Utrecht, 10 juni 2004

Notities over de ontwikkelingen in Irak
Relevante ontwikkelingen VS-beleid mbt Irak

Karel Koster


Er is een zekere vanzelfsprekendheid waarneembaar in de meningsvorming over de verlenging van het verblijf van het Nederlandse troepencontingent in Irak. Een aantal redactionele stukken, in de NRC, Volkskrant, Elseviers magazine en Vrij Nederland, hebben een aantal weken geleden al goalpalen neergezet, die ruwweg neerkwamen op een pleidooi (met veel mitsen en maren) voor een verlenging. Na de Iraakse Veiligheidsraadresolutie volgden een reeks commentaren bedoeld om deze mening als 'gezaghebbend' en enige redelijke te benadrukken.

Discussiepunten

Centraal in de argumentatie van de voorstanders van verlenging staat de stelling dat de stabiliteit in de regio door de aanwezigheid van de troepenmacht wordt gewaarborgd en dat dit in het belang van de Iraakse bevolking is.
Verder is van belang dat andere cruciale politieke kwesties in het Midden-Oosten geen rol spelen in het debat. Het beleid ten aanzien van Israël/Palestina, de komende crises rondom Iran en Saoedi Arabië, evenals de nauw daaraan gekoppelde opkomst van aanslagen op westerse doelen en infrastruktuur, en de gevolgen voor de olie aanvoer. Dit alles speelt geen rol in het debat over Irak. De bijzonder kritische situatie in Irak zelf lijkt ook van secundair belang te zijn. Ironischerwijs wordt het oorspronkelijke plan van de Amerikaanse neo-conservatieven gewoon afgewerkt door deze vlucht naar voren: de pacificatie van Irak moet op zijn beurt leiden naar een oplossing van het Palestina probleem (uiteraard in overeenstemming met de plannen van Sharon).

Voor de hand ligt dat de zogenaamde welwillendheid van de regering Bush alles te maken heeft met haar inschatting van de kansen om de verkiezingen van 2 november te winnen. Het evidente mislukken van het Irak beleid veroorzaakt al wekenlang een daling in de Amerikaanse opiniepeilingen mbt de populariteit van de president: de huidige politieke manoeuvres van de VS in de VN zouden wel eens bijzonder tijdelijk kunnen zijn. Het blinde vertrouwen dat door de Nederlandse regering aan de VS gegeven wordt lijkt dan ook rijkelijk naïef.
Verder is de verslaggeving en het publieke debat over de VN resolutie (die doet denken aan een school vissen die allen in een richting schieten) merkwaardig geruststellend en vergeetachtig wat betreft het recente Amerikaans beleid. De belangrijkste rede voor de crisis is de Brits-Amerikaanse aanvalsoorlog tegen Irak en de besluiten die daarna zijn genomen door de regering van de VS. Een substantieel deel van de toename in terroristische incidenten is regelrecht veroorzaakt door de oorlog en bezetting, die olie op het vuur hebben gegooid en als rekruteringsargument zijn gebruikt door een aantal jihadistische organisaties. Het ligt voor de hand dat verdere Nederlandse betrokkenheid bij de Amerikaanse operaties in het Midden Oosten vroeg of laat tot aanslagen in Nederland zullen leiden. Dat kan uiteraard een ingecalculeerd risico zijn, maar het is van belang om dat debat openlijk te voeren.

De onderhandelingen in de Veiligheidsraad in New York van de afgelopen weken vonden plaats met diezelfde regering Bush die een bijzonder schadelijk beleid heeft gevoerd. Het lijkt niet waarschijnlijk dat het unilateralisme van de VS nu opeens verdwenen is. Integendeel, de reeks onthullingen over de 'casus belli' die de afgelopen maanden aan de orde zijn geweest, maken duidelijk dat er op vele terreinen een bewust beleid gevoerd werd.
Het is dus alleszins redelijk om een bijzonder groot wantrouwen ten aanzien van de beloftes en handelingen van de VS te hanteren. Zo is het beleid ten aanzien van Israël evident éénzijdig, hetgeen vanzelfsprekend van vitaal belang is voor de levensvatbaarheid van de ingezette plannen in Irak. Daarnaast hebben recente onthullingen duidelijk gemaakt dat het martelbeleid in de Abu Gharab gevangenis en elders geen incident was, maar het logische gevolg van een ingezet beleid, onderdeel van de zogenaamde 'oorlog tegen terrorisme' (Wall Street Journal 7 juni 2004, Financial Times 9 juni 2004 en andere korte samenvattingen uit de Amerikaanse pers. Zie ook het Amerikaanse regeringsdocument waarin het argument voor martelen wordt uiteengezet.

De ondersteuning die Nederland geeft aan de VS in Irak zal tot gevolg hebben dat Nederland in vele ogen, zeker in het Midden Oosten, geïdentificeerd wordt met het beleid dat de VS op deze terreinen voert.
Gezamenlijk optreden met de VS is een recept voor mislukking, ook als dat gesteund wordt door een VN Veiligheidsraadresolutie. De weigering van de Franse een Duitse regeringen om troepen in te zetten in Irak is een duidelijke indicator dat men zich niet wil laten identificeren met de Amerikaans militaire aanwezigheid en ook de risico's daarvan bijzonder hoog inschat. (zie William Pfaff in de International Herald Tribune 10-06-0204, Financial Times berichtgeving 10-06-2004)
Er wordt hier door mij verder van uit gegaan dat het Nederlandse optreden niet kan worden losgekoppeld van het Amerikaanse, omdat het al vele jaren eraan verbonden is. De Atlantische vleugel van de Nederlandse politiek is nog steeds bepalend.

Stabiliteit in de regio

Deze door de voorstanders gehanteerde argumentatielijn gaat uit van de vooronderstelling dat de Iraakse etnische stromingen dan wel partijen en milities onmiddellijk een burgeroorlog zouden beginnen als de bezettingsmacht Irak zou verlaten. Vooronderstelling is dat het gaat om 'onmiddellijk verlaten'.
Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat, aangezien de structuren van de oude Iraakse staat zijn opgeheven, er inderdaad door de politieke stromingen in Irak snel een poging zal worden gedaan om hun eigen positie en belangen veilig te stellen. Daarbij kunnen conflicten ontstaan, het is ook mogelijk dat het land uit elkaar valt in een aantal deelstaten, in zoverre deze kunnen beschikken over hulpbronnen. Daarbij zullen de oliebronnen in noorden en zuiden een beslissende rol spelen. De reacties van de omringende staten zullen worden bepaald door hun inschatting van de negatieve gevolgen van zo een opsplitsing voor hun eigen veiligheid. Interventies zijn in zo'n situatie mogelijk vanuit Turkije, Saoedi Arabië en Irak.

Dat veronderstelt echter een onmiddellijk vertrek van de bezettingsmacht. Zo een vertrek kan ook geleidelijk plaatsvinden, eventueel gelijktijdig met vervanging door andere, door de belangrijkste Iraakse politieke stromingen geaccepteerde troepenmachten. Een geleidelijke terugtocht biedt een alternatief voor de chaos die misschien veroorzaakt wordt door onmiddellijke terugtrekking.

Maar de zojuist aangenomen VN resolutie biedt geen geleidelijke terugtocht, eerder een verblijf voor onbepaalde tijd. Dat is een beslissend verschil, vanwege de schadelijkheid van de buitenlandse (vooral de Amerikaanse) aanwezigheid in Irak zelf in de ogen van de Iraakse bevolking en die van de omringende landen. Het alternatief dat in het Nederlandse debat wordt aangeboden is om dit beleid te ondersteunen door in ieder geval zelf nog acht maanden te blijven. In die zin is dit enigszins een discussie onder 'valse vlag', omdat het eigenlijk gaat over wat de VS doet. Onder de plannen uiteengezet in de Veiligheidsraad resolutie zouden de Nederlanders deel gaan uitmaken van een 'multinational force' (MNF). Deze MNF zal onder VS bevel staan en grotendeels bestaan uit Amerikaanse troepen. Het debat gaat dus om de gevolgen van een verder verblijf van de VS troepenmacht en haar bondgenoten, waarvoor de VN resolutie de legitimatie moet verschaffen.

Dit specifieke punt - de legitimatie - is de cruciale meetlat. Volgens een peiling gehouden in april (Financial Times, FT 19-05-2004) vindt 90 % van de bevolking dat de buitenlanders bezetters zijn, 60 % vindt dat ze moeten vertrekken. De zekerheid bij de Iraakse bevolking dat de buitenlandse troepen zullen vertrekken is dus van groot belang. Als na 30 juni de 145.000 (er worden versterkingen gestuurd) Amerikaanse troepen en hun bondgenoten nog steeds als een bezettingsmacht worden gezien, dan blijft de basis voor het gewapende verzet bestaan. Een guerrilla kan alleen effectief bestreden wordt als er een politieke basis voor is onder de bevolking.
De populariteit van de militie van de radicale sjiitiesche leider el-Sadr, die een beperkt aantal manschappen heeft maar grote politiek invloed, is een aanwijzing voor de houding van de bevolking. Volgens een opiniepeiling aangehaald in de FT (09-06-2004) had al Sadr in dec. 2003 de steun van slechts 1 % van de bevolking. In mei was dit toegenomen naar 60%.

Knight Ridder Newspapers op 8 juni 2004: "after months of losing hundreds, if not thousands, of men in battles with the U.S. military, firebrand cleric Muqtada al-Sadr appears to be more popular than ever in Iraq. In a recent poll of 1,640 Iraqis across the country, by the Iraq Center for Research and Strategic Studies, the numbers for those who either somewhat or strongly supported al-Sadr were higher than those of the new prime minister and a long list of other high-ranking Iraqi government officials. More striking was that support for al-Sadr was just 2.8 percentage points behind the 70 percent polled by the established Shiite Muslim leader Grand Ayatollah Ali al Husseini al Sistani."
Zijn belangrijke politieke positie wordt ook bevestigd door het feit dat hij vorige week door Sistani ontvangen werd. Het decreet van 'gouverneur' Bremer om de militie van El Sadr illegaal te verklaren (Guardian, 08-06-2004) was eveneens een aanwijzing voor de invloed die deze miltante sjiieten uitoefenen. Deze populariteit is ontstaan door het wangedrag van de Amerikaanse troepen enerzijds en de terughoudendheid - in feite passieve steun - van andere sjiitische groeperingen anderzijds. Dit impliceert dat pogingen om al Sadr's leger te ontbinden op verzet zullen stuiten. De steun voor dat verzet onder de bevolking heeft alles te maken met het vooruitzicht op beëindiging van de bezetting.

Er is echter geen vertrekdatum voor de VS troepen. In plaats daarvan wordt het vertrek afhankelijk gemaakt van drie mogelijke ontwikkelingen, zoals uiteengezet in paragraaf 12 van de resolutie.

De VS kan sowieso uiteindelijk haar eigen weg gaan, zodra de Amerikaanse regering dat noodzakelijk vindt, geleid door haar eigen doelstellingen en belangen. Al eerder gaf de VS chef-staf Myers aan dat er geen einddatum bestond ('US won't set date for army to quit Iraq' June 7, 2004- Agence France Presse). Dat is na 2 november bijzonder waarschijnlijk, of nu Bush of Kerry de verkiezingen wint.

De politieke ontwikkelingen zijn echter hoogst onzeker, omdat belangrijke partijen vinden dat niet aan hun wensen wordt voldaan. Dat betekent dat de afloop van het politieke proces en dus ook de afloop van het mandaat nog jaren kan duren.
Een belangrijke zaak is bijv de autonomie van de Koerdische gebieden. In de resolutie staat geen verwijzing naar een blokkeringsmechanisme zoals vastgelegd in de voorlopige grondwet. Dit punt is cruciaal voor de Koerden omdat het een zekere mate van autonomie garandeert. De Koerdische leiders hebben deze zaak bepleit in een brief aan president Bush. (Financial Times 09-06-2004). Ayatollah Sistani, de belangrijkste sjiitiesche religieuze leider, heeft dit geblokkeerd. Hij vertegenwoordigt zodanig sterke politieke krachten dat de Amerikanen zijn standpunt moesten aanvaarden.
Sistani heeft in een fatwah zijn eisen vastgelegd voor het proces; deze fatwa is in de Nederlandse media aangehaald als een vorm van steun voor het VN proces. Sistani is ook geraadpleegd over de samenstelling van de interim regering. Maar de fatwa is dubbelzinnig: aan de eisen gesteld aan de VN resolutie is alvast niet voldaan. Ze kan ook gezien worden als een leidraad waar de werkelijkheid niet aan (kan) voldoen. Dan kan de ayatollah later zeggen dat de interim regering niet voldoet omdat zijn fatwa genegeerd werd. Kortom, hij houdt zijn opties open, omdat de interim regering verantwoordelijk is voor de tekortkomingen van het beleid.

Verder is nog een instabiele factor ingebouwd waar door de Franse en Duitse regeringen hard aan getrokken is: het ontbreken van een vetorecht voor de Iraakse interim regering op militaire operaties van de multinational forces, natuurlijk vooral de 140.000 Amerikaanse troepen.
Hoewel er sprake is van een vorm van overleg over zulke kwesties, zoals vastgelegd in brieven (paragraaf 11, bijlage bij de resolutie) tussen de Iraakse regering en de Amerikanen zijn de mogelijkheden duidelijk ingeperkt: de Amerikaanse militaire leiding behoudt de mogelijkheid om in overeenstemming met deze resoluties over te gaan op militaire operaties, bijv zoals die tegen Falluja een paar maanden geleden. Er is uiteraard geen sprake van gelijke partners (zoals de diplomatieke taal suggeeert), nog los van de sympathie die er voor de VS is bij een deel van de Iraakse regering.

De VN resolutie is dus alleen ogenschijnlijk een oplossing: het draagt de kiem van nieuwe problemen in zich. Kennelijk denkt men deze op te lossen door te gokken op de politieke invloed van de interim regering die nu aangesteld is. Deze kon echter alleen tot stand komen met Amerikaanse goedkeuring, en is onderhavig aan Amerikaanse veto's. Hoewel er enige ruzie is geweest over de ceremoniële presidentskandidaat, werd de rest van het kabinet aangewezen in een proces waar de Amerikaanse 'gouverneur' Bremer een bijzonder invloedrijke rol had, Dit is door de VN afgezant Brahimi ook openlijk erkend (zie IPS bericht 04-06-2004). Het zou dan ook bijzonder vreemd zijn als de aanwezigheid van een bezettingsmacht van ongeveer 140.000 mensen geen politieke invloed zou uitoefenen. De interim regering vertegenwoordigt dus een compromis, waarvan het de vraag is of het lang stand houdt als een pro-Amerikaans beleid wordt gevoerd. Er is geen vetorecht van de Iraakse regering over operaties van het Amerikaanse leger. Dit betekent dat een situatie zoals die bij Falluja, waar het Amerikaanse leger veel Iraakse burgers doodde, zich weer kan voordoen.

Negatieve gevolgen Iraakse bevolking

Voor Iraaks vertrouwen of het gebrek daaraan is het gedrag van de Amerikaanse troepen van bijzonder groot belang. Er is een geschiedenis van Amerikaans wanbeleid en kolonialistisch optreden in Irak die het wantrouwen hebben versterkt.
Deze is als volgt te duiden:
  1. 'Collateral damage' ofwel het doden, gewonden en gevangen nemen van grote aantallen niet-strijders, het goed gedocumenteerde nerveuze en angstige gedrag van de Amerikaanse bezettingstroepen waardoor veel schietincidenten plaatsvinden. Er zijn minstens 10.000 Irakese burgers hierdoor gedood.
  2. De met elke (contra)guerrilla oorlog verbonden harde repressie, waardoor steeds meer burgers geraakt worden op de één of andere manier. Dit gebeurt vooral als er sprake is van breedverbreide sympathie voor de strijders onder de bevolking. De bevolking heeft niet afdoende bescherming tegen toekomstig wangedrag van de MNF, omdat aan deze troepen bij voorbaat immuniteit van vervolging door de Iraakse autoriteiten is verleend. ( Observer, 23 mei 2004) Bovendien handhaven de buitenlandse troepen het recht om Irakezen op te pakken.
  3. Het vermengen van de oorlog tegen het terrorisme met de contraguerrilla in Irak (para 10, 16,17) heeft vergaande gevolgen. Dit betekent dat het beleid dat marteling van zogenaamde 'terroristen' mogelijk maakt ook wordt voortgezet in Irak. Dat beleid is op hoog niveau ingezet in het Pentagon, (NYT 8 juni 2004, FT van 9 juni 2004) en misschien uit de hand gelopen toen ook huurlingen (de zogenaamde 'civil contractors') bij het ondervragingsproces betrokken werden. De vermenging leidde ertoe dat zware ondervraging technieken (door een aantal waarnemers zonder meer als ' martelingen' omschreven) werden overgenomen vanuit Guantanamo Bay naar andere gevangenissen verspreid over een aantal landen waar de VS oorlog voert.
    De mensenrechten organisatie Human Rights Watch heeft een brief aan de Veiligheidsraad geschreven waarin ze uitgebreid ingaat op de noodzakelijke garanties voor handhaving van de mensenrechten in de nieuwe situatie na 30 juni. De Amerikaans-Britse leiding van de Multinational Force wordt verantwoordelijk gehouden voor de veiligheid van de burgers in Irak: "To the extent that the multinational force headed by the United States and Britain continues to exercise ultimate authority in matters relating to Iraqi security, it will remain responsible under international law for ensuring security and human rights in Iraq. The draft resolution should make this clear. A declaration that the Iraqi interim government is "sovereign" is insufficient to absolve those exercising de facto power of their responsibilities under the Geneva Conventions." Deze verklaring is ook van toepassing op de Nederlandse strijdkrachten als die onder de MNF opereren.
  4. Massale inzet van huurlingen buiten de officiële commandostruktuur
  5. De Amerikaans soldaten weerspiegelen het geloof van een groot deel van de Amerikaanse burgers dat de oorlog in Irak een onderdeel vormde van de 'oorlog tegen het terrorisme'. Onder andere hierdoor is een zeker mate van racistische vervreemding gaan heersen, waarbij het normaal is om alle Iraakse burgers als potentiële vijanden te beschouwen. De scheiding tussen de Amerikaanse militairen en de bevolking door alle beveiligingsmaatregelen ('Force protection') werkt deze houding ook in de hand.
  6. Deze houding heeft de basis gelegd voor de eerder aangehaalde mening onder de Iraakse bevolking dat de coalitie troepen en hun bondgenoten het land uit moeten.

Verder is van belang de vrijstelling van Amerikaanse soldaten van vervolging door het Internationaal Gerechtshof. De Amerikaanse regering probeert momenteel deze vrijstelling te verkrijgen door een resolutie in de Veiligheidsraad. De stemming daarover is uitgesteld tot na de stemming over de Irak resolutie. (FT 10-06-2004). Van belang is verder het Midden-Amerika verleden van de toekomstige VS ambassadeur in Irak Negroponte: hij is medeverantwoordelijk voor oorlogsmisdaden gepleegd door 'Contra-guerrillas's in Nicaragua in de tachtiger jaren. (zie The Nation, 10-05-2004). Er ontstaat nu een merkwaardige schizofrenie: de Nederlandse opiniemakers herhalen steeds dat de aanwezigheid van de Amerikaanse troepen (en zeker de Nederlanders) stabiliteit zal brengen, omdat ze alleen door 'slechte elementen' (terroristen, Baath overblijfselen) worden aangevallen. Tegelijkertijd is er onder de Iraakse burgers een brede afkeer voor de Amerikanen en hun bondgenoten. De Nederlanders handhaafden totnogtoe de fictie dat ze apart (in de stabiliteitsmacht) opereerden. Dat gaat nu veranderen, omdat onder de VN resolutie er een 'multinational force' onstaat geleid door de Amerikanen. De Nederlanders worden dus nauwer vervlochten met de Amerikaanse macht.

Als het nu zo is dat de Iraakse bevolking zich tegen de Amerikanen keert, dan is het waarschijnlijk dat deze afkeer ook de Nederlanders raakt. Er is een situatie ontstaan waar het lot van de Nederlanders afhankelijk is van het lot van de Amerikanen, bepaald door hun politieke leiding. Over die leiding heeft de Nederlandse regering niets te zeggen. Ze zijn dus, zoals de NRC columnist Hofland het onlangs beschreef, uitgeleverd aan de Amerikaanse wensen.

Geopolitieke belangen

De werkelijke bedoelingen van de Amerikaanse aanwezigheid zijn dus belangrijk. Ze bepalen immers of een langdurige aanwezigheid waarschijnlijk is. Zo ja, dan ondersteunt de Nederlandse regering dat beleid. Het lijkt bijzonder waarschijnlijk dat, gezien de wereld-energie-situatie, de beheersing van de Iraakse olievelden en die van de omringende landen, een cruciale rol speelt in het VS beleid. De massavernietigingswapens kwestie is zo langzamerhand afdoende gelogenstraft (zie de verklaring van de van het voormalige hoofd van het Amerikaanse inspectieteam in Irak, David Kay BBC News 5 juni 2004) , hoewel het nog niet vaststaat op welk niveau de leugen is verspreid, en de precieze verantwoordlijkheid van de verschillende regeringen. De evangelistische droom van de neo-conservatieven om - desnoods met geweld - democratie in de regio te brengen is in elkaar gestort. De connectie met terrorisme wordt een 'self fulfilling prophecy' omdat de Amerikaanse aanwezigheid in Irak de best mogelijke rekruteringsbron is voor de verschillende terroristische groeperingen die aan de lopende band aanslagen beraden en uitvoeren. Er moeten dus zwaarwegende reden zijn om aanwezig te blijven voor onbepaalde tijd, en olie speelt daar een rol in. Dit aspect van het debat is grotendeels buiten de Nederlandse discussie gebleven.

De centrale vraag is dus: moet Nederland de Amerikaanse oliebeheersings-politiek, een moderne vorm van kolonialisme, ondersteunen? De integratie van de Nederlandse troepen in de Multinational Forces in Irak, zoals voorzien in de VN resolutie, stelt ze ter beschikking van de Amerikaanse legerleiding. Nederlandse interventiepolitiek wordt een verlengstuk van de Amerikaanse politiek. Dat is het cruciale punt in het debat. Als de Nederlandse politiek de VS vertrouwt en deze definieert als welwillend voor de Iraakse bevolking, en als deze dat ook vindt, dan is er geen enkel probleem. Als echter de Amerikaanse interventiepolitiek wordt beschouwd als een koloniale politiek die tot doel heeft om blijvende invloed uit te oefen in een om geopolitieke redenen (olie) cruciaal deel van de wereld dan is de vraag naar de welwillendheid van de Nederlandse troepen en hun goede werken, volkomen irrelevant. Cruciaal is de vraag of het een Nederlands belang is om in het kielzog van de Amerikaanse regering te opereren. Als de aanwezigheid van de Amerikaanse troepen zelf juist de oorzaak is van de zogenaamde instabiliteit die vele politici en commentatoren in Nederland steeds weer zeggen te vrezen, dan zouden ze juist voor het vertrek van de Amerikaanse troepen moeten pleiten.




Naar boven
Naar beginpagina