4 november 2011

Libië: model voor toekomstige NAVO-interventies?

Gepubliceerd op DeWereldMorgen.be

Vredesactie vzw, Roel Stynen

Met de dood van Muammar Khaddafi werd de 'bevrijding' van Libië uitgeroepen en het begin van een nieuwe toekomst. Op 31 oktober beëindigde de NAVO officieel haar interventie in Libië: mission accomplished. "Staat de oorlog in Libië model voor toekomstige NAVO-interventies", vraagt Vredesactie zich af.

Na zeven maanden bombarderen, is de oorlog die nooit een oorlog mocht heten officieel afgelopen. Khaddafi is dood, de laatste steden onder controle van zijn aanhangers zijn 'bevrijd'. Op 31 oktober verkoos de Nationale Overgangsraad Abdel Rahim al-Kib tot hoofd van de voorlopige Libische regering.

Libië staat voor een moeilijk proces. Kenners van het land schatten de toekomst weinig rooskleurig in. Het enige wat de rebellen verenigde, was hun verzet en afkeer tegen Khaddafi. Of de verschillende fracties en stammen het nu eens zullen worden, is onzeker.

In de overgangsregering zitten veel overlopers van het oude regime. Dat zijn ook de weinigen die politieke ervaring hebben. Sommigen zijn misschien overgelopen uit principe, maar het is waarschijnlijker dat ze van kant zijn gewisseld om hun vel te redden. De kans dat zij hervormingen gaan doorvoeren in de richting van meer democratie en een rechtvaardiger samenleving lijkt klein.

Overal wapens

Ondertussen is Libië vergeven van wapens. Die wapens komen uit de depots van Khaddafi en werden door de Sovjets en vanaf 2004, na de opheffing van het VN-wapenembargo tegen Libië, vooral door de Europese landen geleverd. Maar ook tijdens de oorlog leverden Polen, Qatar, Frankrijk en Groot-Brittannië wapens aan de rebellen.

De overgangsregering doet pogingen om die wapens weer in te zamelen, maar weinig mensen lijken geneigd om vrijwillig afstand te doen van hun wapens zolang er geen stabiliteit is – en dat kan nog lange tijd duren. Intussen zorgt de wijdverspreide aanwezigheid van wapens voor een explosieve situatie.

Overigens blijven die wapens niet binnen de Libische grenzen. De Afrikaanse Unie uitte in juni 2011 reeds haar bezorgdheid dat wapens geleverd aan het rebellenleger in handen van terroristen en smokkelaars zouden komen en conflicten in de rest van Afrika zouden voeden, met name in Somalië.

Begin september 2011 maakte de antiterrorisme coördinator van de EU bekend dat de Noord-Afrikaanse tak van Al-Qaeda de hand heeft gelegd op wapens uit Libië, waaronder grond-luchtraketten waarmee luchtverkeer onder vuur kan worden genomen.

Actief ingrijpen voor 'regime change'

Dat het de NAVO niet om mensenrechten te doen was, maar om een regimeverandering, was al van bij de aanvang van de operatie snel duidelijk. De NAVO koos kant voor één van de partijen in het conflict en hielp hen een militaire overwinning te behalen.

In dat opzicht was het dan ook niet meer dan logisch dat de NAVO-operatie veel verder ging dan het afdwingen van het vliegverbod boven Libië. De NAVO-landen en -partners leverden onmisbare logistieke en militaire steun: training, wapens, intelligence, militair advies, ...

Special forces en militaire adviseurs stonden in voor de identificatie van doelwitten, logistieke steun aan de bondgenoten en coördinatie van operaties. De VS zette daarvoor ook drones (onbemande vliegtuigjes) in. De NAVO had dus wel degelijk boots on the ground.

Verschillende journalisten wezen bijvoorbeeld op de cruciale rol die Britse, Italiaanse en Franse militairen en Amerikaanse drones speelden bij de inname van Tripoli (1). Het plan voor de inname werd opgemaakt samen met agenten van de Britse geheime dienst, het pad naar Tripoli werd geëffend door zware NAVO-bombardementen. Ook private veiligheidsfirma's droegen bij aan de training van de bondgenoten.

Officieel werd dat door de NAVO in alle toonaarden ontkend. Op een persconferentie vlak na de val van Tripoli in augustus zei kolonel Lavoie, de militaire woordvoerder van de NAVO-operatie, in flagrante tegenspraak met alle berichtgeving over het offensief: "De NAVO is niet in direct contact met de oppositie om manoeuvres te coördineren, en we leveren geen close air support aan anti-Khaddafi-strijders." (2)

Een belangrijke bondgenoot in de militaire steun aan de rebellen was Qatar. Eind oktober maakte de stafchef van het leger van Qatar bekend dat ze honderden militairen ter plaatse hadden (3). Die trainden de rebellen, zetten communicatielijnen op en zorgden voor de verbinding tussen de NAVO en de rebellen.

Mustafa Abdel Jalil, de voorzitter van de Libische Nationale Overgangsraad, prees Qatar, "dat in alle gevechten een belangrijke partner was." Honderden rebellen werden zelfs naar Qatar overgevlogen om daar training te volgen.

Hoewel het VN-mandaat dat uitdrukkelijk verbood, leverden de NAVO-landen ook wapens. Frankrijk stuurde munitie, machinegeweren, granaatlanceerders en lichtbepantserde wagens. Polen verkocht antitankraketlanceerders en voertuigen. Groot-Brittannië leverde onder meer nachtkijkers, kogelvrije vesten en communicatietechnologie. Canada verkocht voor 100.000 dollar een onbemand verkenningsvliegtuigje. Ook Qatar leverde wapens, waaronder Franse Milan antitankraketten en Belgische geweren, gemaakt door FN.

De Libië-doctrine

Voor de NAVO is dit mission accomplished. De Franse president Nicolas Sarkozy slaat zich op de borst. Het regime-Khaddafi is verleden tijd. De militaire doelstellingen werden relatief goedkoop en zonder slachtoffers aan eigen kant gerealiseerd. Bovendien werd Unified Protector, dankzij de humanitaire retoriek van 'responsibility to protect' (R2P), nauwelijks onderwerp van een kritisch publiek of politiek debat.

Sommige analisten en denk-tanks zien in de NAVO-strategie voor Libië daarom een model voor toekomstige interventies. Kort samengevat komt de 'Libië-doctrine' neer op oorlogvoeren samen met lokale strijders, die je logistiek en militair helpt via goedgetrainde special forces en steunt door bombardementen.

Die moeten snel resultaat halen, met afgelijnde en beperkte ambities, om te vermijden dat je in een langdurig conflict meegesleept wordt. De NAVO-landen sturen zelf slechts een beperkt aantal militairen ter plaatse en lopen dus nauwelijks risico op slachtoffers aan eigen kant.

Met die 'limited footprint' worden ook de kosten gedrukt. Volgens de Belgische minister van Defensie Pieter De Crem (CD&V) kostte de Belgische deelname in de eerste drie maanden van de oorlog 12,3 miljoen euro, waarvan 7 miljoen euro voor munitie.

De volgende maanden stegen de kosten: de officiële tussenstand op 25 oktober kwam op 43 miljoen euro. Groot-Brittannië spendeerde naar schatting tussen 250 en 480 miljoen dollar, Frankrijk ongeveer 485 miljoen. De VS betaalde één miljard dollar voor de hele operatie, een peulenschil in vergelijking met wat andere militaire interventies kosten. De kost voor de NAVO, dus gedeeld door alle lidstaten, zou rond de 52 miljoen dollar liggen (4).

Niets dan voordelen, zo lijkt het. We mogen dus verwachten dat de NAVO-operatie in Libië nog vaak zal worden aangehaald als voorbeeld van een geslaagde interventie.

Nieuw is 'the Libyan war model' echter allerminst. In de Kosovo-oorlog van 1999 werd het Kosovaars Bevrijdingsleger (UCK) bewapend om strijd te leveren tegen Servië, terwijl de NAVO Servische doelwitten bombardeerde. Ook in de eerste fase van de oorlog in Afghanistan waren er weinig Amerikaanse troepen ter plaatse: de VS bombardeerde kampen en commandocentra van Al-Qaeda en de Taliban, terwijl special forces en paramilitairen van de CIA steun gaven aan soldaten van de Noordelijke Alliantie en de Pashtun in het zuiden om gevechten te leveren en Kaboel in te nemen.

Ook toen was sprake van 'the Afghan war model'. Tien jaar later weten we wel beter. Na de snelle successen van de eerste fase van de oorlog, volgde tien jaar uitzichtloze oorlog, waarbij het land in puin ligt, zelfs 130.000 buitenlandse troepen de opstand niet onder controle krijgen en de NAVO angstig de uitgang zoekt.

Onder de bondgenoten van de VS in de eerste fase van de oorlog bevonden zich krijgsheren met bloed aan hun handen. Sommigen van hen keerden zich daarna opnieuw tegen de VS. Op de instabiliteit en het geweld dat op het omverwerpen van een regime volgt, heeft de Libië-doctrine geen antwoord.

De kassa rinkelt

Ondertussen rinkelt bij ons de kassa. De landen die aan de coalition of the willing deelnamen, hebben hun belangen in de mate van het mogelijke al verzekerd. Italië, dat op de harde hand van Khaddafi rekende om migratiestromen tegen te houden, en hem daarvoor alle middelen ter beschikking stelde, sloot in juni al gelijkaardige akkoorden met de Nationale Overgangsraad (5).

De Franse krant Libération onthulde begin september dat Frankijk al op 3 april, nauwelijks twee weken na het begin van de NAVO-bombardementen, akkoorden sloot met de NOR die Frankrijk verzekeren van 35 procent van de Libische olie-export, waarmee het Italië voorbijsteekt als belangrijkste afnemer van Libische olie (6).

Nu de oorlog officieel voorbij is, passeren de NAVO-landen opnieuw aan de kassa. Grote delen van de infrastructuur (wegen, gebouwen, communicatie-infrastructuur, ...) liggen in puin. Minister De Crem liet naar aanleiding van zijn bezoek aan de Griekse basis Araxos in De Standaard al optekenen dat "de Belgische aanwezigheid kan worden gevaloriseerd in de reconstructie". (7) Met andere woorden: Belgische bedrijven moeten een graantje kunnen meepikken van de heropbouw van het land.

Bombarderen voor mensenrechten, gelooft iemand dat nog?

Roel Stynen
Roel Stynen is stafmedewerker bij Vredesactie vzw.

Noten:

  1. Libya: secret role played by Britain creating path to the fall of Tripoli (The Telegraph, 22 augustus 2011);
    Rebels’ Assault on Tripoli Began With Careful Work Inside (New York Times, 22 augustus 2011),
  2. NAVO Persconferentie 23 augustus 2011
  3. Qatar Admits It Had Boots on Ground in Libya (DefenseNews, 26 oktober 2011)
  4. NATO officially ends Libya operations (Spacewar, 1 november 2011)
  5. Italy signs migration agreement with Libyan rebels (Times of Malta, 20 juni 2011)
  6. Pétrole : l’accord secret entre le CNT et la France (Libération, 1 september 2011)
  7. België wil verdienen aan heropbouw Libië (De Standaard, 31 oktober 2011)

Gepubliceerd op DeWereldMorgen.be


Naar boven
Naar beginpagina