Aangepast zoeken

VD AMOK
archief VredesMagazines

Onderzoeksdossier VD AMOK
Arabische Lente

verschenen in het tijdschrift VredesMagazine
nummer 3, jaargang 4, 2011



Inhoudsopgave

Dit dossier is een product van VD AMOK
Redactie: Jip van Dort, Kees Kalkman



Colofon

VredesMagazine 3e kwartaal 2011
Uitgave van de vereniging VredesMedia waarin samenwerken:
Haags Vredesplatform (HVP), Humanistisch Vredesberaad (HVB), Vereniging Pais, Samenwerkingsverband Stop de Wapenwedloop, Antimilitaristies Onderzoekskollektief VD AMOK, Women’s International League for Peace and Freedom (WILPF) afdeling Nederland.
In Vredesmagazine zijn de tijdschriften Kernwapens Weg!, VD AMOK en de dikke nummers van Vredeskoerier ’t Kan Anders opgegaan. De dunne nummers van Vredeskoerier ’t Kan Anders blijven 4x per jaar verschijnen.

Redactie
Jan Bervoets, Hans Feddema, Benno Houweling, Kees Kalkman, Klaas Meijer, Anke Polak, Jan Schaake, Guido Schokker, Barbara Smedema, Egbert Wever

Aan dit nummer werkten naast de auteurs mee
Martin Broek, Daan van der Burgh, David-Jan Donner, Jip van Dort, Chris Geerse, Guido van Leemput en Wendela de Vries

De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van een geplaatst stuk. De tekst van artikelen mag worden overgenomen op voorwaarde van bronvermelding. Copyrights van foto’s en tekeningen berusten bij de desbetreffende fotograaf /illustrator.

Fotoredactie
Hans Bouton, Anne Vaillant

Medewerkende fotografen en illustratoren
Khalid Albaih, Jan Bervoets, Joop Blom, Kate Dixon, Fotdmike, Benno Houweling, Aisha Mershani, Len Munnik, Bert Spiertz, Sylvia Wilbrink

Vormgeving
Jimmy Slothouwer

Drukker
Drukkerij Mezclado, Tilburg

Abonnementen
Interesse of aanmelding voor een abonnement op Vredesmagazine kan kenbaar gemaakt worden bij de redactie van Vredesmagazine of bij een deelnemende organisatie.
Een jaarabonnement op VredesMagazine (4 nummers) kost 10 euro. U kunt een abonnement nemen via info@vredesmagazine.nl of 015 7850137

Giften
Bedragen die abonnees overmaken boven het verschuldigde abonnementsgeld worden beschouwd als gift voor het werk van de in VredesMagazine samenwerkende organisaties.

Contact VredesMedia
Vlamingstraat 82, 2611 LA Delft, 015 7850137
info@vredesmedia.nl, www.vredemedia.nl

Redactieadres
Obrechtstraat 43 3572 EC Utrecht tel. 06-14127779
e-post info@vredesmagazine.nl
Kopijsluiting volgend nummer: 15 augustus
Verschijningsdatum volgend nummer: 15 september

ISSN 1876-0724


Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina

Arabische lente - 'it's the economy, stupid'

In januari van dit jaar werd in Tunesië dictator Ben Ali verjaagd. Een maand later trof sterke man Moebarak in Egypte hetzelfde lot. Nog een maand later begon de militaire interventie tegen Gaddafi in Libië. Ondertussen vinden er grote demonstraties plaats, vaak met vele doden tot gevolg, in Syrië, Jemen, Bahrein en andere landen in de regio. Ofwel, de Arabische Lente is in volle gang. Tijd voor een voorzichtige analyse. Een interview met politicoloog en Midden-Oostendeskundige aan de Universiteit van Amsterdam Paul Aarts en Jan Schaake, pacifist en algemeen secretaris van Kerk en Vrede, over omwentelingen, uitgebleven omwentelingen en de lange, moeizame weg naar democratie.

Hoe is de situatie momenteel in Tunesië en Egypte? Het verdrijven van een dictator is een ding, maar een maatschappij hervormen iets heel anders. De fundamenten waarop de oude regimes hun macht baseerden, waaronder het leger, blijven vaak gewoon intact. Vindt er momenteel een sterke contrarevolutie plaats?

PA: De contrarevolutionaire machinaties in Tunesië, waar af en toe wel over gesproken wordt, zijn minimaal. Ik hoor wel eens mensen klagen dat te veel lieden van het oude regime aan de touwtjes trekken, dat er nog op grotere schaal zuiveringen zouden moeten plaatsvinden.

Egypte lijkt mij een minder rooskleurig geval. We weten allemaal dat de macht van het leger onverkort groot is. Politiek, maar ook in economisch opzicht, heeft het leger nog een enorm groot aandeel. Dat laatste zullen ze sowieso nooit opgeven. Ik denk wel dat ze ooit bereid zullen zijn zich meer terug te trekken uit de politiek, maar dan wel op de achtergrond blijven meeblazen. Je zou je een soort ontwikkeling kunnen voorstellen zoals die de afgelopen decennia heeft plaatsgevonden in Turkije. Dat zou het best case scenario zijn voor Egypte.

De bevolking in Egypte is erg verdeeld als het gaat om de vragen waar dit heen gaat en wat de volgende noodzakelijke stappen zijn. Dat werd duidelijk bij het referendum over de grondwetswijzigingen waar tegen dik 70 procent 'ja' zei, terwijl het meer progressieve deel van de demonstranten zegt dat het heel anders en langzamer had gemoeten. Dat is duidelijk een verschil van mening tussen de mensen die gedemonstreerd hebben. Dit is zich nu aan het uitkristalliseren.

In Egypte kan het nog veel kanten op. Het zou ook kunnen, dat zou een worst case scenario zijn, dat de baas van de militaire overgangsregering zijn uniform aflegt en zich presidentskandidaat stelt. Dat wordt wel gesuggereerd. Het zou goed zijn als het leger teruggetrokken blijft in de barakken, dat het civilisatieproces van het leger verder doorzet. Maar wie dan vervolgens boven komt drijven als leidende politieke kracht, dat weten we niet. Dat kan heel veel kanten op gaan.

Er wordt erg veel gespeculeerd over de Moslimbroederschap die nu in verschillende subpartijen uiteen is gevallen. Ik schat in dat de belangrijkste partij van de broederschap, Recht en Vrijheid, bij de verkiezingen veel stemmen gaat halen. Meer dan wij in het Westen, zal ik zo maar zeggen, 'fijn' vinden. Maar dat is nu eenmaal hoe het gaat in Egypte en dan moeten we maar afwachten of die partij, anders dan ze herhaaldelijk heeft aangegeven, niet toch een presidentskandidaat naar voren gaat schuiven.

JS: De kerkleiding en vooral ook de oudere generatie van de koptische kerk meenden dat Moebarak de garantie was om in een relatieve seculiere omgeving te kunnen blijven functioneren, terwijl de koptische jongeren gewoon meeliepen op het Tahrirplein. Deze tweedeling zie je nog steeds. Wat je nu dan ook ziet is vooral een tweedeling tussen de jongere generatie en de oudere, waaronder de legerleiding en de elite van de Moslimbroederschap, die bezig zijn om hun macht te bestendigen.

Revolutie maken is een ding, maar daarna politiek gaan bedrijven is echt iets heel anders. De aanstichters van de revoltes spelen eigenlijk nauwelijks meer een rol in dit follow-up proces, omdat ze zelf ook te weinig een plan van aanpak hadden voor na die tijd en daar misschien ook wel te verdeeld over waren. Dat is hun zwakte.

De laatste tijd vindt er in Egypte veel sektarisch geweld plaats tussen koptische christenen en radicale, salafistische moslims. Hoe duidt je deze gebeurtenissen?

JS: Het is iets van kleine groepen. Het vindt overigens niet alleen in Egypte plaats, je ziet het overal in het Midden-Oosten, bijvoorbeeld ook in Irak. We moeten verder uitkijken niet alleen te focussen op de christelijke minderheden in de regio. Soefi's in Egypte, die in de ogen van salafisten en wahhabi's niet in de rechte leer zitten, zijn ook doelwit. Er zijn organisaties die opkomen voor vervolgde christenen en het Westen aansporen om hier paal en perk aan te stellen. Daar moeten we erg voorzichtig mee zijn, want christenen in de regio geven aan dat ze nu al gezien worden als een vijfde colonne van het Westen. Dat moet niet versterkt worden door een eenzijdig Westers beleid. Ik wil benadrukken dat het kleine splinters zijn die hierop uit zijn en het wordt niet gesteund door de huidige legerleiding, daar zijn geen bewijzen voor.

PA: Je hebt de lusten en de lasten van democratisering. De lusten kennen we allemaal, maar een van de lasten komt doordat je vrijer kunt opereren. Misschien is dit daar een onderdeel van. Je kunt je gemakkelijker uiten, je kunt vrijer bewegen, de veiligheidsdiensten zitten niet meer meteen op je nek. Dat kan dit soort bewegingen, hoe klein ze ook zijn, in de kaart spelen. Democratie is niet risicovrij.

Westerse landen steunden al die jaren de dictators in de regio die zojuist omvergeworpen zijn en steunen nog altijd veel dictators die weigeren te vertrekken. Waarom deden en doen zij dit?

PA: Tot voor kort steunden Europa, maar ook de Verenigde Staten, Ben Ali en al die andere mannen puur en alleen op basis van het in stand houden van stabiliteit, het hele migratievraagstuk met betrekking tot Noord-Afrika en, last but not least (misschien wel in de eerste plaats), Israël. Het zijn allemaal landen die wel op de een of andere manier met Israël een akkoord hadden. Soms was dat een echt vredesakkoord, alhoewel een 'koude vrede,' maar toch een akkoord. Bashar al-Assad in Syrië bijvoorbeeld is een stabiele factor. Dat verklaart ook een beetje de halfslachtige, de ambigue houding die we nu innemen ten opzichte van de nog zittende dictators. We zijn natuurlijk heel benauwd, in het geval van Egypte, dat het vredesakkoord op de helling gaat. De Rafah-overgang, de grensovergang tussen Gaza en Egypte, is al open en Hamas en Fatah zijn bij elkaar gekomen door bemiddeling van Kairo. Dat maakt dat 'wij' niet heel enthousiast die revoltes omarmen.

Sinds de NAVO-interventie in Libië is het de opstandelingen in de regio niet meer gelukt om dictators te verjagen. Hoe komt dat?

PA: Autoritaire regimes zijn voortdurend in staat om zich aan te passen aan veranderde omstandigheden. Soms op een ruwe manier, door geweld te gebruiken, maar soms door hele subtiele manieren. Door te coöpteren, een eigen civil society te creëren, het buitenland te paaien, enz. Er is een hele reeks van mechanismen. Ik denk dat de regimes die niet gevallen zijn, of niet aan het vallen zijn, hun lessen hebben getrokken uit Tunesië en Egypte. Dat geldt bijvoorbeeld voor Ali Abdullah Saleh in Jemen. Koning Abdullah in Saoedi-Arabië is een heel ander geval, omdat hij heel veel geld heeft. Hij heeft inmiddels meer dan honderd miljard uitgegeven om de bevolking rustig te houden. Dat werkt tot op grote hoogte.

Bashar al-Assad in Syrië heeft dat geld niet. Hij heeft wel iets gedaan, maar dat is een druppel op een gloeiende plaat. Maar er zijn twee kanten die in zijn voordeel werken, ter bestendiging van zijn regime. De ene is gruwelijk veel geweld gebruiken. De andere is de angst die veel landen hebben voor wat er na hem komt. Wat zijn de gevolgen daarvan voor de regio, voor Libanon, Israël en misschien ook wel voor Iran?

De zittende dictators zijn ontzettend geschrokken van Ben Ali en Moebarak, dat de bevolking blijkbaar zo massaal in opstand kan komen en binnen een paar weken mensen de laan uit kan sturen. Dat leermoment is heel belangrijk.

JS: Een relativerende opmerking. Misschien vindt men dat het niet ver genoeg gaat, maar de zoethoudertjes die het regime uitdeelt, het feit dat de autoriteiten zoveel proberen toe te geven, is natuurlijk ook een effect. Je zag op de televisie al die omvallende dominostenen. Daarom zitten we nu allemaal te wachten op who is next, maar er gebeuren ook heel veel dingen los van dictators die ten val worden gebracht. Je moet uitkijken dat je niet een te beperkt beeld krijgt van wat een revolte zou kunnen inhouden. Dat geldt ook voor Egypte. Ook al zal het leger straks misschien weer aan de macht komen, er is wel iets gebeurd en dat zal dus doorwerken. Een bevolking die één keer heeft gemerkt dat zij er iets toe doen, zal dat niet zo maar loslaten.

Maakt het uit, met het oog op de kans op succes, of de opstandelingen geweld gebruiken, zoals in Libië, dan wel geweldloos zijn, zoals in Tunesië en Egypte?

JS: Ik blijf volhouden, desnoods als gelovige, dat het wel degelijk wat uitmaakt. Als er een overwegend geweldloze beweging is zie je dat het leger moeite heeft om daar op in te schieten. In Libië is het heel snel omgevormd van een opstand naar een burgeroorlog, dan wel stammenoorlog. Twee milities die tegenover elkaar staan. Militairen zijn er op getraind om dan terug te schieten.

PA: Het vervelendste voorbeeld van hoe geweldloos verzet rücksichtslos, met veel geweld, onderdrukt kan worden is Iran. Daar is nooit een schot gelost vanuit de oppositie, maar toch is het met veel succes onderdrukt.

Welk effect heeft de Arabische lente op de Israëlisch-Palestijnse verhoudingen?

JS: Ik denk dat dat effect vrijwel nihil is. Als het gaat om het vredesproces dan zie ik enkel een verharding aan Israëlische zijde, omdat het steeds onzekerder aan het worden is. Aan Palestijnse kant loopt de gewelddadige, maar vooral ook de geweldloze opstand al veel langer - zij kennen al een twintigjarige 'lente' - maar zonder dat het ergens tot verandering leidt. Dat wordt mijns inziens niet bespoedigd door de verdere ontwikkelingen in de Arabische wereld. Ik voel, eerlijk gezegd, ook steeds meer die uitzichtloosheid als ik hierover praat.

PA: Ik ben geneigd dat pessimisme te delen, maar er zitten wel twee kanten aan. Het kan slechter gaan. Een NGO-medewerkster uit de regio vertelde mij over de angsten die ze heeft na de Arabische revoltes. Een van die angsten was Israël. Als Israël helemaal in het nauw wordt gedreven, legde ze uit, wie geeft ons dan de garantie dat Israël toch niet een keer gaat doen waar sommigen bang voor zijn, namelijk het massaal deporteren van de Palestijnen? Juist door het versnellend effect van de revoltes, dat er dingen aan het bewegen zijn, bracht deze NGO-medewerkster dit als een van haar vrezen. Dit, het worst, worst-case scenario, leeft in meer kringen, geloof ik.

Het is heel moeilijk om je hierin te verplaatsen, maar er komt misschien wel een Palestijnse staat die ook wel erkend wordt door meer staten als de Palestijnse autoriteit in september erkenning aan de Verenigde Naties zal vragen voor de eigen staat. Dat brengt een extra dynamiek in het geheel. De Verenigde Staten liggen aan de ketting van de Israël-lobby. Dat heb je aan Obama gezien. Hij kan echt geen kant op. Maar Europa heeft meer ruimte om marges te gebruiken. Europa zal gevraagd worden wat ze vinden van het recente akkoord tussen Hamas en Fatah. Hierdoor komt er misschien weer wat beweging. Op zijn minst komt er weer wat debat over de Israëlisch-Palestijnse kwestie.

Hoe schatten jullie de kans in dat de landen in de regio waar een omwenteling heeft plaatsgevonden een succesvolle overgang maken naar een (enigszins) democratische staat met respect voor mensenrechten?

JS: Ja, dat is haalbaar, maar gebeurt misschien niet vanzelf. Maar ik verbaas me erover hoe het Westen, vooral Europa, wel verbaal allerlei steun uitspreekt, maar vervolgens heel erg passief op de handen blijft zitten. Binnenkort is er bijvoorbeeld een overleg van de Europese ministers van Buitenlandse Zaken over de regio. Het gaat over Libië, Syrië en Israël-Palestina, maar welke gezamenlijke politiek men ten opzichte van Tunesië en Egypte wil gaan voeren staat kennelijk niet op de agenda. Daar laat men een behoorlijke kans liggen.

Een voorbeeld hiervan is dat onze staatssecretaris van Ontwikkelingssamenwerking weigerde terug te komen op zijn besluit om de ontwikkelingshulp aan Egypte te beëindigen. Los van de vraag of je dat wel of niet zou moeten doen, het puur niet willen of kunnen reageren op het feit dat in Egypte een heel andere situatie is ontstaan, waar je juist met ontwikkelingssamenwerking die democratiseringskrachten fors zou kunnen ondersteunen, klinkt absurd.

We hebben net, een aantal weken geleden, een conferentie van de IFOR-groepen in Europa gehad om binnenkort met een missie naar Egypte te gaan om daar contacten te leggen en te kijken of we op civil society niveau iets zouden kunnen doen. De civil society in Egypte redt het niet alleen. De regering zou, via civil society, heel veel kunnen doen voor Egypte, bijvoorbeeld het geven van trainingen, zodat politieke processen gesteund worden.

PA: Ik vind dit een slechte vraag. Er wordt namelijk te veel over democratisering gesproken alsof dat alleen maar een politiek proces is. We vergeten eigenlijk dat het op Tahrirplein ging om waardigheid, karama in het Arabisch. Dat woord heeft twee dimensies. Vrijheid van meningsuiting en 's nachts niet van je bed getild worden - politieke en civiele vrijheden - maar de andere dimensie is misschien net zo belangrijk of zelfs nog belangrijker: economische waardigheid. Er is veel werkeloosheid en armoede in de regio en het is raar dat in het debat daar zo weinig over gesproken wordt - net als veel activisten zelf overigens. Men wil de dictator weg, en, kort door de bocht gezegd, dat was misschien wel het makkelijkste. En het is in zekere zin ook makkelijk om mevrouw Moebarak haar villa af te nemen of een paar ministers in de gevangenis te zetten. Hiervoor gebruiken wij het begrip transitional justice.

Maar iemand zei het laatst heel mooi: een Egyptenaar die geen baan heeft kan geen transitional justice eten. Die wil een baan. En die banen komen er niet. Daarvoor is een herstructurering van het politiek-economische systeem nodig en van onze relaties met Egypte, maar ook Tunesië. Wij hebben een heel bizarre relatie met de landen in Noord-Afrika. Tariefbarrières zijn omlaag gebracht, maar daar staan allerlei nieuwe kwaliteitseisen tegenover. Dit is een probleem. In de landen zelf beheerst een kleine kliek van crony capitalists [kapitalistische trawanten van het regime - red. VM] de nationale welvaart. Als die banen er niet komen dan gaan we van een periode van euforie naar een fase van ontevredenheid, onrust, instabiliteit en in dat soort fases kan er weer van alles en nog wat gebeuren. Het is raar dat hier zo weinig over gesproken wordt. It's the economy, stupid.

Zouden de democratische omwentelingen zelf ook kunnen leiden tot economische hervormingen?

PA: Ik mag hopen dat er voldoende druk van onderop komt, maar met druk alleen kom je er niet. Je hebt ook mensen nodig die nadenken, een elite om dat woord toch maar te gebruiken, die door middel van discussie en het opstellen van prioriteitenlijsten programma's kan ontwikkelen. Maar het gaat toch vooral in de eerste plaats om de mensen die nu de economische macht hebben, die vaak samenvalt met politieke macht. Dat zit heel nauw met elkaar verstrengeld in de meeste landen in de Arabische wereld. Als je dat niet uit elkaar trekt, dan gebeurt er niet zo veel. Dus je moet die politieke en economische macht uit elkaar trekken. En dat doe je niet door te demonstreren op het Tahrirplein. Daar is veel meer voor nodig. Er moeten vooral ideeën ontwikkeld worden.

Is met een dergelijke, erg ongelijke verdeling van de welvaart een democratie niet mogelijk?

PA: Inderdaad.

Tijdens de revolte in Egypte scandeerden veel jongeren "nu kunnen we eindelijk trouwen." Wordt een ander obstakel op weg naar democratie gevormd door de hoge verwachtingen die zijn gewekt tijdens de omwentelingen?

PA: Dat jongeren in de gehele Arabische wereld niet kunnen trouwen omdat ze geen geld of een baan hebben en geen huis kunnen kopen, leidt tot enorme frustratie. Dat zal op een gegeven moment naar buiten komen. Hóe? dat weten we niet, maar het is wel een tikkende tijdbom. De komende tien jaar verandert daar niks aan, want de bevolkingsgroei is nog steeds redelijk groot.

Wat zou de vredesbeweging kunnen doen?

JS: Ik noemde al de civil society-missie naar Egypte. Onderdeel hiervan is ook dat in het najaar een conferentie wordt belegd waar mensen uit Tunesië en Egypte worden uitgenodigd. Daar zullen ze vertellen over hun ervaringen met geweldloosheid. Daarnaast is de vraag hoe nu verder te gaan met de oorlog in Libië, die behoorlijk aan het vastlopen is. Om een doorbraak te creëren moet de oorlog geïntensiveerd worden, of, en dat zou mijns inziens de positie van de vredesbeweging moeten zijn, we moeten inzetten op een wapenstilstand en onderhandelingen. Er zijn nog steeds groepen, de Arabische Liga, Turkije, en de Afrikaanse Unie, die pogingen hiertoe doen. Maar daar is erg weinig belangstelling voor vanuit de internationale gemeenschap. Het lijkt erop dat het Westen toch sterk neigt naar een militaire oplossing. Het is merkwaardig dat daar niet meer verzet tegen is.

Het interview door Jip van Dort en Kees Kalkman vond plaats op 19 mei.


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina

Een haperende oorlogsmachine

Met Veiligheidsraadresolutie 1973 nam de NAVO een opdracht aan waarmee zij zich slecht raad weet. Bij de beslissing over verlenging van het NAVO-mandaat, half juni, is er nog geen einde aan het conflict in Libië. De discussie binnen de NAVO over de koers in dit conflict liep in maart al hoog op en laaide half juni opnieuw op. De Amerikaanse minister van defensie Gates gaf de Europese NAVO-leden onder uit de zak. De NAVO is niet efficiënt genoeg en dat komt door gebrek aan politieke wil van de Europese leden. Dat blijkt uit de oorlog in Libië.

VN-mandaat

Resolutie 1973 gebiedt een vliegverbod boven Libië om de bevolking te beschermen tegen de regering van Gaddafi, maar kan op verschillende manieren worden uitgelegd. Moest na het redden van de bevolking van Benghazi, 19 en 20 maart, voorrang worden gegeven aan een staakt-het-vuren en onderhandelingen met het bewind van Gaddafi? In een deal met zijn regime zouden dan hervormingen in Libië kunnen worden doorgevoerd. Of betekent een vliegverbod een aanvalsoorlog die duurt tot het regime van Gaddafi vernietigd is? Is er dan sprake van een totale overwinning? Kan dat alleen met luchtacties en hoelang duurt dit? Wat zijn de gevolgen daarvan voor de bevolking van Libië, de toekomst van de staat Libië en de politieke ontwikkelingen in Noord-Afrika en de rest van het Midden-Oosten? Resolutie 1973 gaf de legitimering om in te grijpen ten behoeve van de burgers van Benghazi, of de middelen proportioneel zijn en het juiste effect bereiken is zeer de vraag. (noot 1) De vijf leden die zich van stemming onthielden, en daarmee de voorstanders de gelegenheid gaven hun opvattingen militair kracht bij te zetten, waren behalve Rusland en China ook de opkomende grootmachten Brazilië en India en dé steunpilaar van de EU, Duitsland. Deze sterk bezette Veiligheidsraad toonde aan dat de situatie in Libië als onduldbaar werd beschouwd, maar dat een praktische oplossing niet gemakkelijk te realiseren was. De verdeeldheid over de uitwerking van de resolutie trad onmiddellijk aan het licht. Behalve Veiligheidsraadlid Duitsland was ook Turkije niet overtuigd en stemde aanvankelijk niet in met een eenheidsbeslissing van de NAVO.

Interventionistische kopgroep

De ramkoers werd ingezet door een kopgroep van politici uit drie NAVO-landen: minister van buitenlandse zaken Clinton van de VS; Sarkozy en Juppé, respectievelijk president en minister van buitenlandse zaken van Frankrijk; en de Britse premier Cameron. Ze benadrukten de noodzaak van humanitaire interventie ten gunste van de opstandelingen in Oost-Libië. In de VS was het, naast minister Clinton, VN-ambassadeur Rice die deze resolutie doordrukte in de Veiligheidsraad. Minister van defensie Gates, de chef van staven admiraal Mullen en president Obama vreesden de gevolgen van instellen van een vliegverbod, omdat zij wisten dat dit een aanvalsoorlog betekende. In de regering van de VS was begin maart al onenigheid over de Amerikaanse belangen ten opzichte van Libië en de wijze van optreden tegen dictator Gaddafi. Achtergrond is niet alleen de sombere toekomst van de oorlogen in Irak en Afghanistan/Pakistan, maar vooral de tanende economische Amerikaanse macht tegenover opkomende landen als China, India en Brazilië en Rusland en Duitsland. Waarom weer de hoge kosten van zo'n avontuur riskeren? De opstanden in de Noordafrikaanse landen zijn belangrijker voor Europese landen dan voor de VS, die veel meer belangen hebben in de Golfregio.

Frankrijk

Frankrijk opende de oorlog door op zaterdagmiddag 19 maart een landmachtonderdeel van Gaddafi dat Benghazi direct bedreigde, te vernietigen. Daarmee was de onmiddellijke dreiging tegen Benghazi teniet gedaan. Kort daarna begonnen de luchtbombardementen met kruisraketten vanaf Amerikaanse en Britse oorlogsbodems op zee. Aan het einde van die dag waren 110 kruisraketten gebruikt en admiraal Mullen verklaarde dat de Libische luchtmacht praktisch was uitgeschakeld. Hoewel op dat moment een nieuwe politieke situatie ontstond, werd niet aangedrongen op het in resolutie 1973 noodzakelijk geachte staakt-het-vuren. Zeker vanaf dat moment wonnen de politici die met louter militaire middelen een snelle overwinning denken te kunnen halen het pleit van de onderhandelaars. In feite was het een eerste etappe in een oorlog waarvan op moment van schrijven het einde allerminst in zicht is. Minister Clinton benadrukte de noodzaak van deelname van Arabische landen. Er werd door de Arabische Liga en de GCC, Samenwerkingsraad van Golfstaten, wel lippendienst bewezen, maar in de praktijk kwam niet veel terecht van dit verbond. De Franse agressie kan naast grootmachtaspiraties verklaard worden door rijke de oliebronnen in Oost-Libië die aan de vrije markt zouden toekomen. Libië is het 17de olieproducerende land ter wereld en de 3de Afrikaanse olieproducent. Daarnaast is het greep houden op massa's toekomstige Afrikaanse vluchtelingen een belangrijk electoraal punt in tal van EU-landen en zeker in Frankrijk.

De oorlog

Na veel vijven en zessen besloot de NAVO als organisatie de oorlogstaak op zich te nemen en te werken aan regime change door middel van oorlog. In totaal doen 33 landen mee aan de operatie Unified Protector. In feite is een gelegenheidscoalitie aan het werk, die sinds 23 maart de stempel van de NAVO heeft en vanaf 27 maart verantwoordelijk is voor de hele militaire operatie, inclusief het afdwingen van het vliegverbod in het kader van resolutie 1973. Op 14 en 15 april in Berlijn werden deze doelen in de NAVO vastgelegd en werden alle tegenstribbelende landen in het oorlogsstramien gebracht. Veel deelnemers aan de operatie besloten tot een caveat, NAVO-jargon voor een beperkte of aanvullende taak. De VS, Frankrijk, VK, België, Noorwegen, Canada, Italië en Denemarken, 8 van de 28 leden, bombarderen. De anderen beperken zich tot andere taken die de mandaten van de resoluties 1970 en 1973 opdroegen; het bewaken van het luchtruim in het kader van het luchtverbod en het bewaken van het luchtruim en de Middellandse Zee in het kader van het wapenembargo. In totaal gaat het daarbij om veertien NAVO-landen, aangevuld met Zweden, Qatar, de Verenigde Arabische Emiraten en Jordanië.

Nederland legde zich toe op het bewaken van het Libische luchtruim en een deel van de Middellandse Zee. In de praktijk bleek dat Nederlandse F-16's meevlogen met bombarderende partners om inlichtingen te verzamelen. Minister Hillen verklaarde in een overleg in de commissie van defensie van de Tweede Kamer op 31 mei dat Nederland in de volgende periode met dit beleid moet doorgaan. Nederland blijft tot 23 september deze taken uitvoeren, ondanks de druk in de NAVO om te bombarderen. De Nederlandse positie is niet optimaal in de ogen van minister Hillen, die zich als lid van een minderheidsregering moet inhouden. Nederland doet "net onder de top" mee, zoals hij het met tevredenheid uitdrukt. Nederland heeft nog net genoeg geld in de begroting om nog een periode van het NAVO-mandaat mee te doen, er is 15 miljoen euro begroot. Voor vervolgoperaties van welke aard dan ook, nog meer oorlog na september óf een vredesmissie, is geen geld meer.

Noorwegen deed mee aan de bombardementen, maar stopt om financiële redenen. Denemarken heeft zijn munitie verschoten en daarom Nederland gevraagd F-16 munitie te mogen overnemen, het antwoord is nog niet bekend. Bulgarije stopt met patrouilles met behulp van een fregat in de Middellandse zee, eveneens om financiële redenen.

Onderhandelingen

Vooral de Afrikaanse Unie (AU) bleef openlijk werken aan een politieke oplossing, te beginnen met een staakt-het-vuren. In april nog werd een delegatie gestuurd, die niet slaagde. (noot 3) Eind mei veroordeelde een conferentie van de Afrikaanse Unie de NAVO-oorlog tegen Libië. De Zuid-Afrikaanse president Zuma deed vervolgens nog een openlijke poging om tot een vergelijk te komen. Dat leverde niets op. De AU wil dat de Libische leiding plaats maakt voor een democratisch bestuur in een nieuwe republiek.

Er zijn ook heimelijke pogingen. De Engelse krant The Independent stelde eind mei dat de regering van Gaddafi ontvankelijk is voor onderhandelingen. Op 10 juni stelde de krant een memorandum te hebben gezien dat onder leiding van Griekenland tot stand is gekomen. (noot 4) Doel daarvan is een akkoord over het vrijkomen van 20 miljard dollar uit de internationaal bevroren Libische middelen om aan de humanitaire noden van de héle Libische bevolking tegemoet te kunnen komen. Bronnen binnen de Libische regering zeggen dat een dergelijke overeenkomst de opening kan zijn tot een staakt-het-vuren en een proces waarna Gaddafi van de macht zal afzien. Vervolgens zal een tijdelijke regering worden gevormd waarin ook leden van de oppositie in Benghazi zitting kunnen hebben.

Een rapport van de International Crisis Group stelt ronduit dat deze oorlog niet te winnen is. (noot 5) Het onthoofden van de staat kan leiden tot een langdurige oorlog van belangengroepen en stammen, die doet denken aan Irak na het ontbinden van de Baath-partij in het voorjaar van 2003. Een gedisciplineerde overgang naar de opbouw van een nieuw staatsapparaat in Libië kan alleen via een staakt-het-vuren. Daar is Gaddafi bij nodig. Dat betekent bovendien dat een proces tegen Gaddafi voor het Internationaal Strafhof moet worden uitgesteld. Eerst moeten vredestroepen toezien op dit staakt-het-vuren en daarbij humanitaire goederen het land inlaten. Het staakt-het-vuren moet uitmonden in verdere onderhandelingen over de vorming van een interim-regering voor de overgangsperiode en een overeenkomst over een routekaart naar de vorming van een definitieve, wettelijke, democratische republiek.

Tussenbalans

Na bijna drie maanden oorlog variëren volgens VN-onderzoekers de schattingen van het aantal doden in Libië van 10.000 tot 15.000. (noot 6) Op 6 juni verklaarde NAVO secretaris-generaal Rasmussen dat de NAVO 10.000 vluchten heeft uitgevoerd, waarbij 8000 militaire doelen zijn aangevallen waaronder 100 communicatiecentra, 700 munitieopslagplaatsen en 500 tanks, pantservoertuigen en raketlanceerinstallaties. (noot 7) Ondanks dit geweld is het front niet veel verschoven. De strijdkrachten van Gaddafi hebben net voor Pinksteren zelfs de tegenaanval op Misurata geopend. Hoewel het hachelijk is een voorspelling te doen, is het niet waarschijnlijk dat het regime snel valt. Als dat wel zo is, is een kant en klare overdracht naar een nieuwe macht ver te zoeken. Een verloop van de oorlog zoals in Irak na de ontbinding van de Baath-partij is een reëel nachtmerriescenario.

In dat licht komen de vrijmoedige opmerkingen van scheidend minister Gates op een slecht moment. Gates aarzelde in maart over het voeren van oorlog vooral vanwege de druk op de Amerikaanse begroting en zijn opvatting dat Libië niet het eerste strategische belang van de VS is. De kern van zijn kritiek is dat Europese landen te weinig aan defensie besteden, hoewel het veelgeplaagde Griekenland en Albanië een pluim krijgen omdat zij 2% van het BNP aan defensie besteden. Bovendien zijn veel landen te weinig effectief met de beschikbare middelen, hoewel hij Noorwegen, Denemarken, België en Canada prees omdat ze "boven hun gewicht boksen". Gates wijst ook op het gebrekkige gebruik van de NAVO-middelen. Het luchtmachtoperatiecentrum kan 300 vluchten per dag afhandelen, maar haalt er amper 150, klaagt hij. Als het aan Gates ligt moeten de VS zich beraden op de toekomst van de NAVO en de zwak presterende Europese landen. Onwillekeurig dwalen de gedachten bij het horen van deze verzuchtingen af naar koning Pyrrhus die in 279 voor Christus na de gewonnen slag bij Asculum stelde dat "als ik nog één overwinning zal behalen, ga ik ten onder". (noot 8)

Guido van Leemput
SP- Tweede Kamerfractie buitenlandse zaken

Noten

  1. Er zijn deskundigen in het internationale recht die van oordeel zijn dat resolutie 1973 geen rechtvaardiging is voor geweld. Bijvoorbeeld Resolutie 1973 en de interventie in Libië, prof. Hans Kochler, Vrede.be, 2 juni 2011.
    Terug naar tekst
  2. Libya Rebels Reject Ceasefire, War Continues, 11 april 2011, zie Zuma: Gadhafi Ruled Out Leaving Country, Jason Ditz, Antiwar.com, 31 mei 2011.
    Terug naar tekst
  3. Gaddafi regime staked 12bn on secret deal in bid to open peacetalks, Kim Sengupta en Solomon Hughes, Independent, 10 juni 2011;
    Battered Libya sues for peace, Kim Sengupta en Solomon Hughes, Independent, 26 mei 2011;
    Bericht over brief van Gaddafi aan het Amerikaanse congres gestuurd met het aanbod te onderhandelen, Al Jazeera Blogs, 11 juni 2011.
    Terug naar tekst
  4. Popular protest in North Africa and the Middle East (V): Making sense of Libya (pdf), International Crisis Group, Middle East /North Afrika Report Nr 107 - 6 juni 2011.
    Terug naar tekst
  5. NATA/Libya: NATO could contribute to training future Libyan army, Europe Diplomacy & Defence (the agence Europe bulletin on CSDP and NATO), d.d. 7 juni 2011, pagina 3.
    Terug naar tekst
  6. Report of the International Commission of Inquiry to investigate all alleged violations of international human rights law in the Libyan Arab Jamahiriya* (pdf), Human Rights Council, 1 juni 2011.
    Terug naar tekst
  7. Zie voor tekst speech Robert Gates: Transcript of Defense Secretary Gates’s Speech on NATO’s Future, Wall Street Journal, 10 juni 2011.
    Terug naar tekst
  8. Zie voor beknopte geschiedenis van koning Pyrrhus en de spreekwoordelijke Pyrrhusoverwinning: Pyrrhus van Epirus, Wikipedia.nl.
    Terug naar tekst


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina

De val van Moebarak

Eind april spreekt Amy Holmes bij het in Amsterdam gevestigde Transnational Institute. Ze is werkzaam aan de Amerikaanse Universiteit in Kairo en maakte daar vanaf dag twee de acties mee die tot het einde van Moebarak leidden. De titel van haar inleiding: 'Towards a Structural Explanation of the Egyptian Revolution'.

Holmes verdeelt de periode die leidt tot de val van Moebarak in twee perioden: 25 tot 28 januari (de dag dat de regering wordt vervangen) en 29 januari tot 11 februari (de dag dat Moebarak opstapt). De verklaring voor het snelle succes legt ze bij het afbrokkelen van vier verschillende steunpilaren van Moebarak: de nationale elite, de militairen, de middenklasse en de Verenigde Staten.

Breed verzet

Door het hele land heen waren er stakingen en heel veel acties. Activisten vielen bijvoorbeeld zeker honderd politiebureaus aan. Het was een strijd van de arbeiders en een steeds groter deel van de middenklasse. De politie probeerde door het laten ontsnappen van gevangenen - en vervolgens afzijdig te blijven - het land te destabiliseren. Ook de neutraliteit van het leger plaatst Holmes in dit kader. Maar de demonstranten vulden het vacuüm en regelden mensen die de orde gingen bewaken, waardoor veiligheid en verkeer geregeld werden. Later organiseerden ze ook noodhospitalen en de inkoop van verbandmiddelen.

Op 28 januari loopt Holmes het dan nog lege Tahrirplein op. Op dat moment woedt er op een van de Nijlbruggen een kat-en-muisspel tussen de politie en demonstranten die naar het plein willen. Holmes gaat met een Egyptische een kantoor binnen dat grenst aan het plein. Vanaf het terras zien ze opeens "zover het oog reikt" een massa mensen het plein opkomen. Tijdens dit verhaal voel je haar angst en opgewonden siddering van dat moment nog. Met plezier vertelt ze over de tactische inzet van wachthuisjes en voertuigen om bescherming te bieden tijdens de urenlange gevechten om het plein. De oppositie heeft zijn kracht laten zien. Na de geslaagde verovering van het plein begint de tweede fase: het opzetten van sterkere structuren en toenemende steun uit de middenklasse.

Wegvallen steun regime

Op 31 januari verklaart de op één na rijkste Egyptenaar, Naquib Sawiris, dat hij de opstand steunt. Sawiris werd eerder gepasseerd toen de Egyptische economie geprivatiseerd werd. Moebarak verloor daarmee ook zijn steun. Moebarak tracht het leger sterker aan zich te binden door belangrijke generaals binnen het kabinet te halen. Ondanks deze herschikking speelt het leger juist een grote rol bij het winnen van kracht door de oppositie. Dat het grotendeels afzijdig blijft, geeft de oppositie meer zelfvertrouwen.

Nog op 5 februari zegt VS-diplomaat Frank Wisner dat Moebarak aan de macht moet blijven om de bestuurlijke reorganisatie te leiden. Kort daarop gaan de VS roepen dat er geen geweld mag worden gebruikt en worden contacten met hoge generaals verstevigd. De dagen van Moebarak zijn dan geteld. De steun van cruciale partijen is weggevallen.

Holmes besluit haar verhaal met een paar opmerkingen. Allereerst dat het de volksbeweging was die Moebarak van zijn troon stootte. Verder waarschuwt ze dat het leger de belangrijkste winnaar is. De protesten gaan door en daarbij sneuvelen nog steeds mensen. In de drie weken tot de val van Moebarak vielen er 700 doden te betreuren. Vlak voor haar toespraak werden nog twee officieren in een demonstratie gedood. De werkwijze van de activisten heeft haar getroffen; de humor bij het bespotten van de macht, de publieke bidstonden en de organisatie die er stond toen ze nodig was. "Het oude regime is nog niet verdwenen," zo zegt ze niettemin aan het eind van haar presentatie.

Martin Broek

Op broekstukken.blogspot.com staat een iets langere versie van dit artikel.


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina

Geen wapens voor de dictators!

Ondanks het EU-beleid om geen wapens te verkopen die kunnen worden ingezet bij onderdrukking, heeft ook Nederland wapens aan Arabische regimes geleverd. Pas als de bevolking in opstand durft te komen stellen we een wapenembargo in. Maar dat is dan natuurlijk mosterd na de maaltijd.

Handel en mensenrechten

Ons land leverde de afgelopen jaren onder meer tweedehands pantservoertuigen aan Egypte en Bahrein. De leveringen aan Egypte vonden plaats ondanks de al 30 jaar durende noodtoestand die president Moebarak de vrijheid gaf om naar eigen goeddunken te regeren. In 2010 noemde de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) in een beleidsdoorlichting deze levering aan Egypte "het meest uitgesproken voorbeeld waarbij het wapenexportbeleid op gespannen voet staat met de ambities van het mensenrechtenbeleid." De pantservoertuigen die aan Bahrein zijn geleverd vonden we terug op de Arabische nieuwszender Al Jazeera, in filmpjes van het gewelddadig neerslaan van burgerprotesten door veiligheidstroepen.

Aan Jemen leverde Nederland van 2008 tot 2010 onderdelen voor militaire trucks voor de landmacht, dat op dat moment bezig was om een interne opstand te onderdrukken. Volgens de regering was tegen de levering geen bezwaar, het betrof immers geen nieuwe trucks maar onderdelen voor trucks die Jemen toch al had. "Er is derhalve geen sprake van uitbreiding van de defensiecapaciteit van het land." Feit blijft natuurlijk dat trucks zonder reserveonderdelen niet rijden en derhalve niet kunnen worden ingezet bij het onderdrukken van de bevolking.

Voor Libië gold tot 2004 een wapenembargo. Dat werd opgeheven toen Gaddafi zich bereid toonde mee te werken aan het Lockerbieproces en IAEA-inspecties. En, misschien nog wel belangrijker, bereid was vluchtelingen tegen te houden die de EU proberen binnen te komen. Nederland leverde na het opheffen van het wapenembargo onderdelen voor Chinook helikopters en bewakingsradars. De Chinooks zijn door Gaddafi onder meer ingezet boven Tripoli.

Een onverwachte Nederlandse bijdrage aan de strijd in Libië meldt de International Herald Tribune. Kleine bootjes van de Nederlandse scheepswerf Damen worden door de rebellen ingezet bij het smokkelen van voedsel, medicijnen en wapens. Damen had tot aan het uitbreken van de gevechten een vestiging in Tripoli met 27 medewerkers.

Tabel 1:

Nederlandse leveranties aan de Arabische wereld groter dan 5 miljoen euro (periode 2004-2009)
Egypte 1995 Pantservoertuigen
Egypte 2005 Pantservoertuigen YPR
Egypte 2007 Radarapparatuur
Jordanië 2003 Mobiel geschut (door faillissement RDM vervallen)
Jordanië 2009 F-16 onderdelen
Marokko 2009 Marineschepen
Oman 2006 Radarapparatuur
Oman 2007 Radarapparatuur
Saoedi-Arabië 2003 Patrouilleschepen
VAE 1997 Fregatten (2e hands)
VAE 2009 Raketlanceeerinrichtingen

Via Schiphol, Maastricht en de Rotterdamse haven voert Nederland ook enorme hoeveelheden wapens door naar Arabische landen. Zo gingen er pistoolmitrailleurs en munitie naar Jordanië. Hoewel er sinds 2008 voor wapendoorvoer een vergunning moet worden aangevraagd, wordt een uitzondering gemaakt voor wapenvrachten van of naar bevriende landen (EU, NAVO en andere bondgenoten). Daardoor wordt ruim 90 procent van de wapendoorvoer ongecontroleerd doorgelaten.

Ook in andere Europese landen trok de wapenhandel-beerput door de Arabische opstand veel aandacht. De Zweedse vredesgroep SPAS schrijft: "De Zweedse wapenexport naar niet-democratische landen is in de periode 2006-2010 373% meer dan in 2001-2005. Vorig jaar verkocht Zweden voor 3.7 miljard kronen aan niet-democratische landen." (Ca. 332 miljoen Euro)

De Britse Campagne tegen Wapenhandel meldt: "Libië en Bahrein waren in 2010 op uitnodiging aanwezig op de (militaire) luchtshow in Farnborough en in 2009 op de DSEi wapenbeurs in Londen. Op de Libische wapenbeurs LibDex in 2010 hadden de Britten het grootste paviljoen."

De Italianen van Rete Italiana per il Disarmo volgden het spoor van 7.500 kanonnen, 1.900 geweren en 1.800 karabijnen van de firma Beretta naar Libië, en spoorden ook hun financiers op, waaronder verschillende buitenlandse banken.

Naar aanleiding van de burgeropstanden hebben veel Europese landen hun wapenexporten (tijdelijk) stilgelegd. Niet alleen uit overwegingen van mensenrechten, zo liet een ambtenaar van Buitenlandse Zaken zich ontvallen, maar ook om praktische redenen. Vergunningaanvragen voor een wapenexport kunnen niet worden beoordeeld in deze instabiele situatie: het is niet helemaal duidelijk aan wie de wapens verkocht worden.

De ene dictatuur is de andere niet

Terwijl de wapenhandel naar veel landen nu wordt 'aangehouden,' wordt aan Saoedi-Arabië onbekommerd geleverd. Saoedi-Arabië probeert niet eens de schijn van democratie op te houden en schendt op grove wijze de mensenrechten, met name vrouwenrechten en de rechten van Aziatische arbeidsmigranten, van wie het paspoort vaak meteen bij aankomst wordt ingenomen. Dat weerhoudt Europa er niet van om het land tot grote wapenklant te maken.

Thales Nederland leverde voor 10 miljoen euro communicatieapparatuur voor tanks van het Saoedische leger. In 2010 gaf Nederland een vergunning voor onderdelen van pantservoertuigen t.w.v. 2,2 miljoen euro. Ook defensiereus EADS doet goede zaken met de Saoedi's. De afgelopen jaren verkocht het onder meer 72 Eurofighter gevechtsvliegtuigen, 6 Airbus A330 militaire transportvliegtuigen, 1 raketbesturingssysteem (SAMOC) en verder Storm Shadow kruisraketten. Saoedi-Arabië is zo rijk dat het wapens koopt waar het niets aan heeft. Er zijn bijvoorbeeld niet genoeg piloten om alle gevechtsvliegtuigen te kunnen vliegen.

Tot nu toe kijkt Nederland bij het afgeven van een wapenexportvergunning uitsluitend of dit specifieke wapen direct kan worden ingezet bij een mensenrechtenschending, niet naar de aard van het regime waaraan verkocht wordt. Er wordt niet meegewogen dat elke dictatuur uiteindelijk, als zijn bevolking in opstand komt, het leger zal inzetten om zichzelf te handhaven.

Samen met andere organisaties (Amnesty International, IKV Pax Christi en Oxfam Novib) schreef de Campagne tegen Wapenhandel hierover een brief aan de Tweede Kamer. Ook werd met individuele Kamerleden gesproken, werden handtekeningen verzameld onder de petitie Geen wapens voor dictators en is een ingezonden brief aan De Volkskrant geschreven. In een roerig Kamerdebat op 24 maart riepen Kamerleden de minister van Buitenlandse Zaken Rosenthal en staatssecretaris van ELI Bleeker ter verantwoording. Verhoeven van D66 zei het zo: "Dit debat valt samen met de werkelijkheid in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. (…) Uiteraard hebben landen het recht zich te verdedigen, maar bij verkeerde intenties gelden strenge grenzen en zeker bij dictaturen." En SP-er Van Dijk stelde: "Er moet een embargo komen op de export van wapens en wapenonderdelen naar alle landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten waar de regering in conflict is met de eigen bevolking. (…) Daarmee wordt voorkomen dat Nederland zich rot moet schamen, zoals voor de huidige toestand."

In reactie zei staatsecretaris Bleeker: "De ontwikkelingen in een aantal landen zijn zodanig dat de gedachte dat je onverkort je wapenexportbeleid op alle punten zonder zelfkritiek kunt doorzetten, onverstandig is. Ook bij ons is er dus de bereidheid om ons op een aantal punten te heroriënteren."

Het is nu natuurlijk afwachten of dit mea culpa zich werkelijk in beleidsverandering vertaalt. Een testcase wordt bijvoorbeeld de verkoop van de tweedehands tanks die Nederland in het kader van de bezuinigingen wil afstoten. Het probleem is dat de wapenexportregels zeer ruim zijn geformuleerd, en bovendien ook nog eens Europees zijn vastgelegd. Bij elke verandering kan de regering zich verschuilen achter 26 andere EU-landen. Want als er geen gezamenlijk Europees beleid is zou de concurrentiepositie van de Nederlandse defensie-industrie ernstig in gevaar komen, zo vindt vooral de defensie-industrie. De vraag is natuurlijk, of die concurrentiepositie zwaarder moet wegen dan mensenrechten en democratische ontwikkeling.

Wendela de Vries

Link naar tabel 2: Financiële omvang exporten Arabische landen

Tabellen afkomstig uit 'Nederlandse wapenexport en doorvoer naar Arabische landen en Iran' door Martin Broek, juni 2011.


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina

Gratis dagbladen voeden islamangst

Veel Nederlanders bekijken de recente ontwikkelingen in de Arabische wereld met argusogen. Dat blijkt uit een enquête van april 2011 in opdracht van FORUM, het Instituut voor Multiculturele Vraagstukken. Ruim de helft van de meer dan 900 ondervraagden (59 procent) maakt zich in zeer grote of enige mate zorgen over de gevolgen van de ontwikkelingen in de regio voor de Nederlandse samenleving. Van hen vreest ongeveer twee derde voor radicalisering en dreiging van terrorisme. Treinreizigers die geregeld de gratis dagbladen lezen begrijpen waar deze angst vandaan komt.

Radicale veren

Veel van die angst richt zich momenteel op de Egyptische Moslimbroederschap, die bij de verkiezingen in september waarschijnlijk relatief veel politieke invloed zal verwerven. In de gratis media komen vooral veel figuren aan bod die beweren dat de Moslimbroederschap een heel radicale, onbetrouwbare en (potentieel) terroristische club is. Politici die het tegendeel beweren, maar ook Midden-Oostenexperts, die veelal van mening zijn dat de Moslimbroederschap haar radicale veren heeft afgeschud, worden volledig genegeerd. Dat blijkt na bestudering van de berichtgeving in de maanden januari tot juni 2011 over de Moslimbroederschap in gratis dagbladen Metro, Sp!ts en de Pers, samen goed voor een oplage van meer dan een miljoen.

In Metro worden in deze periode vier figuren opgevoerd die claimen dat er een groot gevaar uitgaat van de Moslimbroederschap. De Israëlische president Shimon Peres waarschuwt voor het "doemscenario [dat] als de Moslimbroederschap wordt verkozen, ze geen vrede (zullen) brengen." (05/02) Glenn Beck, een aartsconservatieve Amerikaanse tv-presentator, interpreteert de machtswisseling in Egypte op geheel eigen, radicale wijze: "Dit is het verhaal van iedereen die ooit hoopte op de fundamentele verwoesting van de westerse manier van leven." In hetzelfde artikel noemt de Republikeinse politiek strateeg Newt Gingrich de Moslimbroederschap niets minder dan "een aartsvijand van onze beschaving." (14/02) Oud-secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de Egyptenaar Boutros Boutros-Ghali, gaat zelfs zo ver de Broederschap op gelijke voet te stellen met het fascisme en het nazisme. (04/03)

Goedkoop

De berichtgeving in Sp!ts laat een vergelijkbaar, ongebalanceerd beeld zien. Twee keer komt Geert Wilders aan het woord. Net na de val van Mubarak spreekt hij de hoop uit "dat ze er geen islamitische dictatuur voor in de plaats krijgen." (11/02) Even later, in een uitgebreid interview, is Wilders niet minder duidelijk: "Ik denk dat wat er voor [de dictatuur] in de plaats komt, wel eens veel erger zou kunnen zijn." (28/02) VVD'er en Europarlementariër Hans van Baalen gaat heel ver in zijn veroordeling van de Broederschap. Hij is van mening "dat de tentakels van de haat en geweld predikende Moslimbroederschap Israël zullen wurgen. Als de Europese Unie niet als de wiedeweerga ingrijpt, zullen ze tot in Nederland reiken," aldus Sp!ts. Van Baalens conclusie: "Het is vijf voor twaalf, we moeten zorgen dat deze club niet de verkiezingen wint." (07/05)

De artikelen in de Pers zijn, ook al prijst de krant zichzelf graag aan als "gratis, maar niet goedkoop," eveneens sterk uit balans. Het bovengenoemde stuk over de Israëlische President, evenals de reactie van Wilders op Moebarak's aftreden en het interview met Wilders, verschenen ook in de Pers. (05/02, 11/02 en 28/02) Naast Wilders geeft ook Joël Voordewind, Kamerlid van de ChristenUnie, een reactie op het aftreden van de Egyptische dictator: "Ik hoop en bid dat dit een eerste stap is naar een werkelijk vrij Egypte waarin christen en moslim naast elkaar kunnen leven. Daarbij moeten we alert zijn en blijven op de tegengestelde doelen van de Moslimbroederschap, die een heel ander Egypte nastreeft." (11/02)

Slechts een enkele keer komt een Moslimbroeder zelf (kort) aan het woord die bovenstaande beschuldigingen ontkent of wordt een figuur opgevoerd die beweert dat het wel meevalt met de Moslimbroederschap, maar dit soort bronnen worden door de kranten wantrouwend benaderd, tegengesproken of als controversieel weggezet. Sowieso staat het aantal nuancerende stukken niet in verhouding tot de wantrouwende geluiden. Het resultaat: de gratis dagbladen voeden de angst voor de islam.

Jip van Dort
jip-van-dort.blogspot.com
kunduzmonitor.blogspot.com


Naar begin artikel
Naar Inhoudsopgave
Naar beginpagina