelen zal vergen van de nationale defensiebegrotingen. De hoge vertegenwoordiger in de EU voor het defensiebeleid, Javier Solana, liet duidelijk verstaan dat de EU-lidstaten die extra inspanning zullen moeten dragen. Het is voor menig minister en regering een moeilijke opgave, daar ze niet happig zijn om die boodschap aan hun publieke opinie te verkopen. In de herfst van het jaar 2000, hebben de lidstaten opgegeven welke bijdrage zij leveren voor de Europese interventiemacht.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina