VD AMOK
tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
jaargang 14, nummer 3, 2005
Vaste rubrieken:
Tijdens de productie van deze VD AMOK kwam het bericht binnen dat de regering heeft besloten tot aanschaf van kruisraketten op schepen. We vonden deze ontwikkeling belangrijk genoeg om er een extra commentaar aan te wijden. De rubriek recensies komt deze keer te vervallen. |
VD AMOK
Tijdschrift voor antimilitarisme en dienstweigeren
Jaargang 14, nummer 3, 2005
VD AMOK
Verschijnt minstens 4 maal per jaar en wordt uitgegeven door Stichting VD AMOK.
Voor de inhoud van met naam ondertekende stukken zijn de auteurs verantwoordelijk.
Copyright
Overname van artikelen uit het lopende nummer is uitsluitend toegestaan na toestemming van de redactie. Overname van artikelen uit eerder verschenen nummers is toegestaan onder bronvermelding en toezending van een bewijsexemplaar aan de redactie. Deze artikelen staan op onze website www.vdamok.nl
Adres redactie en abonnementenadministratie
VD AMOK, Obrechtstraat 43, 3572 EC Utrecht
tel. 06-14127779, e-mail vdamok"at"antenna.nl
Redactie
Kees Kalkman, Karel Koster, Guido van Leemput, Tjark Reininga, Barbara Smedema, Egbert Wever
Fotoredactie
Mustapha Bah, Joop Blom, Hans Christian Bouton
Fotografen en illustratoren
Joop Blom, Karin van Haasteren, EIRENE Internationaal, Bert Spietz (HH) , Teun Voeten (HH)
Vormgeving
René Oudshoorn
Drukker
Drukkerij De Dageraad, Den Haag
Verder werkten aan dit nummer mee
Ron Blom, Evelien van den Broek, Martin Broek, Astrid Essed, Joost Jongerden, Jan Schaake, Frank Slijper, Fred van der Spek
Abonnementen
Een abonnement is minimaal € 14,- per jaar.
Een steunabonnement is minimaal € 18,-.
Over te maken op giro 5567607 t.n.v. VD AMOK, Utrecht.
Nieuwe abonnementen schriftelijk aanmelden. Wacht met betaling op toezending acceptgiro.
Opzegging uitsluitend schriftelijk vóór aanvang van het kalenderjaar.
Losse nummers kosten € 3,- (€ 4,- inclusief porto).
Advertenties
Tarieven en opgave bij de redactie.
Sluitingsdatum volgend nummer
1 december 2005
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Met het mislopen van het militaire project beginnen sommige direct betrokkenen hun straatje schoon te vegen. De Amerikaanse ex-minister van buitenlandse zaken Powell heeft zich verontschuldigd voor de leugens die hij begin 2003 de wereld voorhield tijdens een gelikte presentatie in de Veiligheidsraad. De Nederlandse minister van buitenlandse Zaken Bot heeft begin oktober in een vlaag van eerlijkheid gemeld dat hij dat het geen tweede keer meer zal doen. Hij vond het wel legitiem zo'n oorlog, maar het is slecht verlopen. Diplomatie had meer kansen moeten krijgen. Hij voegde er in een veelzeggende opmerking aan toe dat het een les was voor een aankomende crisis over Iran.
Met betrekking tot de actuele situatie in Irak ligt het voor de hand dat de Amerikanen en Britten wachten met de machtsoverdracht aan Irakezen tot na de goedkeuring van een nieuwe grondwet en de installatie van een definitief parlement in december en een daaruit voortkomende regering. Het aannemen van de grondwet en het welslagen van de parlementsverkiezingen is overigens geen garantie dat het gewapend verzet de guerrilla staakt.
De Amerikanen zijn in het spreekwoordelijke drijfzand terecht gekomen. Blijven veroorzaakt toenemend verzet. Blijven brengt de Iraakse bondgenoten in diskrediet. Blijven vergroot het politieke failliet bij de gewone burgers van Irak die inzien dat de Amerikaanse aanwezigheid hen niets oplevert. Voor de situatie in Irak is het goed dat de Amerikanen, Britten en andere buitenlandse mogendheden zo snel mogelijk vertrekken. Weggaan kan vrij spel voor radicale verzetgroepen leveren die een nieuwe dictatuur willen. Een terugtrekking van buitenlandse troepen is noodzakelijk, maar is geen garantie dat de oorlog stopt. Irak kan in een ernstige geweldsspiraal terecht komen. Als er consensus hierover kan worden bereikt tussen de verschillende Iraakse politieke krachten lijkt het voor de hand liggen om een vredesmacht in te stellen afkomstig van landen die voor allen aceptabel zijn. Deze zou een overeenkomst tussen de Iraakse rivaliserende groepen in goede banen moeten leiden. Dat zou wellicht een taak voor de VN, de Conferentie van Islamitische landen kunnen zijn, of een samenwerkingsverband van de omringende landen.
Belangrijk en wellicht cruciaal feit is het toenemende verzet van de Amerikaanse bevolking tegen langer blijven in Irak. Eind september demonstreerden zeker 200.000 mensen in Washington onder de aloude leus "Haal de troepen naar huis". Dat is het voorlopige hoogtepunt van een groeiende anti-oorlogsbeweging, die als kern veteranen en familieleden van gesneuvelde militairen heeft. De beweging zal gedurende winter verder groeien als de problemen in Irak niet verminderen. De kosten van oorlog blijven stijgen. Ook dat vergroot de druk op de Republikeinse partij die met de tussentijdse verkiezingen voor de deur, volgend jaar, voorzichtig moet zijn.
Hoe het ook zij de bezetters moeten weg. Een publieke verklaring van die intentie, inclusief een tijdsschema, is een minimum voorwaarde voor de internationale oppositie. Het valt te voorzien dat een periode van enkele jaren nodig is om de binnenlandse situatie te bestendigen. Tot januari zullen de huidige politieke verhoudingen waarschijnlijk in stand blijven. Daarna moet de Amerikaanse regering harde keuzes maken. Het lijkt geenszins de bedoeling van de Amerikaanse regering om zich helemaal terug te trekken uit Irak. Als het aan de Amerikanen ligt doen ze de boel over aan een bevriende Irakese regering en zullen ze altijd in het land blijven, ordelijk op bases ver buiten steden. Het steunpunt Irak mag niet worden verlaten. Blijven is een garantie op de paniek van de gevangene in het drijfzand die merkt dat ie onherroepelijk verdrinkt en er niets aan kan doen, dan zich stilhouden en hopen op redding.
De redactie
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
De demonstraties in West Papua hebben de kracht getoond. Het is bij de demonstraties opmerkelijk dat er zich vanuit het maatschappelijk middenveld een beweging vormt die democratisch is en geweldloos, en die een brede achterban heeft over heel West Papua. Dewan Adat Papua (DAP - Inheemse Papua Raad) heeft bewezen dat ze duizenden mensen op straat kan brengen voor een geweldloze demonstratie. Op 12 augustus verzamelden zich vijftien- tot twintigduizend mensen voor het gebouw van het Provinciaal Parlement van Papua (DPRP) in Jayapura. En ook in andere steden hielden mensen vreedzame demonstraties voor de gebouwen van het plaatselijke parlement: duizend mensen in Biak, duizend in Wamena, tweeduizend in Manokwari. En op 15 augustus tweeduizend mensen in Sorong.
De leiding van de Dewan Adat Papua en van de plaatselijke afdelingen verdienen daarvoor groot respect. Het is een teken van werkelijk leiderschap dat zij er in geslaagd zijn duizenden mensen te mobiliseren en toch ieder geweld wisten te voorkomen.
In februari van dit jaar ontmoetten de leiders van de DAP en de inheemse vertegenwoordigers van alle delen van West Papua elkaar voor deze jaarlijkse vergadering in Manokwari. De slotverklaring van deze vergadering stelt vast dat de inheemse volken van West Papua vastbesloten zijn om vreedzaam en democratisch te strijden, op basis van hun identiteit, hun eer en hun recht op leven. Het is van belang te benadrukken dat de DAP de opzet om geweldloos en democratisch te opereren nakomt. Zowel de demonstratie op 12 augustus als het thema - de speciale autonomie van Papua is mislukt - en subthema - het leven van de mensen op Papua wordt bedreigd - zijn uit democratisch overleg ontstaan.
Door de vergadering in Manokwari werd besloten de Indonesische regering het ultimatum te stellen dat op 15 augustus 2005 de Speciale Wet inzake Autonomie (21/2001) ingevoerd moest zijn. Na die datum zouden de inheemse volken van West Papua er via de DAP bij het provinciaal bestuur van Papua (DPRP) en de regionale raden van volksvertegenwoordigers (DPD) op aandringen deze speciale wet naar de Indonesische centrale regering terug te sturen. Ook dringen zij aan op een onmiddellijke dialoog, zowel nationaal als internationaal, die moet zoeken naar een omvattende en grondige erkenning van de grondrechten van de inheemse bevolking van West Papua.
Tijdens dit congres werd een communiqué opgesteld waarin de redenen werden aangegeven om wet 21/2001 terug te sturen. Dit communiqué geeft een beknopt overzicht van de weigering van de Indonesische regering om Papua speciale autonomie te verlenen: het bestaan van wetten zonder enige wettelijke grondslag (Illegal Hukum), het feit dat de provincie West Irian Jaya nog altijd functioneert zonder wettelijke basis, de problemen rond de installatie van de Raadplegende Vergadering voor Papua (Papua Consultative Assembly, MRP) en de ontoereikende vertegenwoordiging van de 253 stammen, de militairen in West Papua die niet onder controle staan van het Provinciaal Parlement van Papua, de vele schendingen van mensenrechten die plaatsvinden, omdat de uitleg die de Papua's geven van hun geschiedenis fundamenteel verschilt van die van de regering, en tenslotte de levensstandaard in West Papua, die nog altijd zeer laag is en ook na de invoering van de speciale autonomie niet verbeterd.
De zeven eisen die het communiqué formuleert zijn op deze beschrijving gebaseerd, en zowel realistisch als verstandig. Dewan Adat Papua is niet uit op een confrontatie maar probeert een win-win situatie te bereiken met een open dialoog tussen alle belanghebbenden. En opnieuw laat de leiding van de DAP zijn democratisch bewustzijn zien met voorstellen om voor de dialoog een kader te laten scheppen door inheemse en religieuze vertegenwoordigers in overleg met het parlement. Hierover moet vervolgens worden beslist in een Grote Consultatie van Papua's.
Dewan Adat Papua en de bevolking van Papua hebben laten zien dat de bevolking op vreedzame wijze uiting kan geven aan zijn onvrede met, of verzet tegen, het regeringsbeleid. En ze hebben laten zien dat die mogelijk is door correct overleg met de veiligheidstroepen en de autoriteiten.
Dewan Adat Papua heeft bewezen van even groot belang te zijn als de Raden van Stamhoofden in de Melanesische staten Vanuatu en Fiji. Het heeft een netwerk dat tot in de kleinste dorpen reikt, zodat het enerzijds de stem van de inheemse bevolking kan vertolken en anderzijds de mensen kan mobiliseren als het nodig is het regeringsbeleid bij te sturen. Zoals de regeringen en politieke partijen in Vanuatu en Fiji in hun democratische stelsel de rol van de Raad van Stamhoofden officieel erkennen, en zoals de internationale samenleving steeds meer de rol erkent van vertegenwoordigende organen van de inheemse bevolking als het gaat om mensenrechten, milieu en conflictbeheersing, zo zou de regering in Papua de rol van Dewan Adat Papua moeten erkennen als een belangrijke factor om vrede, ontwikkeling en veiligheid op West Papua te bewerkstelligen.
Evelien van den Broek
Evelien van den Broek is betrokken bij de Nederlandse Papua Lobby, die in 2000, na het tweede Congres van de Bevolking van Papua, is opgezet. Meer info: papua-lobby"at"planet.nl of www.nieuwsbank.nl/papua-lobby/
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Aan het eind van diezelfde maand juli verscheen het bericht dat het Pentagon een militair offensief in datzelfde Afrika voorbereidde. West-Afrika is volgens het Pentagon een broeinest van militante moslims en dit gevaar moet langs militaire weg worden ingedamd. Daartoe heeft het Pentagon inmiddels een half miljard dollar vrij gemaakt.
Terrorisme in West-Afrika? Heeft dat met de honger en de armoede in die regio te maken? Een beetje doorzoekend kom je er vervolgens achter dat de regio grote oliereserves bezit, waar de Amerikaanse regering veel belangstelling voor heeft. En dan wordt het tijd voor een analyse van olie, honger en oorlog tegen het terrorisme in West-Afrika.
Maar als de druk in de ene regio te hoog wordt, verplaatst een internationale terroristische organisatie zijn bases naar andere falende staten of, beter, 'grijze gebieden': streken waar niemand feitelijke controle over uitoefent. Het noorden van de Sahellanden Tsjaad, Niger, Mali en Mauritanië is zo'n zone en grenst ook nog direct aan Soedan. Tsjaad moest toelaten dat Libië 20 jaar lang een strook in het noorden bezet hield; Niger en Mali hebben voortdurend te maken gehad met opstanden van de Touareg en Toubou.
In de Sahelzone is de Islam de dominante godsdienst, op het (olierijke) zuiden van Tsjaad na, waar, net als in Soedan, christenen en animisten de meerderheid vormen. De Islam in de vier Sahellanden is van oudsher vrij tolerant. In etnisch opzicht zijn de landen echter sterk verdeeld. Grofweg wonen in het noorden meer op de Arabische wereld georiënteerde Moren (Mauritenië, dat tot de Arabische Liga behoort), Touareg (in Mali en en Niger) en Toubou (in Tsjaad), terwijl in het zuiden Songhai (Mali en Niger) en Haussa (Niger en Tsjaad) wonen die in etnische opzicht ook woonachtig zijn in het noorden van Nigeria waar zij de sharia hebben ingevoerd. Al met al is niet duidelijk van welke kant het Islamitisch extremisme oprukt. In het zuiden van Niger komen steeds meer koranscholen, maar de oorzaak hiervan is dat hier weinig andere toekomstmogelijkheden voor jongeren zijn. En fundamentalisme is niet gelijk aan terrorisme. Gewelddaden in de Sahelregio hebben vooral te maken met verzet tegen de tè pro-Westerse regeringen. Zo werd in augustus de Mauritaanse president Taya ten val gebracht.
Een ander probleem is de zuidwesthoek van West-Afrika: de reeks met elkaar verbonden, uitermate bloedige binnenlandse oorlogen in Liberia (vanaf 1989), Sierra Leone (vanaf 1991), Ivoorkust (vanaf 1999) en Guinee (2000). Conflicten die deels etnische wortels hebben (teruggekeerde nakomelingen van slaven langs de kust tegenover de originele stamverbanden in de binnenlanden) en voor het andere deel om grondstoffen gaan. In Guinee vormen de vluchtelingen uit de twee eerdergenoemde landen een probleem; in Ivoorkust komt dan van de groei van zogenaamde gelukzoekers uit Mali en Burkina Faso. In de luwte van de oorlogen in deze vier landen, woedt in Senegal nog een afscheidingsoorlog.
En tenslotte vinden we in de zuidoostelijke hoek van West-Afrika de regionale supermacht Nigeria waar de nodige staatsgrepen, burgeroorlogen, afscheidingsoorlogen en gewapende grensgeschillen hebben plaatsgevonden. Ook de afgelopen, relatief rustige jaren zijn meer dan 10.000 doden gevallen bij interne onlusten. Bovendien: als ergens in West-Afrika steun bestaat voor het gedachtegoed van Al-Qaida, dan is het wel in Nigeria - daar vonden kort na de Amerikaanse aanval op Afghanistan in het hele land massale demonstraties plaats. Ook zou Al-Qaida juist in Nigeria strijders rekruteren.
Omdat het gevaar vooral ook vanuit de aangrenzende regio's afkomstig is, werd het PSI jongsleden juni uitgebreid tot het Trans-Saharan Counter Terrorism Initiative (TSCTI), waarvan, naast de PSI-landen, ook Senegal, Nigeria, Marokko, Algerije en Tunesië deel uitmaken, terwijl Libië in de wachtkamer zit. In dit programma, heeft het Pentagon zich voor 5 jaar voor 100 miljoen dollar per jaar aan deze regio gecommiteerd. Bij de operatie Flintlock 2005, dat afgelopen zomer het begin van dit initiatief markeerde en zich onder andere in Tsjaad afspeelde, waren zo'n 1.000 Amerikaanse special forces betrokken. Wederom vanuit het Europees Commando van de VS (EUCOM) waaronder zowel PSI als TSCTI vallen.
Naast deze twee op de Sahelzone gerichte initiatieven heeft het Pentagon het Global Peace Operations Initiative (GPOI) gelanceerd voor een totaalbedrag van 114 miljoen dollar in 2006. Een derde van dit budget gaat naar de African Contingency Operations Training and Assistance (ACOTA) dat het door Clinton gelanceerde African Crisis Response Initiative (ACRI) vervangt. ACOTA is veel offensiever dan ACRI. Niger en Mali staan bovenaan in de lijst landen waar ACOTA zich op richt. In haar rapport "Islamist Terrorism in the Sahel: Fact or Fiction" van maart waarschuwt de International Crisis Group voor de averechtse werking van al deze initiatieven. In plaats van een nauwelijks bestaande terreurdreiging in de Sahel te bestrijden, zou het Amerikaanse optreden juist het ontstaan van terroristische sympathieën in deze regio bevorderen. Inderdaad nemen antiwesterse gevoelens onder de Sahelbevolking sterk toe.
De Amerikaanse machtsontplooiing in deze regio komt laat. De olieconcessies rond de Golf van Guinee zijn grotendeels in handen van de voormalige kolonisators: het Britse Shell in Nigeria en het Franse Elf in de kuststreek van Kameroen tot Angola. De concessies in Soedan zijn veelal in handen van China, dat op dit moment een kwart van zijn olie uit Afrika importeert. Door de sterk groeiende oliebehoefte van China zal deze hoeveelheid toenemen tot het vijfvoudige in 2025 en de China National Petroleum Corporation is naarstig op zoek naar olieconcessies elders. Half juli berichtte Elsevier over de Chinese zoektocht naar olie in Niger en waarschuwde daarbij voor het feit dat de Chinezen het minder nauw zullen nemen met de gevolgen van de oliewinning voor mens en milieu in Niger dan Europese maatschappijen in Nigeria en Tsjaad-Kameroen.
Net als de Amerikanen hebben de Fransen een behoorlijk staat van dienst als het gaat om de koppeling van economische belangen aan militaire aanwezigheid. Daarbij richten de Fransen zich vooral op hun voormalig koloniën in Centraal-Afrika. Economisch zijn Franse bedrijven dominant in de Communauté économique des états de l'Afrique centrale (CEEAC) waartoe niet alleen de eigen maar ook voormalige Spaanse, Portugese en Belgische koloniën behoren. Militair is het land sterk aanwezig in de vele interventies in deze regio (5 in Congo-Kinshassa; 4 in Tsjaad, 3 in Centraal-Afrika, 2 in Gabon en 1 in Congo-Brazzaville) en belangrijke militaire bases in Tsjaad en Gabon.
In West-Afrika is de Franse betrokkenheid aanzienlijk minder. De West-Afrikaanse economische gemeenschap (ECOWAS) wordt gedomineerd door Engelstalige landen als Nigeria en Ghana; postkoloniale interventies zijn in deze regio beperkt gebleven tot 2 in Ivoorkust en 1 in Togo. De Franse invloed in de West-Afrikaanse regio wordt feitelijk bemiddeld door de Europese Unie die een sterke band heeft met ECOWAS en deze regionale organisatie ondersteunt bij haar interne economische samenwerking en haar militaire operaties (ECOMOG). Ondanks alle mooie woorden is energiepolitiek ook niet helemaal vreemd aan de Europese band met ECOWAS. Zo krijgt de Golf van Guinee een aparte vermelding in een recente uitgave van EurActiv, getiteld "Geopolitics of EU energy supply", waarbij voormalig energiecommissaris Loyola de Palacio geciteerd wordt waar zij de nauwe band tussen geopolitieke stabiliteit en de "energievoorzieningszekerheid" centraal stelt. Het is opvallend dat "het verwezenlijken van 'energievoorzieningszekerheid'" vrij plotseling als nieuwe 'operationele doelstelling' (nr. 8) verschijnt in de recent uitgebrachte Nederlandse begroting van Buitenlandse Zaken. Kennelijk gaat de oliebehoefte ook in Nederland een officiële rol spelen in de ontwikkeling van buitenlands beleid.
Overbevolking en een trek naar de steden waar ook geen werk is te vinden: volgens Robert Kaplan in zijn Anarchistisch Pandemonium hèt probleem van West-Afrika, met name van de kustgebieden waar de migratie vanuit de binnenlanden (tot die van Mali en Niger toe) letterlijk aan zee strandt. Verder kan men niet, maar in de uitdijende metropolen van Nigeria, Ghana en Ivoorkust is onvoldoende economische activiteit voor deze toestroom. Frustratie onder de nieuw aangekomenen en xenofobie bij de oorsponkelijke bewoners is het gevolg. Achtereenvolgens glijden steden en staten af naar anarchie.
In de Internationale Spectator van juli/augustus 2003 verwijt Jonathan Holslag van Pax Christi Vlaanderen Kaplan het negeren van externe factoren. Alsof de neerwaartse spiraal louter het gevolg zou zijn van interne demografische druk. De invloed van de economische globalisering is niet te verwaarlozen en werkt door in de afhankelijkheid van West-Afrikaanse landen van de export van een beperkt aantal grondstoffen: in Guinee is dat bauxiet (40% van de wereldreserve), in Sierra Leone en Liberia diamant, in Ivoorkust en Ghana cacao en Nigeria is voor 95% afhankelijk van de olie-export. In Mali en Burkina Faso gaat het vooral om katoen. Door de grote prijsschommelingen op de wereldmarkt zijn de verschillende staten niet in staat om economisch beleid te voeren en bovendien zijn de productiegebieden in handen gevallen van rebellerende milities die niet langer uit zijn op de omverwerping van het regiem, maar op het in handen houden van hun eigen monopolies. Er zijn financiële relaties tussen deze krijgsheren en terroristische netwerken als Al-Qaïda.
De oplossing die Holslag zelf aanvoert is verdere diversificatie van de productie in de primaire sector. Zelf ben ik geneigd om juist de ontwikkeling van de secondaire (industriële) en tertiaire (dienstverlenende) sector te bepleiten. In een reclamefilmpje van een Nederlandse koffiebrander en dito gloeilampenfabrikant treedt een Keniaanse koffieboer op die klaarblijkelijk zowel Internet als de geadverteerde nieuwerwetse koffiemachine in zijn woning heeft. Dergelijke voorzieningen zijn pas voor de rest van de bevolking beschikbaar als de koffiebranderijen, de koffiemachines, de koffieverkoop en zelfs de reclame in Kenia gelokaliseerd worden. Ofwel: naast de exploitatie van bodemschatten en agrarische producten, zal in West-Afrika ook de bewerking van deze grondstoffen en de handel eromheen plaats moeten vinden. Er is niets tegen het betrekken van onze grondstoffen uit West-Afrika, maar wel tegen de volstrekte leegroof; of het nu koloniaal of neokoloniaal gebeurt. In het laatste geval zijn de gevolgen vaak nog erger. Door de opbouw van een secundaire en tertiaire sector kan de jonge bevolking van de West-Afrikaanse metropolen ook weer enig economisch perspectief geboden worden.
Een dergelijk economisch opbouwplan zou de kern moeten vormen van het Marshallplan voor Afrika, dat Tony Blair tegen de achtergrond van de bestorming van Melilla opperde. Een dergelijk plan biedt in ieder geval veel meer soelaas dan de schuldkwijtschelding, hoe nodig ook, die de G8 in juni overeen kwam. Maar of het ook zover komt? Het verwijt dat Peter J. Schraeder zijn eigen Amerikaanse regering maakt, kunnen we helaas ook uitbreiden naar de Europese en de Nederlandse: "De hiërarchie van buitenlandse belangen zijn op het eerste plan de terrorismebestrijding onmiddellijk gevolgd door de Amerikaanse economische belangen, in het bijzonder de toegang tot de Afrikaanse olie; pas op het laatste plan komt de bevordering van de veelvuldige beleden democratie, de sociaal-economische ontwikkeling en de strijd tegen HIV/AIDS."
Jan Schaake
Jan Schaake is algemeen secretaris van Kerk en Vrede en bestuurslid van de Vereniging EIRENE Nederland, de Nederlandse afdeling van de internationale oecumenische vredesdienst die zich al enige decennia inzet voor vrede en ontwikkeling in Niger en Tsjaad.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Aanslag Noord-Irak: meer dan 60 dodenBAGDAD, 4 MEI. Bij een zelfmoordaanslag op een rekruteringskantoor van de politie in de Koerdische stad Arbil in het noorden van Irak zijn vanochtend ten minste 60 doden gevallen. Gisteren werden in de hoofdstad Bagdad de leden van de nieuwe Iraakse regering beëdigd, maar ondanks uiterste inspanningen slaagde premier Ibrahim Jaafari er nog steeds niet in kandidaten te vinden voor enkele belangrijke posten, zoals die van Defensie en Olie.Rebellen in Irak hebben sinds de parlementaire instemming met de nieuwe regering, vorig week donderdag, het aantal (zelfmoord)aanslagen drastisch opgevoerd. De aanslag van vanochtend, waarbij een man met explosieven onder zijn kleding het rekruteringskantoor benaderde en zichzelf opblies, is de bloedigste in ruim twee maanden in Irak. Arbil was ruim een jaar geleden het toneel van een bloedbad, toen bij aanslagen op kantoren van de Koerdische KPP en PUK rond de 70 doden vielen. Volgens een Amerikaanse legerwoordvoerder deed de explosie in Arbil zich voor toen er een lange rij stond van mannen die een baan wilden als politieagent. Premier Jafaari zei gisteren tijdens de beëdigingplechtigheid dat zijn regering zich zal inzetten voor nationale eenheid, en het terrorisme zal bestrijden. "Ik zeg tegen alle weduwen en wezen (..): Uw opofferingen zijn niet tevergeefs geweest." Maar ondanks intensieve onderhandelingen bereikte hij geen akkoord met soennitische groeperingen over hun vertegenwoordiging in de regering. (AP)
|
Doorgaans verwijzen de Westerse media in verband met Irak op de gehouden "vrije verkiezingen", hetgeen echter geen enkel hout snijdt.
Enerzijds is er nog steeds sprake van een Brits-Amerikaanse militaire aanwezigheid in Irak (in casu een bezetting), ondersteund door troepen van een aantal bondgenoten, waardoor de Iraakse verkiezingen bestempeld dienen te worden als verkiezingen onder een bezetter. Een en ander is vergelijkbaar met in Nederland gehouden "vrije verkiezingen" tijdens de Duitse bezetting.
Anderzijds is het feit vermeldenswaardig dat er middels een VN-Veiligheidsraadsresolutie uit mei 2004 (betreffende de machtsoverdracht in Irak per 30 juni) weliswaar een einde is gekomen aan de Brits-Amerikaanse bezetting, maar een en ander in de praktijk slechts een formaliteit is gebleken.
In de eerste plaats hield zoals reeds opgemerkt dit einde van de bezetting geen fysieke verwijdering in van de Brits-Amerikaanse troepenmacht uit Irak, hetgeen de facto een voortzetting van de bezetting betekent.
In de tweede plaats is vastgelegd, dat de nieuwe Iraakse regering geen vetorecht heeft over Brits-Amerikaanse militaire acties, hetgeen in strijd is met een werkelijke Iraakse soevereiniteit (net als trouwens de aanwezigheid van buitenlandse troepen).
Nadrukkelijk dient bovendien gewezen te worden op zowel het feit dat de Brits-Amerikaanse aanval op Irak van 20-3-2003 in strijd was met het Internationaal Recht, alsmede op de tijdens de oorlog en bezetting van Irak gepleegde mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden.
De Amerikaanse troepen hebben zich tijdens oorlog en bezetting bovendien schuldig gemaakt aan mensenrechtenschendingen oorlogsmisdaden zoals het schieten op ongewapende burgers bij checkpoints, het schieten op ongewapende menigten, het martelen en mishandelen van gevangenen (waarvan Aboe Ghraib een van de meest stuitende voorbeelden is), het standrechtelijk executeren van gevangenen en het bombarderen van burgerdoelen (zie Fallujah, in april 2004 meer dan 600 burgerslachtoffers, in november meer dan 8.000 burgerslachtoffers).
Daarbij dient evenmin uit het oog verloren te worden dat er momenteel nog zeker enkele tienduizenden Iraakse gevangenen zonder vorm van aanklacht of proces door de Amerikaanse bezettingsautoriteiten worden vastgehouden, veelal onder zeer slechte omstandigheden.
Ook is er sprake van het door bombardementen vernietigen van belangrijke delen van de Iraakse infrastructuur, zoals het bombarderen van water- en stroominstallaties, met alle humanitaire gevolgen van dien voor de burgerbevolking.
Zo is er volgens de berekening door zowel Iraakse als Amerikaanse ingenieurs zeker nog vijf jaar nodig voor een volledig herstel van de in de oorlog vernietigde stroominstallaties.
Ook in Irak is er sprake van een bezetting. Zoals reeds in andere commentaren door mij is opgemerkt, zijn onderdrukking, vernederingen, willekeur, mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden inherent aan iedere bezetting overal ter wereld, of het nu de Israëlische, Amerikaanse, Chinese, Russische, Aziatische of Afrikaanse is.
Hiertegen komt vanzelfsprekend verzet, zowel het internationaal-rechtelijk gelegitimeerde tegen het leger van een bezettingsmacht als het niet-gelegitimeerde en zeer verwerpelijke verzet in de vorm van (zelfmoord)aanslagen tegen burgers.
Een en ander is ook het geval in Irak, waar zich tientallen verzetsbewegingen, al dan niet politiek, politiek-religieus georiënteerd, van zowel sjiitisch als soennitisch karakter, keren tegen de Amerikaanse bezetting.
Zoals reeds gezegd is dit verzet tegen de Amerikaanse bezetting internationaal-rechtelijk gelegitimeerd, terwijl volgens de 4e Conventie van Genève ieder militaire aanval op non-combattanten (burgers) verboden is.
De strategieën van de diverse Iraakse verzetsgroepen verschillen echter dienaangaande in strategisch-politieke aanpak.
De ene groep richt haar aanvallen uitsluitend tegen de Amerikaanse bezettingsmacht en de ondersteunende buitenlandse troepen, de andere groep betrekt bij de aanslagen tevens politieposten en politiemensen, en een derde groep richt haar aanvallen willekeurig, dus ook tegen burgers, hetgeen ik verwerp.
Uiteraard worden onder burgers niet alleen individuele Amerikaanse en Iraakse burgers gerekend, maar eveneens politieke bestuurders, die immers volgens de 4e Conventie van Genève ook non-combattanten zijn.
Het is evident, dat de politiek verantwoordelijken voor Amerikaanse oorlogsmisdaden hiervoor berecht dienen te worden, maar dan in de rechtszaal en niet middels een aanslag.
Hetzelfde geldt uiteraard voor politiek medeverantwoordelijken zoals de Iraakse regering en haar bestuurders, die zich trouwens eveneens als bestuursgroep, nog afgezien van hun verbinding met de Amerikaanse bezettingsautoriteiten, schuldig maken aan ernstige mensenrechtenschendingen jegens de eigen bevolking.
Het dilemma van een verzetsbeweging laat zich dan duidelijk aftekenen.
Enerzijds is het neerschieten van een niet-militair zowel moreel als vanuit het verzetsrecht (dat toen nog niet officieel internationaal-rechtelijk was vastgelegd, maar wel als "ongeschreven wet" werd gehanteerd) weliswaar niet acceptabel, maar hiertegen werd door het verzet aangevoerd, dat een politieagent geen gewone burger was, maar iemand, die zeker in een bezettingssituatie uitgerust kon zijn met para-militaire taken en bevoegdheden en bovendien ook als reguliere politieman de macht had, de Duitse bezetter logistiek te assisteren.
Anderzijds is het niet alleen evident, dat iemand niet kan worden neergeschoten voor een nog niet gepleegd strafbaar feit, maar dat een dergelijke berechting slechts in een rechtszaal plaats dient te vinden.
Het probleem dienaangaande was uiteraard, dat de bezetter, die zijn eigen "recht" gemaakt had, deze strafbare daden van desbetreffende volgens hun "rechtssysteem" eerder als beloning zouden aanmerken, waardoor er van berechting geen sprake zou zijn.
Hoewel ik mij een dergelijk dilemma kan voorstellen, ben ik van mening, dat het bestaan van een bijzondere situatie, zowel in Nederland tijdens de Duitse bezetting als in Irak tijdens de Amerikaanse bezetting (zoals de aanwezigheid van een bezetting, de straffeloosheid voor oorlogsmisdaden en een eventuele collaboratie met een bezettende macht) niet inhoudt, dat de eigen rechtsprincipes hierdoor overboord gezet dienen te worden.
Het is evident dat het ontstane dilemma, zowel voor het Nederlandse als het Iraakse verzet, is waar een grens te trekken. Naar mijn mening is die grens "mensenrechtenhandhaving".
Iedere verzetsgroep heeft het recht zich militair te verzetten tegen een bezettingsleger, maar "gewone" burgers noch politieagenten kunnen, ook al worden zij van collaboratie beschuldigd, naar mijn mening doelwit worden van militaire acties.
Niet alleen is hiervoor niet altijd afdoende bewijs, daarenboven kan het feit, dat de andere partij zich niet houdt aan de meest elementaire mensenrechten geen excuus voor een verzetsgroep zijn, eveneens die regels te overschrijden.
Astrid Essed
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
In vergelijking met de soldaten in de oorlogvoerende landen was de Nederlandse militair tijdens de mobilisatie van '14-'18 natuurlijk fortuinlijk. Maar het verblijf onder de wapenen had hem toch veranderd. Misschien wel voor het eerst in zijn leven was hij gedurende een langere periode van huis en had hij onder invloed gestaan van andere ideeën. Hij was in contact gekomen met mensen die een andere politieke of kerkelijke richting voorstonden. Bovenal was de moraal in het leger natuurlijk totaal anders dan in zijn traditionele leefomgeving. Weinigen konden de sfeer die in het leger bestond, waarderen. Links zag de dienstplicht als een geestelijke kneveling met bijvoorbeeld als gevolg dat er veel gedronken werd. Deze kwestie zou natuurlijk ook spelen bij een eventuele demobilisatie. Veel gemeentebesturen hadden besloten om de kroegen te sluiten.
Daarnaast zou de soldaat met economische problemen te maken kunnen krijgen. Bij een mobilisatie worden vele arbeidskrachten aan de arbeidsmarkt onttrokken, waardoor bedrijven soms zelfs de poorten moeten sluiten. Bij een demobilisatie geldt natuurlijk het tegenovergestelde. Velen komen plotseling terug in de burgermaatschappij en kunnen maar moeilijk aan de slag komen. Dat was zeker zo in Nederland waar de economische en sociale nood al voor het einde van de oorlog hoog was.
Voor de revolutiepoging echter goed en wel was ingezet, was de mislukking een feit. Maar het was wel naar aanleiding van deze gebeurtenis dat de regering besloot de soldaten naar huis te sturen en dat terwijl de internationale situatie op zijn zachtst gezegd nog erg gespannen was.
De toestand in Nederland en de wereld moet een diepe indruk gemaakt hebben. Polarisatie tussen links en rechts was een gevolg van Troelstra's optreden. De sociaal-democratie zou in het landelijke politieke spectrum geïsoleerd komen te staan. Verder zat bij rechts de angst voor een omwenteling er diep in. Men was daar bereid tot concessies aan de arbeidersklasse.
Het was in deze omgeving waar de Nederlandse dienstplichtige het uniform uittrok. De vraag die ik in dit artikel wil stellen, is hoe hij daar werd opgevangen? Waren er linkse organisaties die zich inspanden voor zijn materiële belangen? Hoe ontwikkelden deze zich? Wat gebeurde er in Rotterdam op dit vlak? Waar heeft de beweging uiteindelijk toe geleid?
Het waren de sociaal-democraten die hier snel op insprongen. Tijdens de mobilisatie hadden zij zich al ingespannen voor de verbetering van arbeidsvoorwaarden. Zij organiseerden zich in mobilisatieclubs en vanaf mei 1918 bestond de BvND, een heuse soldatenbond onder de paraplu van de SDAP. Na de demobilisatie besloten partij- en bondsbestuur op 22 november dat de bond voorlopig voort diende te blijven bestaan. De sociaal-democratie wilde bovendien niet dat de gedemobiliseerden onder de paraplu van andere linkse organisaties terechtkwamen.
In communistische en anarchistische kringen was men enthousiast over de revolutionaire tijden. In de voorbije Rode Week waren zij er nog niet klaar voor geweest. Ze waren bezig met het oprichten van soldatenraden, maar deze waren nog maar klein en krachteloos. Het was voor hen onverwacht dat Troelstra het voortouw voor een revolutie nam. Bovendien vonden ze de SDAP-leider te veel opgeschoven naar rechts. Maar bij een volgende gelegenheid moest revolutionair-links wel klaar staan. Nog voordat de sociaal-democratie besloten had om door te gaan, legden revolutionairen op initiatief van het Nationaal Arbeidssecretariaat (NAS) op 21 november in de hoofdstad de basis voor een eigen beweging van gedemobiliseerden. Op 6 januari 1919 zou een landelijke organisatie opgericht worden: de Bond van Gedemobiliseerden (BvG). Daarnaast bleven zij werken aan de soldatenraden en ook trachtten zij rode gardes te vormen.
Sociaal-democratie en revolutionair-links streden met elkaar om de gunst van de gedemobiliseerden. De sociaal-democraten wilden redelijk overkomen en kwamen met een gematigd programma. Revolutionair-links stelde alleen daarom al hardere eisen.
Eisenpakket BvND
Eisenpakket BvG
|
"Iemand genaamd Murat Aslan werd in de wijk Yenisehir, nabij het Gemeentehuis van Diyarbakir, gedwongen plaats te nemen in een auto van het merk Toros en meegenomen naar de JITEM. Vervolgens werd hij overgebracht naar het hoofd van het inlichtingenteam van de JITEM in Silopi. Na ondervraagd en gemarteld te zijn is hij naar een zijarm van de Tigris gebracht. Daar is hij vermoord en vervolgens met benzine overgoten en in brand gestoken." "Wie vertelt dit?" "Abdulkar Aygan." "Wie is Abdulkar Aygan?" "Hij is een spijtoptant van de PKK en maakte deel uit van de zeven personen die het kader van het eerste uur vormden van de JITEM." (…) "Ja, het lijk van een jonge man die door marteling om het leven is gebracht en vervolgens in brand is gestoken ligt langs de oever van de Tigris …Worden de moordenaars gearresteerd? Wordt er gedaan wat nodig is om hen te arresteren of houden we de voortdurende stilte in stand? Indien deze stilte aanhoudt dringt zich de volgende vraag op: "Waar duidt deze stilte op?" Mehmet Altan (noot 1), Sabah, 7 februari 2005
|
De overtuiging dat een kleine groep slecht bewapende maar politiek uiterst gemotiveerde leden van de Arbeiderspartij van Koerdistan (Partiye Karkaren Koerdistan) in staat zouden zijn het op een na grootste leger van de NATO te verslaan in een langdurige volksoorlog leek een waanidee, te meer daar verscheidene pogingen van Turkse politiek-militaire organisaties dramatisch waren gestrand, resulterend in de dood van hun leiders en kader (noot 2).
De bevrijding van Koerdistan - zoals het in PKK termen heette - was echter in 1990 niet ondenkbaar. In voorgaande jaren - de PKK was een guerrillaoorlog gestart in 1984 - had het leger gaandeweg de controle verloren. Om het tij te keren kondigde de Generale Staf in 1991 een nieuwe oorlogsdoctrine aan, waarbij de strategie van het innemen van defensieve posities gecombineerd met grootschalige sweeps (veegacties) werd verlaten ten gunste van een offensieve opstandbestrijding, waarbij mobiele search & destroy eenheden een centrale rol spelen. Succes werd in deze nieuwe oorlogsstrategie niet alleen gezien als het vermogen om de PKK direct te treffen, maar als een afgeleide van het vermogen de sociale en fysieke omgeving van de guerrilla te vernietigen. De vorming van de eenheid Inlichtingen en Terreurbestrijding van de Gendarmerie JITEM (Jandarme Ihtibarat ve Terörle Mücadele) paste in deze nieuwe oorlogsstrategie. De JITEM richtte zich hoofdzakelijk op het elimineren van de stedelijke PKK 'omgeving', dit wil zeggen prominenten die sympathiek zouden staat tegenover de PKK en de zogenaamde PKK milities (milis), de stedelijke (gewapende) cellen, die geacht waren een belangrijke rol te spelen in het organiseren van de volksopstand (serhildan), de finale fase van de volksoorlog.
Uit het relaas van Abdulkadir Aygan komt majoor Cem Ersever naar voren als de geestesvader van de JITEM. Voorafgaand aan de oprichting van de JITEM in 1990 was de officier Ersever actief in Siirt, waar hij het bevel voerde over een speciale eenheid. Ersever viel buiten de reguliere bevelsstructuur in de regio en direct onder het bevel van de staf van de Gendarmerie in Ankara, dat in die tijd onder commando stond van generaal Esref Bitlis. Ersever had de beslissingsbevoegdheid om op eigen houtje operaties uit te voeren en in deze periode heeft ook het idee gestalte gekregen om een speciale antiterreureenheid op te richten die gelieerd zou moeten zijn aan de Gendarmerie Dit idee zou Cem Ersever hebben voorgelegd aan de commandant van de Gendarmerie, generaal Esref Bitlis, die het idee zou hebben ondersteund. Ook de supergouverneur voor de regio waar de noodtoestand heerste, Hayri Kozakçioglu, en generaal Hikmet Köksal, die in Diyarbakir verantwoordelijk was voor openbare veiligheid, waren in 1990 betrokken bij de oprichting van de eenheid die de eliminatie tot doel had van activisten en milities van de PKK, aldus Aygan.
De eerste lichting JITEM-leden kregen hun opleiding op de basis van de Gendarmerie in Silvan. Dit is een van de verklaringen waarom juist in deze districtsstad met een inwonersaantal van ca. 60.000 in 1990, zo veel doodseskadermoorden plaats hebben gevonden. De JITEM-medewerkers in opleiding oefenden alvast in hun directe omgeving. Na hun opleiding zouden de JITEM-agenten worden gehuisvest in Baglar, een dichtbevolkte volkswijk van Diyarbakir. Hiervan werd afgezien na protesten van de eerste lichting agenten, die in deze wijk vreesden voor hun leven. Abdulkadir Aygan zegt hierover: "Daarop werd voorgesteld om ons onder te brengen in de logementen van de (…) gouverneur. Ze verzekerden ons dat deze veilig waren, de omgeving [van de logementen] was bewaakt en behoorde mede toe aan leden van speciale politie eenheden, zodat niemand ons zou kunnen treffen."
De JITEM zou 10 zelfstandige afdelingen hebben gehad, die elk weer meerdere (decentraal georganiseerde) teams aanstuurden (zie organisatieschema).
JITEM Organisatie schema:
Generale Staf van de Gendarmerie | |||||||||
Personeelszaken | Inlichtingen | Operaties | Logistiek | ||||||
JIT (noot 3) |
JITEM | ||||||||
JITEM Istanbul |
JITEM Ankara |
JITEM Diyarbakir |
JITEM Mardin |
JITEM Batman |
JITEM Van |
JITEM Izmir |
JITEM Adana |
JITEM Mersin |
JITEM Samsun |
Units* | Units | Units | Units | Units | Units | Units | Units | Units | Units |
De JITEM had zichzelf ten doel gesteld vermeende PKK-milities en 'prominenten' in de steden te elimineren. Hiermee zou het leger urbane pockets creëren waar het ferme controle uitoefende. De meeste slachtoffers van de JITEM waren dan ook inwoners van provincie- en districtssteden. De JITEM vermoorde zijn slachtoffers uiteindelijk, maar probeerde deze in eerste instantie levend in handen te krijgen. Het verhoor duurde doorgaans niet veel langer dan twee tot drie dagen, waarna het slachtoffer, indien niet al bezweken aan de gevolgen van de martelingen, werd vermoord door wurging of pistoolschoten, en zijn lichaam gedumpt buiten de stad. Afhankelijk van de persoon in kwestie (fysieke kracht, onder verdenking gewapend te zijn of niet) werd de ontvoering uitgevoerd door een team van drie tot vier personen, die gebruik maakten van civiele voertuigen met doorgaans een (vals) kenteken. Verhoor vond plaats in een locatie die toehoorde aan de JITEM, maar na omgebracht te zijn werd het levenloze lichaam begraven of achtergelaten op een locatie op het platteland. De voornaamste reden was dat de zaken hierdoor onder de verantwoordelijkheid vielen van de plaatselijke Gendarmerie en zo de gelegenheid werd gecreëerd voor een cover-up van onderzoek in zaken die naar de JITEM konden leiden (wat moeilijk was in het geval de lijken in de stad gevonden zouden worden, waar de politie het onderzoek zou uitvoeren).
In 1980 wordt Abdulkadir Aygan gearresteerd bij een politie-inval in een woning waar hij dan verblijft. Hij komt pas weer vrij na een gevangenschap van anderhalf jaar en dient meteen zijn dienstplicht te vervullen. Abdulkadir Aygan wordt naar Noord-Cyprus gestuurd, maar deserteert bij de eerste de beste gelegenheid en vlucht naar Europa, waar hij weer contact opneemt met de PKK. Hij besluit deel te nemen aan de gewapende strijd en reist via Syrië naar Libanon, waar hij in een trainingskamp van de PKK onderricht krijgt. In Turkije is hij echter maar korte tijd als guerrilla actief (in de regio Sason, Mutki, Sirvan).
In 1985 deserteert hij uit de PKK en geeft zich over. Abdulkadir Aygan wordt vastgezet in de gevangenis in Diyarbakir. Hij krijgt aanvankelijk de doodstraf, maar deze wordt omgezet in een gevangenisstraf nadat hij een beroep doet op een wet voor spijtoptanten. Aygan wordt daarop ondergebracht in een speciale vleugel die is gereserveerd voor spijtoptanten in de gevangenis van Diyarbakir. In 1990 wordt hij ontslagen uit de gevangenis, maar dient zijn militaire dienstplicht af te maken, ditmaal bij de Gendarmerie, waar hij (samen met zes anderen) wordt geworven door Cem Ersever voor een nieuw op te richten eenheid: JITEM. Hij krijgt een nieuwe identiteitskaart op naam van Aziz Turan, maar ontvangt zijn JITEM loonbriefje gewoon op naam van Abdulkadir Aygan.
De schrijver Musa Anter werd op 20 september 1992 vermoord. Een agent van de JITEM had met Anter een afspraak gemaakt, en zou hem naar een plek brengen waar Abdulkadir en andere agenten van de JITEM zich bevonden. Daar zou Musa Anter vermoord worden. Tijdens de rit naar de plek buiten de stad, ontstond er bij Musa Anter en zijn neef, die hem vergezelde, wantrouwen. De agent van de JITEM besloot daarop de taxi die hen vervoerde tot stilstand te dwingen, en de inzittenden te vermoorden. Deze werden later door de politie levenloos naast de taxi gevonden. Abdulkadir Aygan onthult verder welke personen (naast hemzelf) betrokken waren bij de voorbereidingen en uitvoering van deze moord.
Verder gaat hij in op de moord op Mehmet Sen, die onder de verdenking stond lid te zijn van het Koerdistan Nationaal Congres (het zogenaamde parlement in ballingschap). Tussen de aantekeningen die Abdulkadir Aygan voor publicatie vrij heeft gegeven bevinden zich ook notities over deze potentiële burgemeesterskandidaat, die op 26 maart werd ontvoerd en 26 maart 1994 dood werd aangetroffen.
Naast gedetailleerde informatie over de moord op diverse prominente en minder prominente activisten, roept het boek ook veel vragen op. Wie was bijvoorbeeld de Amerikaanse instructeur (een Vietnamveteraan) die rondliep op het bureau van de gouverneur en het hoofdkwartier van de Gendarmerie begin jaren negentig? Heeft Cem Ersever inderdaad zijn beschermheer Generaal Esref Bitlis in 1993 vermoord door een aanslag met C4 [militair explosief] op de helikopter die hem vervoerde? Was deze C4 geleverd door de Amerikaan, zoals Aygan suggereert? Waarom vermoorde Ersever zijn beschermheer? Was dat omdat deze hem van zijn functie wilde ontheffen na een conflict over de status van de JITEM (Ersever zou de eenheid hebben willen omvormen tot een volledig autonome organisatie, los van de Gendarmerie, wat op verzet stuitte van Esref Bitlis)? Waarom namen Ersever en 30 anderen kort na de moord op Esref Bitlis ontslag uit de Gendarmerie (om deze autonome eenheid op te zetten, zo ja met welke steun van hogerhand)? Wie vermoorde Cem Ersever en zijn naaste medewerker en vertrouweling Neval Boz enkele maanden na het ontslag uit de Gendarmerie (en wie zijn en wat doen de overige militairen die samen met Ersever ontslag namen)?
Joost Jongerden
Boek: Timur Sahan & Ugur Balik. 2004. Itirafçi, bir JITEM'ci Anlatti, Aram. Istanbul. 208 pagina's, inclusief foto's en agenda-aantekeningen van Abdulkadir Aygan.
De JITEM collega's van Abdulkadir Aygan (allen PKK spijtoptanten)
|
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
"Met het oog op deze doelen en om te verzekeren dat de wil van de meerderheid vertegenwoordigd wordt in de Verenigde Naties, stellen wij voor dat de Eerste Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, die in oktober bijeen zal komen, een speciaal comité zal instellen voor overleg over en het maken van plannen voor het bereiken en bestendigen van een kernwapenvrije wereld. Zo'n comité is nodig omdat de Ontwapeningsconferentie in Genève en de Toetsingsconferentie van het NPV in New York gefaald hebben als gevolg van een consensusregel die elk land vetorecht geeft.
Wij verwachten dat de Algemene Vergadering dan op basis van de aanbevelingen van dit speciale comité actie zal ondernemen, zodat in het jaar 2010 specifieke stappen leidend tot de eliminatie van kernwapens in 2020 aangenomen zullen worden.
Ondertussen verklaren wij hierbij de 369 dagen van vandaag tot 9 augustus 2006 tot een 'Jaar van Erfenis, Bewustwording en Verplichting'. Gedurende dit jaar zal Mayors for Peace, in samenwerking met landen, NGO's en de grote meerderheid van de wereldbevolking, een grote diversiteit aan campagnes voor de afschaffing van kernwapens lanceren in talloze steden over de hele wereld."
Toen de VN-top in New York in september ook op een schandalige wijze de noodzaak voor nucleaire ontwapening en non-proliferatie negeerde (vooral omdat de Amerikaanse ambassadeur Bolton geen verwijzing naar eerder gemaakte afspraken over stappen naar nucleaire ontwapening wilde) werd het boven beschreven initiatief in werking gesteld.
Het is een manier om de ontwapeningsconferentie in Genève weer te activeren zonder dat dit door veto's van de kernwapenstaten en hun bondgenoten kan worden getroffen.
Om het proces op gang te zetten is door Mexico en Canada op 25 oktober de resolutie ingediend in het zogeheten First Committee. Bij het schrijven was het niet duidelijk of deze zou worden aangenomen in de Algemene Vergadering. In ieder geval werd ze achter de schermen door Amerikaanse diplomaten hard tegengewerkt.
In de hele wereld zijn inmiddels meer dan 1000 burgemeesters lid geworden van de campagne, of ondersteunen een oproep aan regeringen voor serieuze nucleaire ontwapening. In Nederland zijn dat er respectievelijk 13 en 40 (zie kader voor de vermoedelijk onvolledige lijst).
Karel Koster
Karel Koster is coördinator Nederlandse steuncampagne 'Burgemeesters voor Vrede'
BURGEMEESTERS OVERZICHT oktober 2005Steun voor de campagne:
Lid van Burgemeesters voor Vrede:
|
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Bij het aantreden van de regering Balkenende II werd al duidelijk dat minister Kamp conventionele Tomahawkkruisraketten, de Tactical Tomahawk Block IV, wil aanschaffen voor de LC-fregatten van de marine. Kruisraketten is overigens een woord dat de minister niet meer wil horen. Het doet te veel denken aan de discussie over de atoomversie van de Tomahawk, 25 jaar geleden. Kamp spreekt consequent over kruisvluchtwapens. Het gaat in ieder geval om een raket met een dracht van zo'n 1600 km waaraan een grote precisie wordt toegeschreven. Gesproken wordt over "maximaal 30 stuks" voor 57 miljoen euro.
De raketten zijn de praktische uitwerking van het streven om voor in de linies mee te kunnen vechten met de Amerikanen. Sterker nog, met de aanschaf van deze kruisraketten (en overigens ook met de JSF-gevechtsvliegtuigen en nieuwe raketten op F-16 straaljagers) verknoopt Nederland zich aan de Amerikaanse unilaterale 'first strike' strategie. Nederland wordt net als het Verenigd Koninkrijk de Amerikaanse bondgenoot die betrokken wordt bij aanvalsoperaties tegen landen die door de Amerikaanse politiek als vijanden worden aangemerkt. Dat is vooral van politiek belang omdat daarmee via de wapensystemen een permanente coalitie van 'willige bondgenoten' wordt gecreëerd. De militaire slagkracht is hierin van minder belang. In deze werkwijze wordt de medewerking van de Nederlandse krijgsmacht aan Amerikaanse aanvalsplannen vastgelegd via militair-technische aanvalsplannen. De politieke argumenten blijven dus buiten beschouwing.
Hierin liggen precies twee argumenten besloten om fel tegen deze raketten te zijn. De militair-technische capaciteit om medeplichtig te worden aan aanvalsoorlogen en het opknopen aan de Amerikaanse agressieve strategie. Nederland wordt bovendien voor de inzet volledig afhankelijk van de Amerikaanse en Britse inlichtingendiensten die tactische informatie moeten leveren.
Onduidelijk is waarom de regering met de presentatie van het plan "De Marinestudie 2005" heeft gewacht tot na Prinsjesdag. Toch was al langer duidelijk dat dit plan behoedzaam door minister Kamp werd voorgekookt. Tot dusverre was een Kamermeerderheid tegen. Toen het plan twee jaar geleden werd gepresenteerd stuitte het op drie bezwaren.
De kosten waren één argument dat ook door regeringspartijen naar voren werd gebracht. Daaraan wordt nu voldaan door bestaand materieel te verkopen aan andere landen. Een deal met België over twee andere M-fregatten is op een haar na rond. Op dit moment is nog niet precies duidelijk wie kandidaat is voor de twee andere M-fregatten.
Het CDA had een paar eisen die ze eerst ingewilligd wilde zien, alvorens er verder te praten zou zijn. "We hebben geen principiële bezwaren" was woordvoerder Kortenhorst's aanvankelijke houding, "maar het is een te grote investering in een systeem waarvan wij ons afvragen of Nederland het ooit zal gebruiken" zei hij in Trouw van 23 september 2004. De belangen van de nationale scheepsbouwindustrie zijn een tweede argument. Nu blijkt dat dit argument door het CDA vermetel is uitgespeeld. De militaire scheepsbouwlobbyist Kortenhorst heeft zijn eisen binnengehaald. Er moeten ten bate van de Nederlandse militaire scheepsbouw patrouilleschepen worden gebouwd. Het CDA vond dat de strategische nadruk van minister Kamp te veel op de grote diepzeewateren lag. Patrouilleschapen die lichter bewapend zijn dan de in gebruik zijnde fregatten zijn beter geschikt voor gebruik dicht bij de kust. Kamp was vorig jaar bereid de aanpassing in het beleid te onderzoeken. Hij wilde alleen akkoord gaan als enkele van de oudere M-fregatten tegen een aanvaardbare prijs konden worden verkocht. Daaraan wordt nu voldaan en daarmee is aan de belangrijkste eisen van het CDA tegemoet gekomen. In ruil daarvoor vervalt haar gesputter van de afgelopen twee jaar tegen de kruisraketten. Een meerderheid tegen de aanschaf, lijkt nu veranderd in een meerderheid vóór aanschaf van kruisraketten.
Het derde argument is het argument van Kamp en zijn VVD, de verknoping aan de Amerikaanse strategie en het vergemakkelijken van Nederlandse militaire deelname aan grote aanvalsoorlogen. Kamp en de VVD zijn daarvan groot voorstander. Een belangrijke reden is het militair-technisch verknopen met de VS vóórdat de voorstanders van een Europese politieke en militaire oriëntatie aan de macht komen. Deze voorstanders zitten vooral bij de PvdA, maar ook in D66 en het CDA zijn daar fans van. Dus als het aan de VVD en minister Kamp ligt moet het nú gebeuren, voordat deze regering uiterlijk mei 2007 bij de verkiezingen wordt weggestemd. De aanschaf van de JSF heeft dezelfde achtergrond. Met het doordrukken van deze zeer belangrijke wapenaankopen wordt het de voorstanders van een Europese supermacht met bijbehorende militair potentieel moeilijker gemaakt een dergelijk beleid te ontplooien, mochten zij aan de macht komen. Door tegemoet te komen aan de bezwaren van het CDA heeft de regering een compromis bewerkstelligd tussen CDA en VVD over het hedendaagse Atlanticisme in Nederland.
Nederlandse deelname aan aanvalsoorlogen komt met deze beslissing weer een stap dichterbij. Het is van het groot belang de beslissing te voorkomen, maar de kansen daarop zijn de afgelopen tijd zorgvuldig verkleind.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Tezelfdertijd blijken de Verenigde Staten de rol van atoombommen in hun strategie te gaan vergroten, zoals blijkt uit de nieuwe nucleaire doctrine van het Pentagon. Terwijl er de laatste jaren een zekere nadruk op de verdediging met conventionele wapens werd gelegd, is er nu sprake van een agressieve opstelling met gemoderniseerde nucleaire wapens. Men vindt het zelfs legitiem voor de VS om kernwapens preëmptief in te zetten.
De landen met kernwapens, aangesloten bij het NPV (VS, Rusland, China, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk), hebben daarmee de doelstelling van totale nucleaire ontwapening aanvaard. Ze hebben echter nog niet het allerkleinste eerste stapje op die weg gezet, terwijl ze wel van andere landen eisen om definitief van deze wapens af te zien. Amerika maakte daarbij overigens uitzonderingen voor Israël, India en Pakistan, niet bepaald een toevallige selectie.
Nog een voorbeeld van de kwalijke ontwikkeling van de Amerikaanse politiek onder de huidige president is zijn weigering om het verdrag van volledige stopzetting van kernwapenproeven (Comprehensive Test Ban Treaty) door het Congres te laten goedkeuren. Terwijl het door zijn voorganger Clinton al getekend was!
Hoewel de rol van de VS in deze levensgevaarlijke bewapeningszaken dominant is, zijn zij niet de enige schuldigen. Ook de rol van Rusland is verre van fraai. En die van Nederland? Die is de gebruikelijke rol van slaafs en gedwee instemmen met en volgen van de politiek van de grote broer in Washington. Ook nu daarmee in de internationale politiek het meten met twee maten aan de orde van de dag is.
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
VeeDee september 1985
De beuk erin"Meer dan tien jaar strijd van de Vereniging Dienstweigeraars heeft nog niet geresulteerd in het feit dat de dienstweigeraar in Nederland serieus genomen wordt. Hoewel er marginaal wel het een en ander veranderd is lijkt het dienstweigeren eerder een gunst dan een recht. Want wat zien we nog steeds:
(..)
Hun strijd en de onze"Ten dele herhaalt de geschiedenis zich. In de jaren zestig, toen de Ban de (atoom)Bom beweging erg aktief was, ontstond er een gelijktijdige ommezwaai naar de Vietnam beweging. Toen de Vietnam beweging op haar hoogtepunt was bleek de Ban de Bom beweging ongemerkt een zachte door gestorven te zijn. Het uiteenvallen was al begonnen in 1963 toen het Kernstopverdrag getekend werd. De radikale kritiek van toen op de Ban de Bom beweging is nu van toepassing op het IKV en de andere geïnstitutionaliseerde bewegingen. In 1964 schreef Roel van Duyn over Ban de Bom: "tot grote gezapigheid neigende tegenstanders van de atoombom" en "incidentele geloofsbelijdenissen in de vorm van optochten die de massa oproepen tot medeleven of sympathie zijn onvoldoende (…) Alleen een daadkrachtig verzet, dat buiten de perken van de legale paden treedt, kan de Nederlandse militaire politiek slagen toebrengen". (de Groene 26 oktober 1983).(..) Ondanks het feit dat de VS op dit moment de belangrijkste imperialistiese mogendheid is, is het uiteindelijke effektiever om ons te richten op punten die met de Nederlandse belangen en rol te maken hebben. We kunnen daar meer invloed op uitoefenen dan op die van de VS. Anders gezegd, een demonstratie of een prikaktie bij bijvoorbeeld de Amerikaanse ambassade vanwege een dreigende inval van dat land in Midden Amerika heft weinig effekt als het niet gepaard gaat met akties in het land zelf of op z'n minst een forse druk op de Nederlandse regering om wat te doen. Het gaat om het effekt en niet uitsluitend om boosheid te uiten. Een beter voorbeeld is op dit moment de kampagne rond Zuid-Afrika waar bedrijven gepakt worden, dingen bij de ambassade gedaan worden en gepoogd wordt om druk op de regering uit te oefenen, en waar bovendien een heftige strijd in het land zelf aan de gang is. (..) De Nederlandse militaire aanwezigheid is vooral gekoncentreerd in potentiële krisisgebieden en levert ervaring op voor direkte inzet elders in de wereld. Aktie zouden zich kunnen richten tegen troepentransporten naar deze regio's. Zo is er een groepje bezig met akties rond het halfjaarlijks uitvaren van een Nederlands fregat naar de Antillen. (..) hulp aan deserteurs, die deserteren als duidelijke politieke daad tegen regimes als in bijvoorbeeld Zuid-Afrika en Marokko. (..) Door akties van buitenaf door middel van het leegroven van militaire complexen (MIBO) en het saboteren of tijdelijk stilleggen van bedrijven die materiaal leveren voor het onderdrukkingsapparaat. (..) Last but not least strijd tegen wapenleveranties, behalve als het naar bevrijdingsbewegingen gaat. Dat houdt een pleidooi in voor een anders gerichte wapenhandel, omdat wapenleveranties niet op zich goed of slecht zijn. Het gaat namelijk om de vraag: 'Wie gebruiken ze?' Hans Alles, Hans Alderkamp
|
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
De grootste militaire order van Maersk dit jaar bedraagt 220 miljoen dollar en kan oplopen tot meer dan 400 miljoen. Voor dat bedrag neemt de vervoerder zowel transport als onderhoud van acht roll-on/roll-off schepen voor zijn rekening: de USNS Watson, Watkins, Red Cloud, Sister, Soderman, Charlton, Dahl en Pomeroy. Sommige van die schepen gebruikten in 2003, in de aanloop naar en tijdens de Golfoorlog, de Eemshaven voor het laden en lossen van militair materieel. De acht schepen staan onder controle van het Military Sealift Command (MSC) van de Amerikaanse marine. Het MSC is de marine evenknie van het voor sommigen misschien bekendere MTMC (Military Traffic Management Command), van de Amerikaanse landmacht, waarvan een afdeling in Capelle aan de IJssel is gevestigd.
Maersk wordt ook ingeschakeld voor inlichtingenoperaties. Vorig jaar won het een contract voor het in de vaart houden van zes schepen voor speciale missies, die direct samenwerken met de Amerikaanse marine bij het onderzees afluisteren en spioneren of als radar platform dienen.
Strategisch belangrijk is de haventerminal in het Iraakse Al Zubayr, vlak ten noorden van Umm Qasr, die Maersk in 2004 opende. Meer dan negentig procent van al het verkeer via deze haven zijn schepen die onder Amerikaanse vlag varen. Britse troepen en de eigen veiligheidsdienst van Maersk nemen de bewaking voor hun rekening.
Bron: Gerard O'Dwyer, "Pentagon Seeks More Pentagon Work", Defense News, 19 september 2005
Dit jaar augustus stond hij wel voor de rechter in een andere zaak van de Nederlandse staat. Twee onderzeeërs die Van den Nieuwenhuyzen een paar jaar terug tevergeefs aan Maleisië probeerde te slijten liggen nog altijd in dat land aan de ketting. Omdat alternatieve klandizie uitbleef en de tijdelijke uitvoervergunning voor de boten al lang is verlopen eiste de rechter onlangs dat Joep de boten op eigen kosten laat slopen.
Dan is er nog de affaire rond het zakendoen met Pinochet. De Chileense justitie is een groot onderzoek gestart naar geheime bankrekeningen van de oud-dictator die de afgelopen decennia met miljoenen dollars aan smeergeld zijn gespekt. De oude baas is z'n parlementaire onschendbaarheid, die hij als senator voor het leven genoot, eveneens verloren. In dat onderzoek speelt ook de verkoop van overtollig Nederlands defensiematerieel aan Chili een rol. Meer precies van tanks en artillerie die door Van den Nieuwenhuyzen eind jaren negentig van het Nederlandse leger werden overgenomen en mooi opgepoetst aan het Chileense landmachtbedrijf FAMAE werden doorverkocht, om uiteindelijk in de Chileense landmacht dient te doen. Bij de handel zou minimaal anderhalf miljoen dollar smeergeld op een van Pinochets Amerikaanse bankrekeningen zijn terechtgekomen. Pinochet was namelijk nog altijd betrokken bij het ooit door hem in het leven geroepen FAMAE en zou volgens Vrij Nederland op 17 december 1997 oog in oog met Van den Nieuwenhuyzen de order voor tweehonderd Leopard 1 tanks hebben getekend. Hoewel Van den Nieuwenhuyzen beweert dat de bewuste anderhalf miljoen 'gewoon' als commissie voor een tussenpersoon, ene Oscar Aitken, in de boeken staat, beweert een andere intermediair, de Chileen Guillermo Ibieta, dat niet Aitken maar hij de verkoop indertijd heeft geregeld. Ibieta wordt daarbij gesteund door oud-RDM directeur Walter Luijten die deze lezing tegenover het NRC bevestigt. Op zijn beurt laat Van den Nieuwenhuyzen de verklaring van Ibieta "geheel voor zijn rekening".
Het turbulente leven van Joep heeft 's werelds grootste wapenfabrikant Lockheed Martin er ondertussen niet van weerhouden om samen met MD Helicopters - een van Joep's andere paradepaardjes, ooit van concurrent Boeing overgenomen - te bieden voor een miljardenorder van de Amerikaanse luchtmacht. Het koppel biedt de Explorer van MD aan. Als het de concurrentie weet te verslaan is dat goed voor een bestelling van 322 exemplaren van dat type. Dat zou een haast onwaarschijnlijke klapper zijn, zowel voor praatjesmaker Joep als voor het noodlijdende MD, dat zich tot voor kort tevreden moest stellen met een afzet van jaarlijks een handjevol helikopters.
Bronnen:
Ko Colijn en Paul Rusman, "Oude Nederlandse tanks voor Chili", Vrij Nederland, 24 oktober 1998;
Joep Dohmen en Marcel Haenen, "Vermoedens smeergeld RDM sterker", NRC Handelsblad, 23 september 2005;
Joshua Kucera, "Lockheed joins with MD for light helicopter bid", Jane's Defence Weekly, 17 augustus 2005
Een paar maanden na de Britse gift gooide de autoritaire Nepalese koning het laatste restje democratie in de prullenbak door ook zijn marionettenregering naar huis te sturen. Dat was voor de Britten, Amerikanen en Indiërs die het prachtige koninkrijkje in de Himalaya bergen tot nu toe hadden gesteund een brug te ver. Eerder nog hadden die onder het mom van de strijd tegen het terrorisme het straatarme koninkrijk wel van wapens willen voorzien. Die waren nodig om de confrontatiepolitiek te ondersteunen. Die opstelling heeft de afgelopen jaren mede de burgeroorlog in het land verder uit de hand doen lopen. Aan de kant van zowel de staat, maoïstische rebellen als gewone burgerbevolking zijn daarbij inmiddels vele duizenden dodelijke slachtoffers gevallen. Amnesty International publiceerde daar in juni een uitgebreid rapport over.
Gelukkig lijkt men in Den Haag enigszins geschrokken van de gang van zaken, want in antwoord op Kamervragen van SP-er Van Velzen heeft minister Bot van Buitenlandse Zaken nieuwe wetgeving aangekondigd die de export van ongeacht wat voor politiematerieel nu vergunningsplichtig moet maken. De deal heeft kennelijk ook voor enig ongemak gezorgd bij de Britse collega's. In een wat potsierlijk antwoord schrijft Bot dat die hem niet konden bevestigen of de inderdaad door hen geleverde Islanders een Nederlandse herkomst hadden. Een blik in een luchtvaartregister had die vraag in een handomdraai kunnen ophelderen. De kwestie maakt niettemin pijnlijk duidelijk dat Nederland de export aan minder frisse regimes van materieel dat niet direct voor wapen doorgaat nog altijd niet onder controle heeft. Vergelijkbare gevallen deden zich de afgelopen jaren ook al voor met helikopters voor de Tsjaadse luchtmacht en politieboten voor Soedan.
Bronnen:
Antwoorden op kamervragen, 31 augustus 2005;
Amnesty International, "Nepal: A human crisis fuelled by irresponsible arms exports", 15 juni 2005;
Grzegorz Holdanowicz, "Aircraft donation boosts Nepal's air capabilities", Jane's Defence Weekly, 15 december 2004
De CRS heeft ook aparte berekeningen voor wapenexporten naar ontwikkelingslanden. In die cijfers is Nederland de negende grootste over de periode 2001-2004. Alleen de vijf permanente leden van de VN-veiligheidsraad, Israël, Italië en Oekraïne scoren hoger.
Als nog weer andere cijfers ons niet bedriegen staat Nederland in beide jaarrapporten volgend jaar een of meer plaatsen hoger. Het onlangs verschenen jaarrapport wapenexportbeleid van de Nederlandse overheid laat namelijk een gestaag stijgende hoeveelheid wapenexporten zien. Voor 2005 en 2006 zal die trend zeker worden vastgehouden, met bijvoorbeeld grote orders voor Indonesië (korvetten) en Chili (tweedehands fregatten) op stapel.
Ontwikkeling Nederlandse wapenexport 1996-2004:
(waarde afgegeven wapenexportvergunningen in miljoenen euro's)
1996 | 419,2 |
1997 | 1.108,2 |
1998 | 431,9 |
1999 | 366,4 |
2000 | 417,3 |
2001 | 651,3 |
2002 | 450,3 |
2003 | 1.150,8 |
2004 | 644,2 |
In dat jaarrapport over het Nederlandse wapenexportbeleid zijn de volgende tien landen als de grootste afnemers voor 2004 geboekstaafd:
Griekenland | 161,43 |
Zuid-Korea | 114,97 |
Duitsland | 88,19 |
VS | 75,35 |
Frankrijk | 56,44 |
Venezuela | 27,62 |
Italië | 21,27 |
VK | 21,18 |
Overige NAVO | 19,83 |
Denemarken | 10,99 |
Tenslotte is bij de Campagne tegen Wapenhandel een rapport verschenen dat de Nederlandse wapenhandel over diezelfde periode op eigen wijze analyseert, vooral op basis van de maandelijkse overzichten met wapenexportvergunningen zoals die sinds enige tijd door het ministerie van Economische Zaken op hun website wordt gepubliceerd. Belangstellenden kan het rapport digitaal dan wel in papieren vorm worden toegestuurd: info@stopwapenhandel.org of 020-6164684.
Bronnen:
Richard Grimmett, "Conventional Arms Transfers to Developing Nations, 1997-2004", CRS Report for Congress, 29 augustus 2005;
"Het Nederlandse wapenexportbeleid in 2004" - te vinden op www.stopwapenhandel.org/pdf/wapenexportrapportage2004.pdf
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
In hetzelfde bericht wordt gemeld dat op 3 mei een verdrag is afgesloten met de Verenigde Staten dat eveneens voor een jaar geldt. Daarbij wordt de status van militair en burgerpersoneel van de VS vastgesteld tijdens militaire training en oefeningen in de Antillen en op Aruba. Ze mogen met hun schepen en militaire middelen tijdelijk gestationeerd zijn in de Antillen en op Aruba onder voorwaarden die de Nederlandse Commandant Zeemacht in het Caribisch gebied en de Commander US Southern Command afspreken.
In 2001 keurde het Nederlandse parlement al een tienjarig verdrag goed waarbij de luchtmacht van de VS toestemming kreeg om gebruik te maken van zogenaamde Forward Operation Locations (FOLs) op Curaçao en Aruba. De FOLs zijn ingericht op bestaande vliegvelden (Reina Beatrix op Aruba en Hato op Curaçao) en bedoeld voor de oorlog tegen drugs van de VS. Die op de Antillen geven de luchtmacht van de VS toegang tot een zone die het Guajira schiereiland in Colombia en het Venezolaanse grensgebied omvat. Ze werden nodig na de sluiting van Howards Air Force Base in Panama in 1997. De mogelijkheid bestaat dat Host Nation Riders van het gastland meevliegen om de operaties te coördineren. Op Aruba is door de VS meer dan 10 miljoen dollar geïnvesteerd om het vliegveld te verbeteren en op Curaçao bijna 44 miljoen dollar. Vanaf Curacao vliegen onder meer F-16s, Orions en AWACS-vliegtuigen van de VS. De locatie op Aruba is kleiner.
Het motief voor de nieuwe verdragen wordt niet nader toegelicht. Het is mogelijk dat de Britse luchtmacht een grotere rol gaat spelen om VS-vliegtuigen te vervangen die worden ingezet in Irak en Afghanistan en dat de marine van de VS actiever wordt rond de Antillen. Ook kan het zijn dat men de rol van de grotere NAVO-landen op de Antillen wil consolideren in het licht van de recente ontwikkelingen rond het zeer nabijgelegen Venezuela dat zich verzet tegen de Amerikaanse invloed in het Caribisch gebied en goede kontakten heeft met een aantal Antilliaanse politici.
Volgens professor P. Stallen van de universiteit van Leiden is de overlast van de AWACS-vliegtuigen vooral groot omdat de omwonenden er geen enkele invloed op hebben. De specialist in 'hinderbeleving' gaf tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer aan dat mensen meer last hebben van overlast in hun omgeving waarop ze geen enkele invloed kunnen uitoefenen. Aangezien de NAVO zelf bepaalt hoe vaak en hoe laag ze gaan vliegen heeft de omgeving er geen grip op met als resultaat: meer stress. Het gaat om zeker 300 vluchten per maand met toestellen met oude lawaaierige motoren.
Bronnen: Limburgs Dagblad 15.9.2005; 3.10.2005
Tijdens een huiszoeking in de privé-woning en het kantoor van Mac Manus werden een computer en documenten in beslag genomen. Mac Manus zelf werd dezelfde dag weer vrijgelaten.
Op 12 augustus gelaste een rechtbank in Kopenhagen de verwijdering van de internationale oproep van Oproer in het Engels, Spaans en Deens van hun website. Oproer verzocht daarop andere organisaties de oproep over te nemen. Tenminste vijf andere groepen waaronder de in het parlement vertegenwoordigde Rood-Groene Alliantie hebben hieraan gehoor gegeven.
Bronnen:
Statewatch News online: www.statewatch.org
www.opror.net
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina
Bezoekadres: www.vredessite.nl/andernieuws/
Het is ook mogelijk om deze uitgave iedere week per e-mail te ontvangen via de mailinglijst 'Midden-Oosten'.
Voor wie de weg kwijtraakt in de propaganda- en/of informatiebrij, of de weg hierin dreigt kwijt te raken: van harte aanbevolen!
Redactie Ander Nieuws
Blokkade Amerikaans wapentransport
Afgelopen dinsdag heeft het CDA in de persoon van Kortenhorst in de Kamer vragen gesteld over het aantal anti-militaristische acties wat de laatste tijd nogal toegenomen is. Hij omschrijft Onkruit als 'extreem goed georganiseerd en de mensen die er achter zitten als heel professioneel.' En hij vraagt zich ook af hoe het kan dat deze mensen nog altijd actief zijn terwijl hun namen en adressen allang bij de inlichtingendienst bekend zijn. Als het aan hem ligt moeten die personen dan ook belemmerd worden in hun werkzaamheden. Zoals verwacht kon de CDA'er de VVD achter zich krijgen en gezamenlijk willen de partijen actiegroepen die oproepen tot sabotage van militaire eigendommen harder aanpakken.
Tegen een journalist van de Telegraaf zei Ronald Kortenhorst dat hij wil dat veroorzaakte schade wordt terugbetaald en dat bepaalde internetsites uit de lucht worden gehaald. Kortenhorst refereert in de krant aan de website van actiegroep Onkruit waarop wordt geschreven over sabotageacties.
Minister van Defensie Henk Kamp gaf aan ook niet blij te zijn met de toename van directe actie tegen defensie. Afgelopen weekeinde hebben bijvoorbeeld onbekenden bij de kazerne in Stroe voor 900.000 euro schade aangericht. In augustus werden twee F-16's gesloopt en het hek van de vliegbasis Soesterberg moest het een paar weken geleden ook al ontgelden. Afgelopen dinsdag zei de VVD'er dat hij de schade wil verhalen op de daders.
Vrienden van Onkruit voelden zich door de uitlatingen vooral gevleid en hebben het gevoel dat ze hun gelijk krijgen. Directe actie raakt de politiek. 'We moeten dan ook vooral doorgaan met het slopen van het militaire apparaat zolang christenhonden als het CDA de oorlog in Irak steunen', aldus een vriend van Onkruit. 'De AIVD was in hun laatste jaarverslag nogal behoudend over de anti-militaristische beweging in Nederland, alsof het niet meer bestaat. Het afgelopen jaar heeft Onkruit heel wat acties op haar naam staan. En als ze Onkruit gaan verbieden, gaan we gewoon door onder een andere naam'.
E-Mail: info@polderwind.nl
Website: www.polderwind.web-log.nl
Bron: Polderwind - 08.10.2005
Op nadrukkelijk verzoek van leiders in Papua, zoals het gebied nu heet, organiseert Papua Lobby op 18 en 19 november een symposium en een publieksavond naar aanleiding van de studie en de actuele situatie in Papua. Er komt een grote delegatie uit Papua.
Symposium:
18 november 2005 13.00-18.00 uur,
Stadscafe, Amersfoort (10 minuten lopen van station Amersfoort).
Voertaal Engels, aanmelden noodzakelijk in verband met beperkte ruimte: papua-lobby@planet.nl
Publieksavond:
19 november 2005 19.00-23.00 uur,
Grote zaal de Eenhoorn, Amersfoort (tegenover NS-station).
Toegang Euro 5. Sprekers, discussie en Papua dans- en muziekgroep.
Papua Lobby
P.O. Box 28069
3828 ZH Hoogland
The Netherlands
ph/fax: +31-33-4532145
www.nieuwsbank.nl/papua-lobby/
Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina