VD AMOK
tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
jaargang 13, nummer 3, 2004
Vaste rubrieken:
Gezamenlijk nummer
VD AMOK
Tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
Jaargang 13, nummer 3, 2004
't Kan Anders
Jaargang 27, nummer 7, 2004
VD AMOK
Verschijnt minstens 4 maal per jaar en wordt uitgegeven door Stichting VD AMOK.
Voor de inhoud van met naam ondertekende stukken zijn de auteurs verantwoordelijk.
Copyright
Overname van artikelen uit het lopende nummer is uitsluitend toegestaan na toestemming van de redactie. Overname van artikelen uit eerder verschenen nummers is toegestaan onder bronvermelding en toezending van een bewijsexemplaar aan de redactie. Deze artikelen staan op onze website www.vdamok.nl.
Adres redactie en abonnementenadministratie
VD AMOK, Obrechtstraat 43, 3572 EC Utrecht, tel. 06-14127779, email vdamok"at"antenna.nl
Redactie
Mustapha Bah, Hans Christian Bouton (fotoredactie), Rein Heijne, Kees Kalkman, Karel Koster, Guido van Leemput, Tjark Reininga, Barbara Smedema, Egbert Wever
Fotografen en illustratoren
Hans Bouton, Karin van Haasteren (tekeningen), Boyd Noorda
Vormgeving
René Oudshoorn
Drukker
Drukkerij De Dageraad, Den Haag
Verder werkten aan dit nummer mee
Martin Broek, René Diekstra, David Jan Donner, Nico Faber, Chris van der Heijden, Jan Schaake, Fred van der Spek, Frank Slijper, Fred Valkenburg, Arjan Vliegenthart
Abonnementen
Een abonnement is minimaal € 14,- per jaar.
Een steunabonnement is minimaal € 18,-.
Over te maken op giro 5567607 t.n.v. VD AMOK, Utrecht.
Nieuwe abonnementen schriftelijk aanmelden. Wacht met betaling op toezending acceptgiro.
Opzegging uitsluitend schriftelijk vóór aanvang van het kalenderjaar.
Losse nummers kosten € 3,- (€ 4,- inclusief porto).
Advertenties
Tarieven en opgave bij de redactie.
Sluitingsdatum volgend nummer 1 december 2004
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Dit symposium wordt gehouden onder auspiciën van het Landelijk Beraad van Vredesgroepen, het LBVO.
Bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen speelt de vraag of een wisseling van President een positieve invloed zal hebben op de wereldvrede. Daarbij gaat het duidelijk ook om de rol die Bush heeft gespeeld bij de inval in Irak. Dat analyserend ontdek je vanzelf hoeveel kanten aan dat vraagstuk zitten. Dit nummer zal u een goede indruk geven wat u op ons symposium kan verwachten.
Ik wens u veel leesplezier en hoop u uiteraard te treffen op 30 oktober in Leiden
Fred Valkenburg
voorzitter Pais
Volgens de regering Balkenende noodzaakt deze rijkdom deelname aan oorlogen in verre streken om onze strategische positie te versterken. Niet zomaar verre streken zoals Burundi of Kongo, maar strategisch verre streken. Streken waar de Amerikanen, nummer 1 van het klassement, voorop gaan en waar zowel de VS als Nederland 'zeer grote belangen' hebben. Zoals in Afghanistan, waar de NAVO verantwoordelijk is geworden voor het steunen van Karzai, de president van dat zwaar getroffen land. Karzai moet op 9 oktober officieel tot president worden gekozen. Vanuit die gelegitimeerde positie moet er verder aan de vrede in Afghanistan worden gewerkt. Om dat te bereiken heeft de NAVO een nieuw idee gekregen. Met behulp van zogenaamde Provinciale Reconstructie Teams (PRT) zal aan vrede worden gewerkt. Ook Nederland heeft een provincie gekregen, om de vrede te bewerkstelligen. De provincie Baghlan. In de praktijk komt het werk van de soldaten van het PRT neer op patrouilleren; beetje zitten, beetje eten en een beetje theedrinken met de stamoudsten, de verschillende burgemeesters en andere belangrijke figuren in de provincie. In feite gaat het om spionagewerk en misschien zit er nog wel een geheime operatie in. Maar als het goed is wordt daarvan nooit iets vernomen. De bedoeling is dat indien de leden van het PRT lucht krijgen van iets dat op verzet tegen de regering van Karzai lijkt, het Afghaanse leger (in oprichting) wordt getipt. Het idee van het PRT is gewaagd omdat de deelnemers aan het PRT natuurlijk wel kwetsbaar zijn voor onverhoedse vijandigheden en er geen VN-mandaat voor is omdat het buiten de stabilisatietroepen van ISAF valt. Maar onze provincie Baghlan is ook geen openlijk oorlogsgebied. Operatie Enduring Freedom, de naam voor de oorlog in Afghanistan, wordt door de Amerikanen gevoerd. Vanuit onze provincie worden zij van belangrijke informatie voorzien.
De regering Balkenende heeft zich verder in het kader van de zogeheten stabilisatietaak in Irak de provincie Al Moethanna toegeëigend Ook daar bestaat de taak hoofdzakelijk uit patrouilleren, rondneuzen en begeleiden van de opleiding van de politie van de nieuwe regering. Dat laatste bleek 14 augustus jl. bij een hinderlaag in Al Roemaytha vreselijk mis te gaan. De Irakese politie was ondanks een Nederlandse kolonel van de marechaussee als rechterhand van de commandant niet gewillig, informatie over de hinderlaag door te brieven aan de mannen en vrouwen in onze provincie. De aanval veroorzaakte de dood van een Nederlandse militair en verwondde een aantal (5) anderen. In het spoeddebat dat daarop in de Tweede Kamer volgde, werd door sommige afgevaardigden letterlijk gesproken over 'onze provincie'. Minister Kamp van Defensie hield zich met moeite op het rechte spoor toen hij sprak van 'onze vrouwen en mannen in dé provincie Al Moethanna'.
De Nederlandse buitenlandse politiek waagt zich in oorlogen en ernstige conflicten. De risico's voor de deelnemende militairen zijn erg groot. De Nederlandse regering doet het daarbij steeds voorkomen of het louter gaat om gewapende welzijnswerkers die zij er op uit stuurt. Een verband met de gebeurtenissen elders in Irak of Afghanistan, laat staan in de rest van de wereld, blijft buiten de politieke beschouwing.
Nederland is een rijke provincie met grote belangen in arme provincies, waar de strategische belangen van de Amerikaanse regering worden gediend. Veel vrouwen en mannen in de Tweede Kamer zijn echter niet in staat verder te kijken dan de grenzen van hun eigen provincies.
De redactie
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Honderdduizenden mannen die een gevecht leveren op leven en dood, die bezig zijn elkaar af te slachten. Maar als je weet dat zoiets aan de gang is en je zit hier gewoon je routinedingen van alledag te doen, dan moet er fundamenteel iets niet kloppen. Niet met de wereld, en niet met jou. Want je doet er niks aan. Toch gebeurt het in jouw wereld. Dus heb jij ermee te maken. En toch leef je door alsof je er niets mee te maken hebt.
Ik heb de afgelopen dagen iedere avond naar de televisiebeelden van de oorlog gekeken, ik heb de kranten erop nagelezen, ik heb er zelf krantenartikelen over geschreven, maar ik kom niet echt in actie. Ik doe niks tegen de gruweldaden die op het slagveld plaatsvinden. Dat kan maar een ding betekenen. Ik ben moreel in staat van ontbinding. Tussen mijn morele houding, mijn afwijzing van oorlog, en mijn gedrag bestaat geen verbinding meer. ledere avond als ik Co Colijn of Rob de Wijk op de tv hun klinische aantekeningen op de kaart van Irak zie maken, ga ik over mijn nek. Hoe kun je in godsnaam over dood en verderf van het ergste soort zitten praten met een onverschilligheid alsof je de stelling van Pythagoras aan het uitleggen bent?
Journalisten kunnen zich er beter ook maar niet aan wagen, willen ze hun beroep nog met een gerust geweten kunnen blijven uitoefenen. Bandura stelt dat mensen zich doorgaans niet bezondigen aan destructief gedrag jegens anderen tenzij ze dat voor zichzelf moreel kunnen rechtvaardigen. In het proces van morele rechtvaardiging wordt verwoestend gedrag persoonlijk en sociaal aanvaardbaar gemaakt door het te bestempelen als dienstbaar aan sociaal waardevolle of moreel juiste doelen. Door dat te doen kunnen mensen zich als moreel goede wezens blijven zien terwijl ze toch dood of verderf aan anderen toebrengen.
De meest radicale en snelle veranderingen in gedrag van onschuldig naar vernietigend op grond van morele rechtvaardiging zien we bij soldaten. De metamorfose van beschaafde mannen in niets ontziende vechtjassen is niet het gevolg van veranderingen in hun persoonlijkheid, hun agressieve driften of hun morele opvattingen. De metamorfose komt tot stand door de moraliteit van het moorden zo te herdefiniëren dat het zonder zelfcensuur of zelfverwijt kan worden gepleegd.
Met sanitaire taal wordt je destructieve gedrag gezuiverd van de strijdigheid met je morele waarden. Een treffend bewijs van het epidemische karakter van sanitair taalgebruik op dit moment is dat geen enkele krant, maar dan ook geen enkele, tot nu toe gesproken heeft van 'de Amerikaanse inval in Irak'. Allemaal spreken ze van de oorlog in Irak. Het Pentagon, minister Rumsfeld voorop, zou overigens laaiend zijn als kranten het wel over 'inval' zouden hebben. Dat zou namelijk de Verenigde Staten neerzetten als de agressor, wat ze natuurlijk zijn. Het zou ook te veel lijken op 'de inval' van Irak in Koeweit.
Een bijzondere manier van verleggen van verantwoordelijkheid is voorkomen dat je verantwoordelijkheid moet nemen door bepaalde feiten gewoon niet te willen weten. Volgens Bandura was het voor Amerikaanse ministers in allerlei crisissituaties niet ongewoon om tegen adviseurs te zeggen: 'just tell me what I need to know'. Kortom, 'geef me geen informatie over wat wij wel of niet gedaan hebben, waar ik moreel last van kan hebben'. Leiders hebben geen enkele behoefte om te weten watvoor 'buiten-het-boekje'-trucs of kwaadaardigheden hun militaire bevelhebbers en manschappen hebben uitgehaald om uiteindelijk de klus te klaren. Eind goed al goed. En als bepaalde wreedheden toch publiekelijk aan het licht komen, dan worden ze in eerste instantie steevast afgedaan als geïsoleerde incidenten, die vaak uit misverstanden of verwarring zijn ontstaan en niet uit immoraliteit.
Maar diezelfde collega's hebben moeten vaststellen dat de autoriteiten, in casu het Britse ministerie van defensie, niets met die problematiek te maken wilde hebben. Er werd zelfs ontkend dat de problemen van de ex-soldaten iets met morele nood omtrent hun deelname aan de Golfoorlog te maken kon hebben. Dat zou ons ook nu wel eens te wachten kunnen staan. Dat de militaire ontmanteling van Saddam's regime wordt betaald met de morele ontbinding van onszelf.
Dr. René Diekstra
Dit stuk is eerder verschenen als column in het Noord-Hollands Dagblad (31-3-2003).
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
De VN-definitie 'Agressie is het gebruik van gewapend geweld van een staat tegen de soevereiniteit, territoriale integriteit of politieke onafhankelijkheid van een andere staat.' betekent in feite niets meer. Het begrip oorlog is niet alleen juridisch, het is zelfs analytisch onbruikbaar. De grens met vrede is uiterst vloeiend: 'Peace is War' (Orwell).
Voor iedereen die na 1945 geboren is, is oorlog niet meer dan een woord. Oorlog vindt plaats op televisie, oorlog is elders, oorlog dat zijn de anderen. Geweld is verbannen naar een uithoek van de samenleving of het sportveld. Ons perspectief dat vrede heet is behoorlijk 'egocentrisch' en in ieder geval erg westers. Voor het merendeel van de wereldbevolking geldt echter een min of meer permanente oorlogssituatie, waarbij militaire strijd en struggle for life nauw met elkaar verbonden zijn. Een blik op de kaart toont dit in één oogopslag. Met name Afrika oogt als één groot slagveld.
Maar laten we vooral niet de ogen sluiten voor het feit dat onze positie niet alleen uitzonderlijk, maar misschien ook tijdelijk is. Het lijdt geen twijfel dat het aantal gewapende conflicten zowel tussen als binnen staten in de afgelopen vijftien jaar is toegenomen. Volgens het Sipri zijn de militaire uitgaven sinds 1998 wereldwijd gestegen. Weliswaar zijn deze nog iets minder dan tegen het eind van de Koude Oorlog, maar de toenmalige besteding was van volstrekt andere orde. Die diende niet om oorlog te voeren, maar om de vrede te handhaven. Dat geldt niet voor de huidige uitgaven die direct aangewend worden voor de strijd. En daarbij zijn de VS met een uitgave van 380 miljard dollar (2004) de koplopers. Zo schuift de grens tussen oorlog en vrede in de verkeerde richting.
In zijn boek The Culture of Fear beschrijft de socioloog Barry Glassner de angsten van de Amerikanen en de Amerikaanse angstindustrie. Die angst wordt gecultiveerd door het 'milleniumdenken' en vooral door de media. De invloed van de media is in het afgelopen decennium exponentieel gegroeid. Hollywood heeft rond rampen een volledige bedrijfstak gebouwd. Gevolg van een en ander is dat oorlog en alles wat in die richting wijst onvermijdelijk tot de core business van een van de belangrijkste industrieën ter wereld behoort.
Sinds de Val van de Muur hebben we te maken met een wereldmacht die door niets en niemand in balans wordt gehouden. En mede daarom met de dag meer weerzin oproept. Die weerzin zoekt in toenemende mate andere uitwegen dan de traditionele: niet langer via staten en regeringen maar in terroristische organisaties, religie, cultuur. Maar bij de bestrijding van deze nieuwe verbanden is sprake van een averechts effect. “Je begint geen oorlog tegen veertien zakmessen” (Jan Marijnissen). Met iedere 'overwinning' behalen de Amerikanen een nederlaag: met elk bombardement, elke arrestatie, iedere actie kweken ze meer vijanden dan ze onschadelijk maken.
Bovendien leidt de groeiende kloof tussen arm en rijk, als gevolg van de globalisering, onvermijdelijk tot chaos en meer chaos, woede en meer woede. Koppel deze ontwikkelingen aan het feit dat het steeds eenvoudiger schijnt te zijn om wapens te bemachtigen en je kunt nauwelijks anders concluderen dan dat de situatie explosief is.
Met dit alles is de klassieke wijsheid van Hugo de Groot in zijn tegendeel omgeslagen: de grens tussen oorlog en vrede is volledig zoek. Is het oorlog? Is het vrede? Is het vandaag vrede en morgen oorlog, in Amsterdam vrede en in Istanbul oorlog? Hiermee is oorlog niet langer een situatie maar een ervaring: het gevoel dat veiligheid, geweldloosheid en bescherming ieder moment in zijn tegendeel kan verkeren. Oorlog: een combinatie van woede, meedogenloosheid en praktische zin is al voldoende.
Onzin, paniekschopperij? Was het maar waar. Onzin, dan wel struisvogelpolitiek is juist de ontkenning hiervan. Ik (CvdH) wil pleiten voor meer pessimisme. Optimisme veronderstelt dat het goed en beter gaat. Dat is niet het geval. Zoals het nu gaat, gaat het van kwaad tot erger. Het is een dwaallicht met slechts twee uitwegen: een radicale verandering van de internationale politiek die niet verwacht kan worden van de Bushmen, of ………oorlog.
Chris van der Heijden
Chris van der Heijden is historicus en publicist.
Samenvatting van het gelijknamige essay in Vrij Nederland (10.1.2004) door Rein Heijne.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
"Wat mij betreft kunnen ze allemaal verhongeren!" verklaarde Tzahi Hanegbi nadat Palestijnse gevangenen een hongerstaking hadden uitgeroepen tegen de omstandigheden in hun gevangenis. Daarmee voegde de minister voor binnenlandse veiligheid een gedenkwaardige zinsnede toe aan het woordenboek van het Israëlisch-Palestijnse conflict. Hanegbi werd beroemd (of berucht) toen hij, als student-activist, met vrienden door een camera werd betrapt bij een jacht met fietskettingen op Arabische studenten. Ik heb destijds een foto van hem gepubliceerd die Duitse of Poolse studenten in de jaren dertig van de vorige eeuw niet zou hebben beschaamd. Met een klein verschil: in die jaren dertig waren Joden de vervolgden, nu de vervolgers.
Intussen is Hanegbi, zoals veel jonge radicalen, veranderd in een ongeremde carrièremaker. Hij is minister, draagt zelfs op warme zomerdagen elegante kostuums en loopt met de kenmerkende, zelfbewuste tred van een bewindsman. Hij steunt zelfs de ontruimingsplannen van Ariël Sharon, zeer tot ongenoegen van zijn moeder, Geula Cohen, die als extreemrechts militante niet van kleur verschoten is. Maar onder ministerskostuum en diplomatenmantel is Tzahi zichzelf gebleven, zoals blijkt uit de volstrekte onmenselijkheid van zijn uitspraak over de gevangenen, voor wier welzijn hij officieel verantwoordelijk is. En het blijft niet bij woorden: de huidige crisis in de gevangenissen werd veroorzaakt door zijn benoeming van een nieuwe directeur van het gevangeniswezen, die onmiddellijk de aanzet gaf tot een ontoelaatbare verslechtering van de levensomstandigheden van de Palestijnse gevangenen.
Maar laat ik me niet te veel met de persoon van de eerbiedwaardige minister bezig houden, het is veel belangrijker de aandacht te vestigen op de hongerstaking zelf. Die is uiteindelijk veroorzaakt door een bijzondere Israëlische uitvinding: de eenzijdige oorlog. Israëlische generaals zeggen steeds opnieuw dat wij in oorlog zijn. De oorlogstoestand geeft hen de mogelijkheid "gerichte eliminaties" uit te voeren die in alle andere omstandigheden moord genoemd zouden worden. Maar in een oorlog worden vijanden zonder proces gedood. En doorgaans worden het doden en verwonden van mensen, de vernietiging van huizen, de verwoesting van plantages en alle andere dagelijks terugkerende wandaden van de bezetters met een beroep op de oorlogstoestand gerechtvaardigd.
Wat is dan het verschil tussen soldaten en terroristen? Wel, zeggen de bezetters, er is een groot verschil: soldaten bevechten andere soldaten, terroristen schaden de burgerbevolking. Maar is dat vol te houden? Was de piloot die de atoombom op Hiroshima liet vallen, en tienduizenden onschuldige burgers doodde, een soldaat? Of een misdadiger, een terrorist? En wat waren de piloten die hele steden verwoestten, zoals Hamburg of Dresden, hoewel daarvoor geen deugdelijke militaire noodzaak meer bestond? Het argument dat werd aangevoerd was de wil van de Duitse burgerbevolking te breken en haar tot overgave te dwingen. Waren de commandanten van de Britse en Amerikaanse luchtmacht terroristen (of 'Terrorflieger', zoals de Nazi's hen noemden)? Wat is het verschil tussen een Amerikaanse piloot die een bom laat vallen op een markt in Bagdad en een Irakese terrorist, die op die zelfde markt een bom plaatst? Het feit dat de piloot een uniform draagt? Of dat hij zijn bom van grote afstand laat vallen en de kinderen die hij dood niet ziet?
Jaren geleden, toen Joodse ondergrondse organisaties vochten tegen het Britse regime in Palestina, eisten wij dat onze gevangenen als krijgsgevangenen behandeld zouden worden. De Britten accepteerden dit niet, maar de gevangenen werden in de praktijk behandeld als krijgsgevangenen. Gevangen leden van de ondergrondse konden schriftelijke cursussen volgen en velen hebben in Britse gevangenkampen hun rechten- en andere studies kunnen afronden. Een van die gevangenen was Geula Cohen, de moeder van Tzahi Hanegbi. Ik zou graag weten hoe zij en haar kameraden uit de Stern Groep gereageerd zouden hebben als een Britse politiecommandant had gezegd dat het hem niet kon schelen als zij in de gevangenis zou sterven. Ze hadden waarschijnlijk geprobeerd hem te vermoorden. Gelukkig gedroegen de Britten zich anders. Zij brachten haar zelfs voor behandeling naar een ziekenhuis (waaruit zij prompt ontsnapte, met hulp van Arabische dorpelingen).
Tegenover de Ierse ondergrondse kozen de Britten een andere aanpak. Toen die een hongerstaking afkondigde liet Margaret Thatcher hen inderdaad doodhongeren. Een menselijke behandeling van politieke gevangenen heeft ook uit pragmatisch oogpunt de voorkeur. Ex-gevangenen bekleden tegenwoordig de hoogste rangen bij de Palestijnse Autoriteit. Mannen, die 10, 15 of zelfs 20 jaar in Israëlische gevangenissen gezeten hebben, zijn politieke leiders geworden, ministers en burgemeesters. Zij spreken vloeiend Hebreeuws en kennen Israël goed. Bijna allen behoren tegenwoordig tot het gematigde Palestijnse kamp, dat co-existentie tussen Israël en een Palestijnse staat voorstaat. Zij leiden ook de krachten die democratie en hervormingen bij de Palestijnse Autoriteit bepleiten. De rechtvaardige behandeling die zij destijds van het gevangenispersoneel kregen heeft hieraan zeker bijgedragen.
Uri Avnery
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Laat ik eerst twee verschillende democratieconcepten tegenover elkaar stellen. Het ene vindt een samenleving democratisch als mensen op een betekenisvolle manier invloed kunnen hebben op het management van hun eigen zaken en als informatie vrij en open beschikbaar is. Een ander concept van democratie is dat mensen moeten worden afgehouden van het managen van hun eigen zaken en informatie scherp gecontroleerd wordt. Dat klinkt raar, maar we moeten ons realiseren dat dit het overheersende democratisch concept is.
Onder degenen die actief en enthousiast meededen waren progressieve intellectuelen, mensen uit de John Dewey circle, die er trots op waren dat ze hadden laten zien dat de, zoals zij dat noemden, "intelligentere leden van de samenleving", zijzelf, in staat waren een aarzelende bevolking de oorlog in te drijven door hen angst aan te jagen en chauvinistisch fanatisme te bewerkstelligen. Daarbij werden grootse middelen gebruikt. Zo waren er vele geruchten over de wandaden van de Moffen, Belgische babies van wie de armpjes waren afgerukt, allemaal afschuwelijke zaken die we in geschiedenisboeken lezen. Die geruchten waren verzonnen door het Britse Ministerie van Propaganda, dat er destijds op uit was, zoals in geheime verslagen te lezen valt, "het denken in de wereld te beheersen". Belangrijker is, dat het de gedachtewereld van het intelligentere deel van de bevolking van de Verenigde Staten wilde beheersen, zodat dit op zijn beurt de propaganda die het verzon zou verspreiden en het vredelievende land tot oorlogshysterie brengen. Dat werkte, zeer goed zelfs. En het liet zien dat staatspropaganda, mits die gesteund wordt door de opgeleide klasse en afwijkingen niet worden toegelaten, grote invloed kan hebben. Die les leerde Hitler, en met hem vele anderen, en dat wordt tot op de huidige dag gevolgd.
Dat is gemakkelijk in wat tegenwoordig een totalitaire staat heet, en destijds een militaire staat. Je houdt een knuppel boven hun hoofd en als ze uit de lijn stappen sla je daar mee. Maar in vrijere en meer democratische samenlevingen kan dat niet meer. Dan moet je tot nieuwe propagandatechnieken je toevlucht nemen. De logica is helder: propaganda is voor de democratie wat de knuppel is in een totalitaire staat.
Het is zeer effectief en gaat tot de dag van vandaag door. En natuurlijk is er goed over nagedacht. De mensen in de PR-industrie werken daar niet voor niets. Ze werken. Ze proberen de juiste waarden te doen beklijven. Zij hebben terdege een idee wat democratie zou moeten zijn: een stelsel waarin de klasse van de specialisten ervoor wordt opgeleid de bazen, de bezitters van de samenleving, te dienen. De rest van de bevolking moet worden beroofd van iedere vorm van organisatie, omdat organisatie alleen maar moeilijkheden veroorzaakt. Die zou alleen voor de televisie moeten zitten en worden doordrongen van de boodschap dat het enige dat belangrijk is in het leven is meer spullen te hebben, of te leven zoals de rijke middenklassers, waarnaar je zit te kijken, en te leven met waarden als harmonie en Amerikanisme. Daar draait het om in het leven. En dan kun je wel denken dat er meer moet zijn in dit leven, maar omdat je alleen voor je TV zit zul je aannemen dat jij gek bent, gezien hetgeen daar omgaat.
Dat is dus het ideaal en er wordt veel geïnvesteerd om dat ideaal te bereiken. Er zit vanzelfsprekend een bepaald concept achter, het democratisch concept dat ik noemde. En de verdwaasde kudde vormt een probleem. We moeten een woedende oploop voorkomen, we moeten hen afleiden. Ze moeten naar de Superbowl kijken, naar sitcoms of geweldsfilms. Zo nu en dan doen we een beroep op ze om inhoudsloze slogans te schreeuwen, zoals "Steun onze troepen." We moeten ze flink bang houden. Tenzij ze bang zijn, voor allerlei duivels die hen dreigen te vernietigen, van binnenuit, van buitenaf, of waar dan ook vandaan, gaan ze misschien nadenken. En dat is heel gevaarlijk, omdat ze dat niet kunnen. Daarom is het belangrijk dat we ze afleiden en in een hoekje drukken.
Dat ideaal is tot op zekere hoogte bereikt, maar nooit helemaal. Sommige instellingen konden tot op heden niet vernietigd worden. De kerken, bijvoorbeeld, bestaan nog steeds en een groot deel van de afwijkende geluiden in de Verenigde Staten komen uit de kerken, simpelweg omdat die bestaan. Wie in een Europees land een politieke rede houdt zal dat hoogstwaarschijnlijk in een vakbondsgebouw doen. Hier gebeurt dat niet. Allereerst omdat er nauwelijks vakbonden zijn, en ook omdat ze voorzover ze bestaan, nauwelijks politiek actief zijn. Maar de kerken bestaan wel en dus spreekt men veelal in kerken. Het solidariteitswerk is in Amerika goeddeels vanuit de kerken ontstaan, voornamelijk omdat die bestaan.
Wie de media beheerst kan, als het onderwijs en de wetenschap conformistisch zijn, die boodschap over het voetlicht brengen. Het beeld van de wereld zoals dat aan de bevolking wordt voorgehouden heeft slechts een ver verwijderde gelijkenis met de werkelijkheid. De waarheid wordt begraven onder een opeenstapeling van leugens. Vanuit dit oogpunt is de afschrikking van de bedreiging door democratie die in vrijheid zijn gang kan gaan een geweldig succes, en dat is bijzonder belangwekkend. Dit is geen totalitaire staat, waar alles met geweld gebeurt. Deze resultaten zijn behaald in een situatie van vrijheid. Willen we onze samenleving kunnen begrijpen dan zullen we daarover na moeten denken. Deze gegevens zijn belangrijk voor de mensen die geven om het soort samenleving waarin ze leven.
Ik wijs erop dat dit niet heel veel verschilt van wat de Creel Commissie in 1916 en 1917 deed, toen die binnen zes maanden een vredelievende bevolking had veranderd in razende hysterici, die alles wat Duits was wilden verwoesten om ons van de Moffen te redden, die Belgische babies de armpjes afrukten. De gebruikte technieken zijn misschien wat subtieler, met de televisie en het vele geld dat eraan wordt besteed, maar het gaat tamelijk traditioneel.
Het gaat volgens mij niet zozeer om desinformatie en de Golfcrisis, om terug te komen op mijn oorspronkelijke commentaar. Het is veel breder. De vraag is of we willen leven in een vrije samenleving, of in een systeem dat neerkomt op een vorm van zelfopgelegd totalitarisme. Waardoor de verdwaasde kudde in de hoek gedrukt is, weggestuurd, bang gemaakt. De kudde die, in doodsangst, patriottische slogans schreeuwend, de leider bewondert die haar redde van de verwoesting, terwijl de hoger opgeleide massa op commando in de rij lopen, de slogans herhalend die ze moet herhalen. In ons land valt de samenleving uit elkaar, we worden een staat die met huursoldaten haar macht opdringt, in de hoop dat anderen ons zullen betalen om de wereld in elkaar te slaan. Dat is de keuze waarvoor we staan. Dat is de keuze waar u voor staat. Het antwoord op de problemen ligt in handen van mensen zoals u en ik.
Noam Chomsky
Massachusetts Institute of Technology 17 maart 1991
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
De plannen voor de aanvalsoorlog waren al jaren van tevoren uitgewerkt door de neoconservatieve factie van de Amerikaanse regering, die door middel van het valse voorwendsel - het brengen van vrijheid en democratie - een reeks geopolitieke doelen nastreeft. Belangrijkste daarvan zijn controle over de olievelden (en daarmee indirecte controle op de oliebronnen van potentiële rivalen) en het verzekeren van een permanente militaire aanwezigheid in het Midden-Oosten. Nederland steunde de VS en dus ook deze doelen vanaf de aanloop naar de oorlog. Ze deed dit op een bedenkelijke internationaal rechtelijke basis, en steunde daarna de Amerikaans bezettingspolitiek door een troepenmacht te sturen. Deze militaire steun werd in de eerste fase omschreven als een op basis van VN-mandaat werkende stabilisatiemacht die moest helpen bij een vreedzame overgang naar het nieuwe democratische Irak.
De voortgezette guerrilla oorlog vindt zijn basis in dit Amerikaanse beleid. Een guerrillacampagne kan tot op zekere hoogte gevoerd worden door geïsoleerde groepjes strijders die vertwijfeld proberen om doelen na te streven die slechts door kleine delen van de bevolking worden gesteund. Daaronder vallen bijvoorbeeld de paar honderd Al-Qaeda strijders (en anderen) die naar Irak zijn gekomen, juist omdat de VS daar aanwezig zijn, alsook Ba'athisten die een herstel van het ancien regime willen. Maar guerrilla-oorlog op de schaal die in grote delen van Irak gevoerd wordt, kan onmogelijk worden volgehouden zonder aanzienlijke steun van de bevolking. Dat hebben de Nederlandse troepen in de provincie Al-Moethanna provincie ook ondervonden.
De soennieten voorzien een toekomst waarin zij slechts een ondergeschikte rol spelen, met alle gevolgen vandien. Daarom is er grote steun onder de soennitische bevolking voor het gewapend verzet tegen de Amerikanen, die worden verdacht van plannen om de macht aan de sjiieten over te dragen.
De Koerden zien de Amerikanen als beschermheren en hebben geen moeite met de Amerikaanse aanwezigheid. Ze eisen een federaal Irak met garanties voor hun autonomie. Toegang tot de olie-inkomsten van de noordelijke olievelden is daarbij van groot belang.
Die eis wordt afgewezen door de leidende sjiitische groeperingen.
Ondanks de verschillen tussen de verschillende bevolkingsgroepen hebben opiniepeilingen steeds weer uitgewezen dat de Amerikanen en hun bondgenoten door de overgrote meerderheid van de Iraakse bevolking als bezetters worden gezien. De consensus is dat ze binnen afzienbare tijd weg moeten.
Dat laatste standpunt wordt sterk in de hand gewerkt door de mislukte wederopbouwprogramma's van de Amerikaanse bedrijven, die in de belangrijkste sectoren (energiecentrales, waterzuiveringsinstallaties) ver achterlopen op schema. De bedrijven die daar werkzaam zijn hebben grotendeels buitenlands personeel in dienst en veronachtzamen de grote Iraakse expertise die al aanwezig is. Slechts een klein percentage van de Amerikaanse economische hulpfondsen is daadwerkelijk gebruikt ten behoeve van de bevolking. Bij bedrijven zoals Halliburton is er sprake van absurde prijsopdrijving en corruptie. De Amerikanen handhaven hun privatiseringsplannen, waardoor Iraakse staatsbedrijven aan buitenlands kapitaal worden uitverkocht met alle negatieve gevolgen van dien voor de bevolking.
Wat hier tegenover staat is alleen de hoop op eerlijke verkiezingen. Dat is waar een deel van de Iraakse politieke stromingen op inzetten. Maar gezien de afkeer die de buitenlandse aanwezigheid oproept, valt het zeer te betwijfelen of de oorlog wordt stopgezet in de verkiezingsperiode.
Hoewel het debat over de Nederlandse troepen meer doordacht is, probeert ook de regering hier om de heikele kwesties heen te draaien. Centraal staat de veiligheid van de troepen, en niet het nut of de politieke legitimatie van hun aanwezigheid. Net als in de VS is dit het gevolg van binnenlandse electorale overwegingen. De keuze is in feite tussen blijven in Irak totdat een crisis (zoals een algemene opstand) een tussentijdse terugtocht afdwingt, dan wel blijven tot maart 2005 en hopen dat het niet uit de hand loopt. Dat men voor het tweede kiest (met zelfs een mogelijkheid tot verlenging) is een overtuigend bewijs van de Amerikaanse invloed in Den Haag.
Karel Koster
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Van dumpprijzen voor olie profiteren niet alleen de VS, maar alle grote importeurs, vooral de EU, Japan en de opkomende Aziatische drempellanden. Goedkope olie is ook hier de voorwaarde voor snelle economische groei. In het geval van de EU is het tevens de grondslag voor aanmerkelijke staatsinkomsten, door de energiebelastingen. De oliebelastinginkomsten van de EU waren in de jaren negentig een tijdlang hoger dan de olie-inkomsten van alle OPEC-landen samen.
Enerzijds profiteren de EU, Japan en de Aziatische drempellanden in belangrijke mate van de olie-importen tegen dumpprijzen, anderzijds worden ze daardoor tot energiepolitieke vazallen van de VS. In elk geval zolang de VS in staat zijn een strategie 'olie in overvloed tegen dumpprijzen' als hegemoniale macht door te zetten. En omgekeerd kunnen de VS zich tegenover hun grote economische rivalen alleen dan als waarborg voor goedkope olievoorziening opstellen, zolang ze de hegemoniale rol mogen spelen. En die rol hebben de EU, Japan en andere landen, gezien de voor hen aanzienlijke economische voorwaarden, inderdaad onvoorwaardelijk aan de VS gelaten.
De prijs die ze voor deze concessie betalen is hun veiligheids- en buitenlandspolitieke afhankelijkheid en ook nog energiepolitieke afhankelijkheid en mogelijke chantage in de toekomst.
De volgende activiteiten moeten dan ook gezien worden in het kader van het losweken van de EU van de afhankelijkheid van de Russische energie en de sterkere afhankelijkheid van deze regio voor de invloed van de VS in het gebied rond de Kaspische Zee. Dit zijn: de doelbewuste steun voor de ontsluiting van de olie- en gasbronnen in de Centraalaziatische landen Kazakstan, Oezbekistan, Turkmenistan en Azerbeidzjan. En de uitbouw van het stelsel van pijplijnen door Azerbeidzjan, Georgië en Turkije naar de Middellandse Zee met inbegrip van de hectische activiteiten op militair gebied en dat van de geheime diplomatie in deze regio (..).
(..)
In het al eerder geciteerde energiepolitieke strategische document van de VS-regering komen op meerdere plekken de eigen geostrategische doelstellingen op bedekte, maar duidelijk herkenbare wijze ter sprake gebracht: "De Golf-producenten zullen een onvervangbare rol op de wereldmarkt blijven spelen. We zullen ze inderdaad aanmoedigen om de buitenlandse investeringen te vergroten en hun eigen economische potentieel te verruimen. Maar zoals de recente gebeurtenissen in Venezuela aantonen, heeft de wereld een hoogst flexibele en elastische oliemarkt nodig, die het sommige regio's mogelijk maakt om eb en vloed in andere regio's te compenseren. En hoe meer we zoeken naar diversiteit en groei van de wereldolieproductie, des te beter zal de markt werken." En verderop in het document: "Ondanks de vaak genoemde bezwaren tegen de 'afhankelijkheid' van het Midden-Oosten profiteert de wereldeconomie en die van de VS duidelijk van de toegang tot deze goedkope olie-aanbieders. Inderdaad is deze regio niet alleen de hoofdleverancier van de VS, maar ook die van onze belangrijkste economische partners, vooral in Azië. Zonder de overvloed van goedkope Golfvoorraden, zouden we schaarse hulpbronnen moeten inzetten om de energie die we nodig hebben tegen hogere kosten aan de wereldeconomie en onze burgers te verschaffen." Niet alleen wij, de VS, heet dit in klare taal, maar vooral onze 'economische partners', lees rivalen, zijn van de goedkope olie van het Midden-Oosten afhankelijk. Dat is goed en moet ook zo blijven. De hele wereld profiteert van de olierijkdom van het Midden-Oosten, zolang de voorraad strekt, en wij, de VS zullen onze rivalen in bedwang houden zolang wij onze sterke hand aan de oliepomp houden.
Volgens deze analyse is de sleutel tot de VS-hegemonie het in standhouden van oliedumpprijzen door de regio met de grootste en meest overvloedige (goedkope) olie- en gasreserves te controleren. Daarmee kunnen de ingewikkelde afhankelijkheids- en chantagemechanismes die de hegemoniale macht nodig heeft tegenover zijn militaire en economische rivalen overeind gehouden, respectievelijk gevestigd worden. Deze hegemoniaalpolitieke beheersing van de wereldwijde olietoevoer is alleen mogelijk doordat de hegemoniale macht de oliestaten naar believen de oliepolitiek dicteert, ze zonodig door geheime diplomatie en opstoken van interne onrust - zoals in Iran tussen 1951 en 1953 en nu in Venezuela - tot de orde roept, of, als niets helpt, het regime, zoals in Afghanistan en Irak, door een militaire interventie vervangt. Voorwendsels daarvoor zijn altijd te vinden. Het doel om de (goedkope) oliebronnen van het Midden-Oosten overvloedig en tegen lage prijzen te laten vloeien, vormt de hefboom voor de geostrategie van de VS. Alleen lage olieprijzen en ongestoorde leveranties maken het Midden-Oosten interessant voor energiehongerige staten, die bereid zijn in ruil daarvoor de hegemonie van de VS te accepteren.
En precies dit geostrategische doel maakt het hegemoniale geweldssysteem met inbegrip van de krijgshaftige interventies in het Midden-Oosten nodig. Een geweldssysteem dat aan de ene kant gericht is tegen de objectieve belangen van de oliestaten op korte en lange termijn en er aan de andere kant voor dient om de marktwerking te compenseren.
(..)
Mohssen Massarat
Uit: Getriebe nr, 32, maart 2004 (Duitstalig blad van ATTAC)
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Op 30 september en drie weken later op 20 oktober kreeg het Platform 5.000 respectievelijk 7.000 mensen op de been. Gezien de opkomst bij demonstraties tegen bijvoorbeeld de Kosovo-oorlog was dit onverwacht veel en in de media werd al gesproken van de 'Nieuwe Vredesbeweging'. Een beweging die niet alleen 'nieuw' was omdat de belangrijkste trekkers uit de 'oude', bekende vredesbeweging (IKV, Pax Christi, PvdA, GroenLinks, vakbonden) het lieten afweten, maar ook omdat de slag was gemaakt naar de jeugdige anti-globalisten en migrantenorganisaties die in de jaren tachtig nog helemaal niet in het zicht waren. De media-aandacht (bijvoorbeeld in NOVA en Twee Vandaag) concentreerde zich dan ook helemaal op de georganiseerde demonstraties en op het onderscheid tussen het Platform tegen de 'Nieuwe Oorlog' en de vredesbeweging van de jaren '80.
Het ging dus niet om het eigen verhaal van het Platform tegen de 'Nieuwe Oorlog' en toen de oorlog tegen Afghanistan na een maand eindigde met de inname van Kaboel was het ook snel afgelopen met de publieke aandacht voor het Platform. Het nam nog het initiatief tot een wekelijkse berichtenpagina 'het Andere Nieuws over de Nieuwe Oorlog', waarin ze het beeld dat de oorlog tegen het terrorisme z'n eerste succes had geboekt trachtte te ontzenuwen, en organiseerde op 16 februari 2002 een goed bezocht symposium over de structurele achtergronden van de 'Nieuwe Oorlog', maar het lukte het Platform niet meer om de landelijke media te halen. Nederland was in het voorjaar van 2002 ook volledig in de ban van de Fortuyn-manie, waarin het Platform verder geen rol speelde, ondanks haar uitgangspunt dat de islam niet tot nieuw vijandsbeeld uitgeroepen mocht worden. Ook in de grote Palestina-demonstratie van april 2002 speelde het Platform geen rol; deze demonstratie, waaraan 30.000 mensen deelnamen werd vooral gedragen door migrantenorganisaties.
Het is een discussie waard of ook het Platform zelf zich niet te veel op de omvang van de landelijke demonstraties en die van de lidorganisaties concentreerde. Misschien was het nog wel veel belangrijker dat in relatief korte tijd zo'n 30 lokale platforms ontstonden waarvan er vier (Groningen, Nijmegen, Rotterdam en Roermond) in staat bleken om een lokale demonstratie te organiseren waar meer dan 1.000 mensen aan deelnamen. De eerste speciale bijeenkomst voor lokale platforms vond echter kort na de inname van Bagdad plaats en wederom zakte de boel weer vrij snel in. Het Platform leek erg afhankelijk van de uitbraak van weer een nieuwe oorlog, in plaats van dat het erin slaagde om het concept 'Nieuwe Oorlog' als zodanig voor het voetlicht te brengen. Het lukte wel om het standpunt inzake Irak in opinie-artikelen geplaatst te krijgen en wat kleinere acties tegen bijvoorbeeld de uitzending van Nederlandse militairen naar Irak te organiseren, maar het bredere concept tegen de 'Nieuwe Oorlog', waartoe bijvoorbeeld ook de in het najaar van 2003 aangenomen terrorismewet had moeten behoren, verdween geleidelijk achter de horizon. En juist met dit concept had het Platform een rol kunnen spelen in de breder gevoerde discussie over de gevolgen van '11 september' voor ontwikkelingssamenwerking en internationaal beleid. De tijd dat er alle begrip moest zijn voor het optreden van de Verenigde Staten lag immers achter ons. In plaats van het kunnen deelnemen aan die discussie moest veel energie gestoken worden in het bijeenhouden van de bestaande coalitie.
Eind november vorig jaar organiseerden Pais, het Humanistisch Vredesberaad en het Haags Vredesplatform een openbaar debat over nieuwe strategieën voor de vredesbeweging. Wat zouden we als 'oude vredesbeweging' kunnen leren van met name de antiglobalisten? De conclusie van die bijeenkomst was enerzijds dat we als 'oude vredesbeweging' via het Platform tegen de 'Nieuwe Oorlog' reeds intensief samenwerken met die antiglobaliseringsbeweging; maar anderzijds dat we er onvoldoende in slagen om onze eigenlijke vredesagenda in dat samenwerkingsverband aan de orde te stellen. Als we als 'oude vredesbeweging' willen dat de 'nieuwe vredesbeweging' meer is dan een ééndagsvlieg en ook graag zouden willen dat die nieuwe beweging niet alleen tegen oorlog is maar ook alternatieve wegen naar de vrede wil bewandelen, dan zullen we veel intensiever moeten proberen om die vredesagenda van ons in het Platform tegen de 'Nieuwe Oorlog', of desnoods in deelcoalities, in te brengen. Maar het is brengen en halen. Samenwerking betekent ook dat we als vredesbeweging moeten kijken wat anderen, antiglobalisten en migrantenorganisaties, op hun agenda hebben staan en delen daarvan aan de onze toevoegen. Op zich moet dat niet moeilijk zijn, want aandacht voor rechtvaardiger wereldverhoudingen en solidariteit met onderdrukte bevolkingsgroepen elders stonden altijd al op onze vredesagenda.
Maar als het zo belangrijk is om 'onze agenda' binnen de 'nieuwe vredesbeweging' te verspreiden, terwijl we ons tegelijkertijd zozeer kunnen herkennen in de thematiek van de agenda's van de anderen binnen het Platform, dan dringt zich toch de vraag op waarom de interactie tussen 'oude' en 'nieuwe vredesbeweging' zo hapert. Welke plaats neemt de 'oude vredesbeweging' binnen de 'nieuwe' in? Is het niet erg frappant dat, een jaar nadat het Platform tegen de 'Nieuwe Oorlog' was opgericht, het regelmatig overleg binnen het LBVO werd stopgezet; dat er, met slechts een enkele uitzondering, nauwelijks interactie is tussen de nog bestaande vredesplatforms die in de jaren tachtig zijn opgericht en de dertig vredesplatforms die tijdens de oorlogen tegen Afghanistan en Irak tot ontwikkeling zijn gekomen; dat de 'oude' vredesbeweging het nogal laat afweten op de landelijke vergaderingen? Het Platform tegen de 'Nieuwe Oorlog' blijkt steeds meer gezien te worden als een bont samenwerkingsverband dat demonstraties en andere activiteiten mag organiseren, maar dat vooral niet de pretentie mag hebben om ook nog iets inhoudelijks voor te stellen. Dat doen we zelf wel en veel beter, zo lijken de verschillende stromingen die in het Platform vertegenwoordigd te zijn, te denken. En dat zou een gemiste kans zijn.
Jan Schaake
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Helaas zullen geharde politici en commentatoren deze suggestie, zodra die wordt gedaan, naar de prullenbak verwijzen, met het argument dat geweldloosheid niet werkt tegen een zo ziekelijke tiran als Saddam. Zij doen dat omdat ze het onderscheid niet kennen tussen wat in de volksmond als "geweldloosheid" wordt beschouwd en de strategische geweldloze actie, die autoritaire regimes heeft bestookt totdat de dictators vermorzeld waren en die mensen van diverse vormen van onderdrukking heeft bevrijd.
In werkelijkheid begint geweldloos verzet dat geschiedenis schrijft doorgaans niet vanuit morele overwegingen. Het begint niet met mensen die bloemen in de loop van een geweer steken en het eindigt niet met demonstranten die zich verspreiden op weg naar huis. Het gaat gepaard met een scala krachtige instrumenten - stakingen, boycots, burgerlijke ongehoorzaamheid, het verstoren van overheidsorganen en zelfs geweldloze sabotage - in een afgewogen strategie gericht op het ondermijnen van de steunpilaren van de verdrukker. Het gaat er niet om een standpunt te verkondigen, maar om de macht te grijpen.
In de Tweede Wereldoorlog is onder de Deense bevolking geleidelijk breed geweldloos verzet gegroeid tegen de Duitse bezetting. De Denen hebben, eerst door culturele protestacties maar later ook door algemene stakingen, ruimte geschapen om te kunnen handelen en de kosten van de bezetting van hun land voor het Nazi-regime op te jagen. Hoewel de Duitsers in Denemarken zwaardere onderdrukking hadden kunnen toepassen dan zij gedaan hebben, maakt dit duidelijk waar het om draait. De Denen ontdekten dat er sprake was van een soort ruil met de Duitsers en gebruikten dat gegeven als hefboom bij de ontwikkeling van hun verzet.
Een autoritair bewind en een militaire bezetter hebben van de bevolking bepaalde dingen nodig. Die kunnen hun worden onthouden, al betalen degenen die zich verzetten daarvoor een prijs. Het verzwaren van de onderdrukking werkt niet altijd als strategie om het verzet te smoren, omdat groeiende onderdrukking meer mensen tegen de haren in strijkt en hen ertoe kan brengen in verzet te komen, waardoor het voor het bezettende regime nog kostbaarder wordt om de gewone gang van zaken te handhaven. We moeten begrijpen dat voor een bezetter de middelen om de bevolking zijn wil op te legger niet onuitputtelijk zijn, tenzij hij bereid is de hele bevolking uit te moorden.
Dit plaatste de Nazi's voor een dilemma: om het protest te beëindigen zouden ze deze vrouwen weg kunnen slepen, arresteren of met geweld van de straat jagen. Maar het regime was bang dat dit andere Berlijners, die het zeker zouden horen, tot verzet zou aanzetten. Binnen een week kwam Goebbels tot de conclusie dat het gemakkelijker was de vrouwen hun mannen terug te geven, en hij lieten velen uit de kampen terughalen; 1.700 mannen werden vrijgelaten.
Conflicten waarbij strategische geweldloze actie gebruikt wordt, vragen niet noodzakelijk in alle fasen om fysieke kracht. De Nazi's hadden het protest in de Rosenstrasse op de eerste dag kunnen beëindigen, maar deden dat niet; ze begrepen dat het geen probleem van macht was. De politieke context was het probleem: het doden van joden was één ding, maar schieten op niet-joodse Duitse burgers, vrouwen, was iets heel anders. Dat zou hun imago bezoedelen (en misschien zelfs de legitimiteit van hun bestuur in de waagschaal stellen) op een heel kwetsbaar moment, kort na de nederlaag bij Stalingrad. We leren hieruit dat hun vrijheid van handelen door hun vermogen tot onderdrukken niet vanzelfsprekend vergroot werd.
Toen zichtbaar werd dat een groot deel van de bevolking zich tegen het regime verzette voelde Pinochet zich gedwongen zijn legitimiteit te bevestigen, en hield hij een referendum over de voortzetting van zijn regering. Dat verloor hij, dankzij de aanwezigheid van internationale waarnemers en de organisatie van de basis. Daarna werd zijn plan met geweld in te grijpen geblokkeerd doordat zijn officieren hem duidelijk maakten dat ze zijn bevelen zouden negeren.
Wat was er gebeurd? Een ogenschijnlijk onschuldig protest had de mogelijkheden van het regime om de bevolking te intimideren aangetast en de democratische oppositie wist daarvan gebruik te maken om zich te organiseren en uiteindelijk meer legitimiteit te verwerven en daarbij de aanhang van de dictator te splitsen.
Een invasiemacht die zich met geweld een weg naar Saddam wil banen zal eerst alle militaire en veiligheidstroepen om de man heen moeten vernietigen, en die zullen, met de dood voor ogen, terugschieten. Daarop zouden afgrijselijke gevechten in en rond Bagdad volgen. Zijn stafchefs hebben president Bush gewaarschuwd voor de kosten die een invasie met zich mee zou brengen.
Wanneer een campagne tegen Saddam echter zou beginnen onder de burgerbevolking, met over het land gespreide incidenten, en geen doelen zou bieden voor militair ingrijpen, dan zouden pogingen het verzet neer te slaan afhangen van lagere, minder betrouwbare leden van Saddam's onderdrukkingsapparaat. Als het verzet de politie en de soldaten duidelijk zou maken dat het hen niet als vijand zag, en het aanvankelijk niet meer was dan een kleine ergernis, dan zou het besef dat het verzet tegen Saddam gericht was leiden tot vermindering van de angst van mensen om mee te doen aan verdergaande meer systematische verzetsdaden. Dat de oppositie beter zichtbaar en serieus werd, zou dissidente elementen binnen het regime ruimte bieden te deserteren als de gebeurtenissen uit de hand zouden lopen.
Een paar jaar geleden, toen duizenden moslims in de heilige stad Karbala samenkwamen voor de jaarlijkse godsdienstige feesten, stuurde het regime troepen omdat het wanorde of een opstand vreesde. Maar die waren zozeer in de minderheid tegenover de burgers dat ze letterlijk werden omsingeld - waarmee de grenzen van Saddam's repressieve apparaat zichtbaar gemaakt werden.
Eerder dit jaar reageerde een vooraanstaand lid van de geweldloze Irakese oppositie verbitterd, toen de regering Bush alle mogelijke militaire strategieën bleek te onderzoeken om tot een omwenteling in Irak te komen, zonder zich te realiseren "dat 22 miljoen Irakezen Saddam Hoessein verafschuwen" en zo een enorme reserve vormen om zand in zijn machine te strooien. Tijdens een onlangs gehouden overleg over de toekomst van de democratie herinnerde een ander lid van de Irakese oppositie de sceptischer aanwezigen eraan dat Saddam's regime niet kan functioneren zonder de olie-inkomsten, en dat er een klein aantal burgerarbeiders in de olie-industrie werkt dat, als het zou vertrekken, daarmee eigenhandig een crisis zou veroorzaken. Als Saddam de arbeiders in de olie-industrie, of in elektriciteitscentrales, zou doden, hoe zouden dan de olievelden kunnen blijven produceren of zijn paleizen en gevangenissen van stroom verzekerd kunnen blijven?
De gedachte dat geweldloze actie structurele beperkingen kent die verband houden met het karakter van het regime is ten dele het product van drie generaties, die ons deze strategie hebben voorgespiegeld als morele voorkeur of een vorm van ethisch gedrag. De meeste pleitbezorgers voor geweldloosheid hebben onbewust het geloof versterkt dat machthebbers hun macht niet kan worden ontnomen als zij bereid zijn overweldigend militair geweld te gebruiken, door te benadrukken dat "geweldloze actie overwint doordat de tegenstander het lijden en de boodschappen van het verzet ziet en besluit op te geven". Zo heeft geweldloos verzet in de regel niet gewerkt.
Er zijn regimes onttroond die geen scrupules hadden geweld tegen hun tegenstanders te gebruiken of hen het recht te ontnemen zich uit te spreken. Hoe? In de eerste plaats door te laten zien, dat de oppositie in staat was het laatste beetje steun voor het regime van het publiek en de buitenwereld af te breken, zijn legitimiteit te ondermijnen, de kosten van het behouden van de macht op te jagen en het onderdrukkingsapparaat uit te putten.
Strategische geweldloze actie bestaat niet uit aardig zijn voor je onderdrukker, en nog minder uit je afhankelijk te maken van zijn vriendelijkheid. Ze is er op gericht de fundamenten van zijn macht af te breken en hem te verjagen. In Irak is dat mogelijk.
Peter Ackerman en Jack DuVall
Peter Ackerman is voorzitter van de Raad van Toezicht van de Fletcher School of Law en Diplomacy van Tufts University, Jack DuVall is directeur van het International Center on Nonviolent Conflict. Samen publiceerden zij 'A Force More Powerful: A Century of Nonviolent Conflict.'
Dit artikel is geschreven voor de val van Saddam Hoessein
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Deze 'Nieuwe Oorlog' is een heilloze onderneming omdat ze niet te winnen is en dus eindeloos voort kan duren. De tegenstelling wordt immers gebaseerd op iets dat ten diepste raakt: de cultureel-religieuze achtergrond van mensen, groepen en landen en gaat dus verder dan een ideologisch verschil over de inrichting van de mondiale samenleving. De vijandschap is onverzoenlijk en lijkt gericht op de volledige eliminatie van de andere partij; het idee dat er voor beide groepen een plek is onder de zon, is vreemd aan de ideologie van beide partijen. Een derde reden waarom de oorlog niet winbaar is, is dat ze gekenmerkt wordt door een zogenaamde asymmetrische oorlogsvoering. Het militaire overwicht van het Westen is zo groot dat ze elk ander land afzonderlijk binnen de kortste keren onder de voet kan lopen. De andere kant hanteert het middel van aanslagen waar de Westerse samenleving zich eigenlijk niet tegen kan verdedigen.
Natuurlijk kunnen we proberen om een grote veiligheidsmuur om ons heen op te trekken waarachter we in angst blijven leven, vooral als 'ons' expeditieleger (in de praktijk zal dat vooral het Amerikaanse zijn, waar we niets over te zeggen hebben) weer eens ergens een operatie uitvoert. Natuurlijk kunnen we de rest van de wereld met militaire middelen onze wil opleggen en waar nodig een bezettingsleger of stabilisatiemacht stationeren. Natuurlijk kunnen we proberen om de moslims in onze eigen samenleving en mogelijk ook elders aan banden te leggen en laat ons daarbij dan vooral niet gehinderd worden door allerlei subtiele onderscheiden. Dit is de wereld waar we in terechtkomen als we zo doorgaan en de eerste sporen hiervan zijn reeds zichtbaar.
Het pacifisme heeft zich nooit thuis gevoeld bij dit soort rigide maatregelen. Ook niet in de strijd om het Goede over de wereld uit te storten, zij het met bevrijdend geweld of met humanitaire interventie. Het stond dan ook kritisch tegenover het maakbaarheidsideaal van links dat de jaren zeventig typeerde, maar moet nog minder hebben van het huidige rechtse neoconservatieve maakbaarheidsideaal. Het keert zich dan ook tegen de retoriek van Blair en anderen die niet ophouden met het spreken over een 'historische strijd' in naam van de 'democratie' en de 'beschaving'.
Het is deze ideologie van een humanitair imperialisme dat al voor 11 september 2001 aan een geweldige opmars bezig is. In naam van de beschaving wordt op talloze plaatsen in onze wereld een strijd geleverd voor westerse waarden als democratie, vrijheid en vrij ondernemerschap, zoals het in de onderliggende Amerikaanse Veiligheidsstrategie heet. Met de komst van dit humanitair imperialisme lijkt het pacifisme te hebben afgedaan. Maar in werkelijkheid is het juist dit humanitair imperialisme, zwanger van ideologische en religieuze taal, waartegen het pacifisme zich richt en geen schone handen maar wel een zuiver taalgebruik en gezond verstand bepleit.
Wie met geweld toeslaat, moet verwachten met geweld teruggeslagen te worden. Wie het Kantiaanse idee van de 'Eeuwige Vrede' aanhangt, kan niet voorbij aan de Kantiaanse imperatief die ervan uitgaat dat het ieder ander geoorloofd moet zijn datgene te doen wat je jezelf ook toestaat te doen. Als het Westen zich bedient van uitbuiting en preventieve oorlogen, zal het geconfronteerd blijven worden met terroristische aanslagen. Wie A zegt, moet ook B zeggen: wie tegen het aanslagenterrorisme van Al-Qaeda en aanverwanten is, kan niet zwijgen over de bommenterreur van Bush en Blair.
Op een dieperliggend niveau ligt de vraag naar de Vijandsbeelden. Vijandsbeelden zijn van alle tijden en schijnen bij ieder mens en iedere samenleving te horen. Deze vorm van collectieve haat is een menselijk instinct. Paradoxaal genoeg hoeft de mens de groep waarover hij zich een vijandsbeeld vormt helemaal niet persoonlijk te kennen, maar kan hij zich ook bedienen van ervaringen van anderen, stereotypen en vooroordelen waarmee de ander een karakter aangemeten wordt dat helemaal niet in overeenstemming hoeft te zijn met de werkelijkheid. In het werk Dialektiek van de Verlichting stellen Adorno en Horkheimer dat een vruchtbare omgang met de ander alleen mogelijk is, wanneer wij zelf bereid zijn om onze ogen te openen voor het feit dat wij ook schuld dragen aan het feit dat de ander onze vijand is geworden en dat vijandsbeelden ook iets zeggen over onszelf. Eeuwen van kolonialisme en economische uitbuiting tot op de dag van vandaag toe nopen ons ertoe vast te moeten stellen dat wij ook schuld dragen aan het ontstaan van de huidige wereld, inclusief het verschrikkelijke en afkeurenswaardige terrorisme.
Terecht stelt de Amerikaanse politicoloog Benjamin Barber tegenover de bloedige politiek van het religieuze fundamentalisme de bloedeloze politiek van het westerse kapitalisme. De economische uitbuiting en de - nog steeds toenemende - verschillen tussen arm en rijk wereldwijd vormen een voedingsbodem voor terroristen. Zij bedienen zich van deze voedingsbodem om steun te verwerven onder de bevolking van landen die zuchten onder internationale schuldenlast en uitbuiting door lokale heersers. Dit is geenszins een rechtvaardiging voor het gedrag van deze terroristen, maar biedt een veel vruchtbaardere aanzet tot een verklaring van het internationaal terrorisme dan het denken in pamflettistische termen als de 'botsing der beschavingen.' Het wegnemen van deze voedingsbodem is op de lange termijn de enige strategie die daadwerkelijk kans van slagen heeft. Dit vereist een drastische wijziging van de internationale economische orde, die alle landen in deze wereld perspectief op echte verbeteringen dient te bieden.
Tegelijkertijd dringt zich het idee op dat in plaats van een Nieuwe Wereldorde eerder sprake is van een Nieuwe Wereldwanorde. Robert Kaplan schrijft het Anarchistisch Pandemonium en Morgan Norval Opmars van de Wanorde. Aan de zelfkant van 'onze' beschaafde wereld lijkt een wereld van geweld en wetteloosheid te bestaan. Een wereld waar we misschien wel militair moeten ingrijpen, mocht het te dol worden. Het is dit laatste beeld dat bij een groot aantal machtshebbers in deze wereld ingang gevonden heeft. Terwijl het veeleer voor de hand ligt om de oorzaken van deze wanorde, de leegloop van dorpen naar grote steden, het hoofd te bieden en dáár de stimulering van sociale en economische ontwikkeling op te richten. Van het zogenaamde vredesdividend, waar iedereen na de Val van de Muur en het wegvallen van de voorgehouden noodzaak tot absurd hoge defensie-uitgaven over sprak, is de afgelopen vijftien jaar echter weinig vernomen.
De kritische houding jegens de gebezigde retoriek, het streven naar economische en sociale rechtvaardigheid en het aandragen van geweldloze oplossingen voor conflicten tussen mensen, groepen en landen voor het vraagstuk van het internationaal terrorisme vragen een actieve opstelling en geen lijdzame houding waarvan het pacifisme zo vaak beschuldigd wordt. Pacifisme heeft dan ook niets te maken met passiviteit, maar juist met een pacem facere, het daadwerkelijk inzetten voor vrede. Deze vrede kan niet zonder economische en sociale gerechtigheid. Daaraan voorbij te gaan is een doodlopende weg, maar het is helaas wel de weg waarop wij op dit moment beland lijken te zijn.
Jan Schaake en Arjan Vliegenthart
Het pacifistisch manifest, dat hier in verkorte vorm is afgedrukt, maakt deel uit van een bredere brochure die in november verschijnt ter gelegenheid van het 80-jarig bestaan van de vereniging Kerk en Vrede en dat voor 8 euro besteld kan worden bij het secretariaat van Kerk en Vrede.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Afscheidswoord op begrafenis Den Haag, 31 augustus 2004 Gerard van Alkemade (1938-2004)Beste mensen; familie, vrienden, vriendinnen, kameraden (strijdmakkers zou hij zelf zeggen) van Gerard. Deze toespraak komt minstens 20, 30 jaar te vroeg. Gerard had nog zoveel te doen, zat nog vol plannen en ondanks de beroerde politieke situatie waarin we ons in de wereld, in NL bevinden en zijn daardoor de laatste tijd ook pessimistischer kijk op de ontwikkelingen, wist hij op zijn eigen manier toch ook de moed erin te houden.Niets doen, niet kiezen is kiezen voor de sterksten, de machthebbers en daar had Gerard een veels te groot hart voor, teveel gezien en teveel kennis. Hoewel een zeer tolerant mens kon hij zich vreselijk opwinden over het verraad van de Mient Jan Fabers en Wim Koks in deze wereld. Ik wil hier niet spreken namens een organisatie, club en zelfs niet sec namens de vredesbeweging. Hoogstens namens de beweging van mensen die het goed bedoelen met de wereld, een beweging waarvan Gerard het grootste deel van zijn leven deel uitmaakte. Want hoewel Gerard inderdaad fulltime vredesactivist was, was dat voor hem onlosmakelijk verbonden met andere facetten van sociale strijd: internationale solidariteit, antiracisme, milieu etc. Gerard was een netwerker pur-sang met kontakten in tal van sociale bewegingen en in alle leeftijden van bedaarde/bejaarde vredesactivisten tot jonge, opgefokte krakers, ook al noemden sommigen hem soms spottend een "jehova voor vrede". Hij vond het belangrijk om zichzelf, maar ook anderen met elkaar in gesprek te brengen. Hij stak daarbij zijn meningen niet onder stoelen of banken, maar luisterde ook serieus naar meningen en opvattingen van anderen. Ook was Gerard een lastig mens, voor zichzelf en voor anderen, een pietje precies die uren kon schaven en schuren aan een pamflettekst en door vergaderde en door vergaderde tot in de trein terug uit Utrecht of Amsterdam doorvergaderde en doorvergaderde. Zijn punctualiteit botste soms met het spontanisme van minder georganiseerde mensen. Maar hij was altijd enthousiast over elke poging van mensen iets te doen, hoe klein een actie ook was. Zelf een sober, maar rijk sociaal en cultureel leven leidend in een stil straatje aan de rand van de koopgoten die de Haagse binnenstad rijk is, ergerde hij zich vreselijk aan de uitpuilende winkels met alle reclame en koopziek publiek. Wetende dat dit consumptiepatroon schadelijk is voor zelfs de allereerste basisbehoeften van de medemens en het milieu. Vliegtuigreizen, auto's, computers, mobiele telefoons Gerard had er weinig mee op. In een nog niet gepubliceerd artikel: "Overconsumptie en oorlog" voor het combinatienummer van het kan anders/vredeskoerier en Procesnieuws/Kernwapens Weg legde hij haarscherp de vinger op de pijnlijke plek. Hij was blij dat hij dit artikel nog geschreven had.Citaat: "zolang het rijke deel van de mensheid niet drastisch consumindert kan er van ontwapening en vrede geen sprake zijn". Lieve Gerard, in de ongeveer 20 jaar dat ik je ken ben je als mededemonstrant, inspirator en kameraad of strijdmakker, zoals jij dat noemde ook een vriend geworden, iemand waarmee je kon discussiëren en praten over politiek, cultuur, natuur, maar ook kon komen lachen, stoom afblazen na een arrestatie, uithuilen. Altijd kon je ondanks je eigen drukke activiteiten (deadlines etc.) tijd maken en het was vrijwel altijd mogelijk een hapje mee te eten. Vele momenten zal ik herinneren en koesteren. Met nepbloed besmeurd rondgeleid worden door een hotemetoot van de wapenmaffia op hun beurs, tassen vol folders met hun oorlogstuigreclame verzamelend voor verder onderzoek t.z.t. met een steeds zenuwachtiger wordende begeleider, door de opmerkingen van zijn collega oorlogshandelaren. Of met z'n tienen de tijd pratend, zingend en melige opmerkingen makend doorkomen in de groepscel van een Haags politiebureau. Maar ook Bertholds Brecht 3GroschenOper door Theatergroep de Appel, een Koerdische muziekgroep in het Volksbuurtmuseum of een hapje in het eetcafé van de Blauwe Aanslag. Ik zal je ontiegelijk missen. Wij zullen je ontiegelijk missen. En velen met ons. We zijn zo blij, dat je je boek over Kees af hebt gekregen. Je hebt er zo hard aan gewerkt en zoveel voor gelaten. Het boek was zo belangrijk voor je (en voor de vredesbeweging). We zijn zo blij dat je nog bij leven en welzijn de Kees Koning Vredesprijs hebt gekregen. Je had het zo verdiend. Het beste dat er te doen valt, is door te gaan met de strijd voor gerechtigheid en vrede.Het enige wat er te doen valt is verder werken aan die betere wereld. We zullen daarbij nog vaak aan je denken… en je missen…
|
Dit sprookje is inmiddels wreed verstoord door het sneuvelen van enkele en het gewond raken van heel wat Nederlandse militairen. Er wordt nu dan ook anders gesproken over de situatie in Irak, zowel door autoriteiten als door verwanten van de soldaten.
Minister Kamp zei eerst dat de soldaten daar alles hebben wat nodig is, maar besloot later tot zwaardere bewapening en extra troepen. Hij zei dat de meerderheid van de Irakezen nog steeds voor de Nederlanders is, maar zich niet laat horen. Hij stelde dat de veiligheid verminderde en zelfs zorgwekkend werd doordat na de 'soevereiniteitsoverdracht' van eind juni niet meer de Nederlanders zelf maar de Irakezen daarvoor moeten zorgen. Hij sprak over "gefilterde informatie". Hij wees ook op het feit dat de Iraakse veiligheidsdiensten onzichtbaar waren bij de dood van de tweede Nederlander.
Door familieleden van de soldaten wordt tegenwoordig gezegd dat die als schietschijf dienen, dat het er gewoon oorlog is. Ook dat de bevolking langs de weg de duim naar beneden houdt bij het passeren van de Nederlanders en dat de meerderheid niet blij is met hen. Zij menen dat de inlichtingen van de Iraakse politie niet betrouwbaar zijn.
En inderdaad: de aanvallen waarbij Nederlandse slachtoffers vielen waren grootschalig, gecompliceerd en zorgvuldig voorbereid. De Nederlandse bewapening is trouwens zwaar, gegeven de aanwezigheid van Apache gevechtshelikopters, berucht om hun vernietigende vuurkracht. En hoe humanitair is eigenlijk het opleiden voor het Iraqi Civil Defense Corps en voor de politie?
Laten we eerlijk zijn over de rol van de Nederlandse militairen. Nederland steunde in het begin de Amerikaanse aanval op Irak, niet militair maar wel politiek. Als gevolg van die aanval is er nu een Amerikaans-Britse bezetting. Nederland heeft ja gezegd op het verzoek om een deel van het Iraakse grondgebied voor zijn rekening te nemen, dat wil zeggen de bevolking in toom te houden. Hand- en spandiensten ten behoeve van de agressors dus.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Het algemene beeld is echter duidelijk:
Na de verbeterde uitrusting van het Nederlandse leger in de jaren zeventig
(..) volgt nu dus steeds duidelijker de militarisering van Nederland.
Vrijwel alle belangrijke programma's zijn daarbij het gevolg van
NAVO-besluiten. (..) Het wordt steeds duidelijker: wie het Nederlandse
militaire beleid wil wijzigen, zal de NAVO aan moeten pakken."
VeeDee
september 1984
Begin dit jaar kregen de ex-rechercheur Sibers en de juridisch medewerker
van TEG, Hofsteenge de opdracht een onderzoek in te stellen nar vermeende
overtredingen van de Wet Gewetensbezwaarden Militaire Dienst door links
georiënteerde tewerkstellingsobjekten. In mei lag er een lijvig rapport op het
buro TEG met de kwalifikatie 'Zeer Geheim'. Een kwalifikatie die overigens
nogal kriminaliserend is voor de dienstweigerbeweging. (..)
De tewerkstellingsobjekten werden op het matje geroepen en bedreigd met
intrekking van de erkenning als tewerkstellingsobjekt.
Kerk en Vrede kreeg te horen dat ze dienstweigeraars hadden uitgeleend aan
de Beweging Weigering Defensiebelasting en de Opleiding Sociale Vredesdienst
(OSV). Twee instellingen die niet zijn erkend als tewerkstellingsobjekt. De
X-Y beweging had twee dienstweigeraars geplaatst 'in het veld'. Zij verrichtten
onderzoek naar de Nederlandse wapenhandel op het Anti-Militaristies Buro in
Nijmegen. Omdat beiden in Nijmegen waren geplaatst kon X-Y volgens TEG niet
voldoende kontrole uitoefenen.
De Oekumenische Studenten Gemeente had evenals Kerk en Vrede een
tewerkgestelde uitgeleend aan de OSV. (..) De SVAG had volgens TEG te
nauwe banden met het OSV, waardoor het vertrouwen in hen was
geschonden. (..) De Doopsgezinde Vredesgroep ten slotte had volgens TEG
niets misdaan. Hun tewerkgestelde was echter geplaatst op het kantoor
van Kerk en Vrede, een inmiddels 'besmet' verklaarde instelling.
(..)
De tewerkstellingsobjekten en de en de ontslagen dienstweigeraars mochten
het nieuws via de media vernemen. Een fraai staaltje wanbestuur.
Op het persbericht werd verontwaardigd gereageerd. (..) Om de politieke
kant van de beslissing te benadrukken werd op 15 augustus op symbolische
wijze de hal van het Transitorium (het rijkskantorengebouw) bezet samen met
twee kamerleden (Andree van Es van de PSP en Jules de Waard van de PvdA)."
Een probleem waar de vredesbeweging sterk onder lijdt is het steeds herhalen van oude formules en beschrijvingen van de catastrofen die ons te wachten staan, zonder dat er praktische richtlijnen voor actie worden aangeboden om deze vreselijke toekomst te vermijden. Het is daarom verfrissend om in dit boek, geschreven door een veteraan van de vredesbeweging, kennis te nemen van een andere aanpak van de problemen. Dan Plesch heeft een geschiedenis van activisme, lobbyen en onderzoek die teruggaat naar de tachtiger jaren; in die zin is hij net zoals vele andere activisten een product van de massale anti-kernwapenbeweging van die tijd. In twintig jaar intensief lobbywerk en interactie met de media, beleidsmakers en politiek heeft hij steeds gezocht naar ideeën die meer waren dan een eenvoudige verwerping van het bestaande beleid. Deze publicatie is een weergave van de ideeën die hij in die praktijk ontwikkelde.
Waarom de schoonheidskoningin (Beauty Queen) als voorbeeld? Plesch had geconstateerd dat bij een recente schoonheidscompetitie alle deelneemsters hun wens voor wereldvrede uitspraken. Een wens die door de overgrote meerderheid van de mensheid wordt gedeeld. Maar hoe daar te komen? Plesch begint met een korte beschrijving van de ernstigste wereldproblemen.
Ook de 'oorlog tegen het terrorisme' komt op deze manier aan bod. Plesch pleit voor het gebruik van een ander concept dan terrorisme, vooral omdat het een nietszeggend begrip is. Er is inderdaad een internationale oorlog aan de gang tegen een kleine minderheid van opstandelingen die om uiteenlopende reden de wapens heeft opgenomen. Bij het bestrijden daarvan, stelt Plesch, is het van cruciaal belang te begrijpen dat deze oorlog een politieke oorlog is. Het gaat vooral om een strijd tussen ideeën. Toen hij een officier van de Britse elite strijdkrachten SAS suggereerde dat de strijd voor 95% ging om sociaal-democratie en voor 5% om het doden van de vijand, antwoordde deze: nee, het gaat voor 1% om doden. Deze fundamentele les dreigt vergeten te worden, stelt Dan Plesch, juist door de civiele autoriteiten.
Deze oorlog is internationaal en moet dus door internationale instanties gevoerd worden. Dat betekent een centrale rol voor de VN. Maar, stelt Dan Plesch, niet de VN zoals die nu is. Bij deze en andere internationale lichamen zouden de vertegenwoordigers gekozen moeten worden door de bevolking van de landen die ze vertegenwoordigen. Dit ziet Dan Plesch als een methode om de bureaucratische logheid van de VN en andere organen te doorbreken. Deze gedachte lijkt merkwaardig en onuitvoerbaar, maar is het niet. Bij nationale verkiezingen zouden ook internationale vertegenwoordigers gekozen kunnen worden. Partijen in landen met evenredige vertegenwoordigingen zouden dit zelfstandig kunnen doen: bijvoorbeeld door aan te geven dat bepaalde mensen op de kieslijst, als ze verkozen worden, naar de VN of andere internationale lichamen zullen gaan.
Dan Plesch legt grote nadruk op het belang van democratische vertegenwoordiging: het is een sleutel voor het oplossen van de grote wereldproblemen, omdat er veel grotere druk ontstaat voor oplossingen als gekozen vertegenwoordigers van de direct betrokkenen aanwezig zijn in plaats van diplomaten die zich slechts achter gesloten deuren hoeven te verantwoorden. Dan Plesch ziet dit niet als een radicale ommezwaai, maar eerder als een logische volgende stap in de ontwikkeling van de democratie in de geschiedenis. In de Britse geschiedenis die hij als voorbeeld aanhaalt zijn een aantal beslissende ogenblikken aan te wijzen waar de eerste stappen naar grotere inspraak en macht door het volk worden genomen. Zo werd tijdens de Britse revolutie in 1644-1648 door de Levellers gepleit voor het algemeen stemrecht.
Hun eis werd afgewezen, het kiesrecht werd beperkt tot degenen met bezit. Maar de opvolgers van deze beweging wonnen uiteindelijk in de twintigste eeuw het universele kiesrecht.
Zoals gezegd stelt Dan Plesch dat internationale problemen op internationaal vlak moeten worden opgelost. Een belangrijke rol dus voor een gedemocratiseerde VN. Een substantieel deel van het boek wordt besteed aan de voorgeschiedenis van deze organisatie. De politieke reden daarvoor is duidelijk: de ideologen van de huidige Amerikaanse regering hebben een serieuze poging gedaan om de VN samen met andere internationale organen ten grave te dragen. Dan Plesch herinnert hen eraan dat de VS niet alleen een medeoprichter was van de volkerenorganisatie, maar dat het de oorlog tegen het fascisme in 1941-45 ook uitdrukkelijk voerde onder de banier van de toekomstige VN. In een aantal belangrijke door Dan Plesch aangehaalde documenten (zoals de dagorder van Generaal Eisenhower voor de invasie van bezet Europa) wordt verwezen naar de eigen kant als de "Verenigde Naties".
Om een rechtvaardige internationale orde te bewerkstelligen stelt Dan Plesch nog een interessante maatregel voor, deze keer in de economische sfeer. De kwalijke rol van multinationals in de wereld is bekend, evenals pogingen om deze ondernemingen via wetgeving of afspraken te dwingen hun gedrag te beteren. Dan Plesch biedt een meer structurele oplossing aan: hij stelt voor om het concept van 'beperkte aansprakelijkheid' (limited liability) af te schaffen. Zo'n regeling zou de handelsvrijheid van de directies van die ondernemingen aanzienlijk inperken. Elke schade (bijv. aan het milieu) die door hun handelen ontstaat, moet dan volledig worden vergoed.
Van cruciaal belang is verder een verschuiving van de energie-afhankelijkheid van olie naar waterstof en andere duurzame energiebronnen. Het gaat Dan Plesch daarbij niet alleen om het redden van het milieu, maar ook om het verwijderen van een belangrijke geopolitieke bron van conflict.
Dan Plesch heeft niet de illusie als zou dit programma - want dat is het - spontaan worden overgenomen door de politiek. Net als in de geschiedenis zal er gevochten moeten worden voor de verdieping en uitbreiding van de democratisering. Het is de bedoeling dat deze ideeën in het debat rondom het World Social Forum van 2005 worden geïntroduceerd. Het is de moeite waard om het debat elders alvast te beginnen.
KaKo.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Het verhaal van Van den Nieuwenhuyzen's wapenhandel is het verhaal van een gokker die al jaren zijn hand overspeelt, maar steeds weer kans ziet op de been te blijven. Van de beminnelijke dandy die altijd van alles ritselt, maar waar niemand greep op heeft. Een opmerkelijk hoofdstuk in de geschiedenis van de Nederlandse wapenhandel komt tot een einde.
Het meeste geld dat Joep de afgelopen dik tien jaar verdient met wapenhandel vloeit voort uit de activiteiten bij het onderdeel RDM Technology: revisie en doorverkoop van oude tanks en kanonnen die bij defensie zijn wegbezuinigd. De RDM sleept orders in de wacht uit Canada, Chili, Noorwegen, Oostenrijk en de Verenigde Arabische Emiraten.
Jordanië is in 2003 de eerste en vooralsnog enige klant van de MOBAT - een kanon op een vrachtwagen gebouwd. Het land krijgt voor 18 miljoen euro 18 exemplaren. Thailand zou al jaren interesse tonen voor het mobiele kanon. Ondanks de aardige verkoopresultaten levert de handel van de RDM ook veel ruzie op. Eerder dit jaar slepen de Emiraten de RDM voor de rechter vanwege een geschil over de kwaliteit van de airco in door RDM opgeknapte pantservoertuigen. Volgens de RDM willen de Emiraten voor een dubbeltje op de eerste rang zitten. Volgens directeur Luijten van de RDM is sprake van 'die Arabieren' en 'een wereld van list en bedrog'. Er is nog meer mis met de levering: zonder toestemming van de Verenigde Staten werd technologie voor schietbuizen aan de VAE doorverkocht.
Ook heeft RDM Technology het aan de stok met defensie, dat al anderhalf jaar een bedrag van 2,6 miljoen euro opeist voor tweedehands Leopard tanks die Van den Nieuwenhuyzen aan Chili heeft verkocht.
Van den Nieuwenhuyzen mag niet klagen over de steun die hij van de Nederlandse overheid ontmoet. Voor een habbekrats krijgt hij van de marine twee overtollige onderzeeërs, die hij gebruikt als goedkoop lokkertje voor eventuele gegadigden. Natuurlijk was die hulp niet geheel zonder staatsbelang: de overheid had het ontwerp van de Moeraal gefinancierd. De laatste jaren lopen tenslotte ook 'vergevorderde' onderhandelingen met Egypte en Maleisië stuk.
Op landmacht gebied lijft hij SP Aerospace & Vehicle Systems in. Verzelfstandigd na het failliet van DAF leidt het oude Special Products in Geldrop een kwakkelend bestaan. Men bouwt aan het pantservoertuig Fennek, dat al tien jaar lang een aaneenschakeling van vertragingen en financiële problemen is (zie ook vorig nummer VD AMOK). Voor de luchtvaartpoot zijn weinig meer dan wat kruimels productiewerk over: delen van landingsgestellen voor de F-16 en de Apache en NH-90 helikopters. Van Lockheed Martin ontving men trots een order voor de ontwikkeling van een 'vanghaak' voor de JSF versie die voor vliegdekschepen wordt gebouwd. Die haak is onderdeel van een kabel die de JSF op het dek tot stilstaan moet brengen. Daags nadat ook SP over de kop gaat - half augustus - meldt concurrent Stork zich geïnteresseerd bij de curator.
Belangrijk wapenfeit is de order van acht zwaar bewapende MD Explorers voor de narcotica brigade van de Mexicaanse marine. De politie van Colombia bestelde in 1999 twee stuks MD530F. Van de Turkse politie komt een opdracht voor tien MD600N heli's. Na langslepende problemen rond de exportfinanciering komen in maart van dit jaar eindelijk de eerste toestellen aan. Het Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD) kan nog altijd niet met de bij MD bestelde heli's de lucht in. Vanwege de zwaarte van de toestellen willen de luchtvaartautoriteiten de benodigde certificering niet afgeven. China geldt al jaren als het land van belofte voor MD. Ook met het oog op de aankomende Olympische Spelen heeft men grote verwachtingen. Ondanks een joint venture en een enkele verkoop zijn de verkopen nog altijd op de vingers van een hand te tellen. Van de aangekondigde beursgang in Amsterdam is sinds november vorig jaar niets meer vernomen.
Dan is er nog het experimentele FlyCam: op afstand bestuurbare helikoptertjes voor opsporingsdoelen. Joep ziet wel brood in de vliegende camera's van de TU Delft en koopt de het project op. Samen met MD valt het onder de paraplu van RDM Aerospace. Na de lancering van het initiatief blijft het vooral erg stil. Tot in april het doek valt.
De Japanse Federatie van Economische Organisaties, de Keidanren, heeft een beroep gedaan op de regering om het verbod te heroverwegen omdat het volgens hen de ontwikkeling van essentiële technologieën door Japanse bedrijven belemmert en de veiligheid van het land bedreigt.
De huidige Japanse regering interpreteert de pacifistische grondwet flexibeler dan haar voorgangers en heeft de zelfverdedigingsmacht [Het Japanse leger - VDAMOK] naar irak gestuurd.
Hoewel dit sinds 1995 al de derde keer dat de Keidanren vraagt om herziening van het verbod, is de kans op succes deze keer groter. Er is een groeiende publieke acceptatie van de Japanse behoefte om zijn defensiecapaciteit. Dit jaar herziet de regering de defensiepolitiek op middellange en lange termijn en opheffing van het verbod zou daar deel van kunnen uitmaken.
Eerder dit jaar heeft het hoofd van het Japanse defensieagentschap, Shigeru Ashiba, gezegd dat het verbod moet worden opgeheven zodat Japanse bedrijven moderne wapens kunnen gaan ontwikkelen. Een commissie die voorstellen voor de defensiepolitiek moet uitwerken onder leiding van premier Junichiro Koizumi heeft de mogelijkheid om het verbod te herzien ook te berde gebracht.
De Japanse wapenbedrijven staan onder druk nu de regering heeft bezuinigd op de uitgaven voor defensiematerieel en voor 100 miljard yen in de jaarlijkse bewapeningsbegroting van 700 miljard yen heeft verschoven om een raketverdedigingssysteem aan te kopen dat uit de VS moet worden geïmporteerd.
Keidanren maakt zich vooral zorgen dat het exportverbond Japanse deelname aan projecten zoals de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter kan belemmeren. Als de militaire industrie zich moet beperken tot de thuismarkt zijn ze bang achterop te raken.
(KK)
Bronnen:
Financial Times 22.7.2004
voor de militaire rol van Japan zie ook VD AMOK 2004/2
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
De club bestaat uit steden uit de hele wereld die hun steun hebben uitgesproken voor het programma dat burgemeester Araki aankondigde in 1982. Op 31 mei 2004 waren er 605 steden in 108 landen en regio's lid. Sinds 2003 wordt door burgemeester Akiba vanuit Mayors for Peace een speciale campagne gevoerd gericht op nucleaire ontwapening. Volgend jaar mei zal in New York een belangrijke internationale conferentie plaatsvinden: de toetsingsconfererentie van het Non-Proliferatie Verdrag (NPV).
Burgemeester Akiba's bedoeling is dat er zoveel mogelijk burgemeesters van over de hele wereld aanwezig zullen zijn om zich uit te spreken voor uitbanning van kernwapens. Daarnaast moeten er tijdens en voorafgaand aan de conferentie in zoveel mogelijk steden allerlei activiteiten voor hetzelfde doel georganiseerd worden. Deze activiteiten zijn de afgelopen maanden begonnen in de VS, België en Duitsland. Daar hebben honderden burgemeesters zich aangesloten bij burgemeester Akiba's oproep.
In Nederland wordt deze campagne ook gevoerd. De burgemeesters van de acht Nederlandse lidgemeenten van Mayors for Peace (Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Middelburg, Rotterdam, Tilburg, Utrecht en Waalwijk) hebben in augustus een brief ontvangen van de burgemeester van Hiroshima met het verzoek de 'Noodcampagne voor de afschaffing van kernwapens' te ondersteunen. De campagnevoerders hopen dat naast de burgemeester van Middelburg, die dit al eerder gedaan had, ook de andere burgemeesters hiertoe bereid zijn en dat zij zich vervolgens ook willen inzetten om nog veel meer Nederlandse burgemeesters bij dit initiatief te betrekken.
Tijdens de herdenkingsdagen van de bombardementen op Hiroshima en Nagasaki begin augustus stonden diverse vredesorganisaties gezamenlijk met een kraam in Amsterdam om handtekeningen onder het publiek op te halen. Daarbij werden de mensen ook geïnformeerd over de noodcampagne.
De komende maanden zullen de gezamenlijk vredesorganisaties in Nederland zich inspannen om burgemeesters lid te maken van de 'Burgemeesters voor Vrede' en om de campagne van burgemeester Akiba te ondersteunen.
Informatie:
Karel Koster
030 2714376
k.koster"at"inter.nl.net
Bron: Washington Post, 4 sept 2004
Dienstplichtig soldaat Sergei ziet er uitgeput uit. "Ik heb net zes maanden van mijn tweejarige diensttijd doorgebracht op particuliere bouwplaatsen," vertelt hij. "De officieren verhuurden ons aan lokale types, meestal rijkaards, de zogenaamde 'nieuwe Osseten'. We bouwen datsja's (zomerhuisjes) of hoeden het vee voor hun."
"Sommigen behandelen ons honds, anderen zijn vriendelijker - ze kopen wodka en dure sigaretten voor ons en pikken hoeren voor ons op in de stad. Zo heb ik mijn militaire dienst doorgebracht met een schop in mijn hand. Ik durf je dat wel te vertellen omdat ik toch gauw afzwaai."
Van de naar schatting minimaal 10.000 Russische troepen die in Noord-Ossetië zijn gelegerd, worden er honderden als los arbeider gebruikt. Dienstplichtigen als Sergei die uit andere delen van Rusland komen zijn kwetsbaarder voor deze vorm van uitbuiting dan de plaatselijke figuren die dicht bij huis zitten.
Kolonel Alexander Tebloyev, de militaire officier van justitie van het garnizoen in Vladikavkaz heeft er zijn handen vol aan. "We pakken de officieren aan die zich aan deze praktijken bezondigen," zegt hij. "Maar er zijn nog steeds commandanten die hun dienstplichtigen verhuren aan particulieren of ze op hun eigen land aan het werk zetten."
De burgers die hierbij betrokken zijn vallen buiten de militaire jurisdictie. Privé-ondernemer Herman ziet er geen been in om soldaten als los arbeider te gebruiken. "Ik maak wandelementen en meubels. Ik heb hulp nodig en die vind ik bij de militaire onderdelen in de buurt. Ik betaal de juiste figuren en ze sturen soldaten. Zo spaar ik geld uit en je kunt goed werken met militairen. Ik geef ze een maaltijd per dag en koop wodka en sigaretten voor ze. Dat zijn mijn hele onkosten. Mijn zaak loopt als een trein."
Een officier van het federale narcoticabureau die zijn naam niet genoemd wilde hebben vertelde dat de soldaten die buiten hun onderdeel moeten werken vaak drugs mee terug nemen en ze verdelen onder hun maten. Ook worden soldaten soms gedwongen te bedelen op straat. De lokale bevolking ziet dit met afschuw aan.
Bron: Murat Gabarayev, krant Glashatai, Institute for War & Peace Reporting 7.7.2004
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Op het programma staan onder meer inleidingen door Wil Bus/Lineke Schakenbos (Vrouwen Voor Vrede), Krista van Velzen (SP-lid Tweede Kamer) en Saskia Kouwenberg (X min Y). Verder treedt het Vrouwenvredeskoor op en wordt de Vredesvrouw van het jaar gekozen.
De landelijke dag wordt gehouden in het gebouw van Vrouwen voor Vrede landelijk aan de Stadsring 137 Amersfoort.
Aanmelden per e-mail: vrouwenvoorvrede"at"antenna.nl of per post: Postbus 963, 3800 AZ Amersfoort
Ons symposium, want aan dit symposium is meer dan 18 maanden gewerkt. Allereerst door de beleidsgroep bestaande uit Rein Heyne, van het Humanistisch Vredesberaad, Kees Kalkman van VD AMOK, Jan Schaake van het comité tegen de "nieuwe oorlog", Panc Batelaan en Nico Faber van Pais. Deze groep heeft de relatie met de verkiezingen in de VS gelegd en de deelonderwerpen gezocht bij het thema pro Amerika of pro Europa.
Uiteindelijk is gekozen voor het thema: "Bush, Irak en wij ..."
Sprekers op dit symposium zijn:
Om half vijf is er gelegenheid tot discussie over het geheel of over een deel, met ondertussen een kopje soep en een broodje. De beleidsgroep zorgt ook mede voor het speciale nummer van VD AMOK/'t kan anders, dat ook als symposium krant zal worden benut. Het blad is in de vertrouwde handen van de redactie van VD AMOK. Zowel de inleiders als de mensen van het beleidsteam leveren er een bijdrage aan.
Het gehele symposium wordt georganiseerd onder auspiciën van het Landelijke Beraad van Vredesorganisaties (LBVO), die ook een belangrijke bijdrage in de financiën verzorgt.
Als voorzitter van deze dag is gekozen voor Fred Valkenburg uit Amsterdam, hij is ook voorzitter van Pais.
Het symposium wordt gehouden in de zalen van het Leidsch Volkshuis aan de Apothekersdijk 23 te Leiden. Het volkshuis ligt op enkele minuten afstand van het centraal station van Leiden. Als U uitstapt aan de Leidse kant loopt U rechtuit de Stationsstraat in, Voorbij de ANWB en het Volkenkundigmuseum komt U op de Steenstraat die uitkomt op de Beestenmarkt. Gewoon recht doorlopen en aan het eind van het plein links de brug over, verder 10 meter langs het water en dan oversteken dan bent U op de Apothekersdijk. Halverwege vindt U het volkshuis.
Een andere mogelijkheid is met de auto, rijden naar de Haagweg en daar uw auto voor 5 euro de hele dag parkeren. Vanaf het parkeerterrein is gratis vervoer van en naar het Leidse Volkshuis. Parkeren in de buurt van het Volkshuis is veel duurder en moeilijk.
Voor de weergave van de sprekers zal worden gebruik gemaakt van grootscherm projectie, verzorgd door Walter Faber. Van het geheel wordt een videoband gemaakt, die in 2005 zal worden verkocht.
De aankleding van de dag en alle bijkomende werkzaamheden worden gedaan door de doe groep. De leden daarvan zijn: Anke Polak (voorzitster van het Humanistisch Vredesberaad, Bart Werk (vredesgroep FNV), Hans Feddema, voorzitter Gandhi Comité en Willem Leemhoff, Panc Batelaan en Nico Faber van Pais.
Verder werken mee jongeren van de groep Eurodusnie, en van de Fabel van de Illegaal. zij zullen helpen bij de entree en zullen de discussies leiden van half vijf.
Wees welkom maar kom wel, Nico Faber
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina