Afghanistan als drugsoorlog
Twee onlangs gepubliceerde artikelen gaan in op de opiumoorlog in Afghanistan. Alfred W. McCoy, auteur van het baanbrekende boek The Politics of Heroin in Southeast Asia (1972) schrijft bij TomDispatch naar aanleiding van het opvallende feit dat het meest recente Amerikaanse offensief tegen de Taliban in Helmand zich afspeelt in een regio die de afgelopen 30 jaar met zijn rijke opiumoogst elk regime in Afghanistan heeft ondermijnd. Tijdens de geheime oorlog van de CIA tegen de Sovjets in de jaren tachtig financierde de opiumopbrengst de moedjahedien, de ‘vrijheidsstrijders’ die de Russen dwongen het land op te geven en vervolgens het marxistische regime dat ze achterlieten versloegen.
Eind jaren negentig verspeelde de regering van de Taliban elke kans op internationale legitimiteit door de verbouw van opium te beschermen en eraan te verdienen – en werden ironisch genoeg uit de macht verdreven een paar maanden nadat ze hun koers radicaal hadden omgegooid en de teelt verboden hadden. Sinds het VS-leger in 2001 intervenieerde heeft een toenemende stroom opium de regering in Kaboel gecorrumpeerd en tegelijkertijd de terugkeer van de Taliban op het platteland versterkt.
Deze hele periode van oorlogsvoering veroorzaakte een onstuitbare toename van de Afghaanse opiumoogst – van 250 ton in 1979 tot 8200 ton in 2007. In de afgelopen vijf jaar is de opbrengst van de opium ongeveer 50% van het bruto nationaal produkt van het land geworden en leverde deze opium het belangrijkste ingrediënt van 90% van het wereldaanbod aan heroïne.
Het is belangrijk om zich te realiseren, dat in arme landen met een zwakke overheid de landbouw de basis is voor de hele politiek en de dorpsbewoners verbindt met de regering, de krijgsheren of de rebellen. Het uiteindelijke doel van de contraguerrillastrategie is altijd om het gezag van de staat te vestigen. Als de economie illegaal is en zich per definitie onttrekt aan de controle van de regering, wordt dit een gigantische taak. Als de opstandelingen greep krijgen op die illegale economie, zoals de Taliban is gelukt, dan wordt de opgave bijna onmogelijk.
McCoy wijst erop dat in de jaren tachtig de geheime oorlog van de CIA diende als katalysator die het Afghaans-Pakistaanse grensgebied veranderde in de regio met de grootste produktie van heroïne ter wereld. In tien jaar tijd sluisde de CIA via de Pakistaanse geheime dienst ISI rond de 2 miljard dollar naar het Afghaanse verzet. De helft daarvan kwam terecht bij de uiterst gewelddadige beweging van Gulbuddin Hekmatyar. Aan het eind van die periode, in mei 1990 publiceerde de Washington Post op de voorpagina een artikel waaruit bleek dat Hematyar, de belangrijkste bondgenoot van de CIA, een keten van heroïnelaboratoria in Pakistan exploiteerde onder bescherming van de ISI. Momenteel is Hekmatyar in onderhandeling met Karzai over het delen van de macht.
In Asia-Pacific Journal reageert Peter Dale Scott, onder meer auteur van The War Conspiracy: JFK, 9/11, and the Deep Politics of War. Hij wijst erop dat de rol van de CIA bij de drughandel in Afghanistan niet incidenteel is, maar deel uitmaakt van een reeks: vanaf de jaren veertig werden respectievelijk Birma, Thailand en Laos eveneens een factor in de internationale drugshandel nadat de CIA begonnen was groeperingen te ondersteunen die anders nooit meer dan lokale handelaars zouden zijn geweest. In al die gevallen gaat de rol van de CIA veel verder dan die van katalysator. Zijn stelling is dat in Afghanistan niet de Taliban, maar de regering Karzai de drugseconomie domineert. Een belangrijke rol daarbij spelen de broer van president Karazi, Ahmed Wali Karzai – een actieve speler voor de CIA – en Abdoel Rashid Dostoem – een vroegere speler voor de CIA. Een en ander is het gevolg van de beslissing van de Amerikaanse regering en de CIA in 2001 om een invasie te organiseren met steun van de Noordelijke Alliantie, een beweging van krijgsheren van wie Washington wist dat ze gecorrumpeerd waren door drugs. Dale Scott haalt een rapport van de Wereldbank uit 2006 aan dat concludeerde dat het topniveau van de drugseconomie in Afghanistan bestond uit 25 tot 30 handelaren die "nauw samenwerken met sponsors op het niveau van de regering en de politiek."
Kees Kalkman
Alfred W. McCoy, Can Anyone Pacify the World's Number One Narco-State? The Opium Wars in Afghanistan. TomDispatch, 30 maart 2010.
Peter Dale Scott, Can the US Triumph in the Drug-Addicted War in Afghanistan? Opium, the CIA and the Karzai Administration. The Asia-Pacific Journal, 5 april 2010.
Naar boven
Naar beginpagina